Modellenrecht  

IEF 16408

Met Samsung compatibele cartridges maken inbreuk en aangeprijst met misleidende capaciteitsvergelijking

Rechtbank Den Haag 30 nov 2016, IEF 16408; ECLI:NL:RBDHA:2016:14383 (Samsung tegen Maxperian en Digital Revolution), https://delex.nl/artikelen/met-samsung-compatibele-cartridges-maken-inbreuk-en-aangeprijst-met-misleidende-capaciteitsvergelijk

Rechtbank Den Haag 30 november 2016, IEF 16408; ECLI:NL:RBDHA:2016:14383 (Samsung tegen Maxperian en Digital Revolution) Octrooirecht. Gemeenschapsmodellenrecht. Ongerechtvaardigd vergelijkende reclame. Samsung vordert met succes een verbod voor Digital Revolution (123inkt.nl) en Maxperian (sneltoner.nl) vanwege inbreuk op EP2357537 en EP1975744 en gemeenschapsmodelrechten RCD 001200687, RCD 000853551. Ook wordt een verbod op het maken van ongerechtvaardigde vergelijkende reclame gegeven. Het octrooi EP '537 is geldig (vgl. IEF 13417). De cartridge kan niet worden beschouwd als een onderdeel van een samengesteld voortbrengsel van een laserprinter waarin deze is geplaatst. Een printer zonder cartidge is namelijk aan te merken als een volledig product (4.74). Dat de modelrechten uitsluitend technisch bepaald zijn en geen eigen karakter hebben, worden door de rechtbank verworden (4.76 – 4.78). Inbreuk op gemeenschapsmodelrechten.

Samsung verwijt onrechtmatig handelen door suggeren dat de cartridge gelijkwaardig is door het noemen van de typenummers, dat is niet ongeoorloofd, het is niet meer dan het aangeven van technische compatibiliteit. De claim dat met Digital Revolutions cartridges 250 meer afdrukken kunnen printen is slechts gebaseerd op twee test met elk één cartridge, levert een onvoldoende gefundeerde en daarom ongeoorloofde vergelijkende reclame op.

IEF 16354

Reliëfmotief van Birkenstock heeft geen commerciële herkomst

Gerecht EU (voorheen GvEA) 9 nov 2016, IEF 16354; Zaak T-579/14 (Birkenstock tegen BHIM), https://delex.nl/artikelen/reli-fmotief-van-birkenstock-heeft-geen-commerci-le-herkomst

Gerecht EU 9 november 2016, IEF 16354; IEFbe 1991; Zaak T-579/14 (Birkenstock tegen BHIM) Uniemerk. Afbeelding van een reliëfmotief. Het betreft een beroep tegen de beslissing van de eerste kamer van beroep van het EUIPO van 15 mei 2014 inzake de internationale inschrijving van het beeldmerk dat een patroon van elkaar kruisende golvende lijnen weergeeft. Verzoekster voert met name aan dat de kamer van beroep zich niet heeft gebaseerd op het internationale merk in zijn ingeschreven vorm, te weten een afbeelding waarvan het oppervlak duidelijk is afgebakend en die niet samenvalt met de vorm van de waren, maar dat zij het merk op ongerechtvaardigde wijze heeft uitgebreid door te stellen dat dit merk kon worden herhaald en voortgezet. Het EUIPO is van mening dat de kamer van beroep op goede gronden heeft geoordeeld dat het betrokken teken een oppervlakpatroon weergaf en elk onderscheidend vermogen miste voor de betrokken waren. In casu dient te worden geoordeeld dat, gelet op de banale aard van het betrokken teken en het oneindig aantal verschillende dessins die als oppervlakpatroon worden gebruikt, de kamer van beroep op goede gronden heeft vastgesteld dat het betrokken teken niet op significante wijze afweek van de norm of van wat in de betrokken sectoren gangbaar was. Zij heeft derhalve terecht vastgesteld dat het relevante publiek het teken zou opvatten als een eenvoudig oppervlakpatroon, dat wordt toegepast voor decoratieve of technische doeleinden, en niet als de aanduiding van een bepaalde commerciële herkomst.

IEF 16347

Uitspraak mede ingezonden door Rutmer Brekhoff en Annemieke Kooy, Vriesendorp & Gaade.

