DOSSIERS
Alle dossiers

Overig  

IEF 13918

Jurisprudentielunch Merken-, Modellen-, Auteursrecht

Woensdag 25 juni 2014, De Balie, Amsterdam, 12.00 - 15.15 uur
Dé halfjaarlijkse bijeenkomst over merken-, modellen- en auteursrecht. Tobias Cohen Jehoram, Charles Gielen en Joris van Manen bespreken belangrijke en actuele jurisprudentie van het afgelopen half jaar. Van iedere uitspraak wordt de essentie en het belang voor de praktijk besproken. Deze cursus biedt verdieping voor de specialist met voorkennis (3 PO-punten).

Hier aanmelden

Programma
11.45 – 12.00 uur Ontvangst en intekenen
12.00 – 12.55 uur Merkenrecht, Tobias Cohen Jehoram, De Brauw Blackstone Westbroek / EUR
13.00 – 13.55 uur Modellenrecht, Charles Gielen, NautaDutilh/RUG
14.15 – 15.15 uur Auteursrecht, Joris van Manen, Hoyng Monegier LLP
15.15 uur Einde programma

Met o.a. de volgende uitspraken:
o.a. Merkenrecht:
HvJ EU 6 februari 2014, IEF 13512 (Leidseplein Beheer/Red Bull)
HvJ EU 6 maart 2014, IEF 13612 (Backaldrin/Pfahnl)
HvJ EU 6 februari 2014, IEF 13513 (Blomqvist)
o.a. Modellenrecht (overige rechten):
HvJ EU 13 februari 2014, C-479/12, IEF 13538 (Gautzsch/Duna)
Conclusie AG HvJ C-345/13, IEF 13709(Millen/Dunne)
Ontwikkelingen Apple/Samsung, onder meer Hof Den Haag 31 dec. 2013, IEF 13399
o.a. Auteursrecht:
HvJ EU 27 maart 2014, IEF 13690 (Kino.to)
HvJ EU 13 februari 2014, IEF 13540 (Svensson e.a.)
HvJ EU 10 april 2014, IEF 13741 (ACI/Thuiskopie)

Er zijn 3 PO-punten toegekend door de Orde van Advocaten

Locatie
De Balie, Kleine-Gartmanplantsoen 10 te Amsterdam. Klik hier voor adres, route en parkeren.

Kosten deelname
€ 350,00 Per persoon
€ 295,00 Sponsors IE-Forum
€ 100,00 Rechterlijke macht/wetenschappelijk personeel (full time)
Genoemde prijzen zijn excl. BTW, uw factuur wordt direct toegezonden als bevestiging. Komt u in aanmerking voor korting, selecteer de juiste prijs in het bestelformulier, uw factuur ontvangt u direct. Inbegrepen zijn de kosten van lunch, koffie, thee en documentatie.

Hier aanmelden

IEF 13967

De ene kabouter en piraat is de andere niet… of toch wel?

H. Bongers, ‘De ene kabouter en piraat is de andere niet… of toch wel?', IE-Forum.nl IEF 13967.
Bijdrage ingezonden door Henrike Bongers, LinkedIn. De Vrolijke Kabouters en Pret Piraat uitgedanst- bescherming van characters. ‘Draai een keer in het rond. Stamp met je voeten op de grond.’ Dit zijn de eerste twee zinnen van een bekend kabouterdeuntje. Wie kent dit vrolijke kinderliedje, met de daarbij horende bewegingen, niet? Een organisator van kindershows in het westen van het land wordt er waarschijnlijk niet (meer) zo vrolijk van en heeft mogelijk zelf even hard op de grond gestampt na de uitspraak van de Amsterdamse rechter op 4 juni jl. [IEF 13912] waarin geoordeeld werd dat zij zich schuldig maakte aan inbreuk op de auteursrechten (en merkenrecht) van Studio 100 ten aanzien van de characters Kabouter Plop en Piet Piraat.

