Fysiosupplies beschrijvend en dus beperkt beschermd
Hof Arnhem-Leeuwarden 22 april 2014, IEF 13786 (A4F tegen Fysiosupplies)
Leestips: 4.11- 4.13
Hof Arnhem-Leeuwarden 22 april 2014, IEF 13786 (A4F tegen Fysiosupplies)
Leestips: 4.11- 4.13
Ex parte Beschikking Rechtbank Midden-Nederland 17 december 2013, IEF 13780 (Taxi Blaricum tegen Blaricum Taxi)
Beschikking ingezonden door Bert Gravendeel, Gravendeel Advocaten. Ex parte verlof ex artikel 1019(e) Rv. Verzoek ingediend door Taxi Blaricum tot staking handelsnamen Blaricum Taxi en Taxi Blaricum, althans geen verwarringwekkende naam te voeren en overdracht domeinnaam www.blaricumtaxi.nl. Bevel wordt gegeven.
Vzr. Rechtbank Den Haag 18 april 2014, IEF 13770 (APK Haaglanden)
Onder de handelsnaam X Autotechniek Haaglanden worden drie vestigingen in de regio Den Haag gevoerd. X registreert op 14 mei 2012 www.apk(-)haaglanden.nl en voert sindsdien de handelsnaam. Op een uithangbord van Y dat heeft opgehangen van april - december 2012 staat "Garage Stephenson voert gaat verhuizen naar Uitenhagestraat onder de nieuwe naam APK Haaglanden". De facturen die door Y aan zijn klanten in 2011, 2012 en 2013 zouden zijn verstrekt roepen vragen op, maar de echtheid of datering van de aan Y verstrekte facturen worden niet bestreden. X kan zich niet op een oudere handelsnaam beroepen.
4.5. X betwist daarentegen niet de echtheid en de datering van de aan Y door derden verstrekte facturen. Het betreft voor zover hier van belang:
(I) een handgeschreven factuur van een bedrijf genaamd Pitsstop Garage gedateerd 30 maart 2011, gericht aan ‘APK Haaglanden’;
(II) een factuur van een bedrijf genaamd www.hugosplaatwerk.com gedateerd 5 april 2011, gericht aan ‘garage stephenson/a.p.k haaglanden’;
(III) een viertal facturen, eveneens van www.hugosplaatwerk.com, gedateerd respectievelijk 4 mei 2011, 8 juli 2011, 14 september 2011 en 9 januari 2012, alle gericht aan ‘apk haaglanden’;
(IV) een handgeschreven factuur van een bedrijf genaamd Free Kick Sport, gedateerd 9 april 2012, gericht aan ‘APK Haaglanden’;
(V) een factuur van onderhoudsbedrijf SURESH, gedateerd 4 april 2011, gericht aan ‘Garage Stephenson/Apk Haaglanden’.
4.7. De facturen die door Y aan klanten zouden zijn verstrekt roepen inderdaad vragen op, maar nu niet is gesteld of blijkt dat getwijfeld moet worden aan de echtheid of de datering van de door derden aan Y verstrekte facturen en X ook niet bestrijdt dat daaruit volgt dat Y de handelsnaam APK Haaglanden gebruikte vóórdat X de handelsnaam www.apk(-)haaglanden.nl is gaan gebruiken, gaat het beroep van X op oudere handelsnaamrechten en op het gestelde onrechtmatig handelen van Y voorshands niet op. Verder blijkt vooralsnog uit niets dat Y de handelsnaam aan X zou hebben ontleend. Ook die stelling kan al daarom geen grond zijn voor toewijzing van het gevorderde.
Vzr. Rechtbank Amsterdam 7 april 2014, ECLI:NL:RBAMS:2014:1764 (Pink Pearls Amsterdam tegen Garboforwomen)
Handelsnamenrecht. Inbreuk. Partijen organiseren feesten, evenementen en festivals die zich richten op lesbische vrouwen. Eiser heeft in 2010 het Benelux beeldmerk GARBO AMSTERDAM gedeponeerd en is een eenmanszaak gestart onder de naam Garbo Amsterdam, daartoe worden garboamsterdam.com en garboamsterdam.nl gebruikt. Gedaagde handelt sinds 2008 onder de handelsnaam garboamsterdam.info geregistreerd en exploiteert garboforwomen.nl. In reconventie oordeelt de rechtbank dat gedaagde voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat, indien op internet op de term “Garbo Amsterdam” wordt gezocht, de ondernemingen door elkaar vermeld staan. Gedaagde heeft er belang bij dat het verwarringsgevaar zo snel mogelijk wordt beëindigd. Vorderingen in reconventie worden toegewezen.