Partytent van Leen Bakker maakt inbreuk op het modelrecht

Rechtbank Den Haag 2 nov 2016, IEF 16347; ECLI:NL:RBDHA:2016:13046 (ZHEJIANG ZHENGTE CO tegen LEEN BAKKER NEDERLAND B.V. en BLOKKER B.V.), https://delex.nl/artikelen/partytent-van-leen-bakker-maakt-inbreuk-op-het-modelrecht

Rechtbank Den Haag 2 november 2016, IEF 16347; ECLI:NL:RBDHA:2016:13046 (ZHEJIANG ZHENGTE CO tegen LEEN BAKKER NEDERLAND B.V. en BLOKKER B.V.) Het gaat in deze zaak om een gemeenschapsmodelrecht op een partytent. Zhengte brengt een uitvoering van een vlindervormige partytent onder de naam ‘Butterfly Gazebo’ op de markt. Leen Bakker verkoopt een partytenten met de naam ‘Le Sud paviljoen Grimaud’ die ook door Blokker wordt verkocht. Zhengte stelt dat de door Leen Bakker c.s. op de markt gebrachte partytent inbreuk maakt op het Zhengte model, nu de Le Sud partytent voor de gebruiker geen andere algemene indruk wekt dan het Zhengte model. Beide partytenten zien er nagenoeg identiek uit. Zhengte vordert dat de voorzieningenrechter Leen Bakker beveelt om ieder (commercieel) gebruik van de partytent te staken. De voorzieningenrechter oordeelt dat het model naar voorlopig oordeel geldig is, omdat het nieuw was en een eigen karakter had op datum van de aanvraag. De partytent van Leen Bakker en Blokker wekt dezelfde algemene indruk en maakt daarom inbreuk op het modelrecht.

IEF 16281

Vragen aan HvJ EU over autovelgen die als vervangingsonderdelen ter reparatie dienen

HvJ EU 2 jun 2016, IEF 16281; (Acacia tegen Porsche), https://delex.nl/artikelen/vragen-aan-hvj-eu-over-autovelgen-die-als-vervangingsonderdelen-ter-reparatie-dienen

Prejudiciële vragen gesteld aan HvJ EU 2 juni 2016; IEF 16281; IEFbe 1941; C-435/16 (Acacia tegen Porsche) Verzoeksters (d’Amato is bestuurder van Acacia) vervaardigen velgen voor personenauto’s, waaronder imitaties van ingeschreven gemeenschapsmodellen van verweerster Porsche. Op de velgen staan de kenmerken van verzoekster. Zij biedt de velgen in DUI aan via haar website waarbij zij erop wijst dat het om vervangende wielen gaat die volledig compatibel zijn met de aangegeven voertuigen en uitsluitend bestemd om ze te repareren en weer hun oorspronkelijke uiterlijke kenmerken te geven. Verweerster stelt inbreuk op haar gemeenschapsmodellen. Verzoeksters zijn in eerste instantie veroordeeld maar gaan in beroep, dat eveneens wordt verworpen. De zaak ligt nu voor in Revision bij de verwijzende rechter. Verzoeksters volharden in hun stelling dat het om vervangingsonderdelen gaat die dienen ter reparatie van beschadigde voertuigen en daarom krachtens artikel 110 van Vo. 6/2002 niet vielen onder de bescherming van de litigieuze modellen. Zie ook de andere twee recente Acacia-zaken C-397/16 [IEF 16224] en –zijdelings- C-433/16 BMW [IEF 16280]

IEF 16256

Vraag aan HvJ EU: Impliceert de exceptie van onbevoegdheid van de nationale rechter een aanvaarding van de rechtsonbevoegdheid?

HvJ EU 5 apr 2016, IEF 16256; C-433/16 (Bayerische Motoren Werke), https://delex.nl/artikelen/vraag-aan-hvj-eu-impliceert-de-exceptie-van-onbevoegdheid-van-de-nationale-rechter-een-aanvaarding-v

Prejudicieel gestelde vragen aan HvJ 5 april 2016, C-433/16; IEF 16256; IEFbe 1932 (Bayerische Motoren Werke) Octrooirecht. Gemeenschapsmodel. Inbreuk. Acacia heeft verzoekster gedagvaard ter verkrijging van een uitspraak tot vaststelling van niet-inbreuk op gemeenschapsmodellen van allooivelgen voor autobanden, in eigendom of onder octrooi van verzoekster. Zij vordert dat vragen aan het HvJEU worden gesteld voor wat betreft de bevoegdheid van de ITA rechter. Verzoekster heeft (onder meer) de onbevoegdheid van de ITA rechter als exceptie opgeworpen, die beide de DUI rechtbanken als bevoegd aanwijzen. Voor wat betreft het verwijt van misbruik van machtspositie stelt zij dat ‘de plaats waar het schadebrengende feit zich heeft voorgedaan’ niet dezelfde is en niet dezelfde kan zijn als die waar de uiteindelijke economische schade aan het vermogen van de beweerde schadelijder zich heeft voorgedaan, aangezien aldus het forum van artikel 5, lid 3, van de Vo. Brussel I zou samenvallen met het forum actoris, hetgeen in strijd is met het algemeen criterium van de woonplaats van verweerder. Zij wijst op het feit dat verweerster geen enkele vordering tot schadevergoeding tegen haar heeft ingediend zodat de plaats van de schade zich niet in ITA kan bevinden. 