(...) Het was al bekend dat characters zowel auteursrechtelijk als merkenrechtelijk gezien beschermd kunnen worden. Dit is echter in deze recente uitspraak, ten koste van de organisator van de kindershows, nogmaals bevestigd. Erg fijn voor de makers (rechthebbenden), minder fijn voor derden die hier niet bij stilstaan en achteloos (of is het schaamteloos?) van dergelijke characters gebruik maken. Niet alleen in de ‘offline’ wereld maar ook ‘online’ wordt er geprofiteerd van werken van derden waarop IE-rechten rusten, waaronder characters/personages. Zo ben ik de afgelopen tijd al meerdere keren sites tegengekomen waarop allerlei lekkere baksels voor kinderfeestjes worden aangeboden niet gewoon in een ‘kabouter’ of ‘piraten’ thema, nee met exact die Kabouter Plop en Piet Piraat characters waarover in deze zaak geoordeeld is. En ik kan mij vergissen, maar het lijkt mij sterk dat al deze partijen toestemming hebben voor het gebruik van dergelijke characters. Ik begrijp dat het in het kader van de verkoop van dergelijke baksels het voor de verkoper wenselijk is om bijvoorbeeld de ‘echte Kabouter Plop’ taart te verkopen, uiteraard inclusief een zo goed mogelijk nagebootste Kabouter Plop (en consorten) zelf. Dit om ‘neee dat is ‘m niet, ik wil een echte!!’ te voorkomen. Begrijpelijk vanuit het perspectief van de verkoper, maar het is ook begrijpelijk dat de IE-rechthebbenden hiertegen willen optreden. Hoewel commercieel gebruik geen vereiste is voor auteursrechtinbreuk, zijn het juist wel de commerciële praktijken die veelal het meest schadelijk voor de IE-rechthebbenden zijn. Zo lopen zij immers zelf inkomsten mis. Het moge duidelijk zijn, waar inspiratie mag, mag imitatie niet (tenzij er geen IE-rechten (meer) op een character rusten maar dat is een ander verhaal). Ja, het staat iedereen vrij om een kabouter character te verzinnen, met baard en een muts. En ja hetzelfde geldt voor een stoere piraat met een piratenhoed. Voeg je echter aan je kabouter character (een combinatie van) een muts met hangoren en bellen, een rond brilletje, een ringbaard, een lange neus met rood puntje toe (hé wacht eens is dat niet?) of aan je piraat een P op de piratenhoed, gouden accenten op een (rode) jas, een goud/witte bef en zwarte laarzen (hé wacht eens is dat niet?) dan heb je kans dat Studio 100 achter je aan komt! De ene kabouter en piraat is immers de andere niet… of (soms) toch wel?

Henrike Bongers

IEF 13914

Yoshida: nieuwe kansen voor kleurcombinatiemerk?

Bijdrage ingezonden door Bas Kist, Chiever. Volgens het Europese Hof van Justitie moet bij de beoordeling van de geldigheid van een merkregistratie niet alleen gekeken worden naar de afbeelding zoals die is ingediend door de deposant, maar ook naar de wijze waarop het merk in de praktijk gebruikt wordt. Dat is in het kort een van de belangrijkste conclusies van het Hof in de zaak Pi-Design v Yoshida Metal Industry Co. van 6 maart 2014 (C-337/12 P, C-338/12 P, C-339/12 P, C-340/12 P) [IEF 13616].

2D = 3D
Een merkregistratie die slechts bestaat uit een twee-dimensionale afbeelding van een handvat van een mes met een stippeltjesmotief, moet volgens het Hof beschouwd worden als een handvat van een mes met driedimensionale inkepingen. Immers, zo gebruikt Yoshida Metal Industry Co. - de ongelukkige deposant in kwestie - zijn bekende messen in de praktijk. En omdat die inkepingen een technisch doel dienen, namelijk dat ze moeten voorkomen dat dat mes uit je handen glipt, komt dit merk op basis van art. 7(1)(e) ii) GMVo niet voor registratie in aanmerking.