6.5. Maar ook indien die activiteiten wel zouden kunnen worden geschaard onder de klasse waarvoor het beeldmerk is geregistreerd, geldt het volgende. Hoewel de naam van de door [B] gegeven feesten strikt genomen Garbo for Women is, heeft [A] niet betwist dat in de lesbische scene de “Garbo feesten in Amsterdam” al jarenlang een begrip zijn. Tegen deze achtergrond bezien wekken het merk en de handelsnaam van [A], te weten Garbo Amsterdam, dan ook verwarring tussen beide ondernemingen. [A] heeft het merk Garbo Amsterdam pas op 28 maart 2010 geregistreerd. Haar onderneming onder deze naam is zij pas op 15 augustus 2010 gestart en heeft zij, na een onderbreking van enige jaren, in 2013 voortgezet. Haar merk en handelsnaam zijn dan ook van recenter datum dan de – in ruime zin opgevatte – handelsnaam van [B]. [A] kan op grond van artikel 2.23 lid 2 BVIE dan ook niet optreden tegen het gebruik door [B] van de domeinnamen garboamsterdam.eu en garboamsterdam.info. Andersom kan [B] wel op grond van artikel 6:162 BW en artikel 5 van de Handelsnaamwet een verbod vragen op het gebruik door [A] van het merk en de handelsnaam Garbo Amsterdam en de domeinnamen garboamsterdam.com en garboamsterdam.nl.
6.6. De slotsom van het voorgaande is dat de vordering in conventie zal worden afgewezen en dat de vordering in reconventie zal worden toegewezen. [B] heeft daarbij een voldoende spoedeisend belang. Aan de hand van haar productie 14 heeft [B] voldoende aannemelijk gemaakt dat, indien op internet op de term “Garbo Amsterdam” wordt gezocht, bij de resultaten de ondernemingen van partijen door elkaar heen staan vermeld. [B] heeft er belang bij dat het verwarringsgevaar zo snel mogelijk wordt beëindigd. [A] zal dan ook worden veroordeeld het gebruik van de namen Garbo Amsterdam, garboamsterdam.nl en garboamsterdam.com te staken en gestaakt te houden en om deze domeinnamen over te dragen aan [B]. Gelet op de stelling dat [A] geen recht heeft op die domeinnamen, kan de vordering om de domeinnamen aan [B] over te dragen niet anders worden begrepen dan dat de overdracht om niet geschiedt. Tot slot zal [A] ook worden veroordeeld de handelsnaam Garbo Amsterdam te doen verwijderen uit haar registratie in het Handelsregister. Een termijn van telkens twee werkdagen komt daarbij redelijk voor. De gevorderde dwangsommen zullen worden gematigd en gemaximeerd als na te melden.
Op andere blogs:
DomJur
Vzr. Rechtbank Amsterdam 2 april 2014, ECLI:NL:RBAMS:2014:1822 (Kleding B.V. tegen Cyrus I B.V.)
Uitspraak ingezonden door Ilse Werts, Wim Maas en Frederick Leentfaar, Deterink. Handelsnaamrechten. Oneerlijke handelspraktijken. Via Kleding.nl biedt Kleding B.V. een zoekmachine aan waarmee simultaan kan worden gezocht in online kledingwinkels. Cyrus biedt via de website kleding.com een vergelijkbare zoekmachine aan. De rechtbank oordeelt dat kleding.nl een handelsnaam is met een zeker onderscheidend vermogen. Het verschil tussen de existenties '.nl' en '.com' zal minder snel zal opvallen. De vermelding "Alle kleding online vanaf nu onder een dak bij Kleding.COM." bevat de suggestie dat elders op internet geen online kleding te koop wordt aangeboden die niet ook via de zoekmachine kan worden gevonden. Er kan geen beroep gedaan worden op overdrijving. De vorderingen worden toegewezen.
