Octrooirecht  

IEF 22017

Conflict over uitleg schikkingsovereenkomst betreffende geoctrooieerde kits

Rechtbanken 13 mrt 2024, IEF 22017; ECLI:NL:RBDHA:2024:4939 (Giskit tegen Medical c.s. ), https://delex.nl/artikelen/conflict-over-uitleg-schikkingsovereenkomst-betreffende-geoctrooieerde-kits

Rb. Den Haag 13 maart 2024, IEF 22017; ECLI:NL:RBDHA:2024:4939 (Giskit tegen Medical c.s.). Giskit houdt zich bezig met het ontwikkelen, octrooieren, maken, verkopen en distribueren van medische hulpmiddelen en farmaceutische producten. Medical Swan is een afnemer van Medical Device. Giskit heeft een technologie voor schuimechoscopie ontwikkeld en is aan de hand van deze technologie houdster van de octrooien EP 1 793 860 B1 (EP 860) en EP 2 488 211 B1 (EP 211). Eind 2016 is door Giskit mogelijke inbreuk geconstateerd. De producten waren, via Medical Swan, afkomstig van Medical Device. Giskit heeft Medical Swan en Medical Device op 15 december 2016 gesommeerd de inbreuk op de octrooien te staken. Medical Device en Medical Swan hebben de gestelde inbreuk in eerste instantie betwist. Partijen hebben uiteindelijk afspraken gemaakt, die zij hebben vastgelegd in schikkingsovereenkomsten. Medical Device zou hierna middelen voor schuimechoscopie verhandeld hebben en zodoende inbreuk op de octrooien van Giskit hebben gemaakt. Giskit vordert in de zaak 20-319 dat de rechtbank Medical Device veroordeelt tot nakoming van de schikkingsovereenkomst en tot betaling van de verbeurde boetes. In de zaak 20-180 worden soortgelijke vorderingen tegen Medical Swan ingesteld.

IEF 22019

Advies OCNL is geen besluit in de zin van art. 1:3 Awb

Raad van State 24 apr 2024, IEF 22019; ECLI:NL:RVS:2024:1710 (Appellant tegen OCNL), https://delex.nl/artikelen/advies-ocnl-is-geen-besluit-in-de-zin-van-art-1-3-awb

RvS 24 april 2024, IEF 22019; ECLI:NL:RVS:2024:1710 (Appellant tegen OCNL). De Dienst Wegverkeer heeft op 18 juli 2019 op grond van artikel 84 van de Rijksoctrooiwet 1995 een verzoek ingediend bij het Octrooicentrum om advies uit te brengen over twee octrooien, NL1042756 en NL1042286, waarvan appellant octrooihouder was. Het Octrooicentrum heeft vervolgens twee adviezen uitgebracht, waartegen appellant bezwaar heeft ingesteld. Het Octrooicentrum heeft dit bezwaar niet-ontvankelijk verklaard, omdat de adviezen volgens hem niet op rechtsgevolg zijn gericht en daarom geen besluiten zijn als bedoeld in artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht. Appellant betoogt dat de adviezen van het Octrooicentrum wel besluiten in de zin van artikel 1:3 van de Awb zijn. Appellant heeft echter afstand gedaan van de in het geding zijnde octrooien, waardoor het procesbelang bij het hoger beroep komt te vervallen en appellant niet-ontvankelijk wordt verklaard. De rechtbank is verder van oordeel dat de adviezen waartegen eiser bezwaar heeft gemaakt, geen besluiten zijn zoals bedoeld in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Awb. 

IEF 22012

Uitspraak ingezonden door Rogier de Vrey, CMS.

Schending geheimhoudingsovereenkomst leidt tot ongeldige octrooirechten

Rechtbanken 24 apr 2024, IEF 22012; ECLI:NL:RBDHA:2024:6307 (Ferm tegen Avery), https://delex.nl/artikelen/schending-geheimhoudingsovereenkomst-leidt-tot-ongeldige-octrooirechten

