Domeinnaamrecht  

IEF 6038

Verbod en gebod

Rechtbank Rotterdam 2 april 2008, LJN:BC9760. Tbi Holdings B.V. c.s. tegen Technisch Installatie Bureau Rotterdam mede h.o.d.n. TIB Rotterdam B.V.

Handelsnaamrecht. Verbod gebruik handelsnaam en gebod tot uitschrijving domeinnaam.

TBI Holdings voert als overkoepelende organisatie van een bouw- en techniekconcern de handelsnaam TBI (Holdings) voor haar onderneming en voor het TBI concern. TIB Rotterdam is een is een technisch installatiebureau en voert onder meer de handelsnaam TIB Rotterdam.

De rechtbank is van oordeel dat nu TBI Assurantiën zich op een zo wezenlijk ander terrein van het handelsverkeer begeeft dan TIB Rotterdam, verwarring tussen deze twee ondernemingen uitgesloten moet worden geacht. Het geschil beperkt zich dus tot het gebruik van enerzijds de handelsnaam TBI (ter aanduiding van het conglomeraat TBI bedrijven), de medehandelsnamen TBI Holdings en TBI Bouw en anderszijds de handelsnaam TIB Rotterdam.

Meest kenmerkende bestanddelen van deze handelsnamen zijn de lettercombinaties, die met elkaar overeenstemmen. De toevoegingen kunnen naar het oordeel van de rechtbank niet afdoen aan de meer dan geringe gelijkenis die wordt opgewekt door het prominente gebruik van de lettercombinaties in de handelsnamen. Gezien de feiten is verwarring bij het publiek te duchten. Hieraan doet niet af dat het door TIB Rotterdam gebruikte logo ter aanduiding van haar onderneming duidelijk verschilt van het door de TBI bedrijven gebruikte woord/beeldmerk, reeds omdat dit het gevaar voor verwarring als bedoeld in artikel 5 Hnw bij gebruik van de handelsnamen zonder logo niet wegneemt.

Het gevraagde verbod tot het staken van elk gebruik van de lettercombinatie TIB dan wel een met TBI overeenstemmend teken voert echter te ver, zodat dit zal worden beperkt tot het gebruik daarvan ter aanduiding van de onderneming (waartoe ook het gebruik in de domeinnaam moet worden gerekend). De gevorderde uitschrijving van de domeinnaam is als zodanig niet betwist en wordt eveneens toegewezen.

Lees het vonnis hier.

 

IEF 6036

Verse Nederlandse rechtspraak

Rechtbank Rotterdam, 2  april 2008, LJN: BC9760, Tbi Holdings B.V. c.s. tegen Technisch Installatie Bureau Rotterdam mede h.o.d.n. TIB Rotterdam B.V. 

“5.13 De slotsom is dat TBI c.s. een beroep toekomt op artikel 5 Hnw. Het gevraagde gebod tot het staken van elk gebruik van de lettercombinatie TIB dan wel een met TBI overeenstemmend teken voert echter te ver, zodat dit zal worden beperkt tot het gebruik daarvan ter aanduiding van de onderneming. Daartoe moet ook worden gerekend het gebruik in de domeinnaam, nu TIB Rotterdam erkent dat zij haar domeinnaam als handelsnaam gebruikt.”

Lees het vonnis hier.

Rechtbank ’s-Hertogenbosch, 16 april 2008, LJN: BC9863, Loods 5 Zaandam B.V. c.s tegen Gedaagde

Geschil over domeinnaam loods5.com. “Na het door de rechter tijdens de comparitie van 19 november 2007 gegeven (voorlopig) oordeel, welk oordeel inhield dat de vorderingen van Loods 5 in de zaak tegen [gedaagde] zouden worden afgewezen, is Loods 5 nog in de gelegenheid gesteld om een door haar gemaakte fout te herstellen door alsnog te reageren op de door [gedaagde] gegeven specificatie van zijn proceskosten. Vervolgens heeft Loods 5 de akte houdende eiswijziging genomen. Doordat Loods 5 pas op dat moment alsnog haar eis zodanig heeft gewijzigd dat de nieuwe vordering niet langer zijn grondslag vindt in het intellectuele eigendomsrecht, is de rechtbank van oordeel dat de eiswijziging slechts is ingediend om te ontkomen aan een veroordeling tot betaling van een redelijke en evenredige proceskostenvergoeding aan [gedaagde]. Naar het oordeel van de rechtbank handelt Loods 5 met de eiswijziging in strijd met een goede procesorde, omdat [gedaagde] in ieder geval tot en met de eerste comparitie van partijen in deze procedure steeds is uitgegaan en ook heeft mogen uitgaan van een vordering die betrekking heeft op het intellectueel eigendomsrecht en daar zijn verweer op heeft gebaseerd.”

Lees het vonnis hier.