4.8. [..] Door het gebruik van een handelsnaam die deels een beschrijvende term bevat en wordt aangevuld met een toevoeging die behoort tot dezelfde categorie begrippen als waarmee de eerdere gebruiker zijn handelsnaam een onderscheidend karakter heeft gegeven, ontstaat verwarringsgevaar. Dit geldt temeer omdat de existenties '.nl' en '.com' in het Nederlandse internetverkeer zodanig veelvuldig gebruikt worden dat het verschil tussen die beide toevoegingen in een handelsnaam minder snel zal opvallen.
4.11. [..] Cyrus I suggereert met het gebruik van de zin "Kleding.COM biedt je het grootste aanbod" dat op haar site het grootste aanbod van online kleding staat. De uitdrukking "Alle kleding online vanaf nu onder een dak bij Kleding.COM" bevat de suggestie dat er elders op internet geen online kleding te koop wordt aangeboden die niet ook via de zoekmachine van Cyrus I gevonden kan worden. Eenzelfde suggestie gaat uit van de zin "Onze zoekmachine zoekt overal". Op deze wijze zal een gemiddelde lezer deze beweringen dan ook interpreteren. Cyrus I heeft de juistheid daarvan niet aangetoond. Nu het gaat om concrete en meetbare beweringen, kan geen beroep worden gedaan op overdrijving als reclamemiddel.
Lees de uitspraak:
KG ZA 14-207 (pdf)
Op andere blogs:
DomJur
Ktr. Rechtbank Overijssel 12 maart 2014, ECLI:NL:RBOVE:2014:1518 (band Undercover Vandenberg)
Merkenrecht. Handelsnaamrecht. Zie eerder o.a. IEF 11631. Eiser heeft de band Undercover opgericht en onder de naam VANDENBERG een CD en DVD uitgebracht. Onder dezelfde naam Vandenberg heeft gedaagde een kampioenslied uitgebracht. De rechtbank oordeelt dat niet is gebleken dat eiser uit de band is vertrokken met enig recht op het beeldmerk, woordmerk of de handelsnaam. De mogelijkheid een vordering in te stellen is verjaard.
De beoordeling
13. Uitgangspunt voor de beoordeling is de periode 1982 tot en met 1985/1986, gedurende dewelke de band Vandenberg heeft bestaan.
Nadien is de band uiteengevallen, zijn de leden ieder huns weegs gegaan en is daarmede een einde gekomen aan dat samenwerkingsverband, dat als enige vorm van gemeenschap nog de meeste overeenkomsten vertoont met een maatschapsvorm.
14. Voor zover de rechtbank kan overzien is echter nimmer dat samenwerkingsverband noch het einde ervan op enigerlei wijze schriftelijk vastgelegd, laat staan dat enige vorm van scheiding en deling heeft plaatsgevonden, anders dan dat ieder lid met het zijne van dat moment is verdergegaan.
15. Gesteld noch gebleken is dat [eiser] in 1985, toen hij als zanger van de band werd vervangen door [S], althans in 1986 bij het einde van de band, als (voormalig) lid daarvan is vertrokken in voornoemde zin met enig recht op het beeldmerk, woordmerk of de handelsnaam “Vandenberg”.
Voor zover de vorderingen van [eiser] zo zouden moeten worden gelezen, dat zij strekken tot alsnog scheiden en delen van de band als samenwerkingsverband en toescheiding in dat kader aan [eiser] van het beeld-, woordmerk of handelsnaam “Vandenberg”, beroept
[gedaagde] zich naar het oordeel van de rechtbank terecht op verjaring van de mogelijkheid een dergelijke vordering in te stellen.
16. Evenmin doet het opkomen van nagekomen baten uit hoofde van een uitgebracht verzamelalbum en dergelijke de band als samenwerkingsverband herleven, het verplicht (enkel) tot niet meer dan een (eerlijke) verdeling en betaling van die nagekomen revenuen onder de toenmalige leden van de voormalige band.