CTM nrs. 001371244 en 001372580

Minder strenge eisen register-duidelijkheid
Een interessante uitspraak, waarin het Hof met een beroep op het algemeen belang flink afstand lijkt te nemen van zijn strenge eisen voor registerduidelijkheid, die door datzelfde Hof voor het eerst zo helder en scherp geformuleerd zijn in het Sieckmann-arrest uit 2002. Hoewel het resultaat in dit geval wel acceptabel is - want natuurlijk probeert het sluwe Yoshida met dit 2D-merk tevergeefs de weigeringsgrond van art. 7(1)(e) ii) te omzeilen - vraag ik mij wel af of dit arrest niet de basis van ons systeem van merkregistratie aantast: marktdeelnemers moeten toch zonneklaar uit het register kunnen opmaken voor welk merk iemand bescherming claimt?

Nieuwe kansen voor kleurcombinatiemerk?
Maar goed, het Hof heeft het laatste woord, dus we zullen er mee moeten leven. En misschien kunnen we er zelfs ons voordeel mee doen. Nu het Hof wat minder zwaar lijkt te tillen aan de eis dat het plaatje op zich alles moet zeggen, lijkt het moment aangebroken om ook een nieuwe koers te varen bij een ander type merk, dat naar mijn mening veel te zwaar heeft te lijden onder de strenge post-Sieckmann-eisen: het kleurcombinatiemerk. In Heidelberger Bauchemie (24 juni 2004) heeft het Hof bepaald dat kleurcombinatie-merken alleen geregistreerd kunnen worden als de ingediende afbeelding een systematische schikking laat zien die de betrokken kleuren op van tevoren bepaalde en duurzame wijze met elkaar in verbinding brengt. Door deze uitspraak hebben veel bekende kleurcombinatiemerken, die nu juist niet altijd in dezelfde systematische schikking worden gebruikt, vermoedelijk hun geldigheid verloren. Denk maar eens aan IKEA (geel-blauw), Red Bull (blauw-zilver) of John Deere (groen-geel). Stuk voor stuk oersterke, ingeburgerde merken, maar bescherming als zuiver kleurcombinatie-merk wordt ze sinds Heidelberg ontzegd.


CTM 009417668 Kleurcombinatiemerk van Red Bull werd op 9 oktober 2013 nietig verklaard door de Cancellation Division van OHIM. Red Bull heeft beroep aangetekend.

Rechttrekken
Laten we dat nu eens rechttrekken door, net als in de Yoshida-zaak, bij toetsing van kleurcombinatiemerken toe te staan dat er ook gekeken wordt naar het gebruik in de praktijk. De deposant die, naast uiteraard de vereiste inburgering, kan laten zien hoe hij zijn kleurcombinatie in een flink aantal verschillende verschijningsvormen in de praktijk gebruikt, krijgt dan voortaan gewoon weer zijn broodnodige zuivere kleurcombinatie-registratie. De registratie kan dan bestaan uit een vierkantje waarin de beide kleuren 50% van de ruimte in beslag nemen en dat voorzien is van de toelichting dat de kleuren in de praktijk in verschillende vormen en verhoudingen met elkaar gecombineerd worden. Dat lijkt mij in het belang van de gebruikers van bekende kleurcombinatiemerken en een fair deal na Yoshida. En zo lopen we overigens ook weer in de pas met China, waar het zuivere kleurcombinatiemerk sinds kort gewoon bescherming schijnt te krijgen.

Bas Kist

IEF 13898

Merkregistratie op stripfiguren na het auteursrecht: Kunstmatig of rechtmatig?

H.T.L. Stockmann, ‘Merkregistratie op stripfiguren na het auteursrecht: Kunstmatig of rechtmatig?’, IEF 13898 (verwacht in BMM Bulletin).
Bijdrage ingezonden door Theo Stockmann, LinkedIn-profiel. Verschenen op IE-Forum.nl. Onlangs heeft de AG van het HvJEU zich uitgesproken over de uitleg van het begrip ‘parodie’ door het nemen van een conclusie in de Suske & Wiske-zaak [IEF 13867]. In deze bijdrage niets over de parodie-exceptie. De conclusie van de AG deed mij denken aan eerdere juridische vraagstukken waarin Suske & Wiske ook een (bij)rol hebben gespeeld.
In 1982 oordeelde de president van de Amsterdamse rechtbank dat ‘Suske & Wiske’ geen merk kon zijn voor de stripboeken waarin zij figureren. Ook in 2004 kwam een bodemrechter tot een dergelijk oordeel omtrent het teken ‘Suske & Wiske’. Allereerst ga ik in op de vraag of namen en afbeeldingen van stripfiguren, gebruikt ter onderscheiding van stripverhalen waarin die figuren centraal staan, erkenning van het merkenrecht verdienen.
Voor de beantwoording van bovenstaande vraag draag ik argumenten aan die m.i. ervoor zorgen dat er wel degelijk merkbescherming mogelijk is voor zulke tekens.