Rechtbank ’s-Hertogenbosch, 16 april 2008, LJN: BC9865, Trianon Chocolatiers B.V. tegen Revillon Chocolatier Société Par Actions Simplifiée

“4.3.2.  Het is een feit van algemene bekendheid dat chocoladeproducten op de markt worden gebracht in zeer veel uiteenlopende vormen, waaronder talrijke aan de natuur ontleende vormen, zoals bloemen, dieren, schelpen, koffiebonen etc., abstracte vormen als rondjes, vierkanten etc., om nog maar te zwijgen over letters. Eveneens een feit van algemene bekendheid is dat er chocoladeproducten in verschillende (waaronder ook slanke) staafvormen op de markt zijn, hetgeen ook blijkt uit productie 5 van Revillon. De rechtbank acht het voorts een algemeen bekend feit dat deze vormen doorgaans niet als merk worden gebruikt. Het kan zo zijn dat het relevante publiek bij de aankoop van een chocoladeproduct aandacht schenkt aan de vorm, dat neemt niet weg dat dit publiek gewend is aan een veelheid van vormen waar het chocoladeproducten betreft en daarom zal het relevante publiek een andere (nieuwe) vorm niet snel als herkomstaanduiding opvatten.

(…) 4.4.  Nu hetgeen hiervoor is overwogen reeds tot toewijzing van de gevorderde nietigverklaring en doorhaling leidt, behoeven de overige stellingen van partijen in conventie geen bespreking meer.”

Lees het vonnis hier.

Rechtbank ’s-Gravenhage,16 april 2008, HA ZA 07-2723,Van Zon tegen Florence Creations B.V.
 “4.2. Naar de kern verwijt Van Zon Florence dat zij niet voldoende tijdig en voldoende stevig rechtsmaatregelen tegen Van den Heuvel heeft genomen om diens aanvoer van Ruby Red op Naaldwijk te stoppen. Volgens Van Zon was Florence daartoe gehouden en vloeit zodanige gehoudenheid voort uit de per 1 september 2004 gesloten productieovereenkomst en de nadere afspraken van 11 mei 2006.” Vorderingen afgewezen.

Lees het vonnis hier.

Vzr. Rechtbank Breda, 21 april 2008, LJN: BC9996, Bingham Schiedam B.V.  gedaagde h.o.d.n. Vlaggenmasten.nl.

Oneerlijke mededinging. Mededelingen waarin ten onrechte de suggestie wordt gewekt dat een concurrent niet langer bestaat of actief is, zijn onrechtmatig. President verbiedt verdere uitlatingen en verplicht gedaagde tot rectificatie.

“4.3. De voorzieningenrechter zal in deze procedure in kort geding evenmin een oordeel vellen over de domeinregistratie door Bingham Schiedam bv van de domeinnaam www.vlaggenenmast.eu nu het Nederlandse recht niet het rechtsbeginsel kent dat een partij die zelf op een bepaalde wijze onrechtmatig handelt jegens een andere partij, zich om die reden ander onrechtmatig handelen van die andere partij moet laten welgevallen. Zo al de registratie van de domeinnaam www.vlaggenenmasten.eu een onrechtmatige daad van Bingham Schiedam bv jegens gedaagde oplevert, doet dit niet af aan de vermeende onrechtmatigheid van het handelen van gedaagde jegens Bingham Schiedam bv.”

Lees het vonnis hier.  

IEF 6003

Vers van het Hof

Gerechtshof ’s-Gravenhage, 17 april 2008, KG 06-372, Adviesbureau Weststreek C.V. c.s. tegen ZO Verzekeringen(met dank aan Susan Kaak, Ventoux).

Handelsnaamrecht, merkenrecht. “De door ZV gebruikte tekens 'Zo Verzekeringen' en 'www.zo.verzekeringen.nl ' zijn (nagenoeg) identiek aan het merk ZO VERZEKERINGEN van Weststreek C.S. en worden in het economisch verkeer gebruikt (namelijk in stukken voor zakelijk gebruik, reclame en dergelijke, zie artikel 2.20 lid 2.d BVIE) ter onderscheiding vandiensten (dus als merk), te weten verzekeringsdiensten, waarvoor dat merk isingeschreven. Derhalve pleegt ZV door dit gebruik merkinbreuk als bedoeld inartikel 2.20 lid l ,onder a BVIE, althans artikel 2.20 lid l ,onder b BVIE.”

Lees het arrest hier.

Gerechtshof ’s-Gravenhage, 10 april 2008,  04/4030, Atlas Copco Airpower N.V. tegen Jorc Industrial N.V.(met dank aan Marjanka Vermunt, Brinkhof).

Octrooirecht. Geen ontoelaatbare uitbreiding, geen vergelijkende reclame, geen inbreuk. “Daarbij komt nog, dat, indien inderdaad bij de "nieuwe" PURO het filterelement drijft, zodat de bovenkant tot dicht onder de bovenrand van de houder reikt (rapport van Atlas Copco, productie40), het filterelement zich voor een belangrijk deel boven de inlaat bevindt, zodat,evenals bij de "oude" PURO niet voldaan is aan het voorschrift "zodat het mengsel door het adsorberende scheidingsorgaan naar beneden beweegt en, wanneer het van de inlaat naar de uitlaat stroomt, gedwongen wordt met het scheidingsorgaan in aanraking te komen". Ook daarom kan in dat geval van inbreuk geen sprake zijn.”

Lees het arrest hier.