Rb. Den Haag 24 april 2024, IEF 22012; ECLI:NL:RBDHA:2024:6307 (Ferm tegen Avery). Onderhavige uitspraak betreft de overweging van de rechtbank in twee samenhangende zaken. Ferm en ADE hebben samengewerkt aan het ontwikkelen van een concept om een RFID, een chip met antenne, te integreren in onder meer autobanden. In het kader van deze samenwerking hebben zij een geheimhoudingsovereenkomst gesloten. Ferm stelt in de zaak 20-180 dat ADE in strijd met deze overeenkomst informatie over het concept heeft gedeeld met ADC, dat behoort tot hetzelfde concern als ADE (ADE en ADC gezamenlijk: Avery). ADC zou hiervan hebben geprofiteerd en ook onrechtmatig hebben gehandeld jegens Ferm. Ferm vordert schadevergoeding. De rechtbank wijst dit toe en oordeelt hierbij dat ondanks de handelingen van partijen dateren van voor de inwerkingtreding van de Wet bescherming bedrijfsgeheimen, deze toch toegepast dient te worden. Deze is immers een codificatie van het Nederlands leerstuk omtrent onrechtmatige verwerving van bedrijfsgeheimen. Voorts legt de rechtbank uit dat het feit dat bepaalde informatie (technologie) mogelijk als niet inventief wordt gezien in octrooirechtelijk zin, niets afdoet aan het feit dat het wel een bedrijfsgeheim kan zijn. Dit betoog van ADE faalt dus eveneens. De rechtbank oordeelt dat enkel profiteren van een wanprestatie geen onrechtmatigheid oplevert, maar er bijkomende omstandigheden moeten zijn om het als onbetamelijk te achten. In casu is sprake van dergelijke omstandigheden. Dat ADC niet bestreden heeft dat zij wist van het bestaan van de geheimhoudingsovereenkomst en dat Ferm nadeel moet lijden door de tekortkoming, zijn enkele voorbeelden van deze omstandigheden.

IEF 21997

Voorlopig beslagverlof op IE-rechten verleend met oog op mogelijke doorstart

Rechtbanken 22 feb 2024, IEF 21997; ECLI:NL:RBROT:2024:3066 (Verzoekster tegen belanghebbende), https://delex.nl/artikelen/voorlopig-beslagverlof-op-ie-rechten-verleend-met-oog-op-mogelijke-doorstart

Rb. Rotterdam 22 februari 2024, IEF 21997; ECLI:NL:RBROT:2024:3066 (Verzoekster tegen belanghebbende). In onderhavige procedure heeft verzoekster bij verzoekschrift van 16 februari 2024 verlof verzocht om beslag te mogen leggen op de octrooi- en merkenrechten (inclusief octrooiaanvragen) van belanghebbende genoemd in het verzoekschrift. Uit de overgelegde stukken blijkt dat de curator bezig is met een doorstart waarbij de IE-rechten worden betrokken. Ook blijkt dat verzoekster een vordering heeft op belanghebbende van € 1.718.464,80, inclusief rente en kosten. De voorzieningenrechter is van oordeel dat voorlopig verlof kan worden verleend voor de beslaglegging. De proportionaliteit en subsidiariteit van deze beslaglegging zullen later, nadat partijen en curator gehoord worden, beoordeeld worden. In de beschikking van 12 maart 2023 heeft de voorzieningenrechter de termijn van het voorlopige beslag verlengd tot 12 april 2024, 12.00 uur. 

IEF 21996

Curator mag containers met identificatietekens niet verkopen

Rechtbanken 31 jan 2024, IEF 21996; ECLI:NL:RBDHA:2024:1089 (Container Centralen tegen QPE), https://delex.nl/artikelen/curator-mag-containers-met-identificatietekens-niet-verkopen

Rb. Den Haag 31 januari 2024, IEF 21996; ECLI:NL:RBDHA:2024:1089 (Container Centralen tegen QPE). Container Centralen is een Deense onderneming die zich bezighoudt met exploiteren van twee rouleersystemen van containers die gebruikt en uitgewisseld worden in onder meer de bloemen- en potplantenbranche. Deze “poolsystemen” maken het mogelijk dat een partij een beladen container kan afleveren bij een andere partij en eventueel vandaaruit aan verdere afnemers, zonder dat bij elke tussenstop de op de container geladen producten van de ene container op de andere overgeplaatst hoeven te worden. De CC Containers zijn, ongeacht of ze eigendom van CC zijn of door één van de contractanten in het CC Containersysteem zijn ingebracht, onderling op het oog niet van elkaar te onderscheiden. Naast CC Containers verhuurt Container Centralen ook EC Containers. Quality Plants Europe B.V. (hierna: QPE) exploiteert een groothandel in bloemen en planten. Zij is op 16 februari 2022 failliet verklaard. Op haar bedrijventerrein heeft de curator 614 CC Containers en 463 EC Containers aangetroffen. Diverse contractanten van Container Centralen en ook Container Centralen zelf hebben QPE verzocht deze te retourneren. Container Centralen is houdster van het Uniebeeldmerk, drie Gemeenschapsmodellen en het octrooi betreffende het RFID-label. Container Centralen vordert bij de rechtbank (onder meer) afgifte van de containers en een verkoopverbod voor de curator.

IEF 21981

Uitspraak ingezonden door Peter van Gemert, Carlos van Staveren & Fleur Uitterhoeve, Bird & Bird.