Dit standpunt werpt vervolgens weer andere – meer dogmatische - vraagstukken op. Zo kunnen de namen en afbeeldingen van stripfiguren natuurlijk ook auteursrechtelijk beschermd zijn. Zie voor een voorbeeld het arrest van de Hoge Raad uit 1984 inzake, jawel, de auteursrechtelijke bescherming van Suske & Wiske. Uit de jurisprudentie volgt dat samenloop in beginsel mogelijk is en dat een teken zowel merk als werk kan zijn.
Langer sta ik stil bij de merkenrechtelijke bescherming na afloop van de auteursrechtelijke bescherming. Wordt op deze manier niet kunstmatig de auteursrechtelijke beschermingsduur verlengd door inschrijving van een merkdepot? Het auteursrecht is immers een tijdelijk recht, daar waar het merkenrecht in beginsel oneindig verlengd kan worden. Staat de ratio van het auteursrecht eraan in de weg dat ‘het werk een merk wordt’?
Ik zal betogen dat er mijns inziens sprake kan zijn van een geldig merkdepot nadat de auteursrechtelijke beschermingsduur verlopen is.
Uiteindelijk wordt kort en bondig geconcludeerd.

Lees het gehele artikel

 

IEF 13860

Benelux-Gerechtshof wordt bevoegd voor geschillen rond merken

Uit het persbericht: Met de ondertekening van een protocol door de Benelux-landen kunnen ondernemers voor geschillen rond merken in plaats van bij nationale rechtbanken terecht bij het Benelux-Gerechtshof. Een snellere gerechtelijke procedure zal bedrijven kosten en tijd besparen.

Meer dan 22.000 verzekeringsmakelaars, koffiebranderijen, ICT bedrijven, kledingzaken, … per jaar deponeren via een eenvoudige procedure hun merk bij het Benelux-Bureau voor Intellectuele Eigendom (BBIE) in Den Haag. Voor pakweg 240€ zijn ze gedurende 10 jaar gerust dat hun bedrijfsmerk in de Benelux beschermd is.

Is men echter niet tevreden met een beslissing van het BBIE, bijvoorbeeld in geval van een weigering van de registratie van een merk, is de procedure complexer. Om hun gelijk te halen kunnen ondernemers tot nog toe bij drie rechters terecht, in Den Haag, Brussel of Luxemburg.

Het resultaat daarvan is dat elke lidstaat zijn eigen rechtspraak ontwikkelt en uitspraken sterk verschillen tussen de drie landen. Gebruikers worden dus geconfronteerd met verschillende procedures en interpretaties naargelang in welk land zij een rechtszaak beginnen. Bovendien verschilt de termijn waarbinnen zaken worden afgehandeld nogal per land.

Dankzij dit protocol wordt de rechtszekerheid en bescherming van ondernemers sterk verhoogd en zullen, door een eenvoudigere procedure, kortere behandeltermijnen gelden in beroepszaken. Het voorziet in de overheveling van beroepszaken tegen beslissingen van het BBI naar één rechtsprekende instantie, het Benelux-Gerechtshof. Bedrijven kunnen dan bij geschillen over merken rechtstreeks naar dit Hof stappen. Verwacht wordt dat het zal gaan om een 25tal rechtszaken per jaar.

Deze modernisering levert voor allerhande firma’s in de Benelux rechtstreekse voordelen op. Het protocol zal leiden tot een snellere gerechtelijke procedure en een besparing van tijd en kosten voor bedrijven.

Hierdoor ontstaat voor bedrijven een Benelux-zone voor Intellectuele Eigendom door eenvormige toepassing van regels én rechtspraak.

Het protocol moet nog door de parlementen van de drie landen goedgekeurd worden.