IEF 16224

Vraag aan HvJ EU: Interpretatie van een reparatieclausule en het modelrecht

HvJ EU , IEF 16224; C-397/16 (Acacia), https://delex.nl/artikelen/vraag-aan-hvj-eu-interpretatie-van-een-reparatieclausule-en-het-modelrecht

Prejudicieel gestelde vragen aan HvJ EU 2016, C-397/16; IEF 16224; IEFBE 1915 (acacia) Modelrecht. Rechtsbeginselen. Vrij verkeer van goederen. Sluiten de beginselen van het vrije verkeer van goederen (…) de wettelijke interpretatie (die een reparatieclausule bevat die uitsluitend uit replica wielen die esthetisch identiek aan origineel wielen zijn), met het oog op de reparatie van dit samengestelde voortbrengsel en het herstel van zijn oorspronkelijke vorm, uit? Indien de eerste vraag negatief beantwoord wordt, zijn de regels inzake exclusieve industriële rechten met betrekking tot geregistreerde ontwerpen dan in overeenstemming met de wensen van de klant? In het geval dat de tweede vraag ontkennend beantwoord wordt, welke stappen moet een fabrikant van replica wielen nemen om het vrije verkeer van de producten van het beoogde gebruik van reparatie van een complex product en het herstel van zijn oorspronkelijke vorm te verzekeren?

Verweersters Audi en de inmiddels failliete Pneusgarda hebben verzoekster Acacia gedagvaard wegens inbreuk op een aan verweerster toebehorend gemeenschapsmodel (lichtmetalen wielvelgen voor de Audi’s). Verzoekster wordt gesommeerd te stoppen met de invoer, productie of verkoop van replicavelgen of daarvoor reclame te maken. Bij de rechter in eerste aanleg wordt verweerster in het gelijk gesteld, waarna verzoekster (01-07-2015) in beroep gaat bij de verwijzende rechter. Zij stelt dat de door haar geproduceerde wielen vallen onder de definitie van het Reglement VN/ECE waarin onderscheid wordt gemaakt tussen wielen die de voertuigfabrikant monteert en die welke tijdens de levensduur van het voertuig (ter vervanging) worden geplaatst. Zij oppert vragen aan het HvJEU voor te leggen om na te gaan of het recht van de EU zich ertegen verzet dat de overgangsregeling met betrekking tot de “reparatieclausule” van artikel 110 van Vo. 6/2002 aldus wordt uitgelegd dat modellen van replicawielen vallen onder de categorie ‘onderdelen van een samengesteld voortbrengsel’.

Bij de verwijzende ITA rechter (Hof van Beroep Milaan) beroept verzoekster zich nogmaals op de reparatieclausule (zowel in de RL als in de Vo.) waarvoor zij aan alle voorwaarden heeft voldaan. Haar actie is erop gericht de auto zijn oorspronkelijke vorm terug te geven: het model velg is op esthetisch vlak complementair aan het ‘samengestelde’ voortbrengsel dat een auto is. Verweerster stelt dat de vorm van lichtmetalen velgen voor auto’s niet onveranderlijk vastligt ten opzichte van de gehele uiterlijke verschijning van het samengestelde voortbrengsel omdat er keuze mogelijk is uit velgen die op verschillende automodellen kunnen worden geplaatst. Zij stelt dat de reparatieclausule een uitzondering is en een lex specialis is ten opzichte van de regel van bescherming van eigendomsrechten en dat zij dan ook niet zo ruim mag worden uitgelegd dat deze producten daaronder vallen.