17. Bij gebreke van daartoe strekkend recht kan het op 5 juli 2011 op -kennelijk- initiatief van [eiser] namens de vier (voormalige) bandleden [eiser], [K], [Z] en
[gedaagde] deponeren van het woordmerk “Vandenberg” in het voorgaande geen verandering brengen.
Evenmin schept dat een mogelijkheid voor [eiser] om -anders dan voor zichzelf- in deze procedureenige vordering te formuleren.
Lees de uitspraak:
ECLI:NL:RBOVE:2014:1518 (link)
ECLI:NL:RBOVE:2014:1518 (pdf)
Hof Arnhem-Leeuwarden 18 maart 2014, zaaknr. 200.135.499/01 (Nieko Beheer c.s. tegen Weiwerd Vastgoed B.V.)
Zie eerder Vzr. Rechtbank Noord-Nederland. Spoedappel waarin de vraag wordt voorgelegd aan wie de intellectuele eigendomsrechten toekomen op de door Kremer en Akkerman ontworpen scheepsmodellen en de naam Waarschip. Op de overdracht van een Benelux-merk is naar analogie van artikel 16 van de Verordening (EG) nr. 207/2009 Nederlands recht van toepassing. De ingeschreven merkhouder wordt vermoed rechthebbende te zijn. De ontbrekende beschikkingsbevoegdheid is door bekrachtiging niet geheeld (3:58 lid 1 BW). Vanwege het ontbreken van een schriftelijke akte kan niet worden aangenomen dat de auteursrechten van Kremer en Akkerman aan appellante zijn overgedragen. Op grond van artikel 8 lid 1 van de Verordening (EG) nr. 864/2007 dient het vermeend inbreukmakend handelen in Duitsland te worden beoordeeld naar Duits recht.
3.1.1 Nieko Beheer c.s. en Weiwerd Vastgoed c.s. houden zich bezig met de bouw en verkoop van schepen onder de naam Waarschip.
3.1.2 Kremer en Akkerman zijnde oorspronkelijke ontwerpers van deze schepen. In 1963 zijn zij onder de naam Waarschip een scheepswerf in ‘t Waar gestart. De werf heeft sindsdien Waarschepen geproduceerd en verkocht.
Rechthebbende Benelux-merk nr. 0578711
3.16 Naar het voorlopig oordeel van het hof kan niet worden aangenomen dat er een rechtsgeldige levering van het Benelux-merk 0578711 van Waarschip Holding B.V. aan Waarschip International Yachtservices B.V. heeft plaatsgevonden. Waarschip Internationaal Yachtservices B.V. heeft het merk dus ook niet rechtsgeldig kunnen leveren aan ’t Waar Beleggingen B.V. Daarmee is het in de eerste stap van de keten reeds misgegaan. De overige in de grieven 1 tot en V opgenomen klachten ter zake de rechtsgeldigheid van de gestelde keten van overdrachten behoeven daarom geen verdere bespreking.Overige Benelux-merkregistraties
3.23 Door Weiwerd Vastgoed c.s. is onweersproken gesteld dat een verbod op het gebruik van het merk WAARSCHIP leidt tot sluiting van hun bedrijf, terwijl de noodzakelijkheid van de gevraagde voorzieningen in 2013/2014 door Nieko Beheer c.s. niet nader is onderbouwd. Gelet op het lange stilzitten van Nieko Beheer en het ontbreken van duidelijke antwoorden van Nieko Beheer c.s. op de in het verweer opgeroepen rechtsvragen, wijst het hof de vorderingen op basis van de overige door Nieko Beheer c.s. genoemde Beneluxmerken af.Handelsnaaminbreuk?
3.24 Nu onduidelijk is wat partijen in 2001 met betrekking tot het gebruik van de handelsnaam zijn overeengekomen, moet de vordering op basis van de Handelsnaamwet eveneens worden afgewezen.Auteursrechtinbreuk?
3.26 Niet in geschil is dat het hier gaat om de scheepsmodellen die destijds in 1963 door Kremer en Akkerman zijn ontworpen. Evenmin is in geschil dat die scheepsmodellen moeten worden beschouwd als werken in de zin van de Auteurswet. Ingevolge artikel 2 lid 2 van de Auteurswet vereist de levering voor overdracht van de auteursrechten op bedoelde scheepsmodellen een (onderhandse) akte die door Kremer en Akkerman is ondertekend.Door Nieko Beheer c.s. is geen stuk overgelegd dat kwalificeert als een (onderhandse) akte in vorenbedoelde zin. Bij het ontbreken van een dergelijke stuk moet het ervoor worden gehouden dat de auteursrechten op de betreffende Waarschip modellen thans nog steeds bij Kremer en Akkerman (en/of hun erfgenamen) berusten. De overige keten van overdrachten behoeft dus geen verdere bespreking.
Misleidende mededelingen?
3.27 Grief XIII klaagt erover dat de voorzieningenrechter niet is ingegaan op de gestelde misleiding ex artikel 6:194 BW. Volgens Nieko Beheer c.s. zijn de uitingen van Weiwerd Vastgoed c.s. op hcin website waarschip.com (prod. 5 Nieko Beheer c.s.) onjuist en derhalve misleidend. Het hof kan Nieko Beheer c.s. hierin niet volgen. Nu onduidelijk is wat partijen bij het uiteengaan in 2000 zijn overeengekomen, terwijl vaststaat dat H en N als onderdeel van de schikking Waarschip Werf B.V. hebben mogen voortzetten, kan niet worden aangenomen dat de door Nieko Beheer c.s. in hun inleidende dagvaarding onder sub 53 opgenomen citaten onjuist en misleidend zijn. Anders dan Weiwerd Vastgoed c.s. aanvoeren, wordt niet de suggestie gewekt dat er nog maar één onderneming over is die Waarschepen maakt. De uitingen maken voldoende duidelijk dat het om Waarschip Werf B.V. gaat. De grief faalt evenzeer.Slaafse nabootsing?
3.28 Vanwege de hiervoor genoemde onduidelijkheid, kan evenmin worden aangenomen dat Weiwerd Vastgoed c.s. door de verhandeling van de Waarschepen onrechtmatig jegens Nieko Beheer c.s. handelen, zoals zij in de inleiding van de memorie van de grieven stellen. De Waarschepen van Weiwerd Vastgoed c.s. kunnen, anders dan Nieko Beheer c.s. betogen, niet beschouwd worden als ongeoorloofde nabootsingen van de Waarschepen die door Nieko Beheer c.s. op de markt worden gebracht. De Waarschepen van Weiwerd Vastgoed c.s. zijn immers ontleend aan de oorspronkelijke modellen van Kremer en Akkerman, terwijl niet is gebleken dat de rechten daarop exclusief aan Nieko Beheer c.s. toekomen.
Vzr. Rechtbank Gelderland 7 maart 2014, ECLI:NL:RBGEL:2014:1917 (WE R Music tegen WE ARE HARDSTYLE)
Uitspraak ingezonden door Boris von der Assen, Van Kaam advocaten. Merkenrecht. B heeft activiteiten in muziekproductie, muziekconcepten, artist management, is DJ onder de naam Brennan Heart en is houdster van woordmerk WE R (dat wordt uitgesproken als "we are". D organiseert dance evementen, waaronder "We are Hardstyle", waarvoor een beeldmerk is aangevraagd. Geen merkinbreuk, geen handelsnaamrechtinbreuk, geen onrechtmatige daad.
Onder b.
4.5. (...) Wat betreft het verwarringsgevaar, waarvan volgens B sprake is, geldt dat wel voorstelbaar is dat binnen een bepaalde scene, waar een bekend persoon zoals B als dj fungeert met een woordmerk dat wordt uitgesproken als "we are" verwarring kan ontstaan als een derde ook de woorden "we are" met een bepaalde toevoeging gebruikt in relatie tot hetzelfde genre muziek en de daarmee verbonden 'lifestyle', maar dat is niet relevant. De beschermingsomvang is immers, zoals overwogen, beperkt tot enkel het visuele aspect van "WE R".Onder d:
4.7 (...) Aannemelijk is wel dat het woordmerk "WE R" binnen de hardstyle-scene bekendheid geniet. D gebruikt zijn teken "We are Hardstyle" echter niet structureel binnen die scene, maar, zo moet worden aangenomen, enkel voor de aanduiding van een door hem (jaarlijks) te organiseren dance event. Verder is van belang dat de mate van overeenstemming tussen het merk en het teken gering is en dat het woordmerk van B weinig onderscheidend vermogen heeft.