Gerechtshof ’s-Gravenhage, 17 april 2008, 05/2653, Nike International Ltd. Tegen Rico Sport B.V. (met dank aan Maarten Schut, Kennedy Van der Laan).

Merkenrecht. “Rico heeft nog gesteld dat haar geen verwijt van de inbreuk valt te maken nu het om vervalsingen van goede kwaliteit gaat en door de (uiteindelijke) leveranciers van de goederen is verklaard dat het om met toestemming van Nike in de Gemeenschap in het verkeergebrachte goederen ging. Voor toewijzing van het inbreukverbod kan in het midden blijven of Rico een verwijt treft, nu schuld daarvoor geen vereiste is. Mede in aanmerking nemende dat het ook gaat om inbreuk op Gemeenschapsmerken en gelet op de uitspraak van het Hof van justitie van 14 december 2006, C-3 14/05 inzake Nokia/Wärdell zai het hof het inbreukverbod op straffe van verbeurte van een dwangsom (als beperkt in het dictum )toewijzen. Het hof ziet, de belangen over en weer afwegende, onvoldoende reden Rico te verbieden gebruik van de merken van Nike te maken, tenzij zij bewijst dat Nike daarvoor toestemming heeft verleend, daar dit Rico te zeer zou beperken in de uitoefening van haar bedrijf en op haar, gelet op de dwangsom, een onevenredig bewijsrisico zou leggen. Zij zal Rico verbieden inbreuk op de Nike merken te maken. Het bestreden vonnis zal dan ook worden vernietigd, met veroordeling van Rico in de kosten van de eerste aanleg en het hoger beroep”

Lees het arrest hier

IEF 5996

In stedelijke zones

citi.gifGvEA, 16 april 2008, zaak T-181/05, Citigroup, Inc & Citibank, NA tegen OHIM / Citi, SL

Oppositieprocedure o.g.v. ouder bekende gemeenschapswoordmerk CITIBANK tegen aanvraag voor gemeenschapsbeeldmerk CITI. Artikel 8, lid 5, bekende merken. Het Gerecht vernietigt de gedeeltelijke afwijzing van het  van het OHIM.

“70. Het is duidelijk dat het woordelement „citi” het Engelse woord „city” oproept. Deze woorden zijn fonetisch identiek en stemmen visueel overeen. Aldus rijst de vraag of het element „citi” al dan niet onderscheidend vermogen heeft en of het vooral doet denken aan een stad. Op dit punt dient met klem erop te worden gewezen dat de naam van de bank Citibank oorspronkelijk City Bank of New York was en dat verzoeksters vaak gebruikmaken van hun merk THE CITI NEVER SLEEPS.

71. De schrijfwijze van het woord „citi” verschilt echter van die van het Engelse woord „city” en een consument van financiële diensten kiest een dergelijke dienst niet zonder de naam van de betrokken financiële instelling geschreven te hebben gezien. Bovendien omvat het betrokken publiek in casu miljoenen niet-Engelstalige personen. Zoals het BHIM heeft opgemerkt, bestaat er voorts geen enkele bank die zijn diensten alleen in stedelijke zones aanbiedt. De oorspronkelijke naam City Bank of New York werd later gewijzigd in Citibank wegens de evolutie en uitbreiding ervan.

72. Uit het voorgaande volgt dat het element „citi” onderscheidend vermogen heeft.

73. Reeds op basis van de aldus vastgestelde overeenstemming tussen de betrokken merken kan het publiek een verband leggen tussen deze merken, zoals is vereist voor de toepassing van artikel 8, lid 5, van verordening nr. 40/94. Daarbij dient eraan te worden herinnerd dat verwarringsgevaar daartoe niet is vereist. Bijgevolg is het Gerecht van oordeel dat de kamer van beroep blijk heeft gegeven van een onjuiste opvatting door te stellen dat de betrokken merken onvoldoende overeenstemden om een verband als vereist voor de toepassing van artikel 8, lid 5, van verordening nr. 40/94 te kunnen leggen.

74. Derhalve heeft de kamer van beroep artikel 8, lid 5, van verordening nr. 40/94 geschonden door te oordelen dat de betrokken merken niet overeenstemden. Reeds op deze grond kan het onderhavige beroep worden toegewezen. Gelet op de wens die partijen ter terechtzitting hebben geformuleerd, is het Gerecht evenwel van mening dat het passend is, ten overvloede het derde onderdeel van het middel te onderzoeken.”

En:

“83. In deze omstandigheden is het Gerecht van oordeel dat het zeer waarschijnlijk is dat het gebruik van het aangevraagde merk CITI door douaneagentschappen, en dus voor activiteiten als financieel gemachtigde bij het beheer van geldsommen en van onroerende goederen voor klanten, zal leiden tot het meeliften op de bekendheid van het merk, met andere woorden dat daardoor ongerechtvaardigd voordeel wordt getrokken uit de reputatie van het merk CITIBANK en uit de aanzienlijke investeringen die verzoeksters doen om deze reputatie te verkrijgen. Dit gebruik van het aangevraagde merk CITI kan tevens leiden tot de opvatting dat interveniënte banden heeft met of deel uitmaakt van verzoeksters, zodat de door het aangevraagde merk aangeduide diensten gemakkelijker kunnen worden verhandeld. Aangezien verzoeksters houder zijn van verschillende merken die het element „citi” bevatten, is dit risico nog groter.