Beperkte B3-versie van octrooi High Point ook nietig verklaard

Rechtbanken 3 apr 2024, IEF 21981; ECLI:NL:RBDHA:2024:4938 (High Point tegen KPN), https://delex.nl/artikelen/beperkte-b3-versie-van-octrooi-high-point-ook-nietig-verklaard

Rb. Den Haag 4 april 2024, IEF 21981; ECLI:NL:RBDHA:2024:4938 (High Point tegen KPN). High Point was houdster van het Europees octrooi EP 0 522 772 (hierna: het octrooi) met betrekking tot “Wireless access telephone-to-telphone network interface architecture”. In een eerder vonnis uit 2010 (hierna: vonnis 2010) heeft de rechtbank de vordering van KPN die ertoe strekte het octrooi nietig te verklaren, toegewezen, omdat bij kenmerken F en G van het octrooi sprake was van ongeoorloofde toegevoegde materie [zie IEF 9097]. Op 19 januari 2017 heeft High Point een verzoek ingediend tot centrale beperking van het octrooi op grond van artikel 105a EOV. De beperking werd toegestaan en deze beperkte B3-versie (EP 772 B3) van het octrooi werd geacht met terugwerkende kracht te hebben gegolden tot aan het einde van de looptijd van het octrooi in juni 2012. Dit vonnis is bekrachtigd door het Gerechtshof te Den Haag [zie IEF 17744]. Het cassatieberoep van High Point, waarin werd gerefereerd naar de beperkte conclusies, werd niet gehonoreerd wegens strijd met de goede procesorde [zie IEF 19018]. In de procedure heeft KPN een (niet-)ontvankelijkheids-incident opgeworpen. Deze werd afgewezen [zie IEF 19954]. In cassatie oordeelde de Hoge Raad dat als gevolg van de centrale beperking niet een ander octrooi is ontstaan, maar dat de beschermingsomvang van het oorspronkelijk verleende octrooi (versie B1) met terugwerkende kracht is beperkt en het octrooi in beperkte vorm niet is getroffen [zie IEF 21108]. High Point vordert in onderhavig vonnis verklaring voor recht dat KPN inbreuk heeft gemaakt op EP 772 B3 in de periode tussen 22 mei 2008 en 30 juni 2012. Volgens KPN brengt het gezag van gewijsde van het vonnis 2010 echter mee dat de vorderingen niet toegewezen kunnen worden. De rechtbank oordeelt als volgt.

IEF 21968

Uitspraak ingezonden door Auke-Frank Tadema en Allard van Duijn, Freshfields Bruckhaus Deringer.

Hof bekrachtigt vonnis over overtreding inbreukverbod

Gerechtshoven 26 mrt 2024, IEF 21968; 200.321.764/01 (Pharmathen tegen Novartis), https://delex.nl/artikelen/hof-bekrachtigt-vonnis-over-overtreding-inbreukverbod

Hof Amsterdam 26 maart 2024, IEF 21968; 200.321.764/01 (Pharmathen tegen Novartis). De voorzieningenrechter van de rechtbank Den Haag heeft eerder in deze procedure Pharmathen verboden inbreuk te maken op het octrooi van Novartis, op straffe van dwangsommen. Volgens Novartis heeft Pharmathen in strijd gehandeld met het vonnis door het (blijven) aanbieden van betreffend LAR-product en dwangsommen verbeurd. Pharmathen betwist dit en vordert schorsing van de executie van het kortgedingvonnis. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de dwangsommen zijn verbeurd en het verzoek van Pharmathen geweigerd. Pharmathen betoogt in hoger beroep dat de voorzieningenrechter ten onrechte heeft geoordeeld dat het in kortgedingvonnis opgelegde inbreukverbod is overtreden.

IEF 21963

Rechtbank gaat uit van geldigheid EU-besluit over handelsvergunning

Rechtbanken 5 mrt 2024, IEF 21963; ECLI:NL:RBAMS:2024:1228 (Biogen tegen Sandoz), https://delex.nl/artikelen/rechtbank-gaat-uit-van-geldigheid-eu-besluit-over-handelsvergunning

Rb. Amsterdam 5 maart 2024, IEF 21963; ECLI:NL:RBAMS:2024:1228 (Biogen tegen Sandoz). Biogen heeft een vergunning aangevraagd bij de Europese Commissie voor het in handel brengen van Tecfidera. Biogen vordert Sandoz te verbieden met haar generieke kopieën van Tecfidera de Nederlandse markt te betreden vóór 2 februari 2025. Sandoz heeft een nationale handelsvergunning voor haar generieke kopie van Tecfidera, maar Biogen stelt dat zij van die vergunning geen gebruik mag maken zolang Tecfidera marktbescherming heeft. Het is volgens Biogen ook niet aan de Nederlandse rechter om de rechtsgeldigheid van het Uitvoeringsbesluit 2023 te toetsen. Sandoz voert aan dat het besluit niet rechtsgeldig is, omdat het niet is genomen binnen de daarvoor geldende 8-jaarstermijn en omdat het is gebaseerd op verouderde wetenschappelijke inzichten. De rechtbank oordeelt dat uit zal moeten worden gegaan van de rechtsgeldigheid van het Uitvoeringsbesluit, totdat de Unierechter anders beslist. In twee instanties hebben Europese ‘voorzieningenrechters’ zich al gebogen over de kwestie, beide hebben geen reden geconstateerd om het Uitvoeringsbesluit te schorsen. Op grond van rechtspraak van de Hoge Raad heeft de nationale kort-gedingrechter maar heel beperkte ruimte om EG besluiten te toetsen op rechtmatigheid. De slotsom is dat vooralsnog moet worden uitgegaan van de rechtmatigheid van het besluit. De rechtbank verbiedt Sandoz om haar geneesmiddelen Dimethylfumaraat Sandoz 120 mg en Dimethylfumaraat Sandoz 240 mg in Nederland in de handel te brengen vóór 2 februari 2025.

IEF 21957

Uitspraak ingezonden door Allard van Duijn & Auke-Frank Tadema, Freshfields Bruckhaus Deringer en Thijs van Aerde, Houthoff

Conclusie A-G: Pharmathen maakt inbreuk op octrooi Novartis

Hoge Raad 22 mrt 2024, IEF 21957; ECLI:NL:PHR:2024:328 (Pharmathen Global B.V. tegen Novartis A.G.), https://delex.nl/artikelen/conclusie-a-g-pharmathen-maakt-inbreuk-op-octrooi-novartis

Parket bij de Hoge Raad 22 maart 2024, IEF 21957; ECLI:NL:PHR:2024:328 (Pharmathen Global B.V. tegen Novartis A.G.) [IEF 21102]. In kort geding heeft octrooihoudster Novartis verschillende grensoverschrijdende voorzieningen gevorderd jegens Pharmathen Global wegens inbreuk op Europees octrooi EP 2 377 519 B1, een werkwijzeoctrooi voor de vervaardiging van octreotidemicroacetaatdeeltjes, gebruikt in injectaten voor de behandeling van bepaalde vormen van kanker. In onderdeel 1 van het principale cassatieberoep klaagt Pharmathen Global dat het hof de grenzen van de rechtsstrijd heeft overtreden en heeft miskend dat ‘leiding geven aan’ inbreukmakende handelingen zelf geen octrooi-inbreuk oplevert. Onderdeel 2 van het principale cassatieberoep richt verschillende rechts- en motiveringsklachten tegen het oordeel dat de werkwijze van Pharmathen in het equivalentiebereik inbreuk maakt.

IEF 21954

Verzoek tot getuigenverhoor in octrooizaak afgewezen

Rechtbanken 7 mrt 2024, IEF 21954; ECLI:NL:RBDHA:2024:3028 (NGCM tegen TU Delft), https://delex.nl/artikelen/verzoek-tot-getuigenverhoor-in-octrooizaak-afgewezen

Rb. Den Haag 7 maart 2024, IEF 21954, ECLI:NL:RBDHA:2024:3028 (NGCM tegen TU Delft). TU Delft heeft in 2013 een octrooiaanvrage gedaan voor een Nederlands octrooi met de titel “Biobased membrane”. Het ziet op een biologisch membraan voor betonbehandeling. Het octrooi is verleend op 7 april 2015. Met inroeping van de prioriteit van het octrooi heeft TU Delft ook een Europese octrooiaanvrage ingediend. Het Europese octrooi op deze versie is verleend. Door NGCM en TU Delft is vervolgens een exclusieve exploitatieovereenkomst getekend. NGCM was alleen geïnteresseerd in de non-sludge-based toepassingen uitgaande van algen/alginaat. Omdat deze toepassing nog niet goed werkt en niet commercieel toepasbaar is, hadden partijen afgesproken samen te werken bij het vinden van een oplossing bij dit probleem. NGCM stelt betalingen te hebben opgeschort, omdat de toepassing nog steeds niet commercieel toepasbaar is. NGCM verzoekt de rechtbank tot het toelaten van een getuigenverhoor als bewijsmiddel dat gesprekken zijn geweest tussen de partijen waarin TU Delft zou hebben bevestigd dat de non-sludge-based toepassingen niet beschermd zijn en NGCM deze toepassing mag (blijven) gebruiken. Het verzoek wordt afgewezen wegens gebrek aan belang, omdat het onaannemelijk is dat het horen van getuigen zal leiden tot vaststelling van de geldigheid en de beschermingsomvang van het octrooi.