IEF 13851

Opgestaan is plaats vergaan? Nadere uitleg depot te kwader trouw

Wieke During, ‘Opgestaan is plaats vergaan? Nadere uitleg door het Gerecht over het depot te kwader trouw’, IEF 13851.
Een redactionele bijdrage van Wieke During, Bird & Bird. Het Gerecht heeft in haar arrest van 8 mei 2013 inzake de nietigheidsprocedure tegen het merk ‘SIMCA’ nadere uitleg gegeven aan het begrip kwade trouw uit Verordening nr. 207/2009 (hierna: Merkenverordening).  Het betreft in deze zaak onder meer de vraag in hoeverre er sprake kan zijn van kwade trouw, wanneer het merk door de derde ten tijde van de aanvraag niet meer werd gebruikt.

Artikel is sterk ingekort, lees het hele artikel hier.
Uit de nadere uitleg van het Gerecht volgt dat kwade trouw niet zomaar van de hand kan worden gewezen, gebaseerd op het enkele feit dat de oudere merken niet meer werden gebruikt ten tijde van het depot te kwader trouw. De oorsprong van het teken, het vroegere zakelijke gebruik daarvan en de commerciële logica waarmee het merk is aangevraagd, zijn relevante factoren die bij de globale beoordeling van de concrete omstandigheden van het geval kunnen leiden tot kwade trouw.

Wieke During

IEF 13833

De strijd om de naam Mandela - namen bekende personen als merk

Bijdrage ingezonden door Theo Willem van Leeuwen, Abcor. Bekende mensen registreren hun naam als merk. Als ze overlijden, is de naam vogelvrij. Wordt het niet eens tijd voor een wetsaanpassing om lijkenpikkerij tegen te gaan? Misschien wordt het tijd om hier een artikel toe te voegen aan onze merkenwet om merken te weigeren als zij deel uitmaken van ons religieuze, culturele erfgoed of als ze een grote symbolische waarde vertegenwoordigen.

Bekende personen hebben een verzilverbare populariteit. Dat geldt niet alleen voor hun portret maar ook voor de naam. Zo hebben Lionel Messi en Andre Rieu hun naam als merk geregistreerd. Op die manier kunnen zij makkelijk hun opgebouwde populariteit te gelde maken. Mocht een ander stiekem de naam registreren, dan kan dit aangevochten worden door de bewuste persoon. Belangrijk aspect is wel dat die dan nog wel in leven moet zijn. Zodra de persoon overleden is, is het maar de vraag of nabestaanden hier iets tegen kunnen doen. De regels hiervoor verschillen ook nog eens per land en dat is mooi te zien rond het gebruik van de naam MANDELA.

Al voor zijn dood was duidelijk dat aan de naam MANDELA bijzonder veel goodwill kleeft. Om die rechten enigszins te beschermen heeft Nelson Mandela tijdens zijn leven de Nelson Mandela Foundation Trust (de NMF) opgericht. Op naam van de NMF zijn indertijd de nodige merkregistraties verricht. Niet alleen de naam NELSON MANDELA is vastgelegd, maar ook zijn gevangenisnummer 46664 op Robbeneiland, zijn open hand (al dan niet in combinatie met het nummer), de gebalde vuist en het portret van Nelson Mandela met zijn arm omhoog als hij wordt vrijgelaten. De merken zijn geregistreerd voor een breed scala aan producten; van kleding, juwelen, kantoorartikelen, boeken, retail diensten, financiële diensten tot aan wetenschappelijke producten.

Bij de uitrol van deze merken ontstonden er direct problemen in Amerika. In Amerika bestaat namelijk het "publikatierecht”. Dit is een speciaal recht om misbruik van iemands naam of portret voor commerciële doeleinden te voorkomen. Om toch een merk te krijgen moet de bewuste persoon dan zelf toestemming geven. In de Amerikaanse dossiers zijn geschreven verklaringen van Nelson Mandela te vinden dat hij hiermee akkoord gaat. Helaas kennen wij een dergelijke regeling niet in de Benelux/ Europa, waardoor “lijkenpikkers” vrijelijk bij de merkautoriteiten de naam van een net overleden publiek figuur als merk kunnen registreren.