84. Ten slotte is het Gerecht van oordeel dat interveniënte niet het bewijs heeft geleverd dat er voor het gebruik van het aangevraagde merk geldige redenen voorhanden waren.

85. Het gebruik van het merk CITI in Spanje door interveniënte kan geen geldige rechtvaardigingsgrond vormen, aangezien de omvang van de geografische bescherming van het Spaanse merk niet overeenkomt met het grondgebied waarop het aangevraagde merk wordt beschermd, en voorts omdat de rechtsgeldigheid van de inschrijving van het Spaanse merk wordt betwist voor de nationale rechterlijke instanties. In dezelfde context is het irrelevant dat interveniënte houder is van de domeinnaam „citi.es”.

Lees het arrest hier.

IEF 5992

Minder dan optimaal oplettend

ziekenhuis rotterdam.BMPRechtbank Rotterdam, 8 april 2008, LJN: BC9129, Havenziekenhuis en Instituut voor Tropische Ziekten B.V. c.s. tegen de Stichting Medisch Centrum Rijnmond-Zuid (MCRZ).

Handelsnaamrecht / merkenrecht. Uitvoerig vonnis over het gebruik van de handelsnaam 'Ziekenhuis Rotterdam'. (Voorgenomen) gebruik van deze naam is niet misleidend in de zin van art. 5b Hnw, maar kan wel leiden tot verwarring met andere ziekenhuizen bij het niet-professionele publiek . Meegewogen wordt dat verwarring tussen ziekenhuizen verstrekkender gevolgen met zich mee kan brengen dan verwarring tussen andersoortige ondernemingen.

MCRZ kondigt medio 2007 aan haar naam te zullen wijzigen in 'Ziekenhuis Rotterdam' en registreert de domeinnaam ziekenhuisrotterdam.nl en het woord/beeldmerk met dezelfde woorden. Twee andere ziekenhuizen uit Rotterdam, het Havenziekenhuis en het Oogziekenhuis, maken hiertegen bezwaar. Al worden eisers niet op alle punten in het gelijk gesteld, resultaat is dat het MCRZ de handelsnaam 'Ziekenhuis Rotterdam' niet mag voeren.

Op de eerste plaats oordeelt de voorzieningenrechter dat het voeren van de naam 'Ziekenhuis Rotterdam' kan leiden tot verwarring met de handelsnamen Havenziekenhuis Rotterdam en Oogziekenhuis Rotterdam bij niet-professionele dienstverleners, voornamelijk bestaande uit patiënten en hun bezoekers, zoals familieleden:

4.4.4 (...) Bij hen ligt, nu alle drie de ziekenhuizen de namen “Ziekenhuis” en “Rotterdam” in hun handelsnaam (zullen) gebruiken, bepaald voor de hand dat zij zullen menen dat deze ziekenhuizen op enigerlei wijze met elkaar gelieerd zijn of zelfs gelijk zijn als aan Ziekenhuis Rotterdam geen enkel ander woord is toegevoegd. Dat de woorden “Haven” en “Oog” kenmerkende bestanddelen vormen van de handelsnamen van respectievelijk het Havenziekenhuis Rotterdam en het Oogziekenhuis Rotterdam, doet hier niet aan af; dergelijke woorden laten zich immers heel wel verklaren door het bestaan van diverse specialisaties binnen een ziekenhuis. Hierbij is meegewogen dat een aanzienlijk deel van dit publiek eenmalig of voor de eerste maal van de diensten van voornoemde ziekenhuizen gebruik maakt. Bovendien is tussen partijen in confesso dat bezoekers/ patiënten van ziekenhuizen vaak gespannen zullen zijn, terwijl voorts een deel vanwege herkomst of leeftijd, minder dan optimaal oplettend zal zijn. Dit effect hangt samen met de normale samenstelling en gesteldheid van ziekenhuispubliek en moet dus, voor het verwarringsgevaar, worden meegewogen.

Het feit dat het gaat om handelsnamen in de zorgsector is een factor van belang:

4.4.4. (...) Hierbij is meegewogen dat verwarring tussen ziekenhuizen verstrekkender gevolgen met zich mee kan brengen dan verwarring tussen andersoortige ondernemingen.

Eisers hadden voorts gesteld dat het voeren van de betreffende handelsnaam misleiding van het publiek in de zin van art. 5b Hnw oplevert. De Voorzieningenrechter is het hier niet mee eens:

4.6 Met de naam “Ziekenhuis Rotterdam” wordt het publiek geen onjuiste voorstelling gegeven over de aard van de onder die naam gedreven onderneming, omdat het inderdaad een ziekenhuis gevestigd te Rotterdam betreft. Dat is op zichzelf niet doorslaggevend. De benaming Ziekenhuis Rotterdam zou onder omstandigheden de indruk kunnen wekken dat zij het enige, althans het overkoepelende ziekenhuis in Rotterdam is. Dat er sprake is van zulke omstandigheden is echter thans onvoldoende aannemelijk. Daarbij is enerzijds gelet op de algemeen bekende omstandigheid dat Rotterdam meer dan één ziekenhuis telt, waaronder de drie eiseressen, die alle een reeds jaren gevestigde reputatie hebben, ten dele ook internationaal. Anderzijds is in aanmerking genomen het door MCRZ geuite, niet betwiste voornemen de naam vooral te gebruiken in combinatie met verwijzingen naar de Zorgboulevard. In die situatie kan thans niet worden gezegd dat misleiding van het publiek als bedoeld in artikel 5b van de Hnw te duchten is.