De verwijzende rechter stelt vast dat in onderhavige zaak de bewijslast dat de replicavelg op esthetisch vlak al dan niet complementair is aan de auto, op verzoekster dan wel verweerster zal rusten naar gelang dat de overgangsbepaling die voorziet in de reparatieclausule moet worden beschouwd als een norm die een uitzondering bevat op de bescherming van de industriële eigendom of integendeel als de uitdrukking van het algemene beginsel van vrije mededinging op de markt. Voor zover hij weet heeft het HvJEU nog geen uitspraak gedaan over uitleg van artikel 110 van Vo. 6/2002. Hij legt de volgende vragen voor aan het HvJEU:

IEF 16218

Uitspraak ingezonden door Paul Mazel, Trip Advocaten & Notarissen.

Bandajanas slippers: voorzieningenrechter past Leidraad indicatietarieven toe in IE-zaken

Rechtbank Midden-Nederland 31 aug 2016, IEF 16218; (Bandajanas tegen de Bondt b.v.), https://delex.nl/artikelen/bandajanas-slippers-voorzieningenrechter-past-leidraad-indicatietarieven-toe-in-ie-zaken

Rechtbank Midden-Nederland 31 augustus 2016, IEF 16218 (Bandajanas tegen De Bondt b.v.) Modelrecht. Auteursrecht. Slaafse natbootsing. Bandajanas stelt ten onrechte dat De Bondt inbreuk maakt op de Benelux modelrechten ten aanzien van de vormgeving van de slipperzolen van Bandajanas. Het model van de Bandajanas slipperzolen zijn niet nieuw, en hadden daarom niet als model ingeschreven kunnen worden. Dit komt o.a. door de onduidelijkheid en algemene indruk van de slipperzolen. Ook is er geen sprake van slaafse nabootsing nu de slipperzool geen eigen plaats inneemt op de markt. De proceskosten worden begroot met inachtneming van de Leidraad indicatietarieven in IE-zaken.

IEF 16214

Uitspraak mede ingezonden door Annelot Sitsen en Marissa Brinks, BINGH.

Technische functie van e-bike beschermhoezen

Rechtbank Den Haag 31 aug 2016, IEF 16214; ECLI:NL:RBDHA:2016:10130 (Fahrer tegen Tranig To), https://delex.nl/artikelen/technische-functie-van-e-bike-beschermhoezen

Rechtbank Den Haag 31 augustus 2016, IEF 16214; ECLI:NL:RBDHA:2016:10130 (Fahrer tegen Trading To) Auteursrecht. Modelrecht. Slaafse nabootsing. In deze kwestie is de eiser een in Duitsland woonachtige ondernemer die zich bezighoudt met het ontwerpen, ontwikkelen en verhandelen van accessoires voor elektrische fietsen. Hij heeft een hoes ontwikkeld die om een onder de bagagedrager geplaatste accu wordt aangebracht. Trading, een distributeur van van de eiser, is een onderneming die zich bezighoudt met de verkoop van accessoires voor elektrische fietsen. Tot deze accessoires behoren o.a. beschermhoesjes. In de loop van 2015 is Trading een eigen lijn van beschermhoezen op de markt gaan brengen onder het merk Mellen. Alle door eiser als relevant voor de modelrechtelijke bescherming beschouwde uiterlijke kenmerken van de hoezen, met uitzondering van het label en de plaatsing daarvan, worden geacht uitsluitend door hun technische functie te zijn bepaald. Vorderingen op grond van modelrecht, auteursrecht en slaafse nabootsing worden afgewezen.

IEF 16190

Afstand van IE-rechten 'Paaltjesvoetbal' voor 185.000euro

Rechtbank Rotterdam 13 jul 2016, IEF 16190; ECLI:NL:RBROT:2016:5304 (Pole Soccer tegen Ermilusto), https://delex.nl/artikelen/afstand-van-ie-rechten-paaltjesvoetbal-voor-185-000euro

Vzr. Rechtbank Rotterdam 13 juli 2016, IEF 16190; ECLI:NL:RBROT:2016:5304 (Pole Soccer tegen Ermilusto) Auteursrecht. Contractenrecht. Bij het spel “paaltjesvoetbal” dienen voetballers een op de grond geplaatste paal van de tegenstander met een voetbal om te schieten. Gedaagde heeft dit uitgewerkt in het concept “Pole Soccer” voor een speelveld met boarding en specifieke spelregels. Het is voldoende aannemelijk dat gedaagde zijn intellectuele eigendomsrechten heeft overgedragen aan Pole Soccer BV. Het verweer dat het bedongen recht op een bedrag van 185.000 een licentievergoeding zou zijn in plaats van een overeengekomen vergoeding voor afstand van de rechten, faalt. Gedaagde moet uitvoering geven aan verplichting uit de overeenkomst, waaronder overdracht auteursrecht op bij Notaris gedeponeerde format en spelregels (auteursrecht), de auteurs- en modelrechten op de ontworpen Soccer Fields en woordbeeldmerk Pole Soccer. Tevens wordt een verbod op inbreukmakende domeinnamen gegeven.