Alhoewel het NMF het bedrijfsleven oproept de naam Nelson Mandela niet te misbruiken voor commerciële doeleinden, zijn er inmiddels al ruim 375 merkregistraties verricht waar deze naam in voorkomt (waarvan ruim 62 in Europa). Daarnaast gebruiken legio bedrijven de beeltenis van Mandela als decoratie op kleding, bekers en allerlei andere producten. Het ongeautoriseerde misbruik is dusdanig, dat NMF alleen optreedt bij ernstige misbruik en in landen waar dit kan (zoals Zuid Afrika).

De familie Mandela heeft zelf geen merken geregistreerd, maar kan de naam Mandela wel gebruiken zolang er maar geen directe link is met Nelson Mandela. Zo hebben Mandela’s dochter Makaziwe en kleinkind Tukwini de naam House of Mandela laten vastleggen voor wijn. Al is hier juridisch niets tegen in te brengen (volgens het bedrijf verwijst de naam naar de familie en niet naar Nelson Mandela), het blijft natuurlijk wel zuur voor wijlen Nelson Mandela. Tijdens zijn leven heeft hij aangegeven niet geassocieerd te willen worden met alcohol of tabak. In Amerika is het merk House of Mandela vanwege de wetgeving op publicityright geweigerd maar in Europa en de Benelux is het wel gewoon geaccepteerd. Momenteel wordt de merkenwet in Europa (en later in de Benelux) aangepast. Misschien is dit wel het juiste moment om hier een artikel aan toe te voegen om merken te weigeren als zij deel uitmaken van ons religieuze, culturele erfgoed of als ze een grote symbolische waarde vertegenwoordigen.

Theo Willem van Leeuwen

IEF 13827

Nieuw Chinees merkenrecht voorspelt verder conformisme

M. Haegens, China loopt beter in de pas met nieuw merkenrecht, FD 7 mei 2014.
Bijdrage ingezonden door Michiel Haegens, V.O.. De invoering van het nieuwe Chinese merkenrecht op 1 mei toont aan dat ook China zich uiteindelijk conformeert aan internationale wet- en regelgeving op het gebied van intellectueel eigendom. De reden is wel begrepen eigen belang en daarvan profiteren ook Nederlandse ondernemers. (...) Het feit dat dit een win-winsituatie is, is de motor voor deze gestage ontwikkeling. Niet alleen het Westen, maar vooral ook China moet ervan profiteren. Nu de wetten er zijn, is het de kunst er op een verstandige manier mee om te gaan en kansen te benutten. Dat vraagt zowel kennis van zaken als een goed begrip van de Chinese manier van zakendoen.

Naar de supermarkt bij de Likea, frisdrank van Apple en een obscure webwinkel van Rolex. In China leek het allemaal te kunnen. Het land had lange tijd een dubieuze reputatie waar het gaat om de bescherming van intellectueel eigendom. Merken en octrooien werden op grote schaal straffeloos geschonden. Bekende Amerikaanse en Europese bedrijven bleken – zonder het zelf te weten - in China allerlei branchevreemde activiteiten te ontplooien. Nog steeds staat China op het gebied van merkenrecht bekend als no go area; een wild-west. Dat is onterecht. China heeft de wilde haren afgeschud. De recalcitrante puber lijkt zich op het gebied van intellectueel eigendom te voegen naar de mores van het internationale zakendoen. En dat is goed nieuws; China is immers een van de belangrijkste handelspartners van Nederland en de EU.

Kort na de UN World Intellectual Property Day is op 1 mei in China vernieuwd merkenrecht ingevoerd. Deze wetgeving sluit veel beter aan bij de Europese regels dan voorheen. Een belangrijke wijziging is bijvoorbeeld de invoering van een vorm van omgekeerde bewijslast. Wie meent dat zijn rechten in China worden geschonden, kan de inbreukmaker – mits goed beargumenteerd - in staat van beschuldiging stellen. Onder de nieuwe wetgeving moet de beschuldigde partij vervolgens veel sneller dan voorheen aantonen dat hij niet ter kwader trouw gehandeld heeft. Een andere wijziging is dat een merk voortaan voor meerdere categorieën tegelijk kan worden vastgelegd. Ten slotte verbetert de positie van de merkhouder tegenover partijen die te kwader trouw inbreuk maken op de rechten, verkort de doorlooptijd van een aanvraag en worden schendingen van het merkenrecht voortaan zwaarder bestraft. Overtreders kunnen forse boetes krijgen – de hoogte is met enkele honderden procenten opgeschroefd – of zelfs in de gevangenis belanden. Het zijn allemaal wijzigingen waarmee westerse bedrijven buitengewoon tevreden kunnen zijn.

In het verleden poogde het westen aan China zijn regels voor intellectueel eigendom op te leggen. Bedrijven ondervonden immers schade omdat elk product meteen werd gekopieerd. Als de productie in China plaatsvond, was de copy cat soms zelfs eerder in omloop dan het echte product. Echter, het monopolitiseren van nieuwe ideeën staat haaks op het communistisch ideaal. Door schade en schande wijs geworden ontdekten westerse bedrijven dat deze weg een doodlopende weg is. China had er immers helemaal geen baat bij om deze praktijken tegen te gaan. Pogingen om China te bewegen de wetgeving aan te passen, liepen dan ook op niets uit. Totdat China zelf ook begon te profiteren van afspraken over intellectueel eigendom.

Momenteel transformeert China van een maakeconomie naar een creatie-economie. De tijd dat het land slechts goedkoop produceert wat anderen bedenken, beginnen we langzamerhand achter ons te laten. ‘Invented in China’ is geen uitzondering meer. Grote Chinese ondernemingen hechten eraan dat ook hun intellectuele kapitaal binnen en buiten de landsgrenzen bescherming geniet. Om succesvol te kunnen ondernemen, is een gelijk internationaal speelveld immers een basisvoorwaarde.

Vanaf 1 mei profiteren niet alleen westerse maar ook Chinese bedrijven van verbeterde Chinese wet- en regelgeving op het gebied van intellectueel kapitaal. Het duurde misschien lang, maar een Chinees spreekwoord zegt niet voor niets: het is de tegenwind die de vlieger doet stijgen. Naar alle verwachting zal het in China met andere vraagstukken op het gebied van intellectueel eigendom hetzelfde gaan zoals nu met het merkenrecht gebeurt. Het feit dat er een win-win van toepassing is, is de motor voor deze gestage ontwikkeling. Niet alleen het westen, maar vooral ook China moet ervan profiteren. Nu de wetten er zijn, is het de kunst er op een verstandige manier mee om te gaan en kansen te benutten. Dat vraagt zowel kennis van zaken als een goed begrip van de Chinese manier van zaken doen.

Michiel Haegens is Head Trademarks & Designs en lid van de V.O. China Desk

IEF 13720

The clash of the Bulls - The Bull Dog vs. Red Bull: het begrip 'geldige reden' nader verklaard door HvJ EU

H. Bongers, 'The clash of the Bulls - The Bull Dog vs. Red Bull: het begrip ‘geldige reden’ nader verklaard door HvJ EU’, IEF 13720.

Bijdrage ingezonden door Henrike Bongers, LinkedIn. Met de uitspraak van het Europese Hof op 6 februari [IEF 13512] jongstleden is het dan zo ver... Eindelijk de ‘geldige reden’ (nader) verklaard door het Europese Hof! Waar het Hof in het bekende Interflora [IEF 10209] arrest al een tip van de sluier oplichtte wordt er nu door het Hof specifiek ingegaan op het begrip ‘geldige reden’. Dient dit begrip restrictief te worden opgevat, in die zin dat er sprake moet zijn van een onontkoombare noodzaak of een objectief dwingende reden? Of kan het begrip een stuk ruimer worden opgevat en is het ook mogelijk om in andere omstandigheden, zoals gebruik te goeder trouw voordat het bekende merk gedeponeerd werd, een geslaagd beroep op de ‘geldige reden’ te doen?