Tot slot wordt geoordeeld gebruik van het woord/beeldmerk ZIEKENHUIS ROTTERDAM ongeoorloofd is, nu in het merk de naam een zeer prominent onderdeel vormt:

4.8 Ter terechtzitting is door MCRZ verklaard dat zij dit beeldmerk als dienstmerk gaat gebruiken. Gelet op de aard van de onderneming - een ziekenhuis - valt redelijkerwijs te verwachten dat het publiek geen onderscheid zal maken tussen het gebruik van de handelsnaam ter aanduiding van de onderneming en het gebruik van het merk - waarvan de handelsnaam het meest in het oog springende deel is - ter aanduiding van de diensten van de onderneming. Dat betekent dat het gebruik van het dienstmerk en dat van de handelsnaam samenvallen of elkaar ten minste overlappen, zodat het verbod op het voeren van de handelsnaam voorshands ook het verbod op het gebruik van het merk meebrengt. Voortgezet gebruik van het dienstmerk na staking van het gebruik van de handelsnaam Ziekenhuis Rotterdam zou immers het verwarringsgevaar waarop in overweging 4.4.4 is gedoeld in stand houden en wellicht nog vergroten.

Lees vonnis hier.

IEF 5965

In de gereedschapsbranche

Vzr. Rechtbank Leeuwarden, 2 april 2008, LJN: BC9160, X, h.o.d.n. ‘Tooldiscounter’ tegen A, o.a. h.o.d.n. ‘Tooldiscount’

Kort geding. Handelsnaamgeschil. Verwarringsgevaar tussen ‘Tooldiscounter’ en ‘Tooldiscount’ wordt aangenomen.

Eiser drijft sinds 2003 een groothandel en een internetwinkel in onder meer gereedschappen onder de handelsnaam “Tooldiscounter” en de domeinnaam www.tooldiscounter.nl.In dezelfde regio is gedaagde in 2007 een soortgelijke onderneming gestart onder de naam “Tooldiscount”. Gedaagde bezit eveneens de domeinnaam www.tooldiscount.nl. Eiser heeft gedaagde gesommeerd het gebruik van de handelsnaam “tooldiscount” te staken en de domeinnaam www.tooldiscount.nl uit de lucht te halen. Gedaagde heeft aan deze sommatie geen gehoor gegeven en eiser is een kort geding gestart om haar vorderingen af te dwingen.

De vorderingen van eiser worden toegewezen. De voorzieningenrechter stelt voorop dat de door gedaagde gebruikte handelsnaam 'Tooldiscount' en de bijbehorende internetsite www.tooldiscount.nl slechts in geringe mate afwijken van de door eiser gebruikte handelsnaam 'Tooldiscounter' en de bijbehorende internetsite www.tooldiscounter.nl. Voldoende aannemelijk geworden is dat er bij het gebruik van deze twee handelsnamen c.q. de daaraan verbonden internetsites verwarringsgevaar bij het publiek te duchten is, aangezien:

(i) beide ondernemingen in de gereedschapsbranche actief zijn, meer in het bijzonder de verkoop van gereedschap via internet;
(ii) zij daarbij grotendeels dezelfde produkten aanbieden;
(iii) beide ondernemingen in dezelfde regio -Fryslân- gevestigd zijn;
(iv) beide ondernemingen middels de internetverkoop een landelijke dekking hebben.

Nu eiser een oudere handelsnaam heeft liggen zijn vorderingen op grond van artikel 5 Handelsnaamwet voor toewijzing gereed. Hier komt nog bij dat gedaagde ter zitting heeft erkend dat het hiervoor omschreven verwarringsgevaar bestaat en dat hij meelift met de bekendheid van de oudere handelsnaam 'Tooldiscounter'. Gedaagde heeft tevens verklaard bereid te zijn om het gebruik van de handelsnaam '(ISR) Tooldiscount' en de daaraan verbonden internetsite www.tooldiscount.nl te staken. Onder deze omstandigheden kan de vordering van X strekkende tot een verbod van het gebruik van de handelsnaam 'Tooldiscount' en het uit de lucht halen van de internetsite www.tooldiscount.nl worden toegewezen.

Het jegens gedaagde gevorderde verbod van het gebruik van de afzonderlijke elementen 'Tool' en 'Discount(er)' zal worden afgewezen, nu eiser ter zitting heeft aangegeven dat hij slechts belang heeft bij een verbod op het in gezamenlijkheid gebruiken van de woorden 'Tool' en 'Discount' als handelsnaam. Bovendien zijn de afzonderlijke woorden 'Tool' en 'Discount' algemeen gangbare beschrijvende begrippen, waaraan op zichzelf naar voorlopig oordeel geen bescherming toekomt.