Lees de uitspraak:
KG ZA 14-36 (pdf)
ECLI:NL:RBGEL:2014:1917 (pdf)
ECLI:NL:RBGEL:2014:1917 (link)
Op andere blogs:
DomJur
Vzr. Rechtbank Gelderland 21 januari 2014, ECLI:NL:RBGEL:2014:1248 (Helldorfer Antiek tegen Helldorfer Binnenstad)
Handelsnaamrecht. Vader van Helldorfer heeft ongeveer 85 jaar geleden een juwelierswinkel geopend. Twee zoons hebben het overgenomen en zijn deels verhuisd. Na verkoop van een van de locaties, staat in een artikel "Helldorfer terug in stad" aangekondigd, met verwijzing naar de locatie waar vader Helldorfer is begonnen. Uit de akte volgt dat de koper "Helldorfer Presikhaaf" mocht voeren, maar de bedrijfsovername van de tweede vestiging gaf geen soortgelijk recht voor "Helldorfer Binnenstad". Een beroep op non-usus van de naam in de binnenstad van Arnhem baat niet. Staking wordt bevolen.
4.4. Veenemans heeft zich erop beroepen dat Helldorfer niet de bescherming van art. 5 Hnw kan inroepen, omdat het gebruik van de naam ‘Helldorfer’ als handelsnaam door Helldorfer niet ouder is dan het gebruik van de naam ‘Helldorfer’ als handelsnaam door hem en zijn rechtsvoorgangers, aangezien die naam nu eenmaal door vader Helldorfer als handelsnaam voor een juweliersbedrijf is gevoerd en na opsplitsing van het bedrijf tussen de twee zoons Helldorfer door beiden als (onderdeel van de) handelsnaam gevoerd is gaan worden. Dat standpunt moet worden verworpen. Uit de akte van 1975 moet worden geconcludeerd dat in 1975 ‘Helldorfer Presikhaaf’ als een nieuwe handelsnaam is ontstaan ter onderscheiding van andere Helldorfervestigingen die aan Helldorfer verbleven. Veenemans kreeg in 1990 het recht de handelsnaam ‘Helldorfer Presikhaaf’ te voeren voor het bedrijf in Presikhaaf. Er is niets gesteld of gebleken waaruit volgt dat hij daarmee ook het meeromvattende recht kreeg de naam ‘Helldorfer’ al of niet in combinatie met andere aanduidingen als handelsnaam (al dan niet voor vestigingen op andere plaatsen) te voeren. Het gebruik van de naam ‘Helldorfer’, in het gebruik waarvan Helldorfer niet tot specifieke combinaties, zoals Helldorfer Presikhaaf, werd beperkt, als kenmerkend bestanddeel van handelsnamen in combinatie met ‘antiek, antiquair, juwelier, horlogerie’ e.d. is als zodanig ouder dan de handelsnaam Helldorfer Presikhaaf. Daarbij komt dan nog de omstandigheid - waarover de partijen geen debat hebben gevoerd - dat de besloten vennootschap Helldorfer Binnenstad B.V. als rechtspersoon kennelijk nooit eerder de naam Helldorfer, in welke combinatie dan ook, heeft gevoerd en daartoe evenmin ooit gerechtigd is geweest.
4.6. Veenemans heeft zich erop beroepen dat hij op grond van de akte van 1975 gerechtigd is ‘Helldorfer Binnenstad’ te gebruiken voor een vestiging in de binnenstad omdat de identiteit daaruit duidelijk blijkt en Helldorfer daar niet meer is gevestigd en hij -Veenemans- dus niet binnen een straal van 2,5 kilometer van het bedrijf van Helldorfer in Oosterbeek is gevestigd. Dat moet worden verworpen omdat niets is gesteld of gebleken waaruit volgt dat Veenemans in rechten of verplichtingen uit de overeenkomst van 1975 is getreden. Aangenomen moet wel worden dat Veenemans in 1990 in het kader van de bedrijfsovername het recht kreeg de handelsnaam ‘Helldorfer Presikhaaf’ voor een juweliersbedrijf in Presikhaaf te voeren, maar dat hij in de rechten en verplichtingen uit de akte van 1975 is getreden in plaats van [broer] is iets heel anders en blijkt uit niets.
4.7. Verder heeft Veenemans zich erop beroepen dat het recht van Helldorfer op het gebruik van de naam ‘Helldorfer’ als (onderdeel van) een handelsnaam door niet gebruik (non usus) is verloren gegaan. Dat beroep heeft Veenemans voor het eerst bij dupliek bij de mondelinge behandeling gedaan, wat ontijdig is met het oog op adequaat verweer van Helldorfer daartegen. Maar Helldorfer heeft dat overigens wel gemotiveerd weersproken door erop te wijzen dat hij, nadat hij zijn bedrijf in de Bakkerstraat in 2008 had overgedaan aan [naam], hij het juweliers/antiquairsbedrijf is blijven uitoefenen in Rozendaal totdat hij in 2011 zijn huidige bedrijf in Oosterbeek begon. Daarbij verdient overigens aantekening dat als onweersproken vast staat dat [naam] van 2008 tot 2010 in de Bakkerstraat de naam ‘Helldorfer’ is blijven voeren. Bovendien moet worden aangenomen dat de naam ‘Helldorfer’ voor een juweliersbedrijf in de binnenstad een zo grote bekendheid geniet dat ook indien die tijdelijk buiten gebruik zou zijn geweest het recht van Helldorfer op het voeren van die handelsnaam niet teniet is gegaan.
4.8. Ten slotte heeft Veenemans zich op rechtsverwerking beroepen op de grond dat hij sinds 1990 de naam ‘Helldorfer’ voert als handelsnaam in de combinatie ‘Helldorfer Presikhaaf’ voor zijn bedrijf in Presikhaaf en als handelsnaam gebruikt op internet. Ook het beroep daarop gaat niet op. Dat Helldorfer niet tegen het gebruik van de handelsnaam ‘Helldorfer Presikhaaf’ door Veenemans is opgetreden ligt voor de hand omdat moet worden aangenomen dat die uit hoofde van de akte van 1975 rechtmatig werd gevoerd. In de gegeven omstandigheden mocht Veenemans daaruit niet afleiden dat het hem vrijstond de naam ‘Helldorfer’ ook als zodanig en/of in combinatie met andere aanduidingen te gebruiken en/of dat Helldorfer daartegen niet zou opkomen. Datzelfde geldt voor het gebruik van de naam Helldorfer op internet. Dat Helldorfer dat gebruik heeft gedoogd kan niet tot de conclusie leiden dat Veenemans mocht aannemen dat Helldorfer geen bezwaar zou hebben tegen het gebruik van de naam ‘Helldorfer’ voor een winkel in de binnenstad. Feiten of omstandigheden op grond waarvan Veenemans daarop heeft mogen vertrouwen zijn verder niet gesteld of gebleken.
Lees de uitspraak:
ECLI:NL:RBGEL:2014:1248 (link)
ECLI:NL:RBGEL:2014:1248 (pdf)
Rechtbank Oost-Brabant 5 maart 2014, ECLI:NL:RBOBR:2014:1112 (Van der Valk Eindhoven tegen Van der Valk Hotel Eindhoven-Best)
Handelsnamen. Geen verwarring. Eiseres vordert gedaagde te verbieden een handelsnaam te voeren die naast het element “Van der Valk” het element “Eindhoven” bevat. De rechtbank oordeelt dat gedaagde met de beoogde handelsnaam “Van der Valk-hotel Eindhoven-Best” voldoende afstand neemt en dat met name gezien de toevoeging van de plaatsnaam ‘Best'. Gevaar voor verwarring is niet te duchten. De aard van de ondernemingen en de geringe afstand maakt het oordeel niet anders. De rechtbank wijst alle vorderingen af.
4.2. Gedaagde heeft schriftelijk meegedeeld (zie hiervoor onder 2.3.), zoals ook ter comparitie van partijen door mr. P.S. Jonker is bevestigd, dat zij het voornemen heeft om de naam “Van der Valk-hotelEindhoven-Best” als haar handelsnaam te gaan voeren.
Ter toetsing ligt derhalve de vraag voor of gedaagde met de beoogde handelsnaam “Van der Valk-hotel Eindhoven-Best” inbreuk maakt op de handelsnamen van eiseres.
Vast staat dat alle vestigingen van de Van der Valk ondernemingen gerechtigd zijn om de merknaam “Van der Valk” en eenzelfde beeldmerk (de toekan) te gebruiken.
Eiseres erkent dat gedaagde gerechtigd is tot het gebruik van de elementen “Van der Valk” en “Hotel”, maar heeft bezwaar tegen de toevoeging “Eindhoven”, omdat dit volgens haar het meest kenmerkende en dominerende element is. Het enige onderscheidende element in de handelsnaam van de Van der Valk vestigingen is de plaatsaanduiding. Met de beoogde handelsnaam zal gedaagde verwarring scheppen bij het publiek, aangezien de aard van de ondernemingen identiek is, beide ondernemingen gebruik maken van het beeldmerk “de toekan”, gedaagde haar bedrijf zal gaan exploiteren binnen een straal van vijftien kilometer en partijen actief zullen zijn op dezelfde markt. Bovendien worden veel boekingen middels een zoekopdracht via internet verricht en de uitkomst van een dergelijke zoekopdracht zal al snel verwarrend zijn omdat dit tot twee verschillende vestigingen kan leiden, aldus eiseres.
Gedaagde heeft gemotiveerd betwist dat gevaar voor verwarring dreigt. Het gebruik door alle afzonderlijke Van der Valk ondernemingen van het basiselement “Van der Valk” in de diversehandelsnamen en woord- en beeldmerken, maakt het mogelijk dat genoemde handelsnamen naast elkaar kunnen bestaan zonder dat er verwarring dreigt. Voor het publiek is het volgens gedaagde allemaal één concern met allemaal verschillende vestigingen.
De rechtbank is van oordeel dat gedaagde met de beoogde handelsnaam “Van der Valk-hotelEindhoven-Best” voldoende afstand neemt van de handelsnamen van eiseres en dat met name gezien de toevoeging van de plaatsnaam ‘Best’ sprake is van meer dan een geringe afwijking. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat eiseres erkent dat alle Van der Valk vestigingen de naam “Van der Valk” en het woord “hotel” of “motel” in hun handelsnaam mogen gebruiken. De rechtbank is dan ook van oordeel dat onder deze omstandigheden gevaar voor verwarring niet te duchten is. Voorts heeft gedaagde gemotiveerd betwist dat het gebruik van de beoogde handelsnaam zal leiden tot verwarring bij het publiek. Tegenover die gemotiveerde betwisting heeft eiseres haar stelling met betrekking tot het gevaar van verwarring onvoldoende onderbouwd. Dat de aard van de ondernemingen gelijk zal zijn en de afstand tussen de ondernemingen gering zal zijn, maakt het oordeel niet anders. Uit het voorgaande volgt dat naar het oordeel van de rechtbank evenmin sprake is van nodeloze verwarring en aldus onrechtmatig handelen van gedaagde op grond van artikel 6:162 BW.
Het onder 1 gevorderde, zowel primair als subsidiair, zal daarom worden afgewezen, evenals het onder 3. gevorderde.
4.3. Het enkele inschrijven van een handelsnaam in het Handelsregister valt niet te beschouwen als het voeren van een handelsnaam. Door de inschrijving in het Handelsregister van dezelfde handelsnamen als die van eiseres maakt gedaagde nog geen inbreuk op het handelsnaamrecht van eiseres. Het onder 2. gevorderde zal daarom eveneens worden afgewezen.
Lees hier de uitspraak:
ECLI:NL:RBOBR:2014:1112 (link)
ECLI:NL:RBOBR:2014:1112 (pdf)