(...) In navolging van het Interflora arrest is nu door het Hof duidelijk gemaakt dat het begrip ‘geldige reden’ niet restrictief geïnterpreteerd dient te worden. Er dient een belangenafweging plaats te vinden tussen het belang van de merkhouder en de marktdeelnemer die een beroep doet op de geldige reden. Dit houdt in dat het begrip niet alleen objectief dwingende redenen kan omvatten maar ook kan aanknopen bij subjectieve belangen van een derde die het teken gebruik dat overeenstemt met het merk. Zo kan het de merkhouder uit hoofde van een geldige reden worden verplicht een derde te tolereren die een teken dat overeenstemt met het merk gebruikt voor dezelfde waren als waarvoor dat merk is ingeschreven, indien vaststaat dat dat teken is gebruikt voordat het merk werd gedeponeerd en het gebruik ervan voor dezelfde waren te goeder trouw is. Heeft de Bull in The Bulldog nu gewonnen? Het lijkt er veel op maar het is nog niet geheel zeker. Om na te gaan of er sprake is van ‘gebruik te goeder trouw’ moet er in dat verband volgens het Hof in het bijzonder rekening worden gehouden met de inburgering en de reputatie van het teken bij het relevante publiek, de mate waarin de waren en diensten waarvoor het teken oorspronkelijk is gebruikt en de waren waarvoor het bekende merk is ingeschreven, gerelateerd zijn, en de economische en commerciële relevantie van het gebruik voor die waren van het teken dat overeenstemt met dat merk. Het is uiteraard aan de nationale rechter om te bepalen of aan deze voorwaarden is voldaan. And the story of the bulls will be continued…

Henrike Bongers

IEF 13716

Brusselse rechter zet hakken in het zand: “Rode zool is geen merk”!

T.F. Westenbroek, ‘Brusselse rechter zet hakken in het zand: “Rode zool is géén merk!”, IEF 13716.
Een bijdrage van Tomas Westenbroek, VU Amsterdam / auteur. Op 20 maart 2014 schokt de Voorzieningenrechter te Brussel [IEF 13703] de wereld door het rode zool merk van Louboutin nietig te verklaren en de doorhaling ervan te bevelen in een zaak die door de Franse schoenmaker was aangespannen tegen Van Dalen Footwear B.V. Een jaar eerder besliste de Haagse Voorzieningenrechter nog in de zaak van Louboutin tegen Van Haren Schoenen B.V. dat inbreuk werd gemaakt op het merkenrecht van de Franse shoeturier. De Haagse rechter was daarbij gewoon uitgegaan van de geldigheid van het ingeschreven merk. Wederom een meer dan opmerkelijke discrepantie tussen Brussel en Den Haag in de rechtspraak over Benelux merken. Mag Anke Van dermeersch haar Louboutins weer dragen?

(...) Hoe dan ook, het lijdt geen twijfel dat Louboutin in hoger beroep komt tegen dit vonnis. De rechter in hogere instantie zou er verstandig aan doen om in alle rust af te wachten wat het HvJ EU te zeggen heeft over de wezenlijke waarde, alvorens hij merken op deze grond nietig verklaart en doorhaalt. De antwoorden van het HvJ EU zouden zomaar kunnen leiden tot de behoefte aan een ander begrip om de vrijhouding van bepaalde tekens in het economisch verkeer te kunnen waarborgen. Als de rode zool namelijk niet onder het begrip wezenlijke waarde gelezen kan worden, dan betreft het een teken dat in alle gevallen door inburgering een merk kan worden, conform de redenering van de Haagse rechter en de toetsende instantie die het merk inschreef, het BBIE. Valt de zool wel onder de grond van de wezenlijke waarde, dan is inburgering uitgesloten en had de stakingsrechter in Brussel gelijk.

Maar belangrijker dan wie er gelijk heeft is uiteraard dat er duidelijkheid wordt gecreëerd over de toepassing van dit begrip in het merkenrecht. Hoewel het begrip lijkt te moeten fungeren als afbakening van het modellenrecht ten opzichte van het merkenrecht, net zoals de technische uitsluitingsgrond dit doet voor octrooirecht en merkenrecht, is de onduidelijkheid over de inhoud ervan dusdanig groot dat men zelfs bepleit het hele ding maar af te schaffen. En dat zou zonde zijn en een schoolvoorbeeld van een (Benelux) kind met het badwater weggooien, omdat het kind niet begrepen wordt. We wachten, met Anke Van dermeersch, in verwarring op begrip.

Tomas Westenbroek