Eiser vordert geen volledige proceskostenvergoeding zodat gedaagde wordt veroordeeld in de proceskosten volgens het liquidatietarief. 

Lees het vonnis hier.

IEF 5964

Zich met muzikale begeleiding langzaamaan uitkleedt

strnl.gifVzr. Rechtbank Zwolle, 1 oktober 2007, LJN: BC6178, Eiser, h.o.d.n. Striptease Service Nederland tegen Gedaagde , h.o.d.n. Striptease Nederland, voorheen h.o.d.n. Stripteez

Handelsnaamgeschil. Inbreuk? Onrechtmatige daad? Eiser drijft sinds 1993 een onderneming die zich bezighoudt met dienstverlening op het gebied van striptease en aanverwante diensten, onder de naam “Striptease Service Nederland”. Eiser maakt gebruik van de website www.striptease.nl. Gedaagde drijft sinds ongeveer een jaar een onderneming, die soortgelijke diensten aanbiedt als de onderneming van eiser. De onderneming trad aanvankelijk naar buiten onder de naam “Stripteez”. Sinds enige maanden treedt de onderneming naar buiten onder de naam “Striptease Nederland”, onder andere op de website van Stripteez en via een gesponsorde vermelding (advertentie) bij de zoekmachine Google. Gedaagde heeft op 6 februari 2007 de domeinnaam “stripteasenederland.nl” doen registreren.

De voorzieningenrechter is van oordeel dat de naam “Striptease Service Nederland”, naar haar bestanddelen bezien, te weinig onderscheidend vermogen heeft om als handelsnaam in de zin van de Handelsnaamwet aangemerkt te kunnen worden, nu deze is samengesteld uit woorden die in het normale taalgebruik gangbaar zijn en als zuiver beschrijvend dienen te worden aangemerkt:

“4.7 (…) Het woord “Striptease” is een algemeen gangbaar (van oorsprong Engels) woord dat volgens het groot woordenboek der Nederlandse taal Van Dale de volgende betekenis heeft: “voorstelling waarin een dame (of heer) zich met muzikale begeleiding langzaamaan uitkleedt”. Het gebruik van het woord “Striptease” is essentieel voor het beschrijven van de door beide partijen aangeboden, identieke diensten. Het dient ondernemingen die diensten op het gebied van striptease aanbieden vrij te staan zich te bedienen van het woord “striptease”. Zij hebben een groot belang dat woord, dat immers de kern van hun diensten aanduidt, te mogen gebruiken.

Het woord “Service” is een algemeen gangbaar woord dat wijst op het dienstverlenend karakter van de onderneming en is als zodanig ook niet te beschermen in de zin van de Handelsnaamwet.

Het woord “Nederland” tenslotte dient om het gebied aan te geven waarbinnen de bedrijfsactiviteiten van de onderneming zich uitstrekken en is evenmin voor bescherming vatbaar.”

Gedaagde handelt evenmin onrechtmatig jegens eiser:

“4.12.  Eiser heeft als bijkomende omstandigheden aangevoerd dat “Striptease Service Nederland” met haar jarenlange ervaring in de striptease een goede reputatie heeft opgebouwd bij het publiek en dat gedaagde door de recente naamswijziging van “Stripteez” naar “Striptease Nederland” op onrechtmatige wijze klanten van “Striptease Service Nederland” probeert te ontfutselen. Eiser stelt dat gedaagde een andere weg had dienen in te slaan, bijvoorbeeld door de oude naam “Stripteez” te blijven gebruiken of door te kiezen voor een naam die minder gelijkenis vertoont. Door dat niet te doen handelt hij onrechtmatig jegens eiser.

4.13.  Gedaagde heeft betwist dat “Striptease Service Nederland” een exclusieve positie op de stripteasemarkt heeft opgebouwd, laat staan dat daaraan afbreuk kan worden gedaan. Voorts heeft hij ter zitting naar voren gebracht dat hij gekozen heeft voor deze naamswijziging, omdat hij er (commercieel) belang bij heeft dat het woord “Striptease” in zijn handelsnaam voorkomt. Dit om te bewerkstelligen dat zijn onderneming vindbaar is op het Internet voor (potentiële) klanten via de zoekmachine Google, die 95% marktaandeel op Internet heeft. Met de naam “Stripteez” was hij zo goed als onvindbaar op Internet.

4.14.  Voorshands wordt geoordeeld dat niet te verwachten valt dat de bodemrechter tot het oordeel zal komen dat de handelwijze van gedaagde, die niet handelsnaaminbreukmakend is, niettemin onrechtmatig jegens eiser moet worden geacht. Eiser heeft wel gesteld dat hij een exclusieve positie op de stripteasemarkt heeft, waaraan door de handelwijze van gedaagde afbreuk wordt gedaan, maar dit is door gedaagde gemotiveerd betwist en door eiser onvoldoende aannemelijk gemaakt. De stelling van eiser dat gedaagde een andere weg had kunnen inslaan, is op zich juist, maar het motief van gedaagde om te kiezen voor deze naamswijziging -gelet op het door hem geschetste belang om voor het publiek gemakkelijker vindbaar te zijn op Internet- is naar het oordeel van de voorzieningenrechter heel begrijpelijk en plausibel. Daarbij komt dat door eiser op geen enkele wijze aannemelijk is gemaakt dat “Striptease Service Nederland” (reputatie)schade lijdt c.q. dreigt te lijden tengevolge van de handelwijze van gedaagde.”

Lees het vonnis hier.

IEF 5953

Eerst even voor jezelf lezen

Rechtbank Rotterdam, 8 april 2008, LJN: BC9129, Havenziekenhuis en Instituut voor Tropische Ziekten B.V. c.s. tegen de Stichting Medisch Centrum Rijnmond-Zuid

“4.4. (…) Hoewel op dit moment MCRZ de litigieuze naam “Ziekenhuis Rotterdam” vrijwel niet gebruikt, zal de voorzieningenrechter er, met partijen, vanuit gaan dat zij, zodra zij daarvoor klaar is (later dit jaar), deze naam op zodanige wijze zal voeren dat dit is aan te merken als handelsnaam-gebruik.

4.4.4 (…)Bij ingebruikneming van de handelsnaam Ziekenhuis Rotterdam zal dus zowel direct, het ene ziekenhuis wordt ten onrechte voor het andere ziekenhuis gehouden, als indirect, er wordt een niet bestaand verband tussen de ziekenhuizen verondersteld, verwarringsgevaar te duchten zijn bij een relevant deel van het publiek. Dat betekent dat het MCRZ verboden zal worden de handelsnaam Ziekenhuis Rotterdam te voeren. Hierbij is meegewogen dat verwarring tussen ziekenhuizen verstrekkender gevolgen met zich mee kan brengen dan verwarring tussen andersoortige ondernemingen.”

Lees het vonnis hier.  

Vzr. Rechtbank Zwolle, 1 oktober 2007, LJN: BC6178, Eiser, h.o.d.n. Striptease Service Nederland tegen Gedaagde , h.o.d.n. Striptease Nederland, voorheen h.o.d.n. Stripteez

4.7.  (…) De voorzieningenrechter is van oordeel dat de naam “Striptease Service Nederland”, naar haar bestanddelen bezien, te weinig onderscheidend vermogen heeft om als handelsnaam in de zin van de Handelsnaamwet aangemerkt te kunnen worden, nu deze is samengesteld uit woorden die in het normale taalgebruik gangbaar zijn en als zuiver beschrijvend dienen te worden aangemerkt. Het woord “Striptease” is een algemeen gangbaar (van oorsprong Engels) woord dat volgens het groot woordenboek der Nederlandse taal Van Dale de volgende betekenis heeft: “voorstelling waarin een dame (of heer) zich met muzikale begeleiding langzaamaan uitkleedt”.

Het gebruik van het woord “Striptease” is essentieel voor het beschrijven van de door beide partijen aangeboden, identieke diensten. Het dient ondernemingen die diensten op het gebied van striptease aanbieden vrij te staan zich te bedienen van het woord “striptease”. Zij hebben een groot belang dat woord, dat immers de kern van hun diensten aanduidt, te mogen gebruiken. Het woord “Service” is een algemeen gangbaar woord dat wijst op het dienstverlenend karakter van de onderneming en is als zodanig ook niet te beschermen in de zin van de Handelsnaamwet. Het woord “Nederland” tenslotte dient om het gebied aan te geven waarbinnen de bedrijfsactiviteiten van de onderneming zich uitstrekken en is evenmin voor bescherming vatbaar.”

Lees het vonnis hier.

Vzr. Rechtbank Leeuwarden, 2 april 3008, LJN: BC9160, X , h.o.d.n. 'Tooldiscounter' tegen A, o.a. h.o.d.n. 'Tooldiscount' e/o 'ISR Tooldiscount',

“A heeft ter zitting erkend dat het hiervoor omschreven verwarringsgevaar bestaat en dat hij meelift met de bekendheid van de oudere handelsnaam 'Tooldiscounter', en heeft tevens verklaard bereid te zijn om het gebruik van de handelsnaam '(ISR) Tooldiscount' en de daaraan verbonden internetsite www.tooldiscount.nl te staken. Onder deze omstandigheden kan de vordering van X strekkende tot een verbod van het gebruik van de handelsnaam 'Tooldiscount' en het uit de lucht halen van de internetsite www.tooldiscount.nl worden toegewezen. Het jegens [a] gevorderde verbod van het gebruik van de afzonderlijke elementen 'Tool' en 'Discount(er)' zal worden afgewezen, nu X ter zitting heeft aangegeven dat hij slechts belang heeft bij een verbod op het in gezamenlijkheid gebruiken van de woorden 'Tool' en 'Discount' als handelsnaam. Bovendien zijn de afzonderlijke woorden 'Tool' en 'Discount' algemeen gangbare beschrijvende begrippen, waaraan op zichzelf naar voorlopig oordeel geen bescherming toekomt.”

Lees het vonnis hier.

IEF 5946

Van de ene of de andere site.

gemgim.JPGGerechtshof ’s-Gravenhage, 3 april 2008, rolnummer 06/1178, Gemnet B.V. tegen Stichting Stimulat (met dank aan Ernst-Jan Louwers, Louwers IP/Technology Advocaten).

Pré-BVIE merken- en domeinnaamzaak. Het hof vernietigt het vonnis waarvan beroep. Aangeboden diensten zijn  eerder complementair dan concurrerend. Verwarringsgevaar, o.a. omdat beide tekens gebruikt worden voor een website die in de overheidssfeer een netwerk van informatie biedt.

Appellante Gemnet BV (onderdeel van KPN) biedt tal van informatie- en communicatiediensten aan via haar besloten netwerk. Zo geeft zij op haar website www.gemnet.nl en besloten websites uitgebreide informatie ten behoeve van gemeenten. Gemnet is houder van het woord- en beeldmerk Gemnet en hanteert Gemnet als handelsnaam.

Geïntimeerde Stichting Stimular gebruikt o.a. de aanduiding Gimnet en de domeinnaam www.gimnet.nl. Stimular verschaft informatie en ondersteuning aan gemeenten bij de invoering van milieuzorg. De website is een informatieve site voor gemeenten.

Het Hof acht de informatiediensten van beide partijen complementair en vindt dat een bepaalde mate van concurrentie niet uit te sluiten valt. Bovendien overlappen de doelgroepen elkaar gedeeltelijk en is niet weersproken dat Gemnet een bekend merk is bij het relevante publiek. Het enkele feit dat Stimular een ideële doelstelling heeft en geen winstoogmerk heeft, rechtvaardigt niet de conclusie dat zij met de via de site aangeboden diensten geen economisch voordeel behaalt als bedoelt in 13A, lid 1, sub b.

“16. Ten aanzien van het gebruik, respectievelijk het concurrerende, dan wel complementaire karakter van de aangeboden diensten is het hof voorshands van oordeel dat enerzijds de diensten eerder als complementair , dan als concurrerend kunnen worden aangemerkt: waar Gemnet informatie-uitwisseling bevordert op allerlei gebied, beperkt Stimular zich tot het verstrekken van informatie op het gebied van milieubeleid. Anderzijds valt, waar de sites, voor zover het om milieubeleid gaat, een gedeeltelijk overlappende doelgroep hebben en – naar Gemnet heeft gesteld en Stimular niet heeft weersproken – beide informatie op het gebied van milieubeleid bieden, een zekere concurrentie niet uit te sluiten.

17. Het hof komt op grond van het van het bovenstaande, anders dan de Voorzieningenrechter, tot het oordeel dat er enige mate van overeenstemming bestaat tussen de beide categorieën aangeboden diensten. (…)”

(…) 19. Ten aanzien van het relevante publiek, zoals hiervoor in r.o. 15 omschreven, acht het hof voorshands enerzijds aannemelijk dat een deel daarvan weliswaar doelgericht gebruik maakt van de ene of de andere site.  Anderzijds is, naar ’s hofs voorlopig oordeel gelet op de grote mate van auditieve en visuele gelijkenis tussen Gemnet en Gimnet en het feit dat beide tekens gebruikt worden voor een website die in de overheidssfeer een netwerk van informatie biedt, gevaar voor verwarring te duchten.”

Het Hof vernietigt het vonnis van de Voorzieningenrechter en veroordeelt Stimular om ieder gebruik van 'Gimnet' of 'gimnet', in het bijzonder het gebruik van de domeinnaam www.gimnet.nl te staken.

Lees het arrest hier. Vonnis Rechtbank Rotterdam hier.

IEF 5897

Er kan sprake zijn van inbreuk op het merkenrecht

Kamervragen met antwoord, nr. 1679, 2e Kamer. Vragen van de leden Sterk en Atsma (beiden CDA) aan de ministers van Onderwijs Cultuur en Wetenschap, van Economische Zaken en voor Jeugd en Gezin over reclame gericht op kinderen op internet. (Ingezonden 12 februari 2008); antwoord. O.a.

“3. Uit het rapport blijkt dat via tikfout-domeinen, zoals www.pokemom.nl en www.sesamstaat.nl kinderen vaak ongepaste reclame, zoals advertenties voor porno-websites, tegenkomen. Wat vindt u hiervan?

Het is onwenselijk dat kinderen door een tikfout onbewust en ongewild op een internetsite komen die niet voor hen is bedoeld. De partij die de oorspronkelijke domeinnaam bezit, kan hiertegen optreden. Er kan sprake zijn van inbreuk op het merkenrecht. (…) Er is ook jurisprudentie waarbij een partij die een tikfout-domein beheerde, deze moest afstaan aan de merkrechthouder.

(…) Tenslotte wijs ik erop dat het wetsvoorstel oneerlijke handelspraktijken expliciet verbiedt kinderen in een reclame rechtstreeks aan te zetten geadverteerde producten te kopen of hun ouders (of andere volwassenen) tot de aanschaf van die producten te bewegen (artikel 193i, onder e). (…) De Consumentenautoriteit heeft in haar Agenda voor 2008 de handhaving van de aanstaande wet oneerlijke handelspraktijken als prioriteit benoemd."

Lees alle vragen en antwoorden hier.