IEF 16182

Getipt door Charles Gielen, NautaDutilh.

Vraag aan HvJ EU over technische uitsluitingsgrond in modellenrecht

Duitse Gerechten 7 jul 2015, IEF 16182; (Schweisszentrierstiften), https://delex.nl/artikelen/vraag-aan-hvj-eu-over-technische-uitsluitingsgrond-in-modellenrecht

OLG Düsseldorf 7 juli 2015, I-20 U 124/15 (Schweisszentrierstiften- DOCERAM)
Prejudicieel verzoek; C-395/16 via Minbuza: Modellenrecht. Verzoekster produceert onderdelen uit technisch keramiek aan klanten uit de machine-industrie (auto’s, textiel, e.d.) en installatiebouw (pennen voor lasprocessen). Zij is houdster van diverse gemeenschapsmodellen die centreerpennen beschermen in drie verschillende geometrische vormen met telkens zes verschillende types. Verweerster Ceramtec produceert soortgelijke producten. Zij levert naar aanleiding van een testkoop op initiatief van verzoekster aan een derde. Verzoekster start daarop een procedure wegens schending van haar rechten. Verweerster stelt als reconventionele vordering nietigverklaring van de betreffende modellen omdat de bekendgemaakte uiterlijke kenmerken van de producten uitsluitend dor de technische functie worden bepaald. De rechter in eerste aanleg verklaart de modellen nietig op grond van artikel 8.1 van Vo. 6/2002 nietig en volgt daarmee de uitspraak van het BHIM in de zaak ‘Hakselaar’. De overweging daarin dat wanneer de uitwerking van de vormgeving niet van belang is voor het design van het product, maar het design alleen berust op overwegingen inzake functionaliteit, er geen aanleiding bestaat om modelbescherming te verlenen, is volgens het Landgericht overtuigend. Verzoekster gaat tegen deze beslissing in hoger beroep bij de verwijzende rechter.

De verwijzende DUI rechter (Oberlandesgericht Düsseldorf) stelt vast dat de litigieuze modellen nieuw zijn en een eigen karakter hebben. Relevant is dan ook of sprake is van technische bepaaldheid die bescherming in de zin van artikel 8.1 van Vo. 6/2002 uitsluit wanneer de (technische) functionaliteit de enige factor is die het design bepaalt. In rechtspraak en doctrine is daarover geen eenduidige mening. De rechter constateert dat de laatste tijd het aantal rechtsgeschillen over modelrechtelijk beschermde producten aanzienlijk toeneemt. Daarbij is hem gebleken dat uiterlijke kenmerken van een product voor het relevante professionele publiek helemaal niet belangrijk zijn. Blijft voor hem de vraag of de bescherming zich al dan niet dient uit te strekken tot onderdelen die onzichtbaar zijn wanneer eenmaal op hun plaats zijn aangebracht. Hij stelt het HvJEU de volgende vragen:

1. Is ook sprake van technische bepaaldheid die bescherming uitsluit in de zin van artikel 8, lid 1, van verordening (EG) nr. 6/2002 van de Raad van 12 december 2001 betreffende gemeenschapsmodellen (PB 2002, L 3, blz.1), wanneer de uitwerking van de vormgeving niet van belang is voor het design van het product, maar de (technische) functionaliteit de enige factor is die het design bepaalt?

2. Voor het geval dat het Hof de eerste vraag bevestigend beantwoordt:

Vanuit welk oogpunt moet worden beoordeeld of de afzonderlijke ontwerpkenmerken van een product alleen op basis van overwegingen inzake functionaliteit zijn gekozen? Moet worden uitgegaan van een “objectieve waarnemer” en zo ja, hoe moet deze worden omschreven?
 

via Gov.uk:

1. Does a technical function that precludes protection within the meaning of Article 8(1) of Council Regulation (EC) No 6/2002 of 12 December 2001 on Community designs (OJ 2002 L 3, p. 1) also exist if the design effect is of no significance for the product design, but the (technical) functionality is the sole factor that dictates the design?

2. If the Court answers Question 1 in the affirmative: From which point of view is it to be assessed whether the individual design features of a product have been chosen solely on the basis of considerations of functionality? Is an ‘objective observer’ required and, if so, how is such an observer to be defined?

In de oorspronkelijke taal: