DOSSIERS
Alle dossiers

Rechtspraak  

IEF 7273

De doorontwikkelde pootmachine

Rechtbank ’s-Gravenhage, 13 oktober 2008, HA RK 08-631, ISA Groep Machinebouw B.V. & Hecam Engineering B.V. c.s. tegen Roboplug B.V. c.s.

Octrooirecht. Beschikking aangaande verzoek voorlopig deskundigenonderzoek. EP eiser m.b.t. een 'inrichting voor het plaatsen van plantenmateriaal op of in een bed'. Gestelde inbreuk door eiser middels de ROBOplug pootmachine. Verzoek wordt toegewezen (geen discretionaire bevoegdheid rechter), met andere eisen aangaande de vertrouwelijkheid van het deskundigenrapport.

Voorlopig deskundigenbericht: 4.1. De rechtbank stelt voorop dat de rechter ter zake van een verzoek tot een voorlopig deskundigenbericht geen discretionaire bevoegdheid toekomt. Indien een verzoek voldoende concreet en ter zake dienend is en feiten bevat die zich lenen voor een onderzoek door een deskundige, zal het verzoek moeten worden toegewezen. Dit is alleen anders indien zich feiten en omstandigheden voordoen die meebrengen dat het verzoek in strijd is met de goede procesorde, dat misbruik wordt gemaakt van de bevoegdheid toepassing van dit middel te verlangen of dat het verzoek moet afstuiten op een ander, door de rechter zwaarwichtig geoordeeld, bezwaar.

4.2. Voor zover B c.s. heeft willen betogen dat het verzoek tot een voorlopig deskundigenbericht niet ter zake dienend is, omdat de ROBOplug pootmachine niet onder de beschermingsomvang van de onder rechtsoverweging 2.1. en 2.2. genoemde octrooien valt, oordeelt de rechtbank dat een voorlopig deskundigenbericht mede er toe strekt om zekerheid te verkrijgen omtrent de voor het geschil tussen partijen relevante feiten en omstandigheden en daardoor beter te kunnen beoordelen of het raadzaam is een procedure te entameren. ISO Groep c.s. heeft ter zitting aangegeven dat zij het voorlopige deskundigenbericht wenst om haar proceskansen in een inbreukprocedure en/of een procedure wegens wanprestatie jegens B nader tegen het licht te kunnen houden. Daar komt nog bij dat de rechtbank niet zonder deskundige voorlichting zal kunnen beoordelen of sprake is van inbreuk en/of wanprestatie. Het thans verzochte voorlopige deskundigenbericht kan daaraan een bijdrage leveren. Het verzoek moet derhalve als ter zake dienend worden beschouwd.

4.3. Gesteld noch gebleken is dat het verzoek tot een voorlopig deskundigenbericht in strijd is met de goede procesorde, dat er sprake is van misbruik van bevoegdheid dan wel dat er sprake is van zwaarwichtige redenen, zodat het verzoek voor toewijzing gereed ligt. Voor zover B zou bedoelen dat een zwaarwegende reden zou zijn gelegen in zijn wens de verdere technische ontwikkeling van de ROBOplug pootmachine vertrouwelijk te houden, zal de rechtbank daaraan tegemoet komen door de hierna onder het kopje ‘Vertrouwelijkheid’ te treffen regeling.

Vertrouwelijkheid: 4.6. De rechtbank heeft zich er rekenschap van gegeven dat de ROBOplug pootmachine een doorontwikkelde pootmachine met vertrouwelijke kenmerken is en ziet bijgevolg voldoende aanleiding te bepalen dat het deskundigenonderzoek door de deskundige zelfstandig zal worden verricht, dat verzoeksters, noch vertegenwoordigers van verzoeksters bij het deskundigenonderzoek tegenwoordig mogen zijn en dat de deskundige zijn voorlopig rapport uiterlijk vrijdag 19 december 2008 in handen van uitsluitend B zal stellen.

4.7. De rechtbank zal B in de gelegenheid stellen om, met tussenkomst van een advocaat, de rechtbank te verzoeken het rapport of delen daarvan, uitsluitend op de gemotiveerde grond dat door publicatie zonder meer onnodig vertrouwelijke gegevens worden geopenbaard, aan verzoeksters te onthouden. (…)”

Lees het vonnis hier.

IEF 7221

Dutch court overturns German court ruling

Nederlands nieuws via Minneapolis: “AGA Medical will appeal Dutch court’s ruling. A Dutch court ruled against AGA Medical Holdings Wednesday, finding that a competitor’s products do not infringe on the company’s patents. But AGA said Thursday it would appeal the decision.

AGA Medical, a Plymouth-based maker of devices for structural heart defects, sued Occlutech, a manufacturer of heart occlusion devices headquartered in Jena, Germany, for patent infringement in August 2006. The company claimed that Occlutech had infringed on one of its European patents for manufacturing intravascular occlusion devices.

A German court ruled in July 2007 that Occlutech had infringed on AGA Medical’s patents, but the patent court in The Hague, Netherlands, overturned that ruling.

Lees hier meer (Minneapolis / St. Paul Business Journal). Vonnis Rb Den Haag:  IEF 7214.  'Overturned' Duits vonnis hier. (LG Düsseldorf > 2007 > rolnr. 4b O 297/06 - Intravaskuläre Okklusionsvorrichtung).  
 

 

IEF 7215

Voortbrengselconclusies en werkwijzeconclusies

Rechtbank ’s-Gravenhage, 29 oktober 2008,  HA ZA 08-752, Clyde Bergemann GmbH tegen X.

Woensdag octrooidag. Octrooirecht. EP ‘stoomgeneratorsysteem en werkwijze voor de afvoer van as’. Eiser vordert vernietiging van het Octrooi, omdat tijdens de verlening ongeoorloofde uitbreiding van materie heeft plaatsgevonden, omdat het octrooi niet nieuw en niet-inventief is en ziet de vordering gedeeltelijk toegewezen. Alle voortbrengselconclusies blijven in stand, alle werkwijzeconclusies van het Octrooi worden vernietigd.

Ongeoorloofde uitbreiding: “4.2 De rechtbank overweegt daaromtrent als volgt. Hoewel Bergemann worden nagegeven dat de letterlijke tekst van bedoeld deelkenmerk niet vinden in de ingediende conclusies en/of beschrijving, leidt dat onder de omstandigheden niet tot het oordeel dat sprake is van toegevoegde materie van artikel 75 lid 1 onder c ROW 1995. Naar het oordeel van de rechtbank gemiddelde vakman, die de ter inzage gelegde octrooiaanvrage zou hebben geraadpleegd, uit de toenmalige conclusies, beschrijving en tekeningen redelijkerwijs hebben moeten concluderen dat de luchtstroom door de onderkant van de ketel ingevoerd. (…)”

Nieuwheid: “4.5 De rechtbank stelt voorop dat het er bij de beoordeling van de nieuwheidschadelijkheid van de Brochure om gaat vast te stellen wat de gemiddelde vakman ten tijde van de indiening van de octrooiaanvrage redelijkerwijs uit de Brochure zou hebben begrepen en of dat de vakman in staat zou hebben gesteld de uitvinding toe te passen. Daarbij moet – naast de inhoud van de Brochure zelf – mede in aanmerking worden genomen de normale vakkennis van de gemiddelde vakman. Anders dan Bergemann - overigens zonder nadere motivering - stelt (pleitnota § 2.8), kan WO 231 naar het oordeel van de rechtbank niet worden gerekend tot de algemene vakkennis die de gemiddelde vakman geacht moet worden werkelijk tot zijn beschikking te hebben gehad ten tijde van de octrooiaanvrage. Naar het oordeel van de rechtbank betreft hetgeen in WO 231 is geopenbaard gespecialiseerde, niet algemeen gangbare vakkennis die buiten beschouwing dient te blijven. Ware dat anders, dan zou dat feitelijk ook neerkomen op het combineren van twee afzonderlijke documenten, waarvan ook Bergemann erkent dat dit bij de beoordeling van de nieuwheidschadelijkheid van een voorpublicatie niet is toegestaan.

4.7 Tijdens het pleidooi heeft Bergemann gesteld dat de Brief en Brochure tezamen als één enkel document dienen te worden beschouwd, waarbij de Brief kan dienen tot uitleg van de Brochure. De rechtbank overweegt daaromtrent dat, zelfs als dat al zou zijn toegelaten, hetgeen X heeft betwist, zulks Bergemann niet zou baten.

 (…) 4.17 De slotsom luidt dat alle kenmerken van conclusies 10, 11, 12, 14 en 15 direct en ondubbelzinnig zijn geopenbaard in de Brochure, zodat deze conclusies wegens gebrek aan nieuwheid nietig zullen worden verklaard. De overige conclusies 1 tot en met 9, alsmede conclusie 13 zijn ten opzichte van de Brochure nieuw te achten, zodat niet tot nietigverklaring van deze conclusies wegens gebrek aan nieuwheid kan worden gekomen.”

Conclusies gedeeltelijk niet-inventief: “4.20 (…) Naar het oordeel van de rechtbank is de leer uit het arrest Spiro/Flamco sinds de inwerkingtreding van het Europees Octrooiverdrag 2000 niet langer van toepassing op Europese octrooien. Ter beoordeling ligt derhalve voor de vraag of de door X voorgestelde wijziging van conclusie 10 voldoet aan de eisen die voor ieder octrooi gelden, zoals die met betrekking tot inventiviteit.

(…) 4.23 Aldus zijn er onvoldoende aanknopingspunten voor de stelling dat toepassing van meer luchtopeningen inventief zou zijn ten opzichte van de stand van de techniek zoals geopenbaard in de Brochure. Om die reden kan de door X voorgestelde aanpassing van conclusie 10 niet leiden tot een ander oordeel omtrent de geldigheid van die conclusie. De gewijzigde conclusie 10 is nietig wegens gebrek aan inventiviteit.

(…) 4.24 Bergemann heeft ten aanzien van conclusie 13 nog naar voren gebracht dat in het octrooischrift geen enkele aanwijzing is te vinden dat een aangejaagd koelsysteem iets anders zou zijn dan de door de onderdruk aangezogen lucht en dat het verder voor de gemiddelde vakman op grond van zijn algemene vakkennis voor de hand ligt dat de as tot beneden het smeltpunt moet worden afgekoeld – dat wil zeggen in een vaste toestand moeten worden gebracht – alvorens deze aan de vergruizer toe te kunnen voeren. X heeft dit niet gemotiveerd bestreden. Aldus kan ook conclusie 13 niet in stand blijven wegens gebrek aan inventiviteit.

(…) 4.27 Aangezien JP 319 mede betrekking heeft op de afvoer van as uit een verbrandingsketel, zal de gemiddelde vakman die een oplossing zoekt voor het hiervoor geformuleerde objectieve probleem, van JP 319 kennis nemen. JP 319 leert hem dat hij bij de afvoer van de as gebruik kan maken van een vergruizer en een tweede transportband voor afvoer ervan. Anders dan Bergemann heeft gesteld, zal JP 319 de gemiddelde vakman evenwel niet zonder inventieve denkarbeid brengen tot de uitvinding volgens het Octrooi.

(…) 4.31 Eerst bij pleidooi heeft Bergemann aan haar nietigheidsvordering een nieuwe grondslag toegevoegd, te weten dat het Octrooi niet inventief zou zijn in het licht van de Brochure in combinatie met WO 231. De rechtbank is met X van oordeel dat dit argument, als in strijd met de goede procesorde in een octrooiprocedure volgens het verkorte regime, buiten beschouwing dient te blijven. Niet valt in te zien waarom Bergemann niet veel eerder, zo nodig bij akte buiten de rol om, kenbaar had kunnen maken dat en onder aanvoering van inhoudelijke argumenten op grond waarvan, zij zich ook op deze aanvullende rechtsgrond wenste te beroepen. Nu zij dat evenwel heeft nagelaten, heeft X er geen rekening mee hoeven houden dat Bergemann eerst ter zitting met dit niet-inventiviteitsargument zou komen en heeft zij onvoldoende gelegenheid gehad zich op dit verweer voor te bereiden. Anders dan Bergemann stelt maakt het enkele feit dat de stukken waarop Bergemann zich in dat verband wenste te beroepen reeds onderdeel uitmaakten van het geding, dat niet anders. Zo is bijvoorbeeld discussie mogelijk over de niet onbelangrijke vraag welk document bij die inventiviteitsaanval zou moeten worden aangemerkt als meest nabije stand van de techniek en hoe het objectieve probleem dan zou luiden. Op deze vragen heeft X zich niet kunnen en hoeven voorbereiden.   

4.32 Bergemann heeft verder aangevoerd dat het niet-inventiviteitsargument gebaseerd op een combinatie van de Brochure en WO 231 als impliciet subsidiair standpunt besloten ligt in de dagvaarding omdat iedereen weet dat je bij een aanval op de nieuwheid je maar op één document mag beroepen. De rechtbank passeert die stelling omdat Bergemann, inderdaad in weerwil van vaste jurisprudentie op dit punt, expliciet heeft gesteld dat de Brochure in samenhang met EP 967 dient te worden gelezen als één enkele publicatie (dagvaarding, pagina 12, voorlaatste alinea, nader uitgewerkt met verwijzingen naar WO 231 in de tabel in paragraaf 5.5).

4.33 De stelling van Bergemann ten slotte dat het niet-inventiviteitsargument op grond van de combinatie van de Brochure met WO 231 reeds vervat is in haar dagvaarding en in de beoordeling zou moeten worden betrokken op grond van artikel 25 Rv (aanvulling van rechtsgronden) wordt verworpen. Een voldoende feitelijke onderbouwing voor dat niet-inventiviteitsargument ontbreekt in de dagvaarding. Daarbij wijst de rechtbank erop dat Bergemann in de dagvaarding uitsluitend WO 231 heeft genoemd als meest nabije stand van de techniek, terwijl zij bij het nietinventiviteitsargument op grond van de combinatie van de Brochure met WO 231 bij pleidooi heeft aangevoerd dat de Brochure heeft te gelden als meest nabije stand van de techniek.”

Proceskosten: (…)  “5.1 Nu enerzijds alle voortbrengselconclusies in stand zullen blijven, maar anderzijds alle werkwijzeconclusies van het Octrooi zullen worden vernietigd, ziet de rechtbank aanleiding de proceskosten te compenseren, zodanig dat iedere partij zijn eigen kosten dient te dragen.”  voortbrengselconclusies en  werkwijzeconclusies.

Lees het arrest hier.

IEF 7214

Het tussenschot tussen de hartkamers

Klik voor vergrotingRechtbank ’s-Gravenhage, 29 oktober 2008, HA ZA 07-3614, Occlutech GmbH tegen AGA Medical Corporation (met dank aan Peter Burgers, Brinkhof)

Octrooirecht. Rechtbank verklaart voor recht dat de occlusie-inrichtingen (voor het dichten van gaten in het atriale septum – het tussenschot tussen de hartkamers) van Occlutech niet vallen onder de beschermingsomvang van AGA’s Euopese octrooi.

De conclusies vereisen twee klemmen “…clamps (15) are adapted to clamp the strands at the opposed ends of the device.”, terwijl de aangevallen inrichtingen slechts één klem hebben. De uitleg die AGA aan dit kenmerk geeft is in strijd met de bewoording van de conclusie, ook omdat AGA tijdens de verleningsprocedure dit kenmerk heeft toegevoegd om een nieuwheidsbezwaar te ondervangen. Het Landgericht Düsseldorf had eerder in een parallele inbreukprocedure geoordeeld dat de occlusie-inrichtingen van Occlutech wel inbreuk maken op het Duitse parallelle octrooi.

De Rechtbank passeert het beroep van AGA op equivalentie onder verwijzing naar HR 7 september 2007, Lely/ Delaval. Ten overvloede overweegt de Rechtbank, op basis van de octrooibeschrijving en de tekeningen, dat de beschermingsomvang van het octrooi van AGA zich niet kan uitstrekken tot de toepassing van de geclaimde inrichting als septum-afsluiter. Proceskostenveroordeling €102.341,36.

Lees het vonnis hier of, in de inmiddels ontvangen mooie, copypastable pdf van de rechtbank zelf, hier. Genoemde Duitse uitspraak hier (LG Düsseldorf, rolnr. 4b O 297/06 - Intravaskuläre Okklusionsvorrichtung).

IEF 7213

Het voorkomen van klontvorming

Gerechtshof ’s-Gravenhage, 28 oktober 2008, zaaknr. 105.004.963/01, Darome S.P.A.S. Tegen Orogel Surgelati S.P.A. c.s. (met dank aan Ruprecht Hermans, Brinkhof).

Eerst even voor jezelf lezen. Octrooirecht. Hof bekrachtigt het vonnis waarvan beroep. Geen equivalente inbreuk op Europees octrooi dat oplossing biedt voor culinair probleem. “Wanneer een potje diepgevroren ruiden uit de diepvries wordt gehaald, bijvoorbeeld voor het kruiden van een gerecht, blijft dat potje vaak enige tijd op het aanrecht staan. Dan treedt echter ontdooiing van water op, waarna  de producten eenmaal terug in het vriesvak (door bevriezing van het ontdooide water) klonten vormen”.

Het Hof volgt HR Lely / Delaval (“een element dat essentieel is voor de uitvinding kan niet worden weggeïnterpreteerd en ook niet ruim (functioneel) kan worden geïnterpreteerd”) en concludeert dat de gestelde inbreuk niet ziet op de essentie van het octrooi:

“20. Uit het voorgaande volgt dat de geoctrooieerde uitvinding juist de maatregelen D, E en F betreft en dus een (veel) beperktere strekking heeft dan Darome stelt. Derhalve is het niet gerechtvaardigd om haar bescherming te verlenen voor de ruimere uitvinding die in alléén de maatregelen A t/m C en G zou zijn gelegen; (…).

22. Nu de maatregelen D, E en F als essentieel koor de uitvinding zijne beschouwen is voor het weginterpreteren of functioneel interpreteren daarvan geen plaats, althans niet zonder nadere toelichting die evenwel ontbreek. De meergenoemde samenhang tussen deze maatregelen wijst er zelfs temeer op dat zij letterlijk moet worden opgevat.

22. De slotsom luidt dat conclusie 1 van het octrooi naar de letter moet worden uitgelegd. De maatregelen D, E en F, en in ieder geval de maatregelen D en F, daarvan worden door Orogel c.s. niet of niet letterlijk toegepast. Zelfs al zou met de werkwijze van Orogel c.s. in wezen hetzelfde resultaat worden bereikt als met de geoctrooieerde werkwijze – hetgeen Darome stelt, maar Orogel c.s. betwisten – dan brengt het oordeel dat de maatregelen D, E.en F letterlijk moeten worden genomen mee dat dit niet gebeurt met in wezen dezelfde middelen en/of op in wezen dezelfde wijze. Orogel c.s. plegen dus geen inbreuk op het octrooi volgens conclusie 1, en evenmin op het octrooi volgens de overige conclusies aangezien deze van conclusie 1 afhankelijk zijn en niet (gemotiveerd) is gesteld dat zij aan die conclusie iets nieuws of inventiefs toevoegen. De inbreukvorderingen van Darome dienen dan ook te worden afgewezen.

24 (..) Dat vonnis zal worden bekrachtigd, met veroordeling van Darome in de kosten van het principaal appel, waarbij nog wordt aangetekend dat Orogel c.s. geen kostenveroordeling op voet van artikel 1019h Rv hebben gevorderd.”  [maar kwam daar ook geen beroep op toe i.v.m. appeldagvaarding van voor implementatiedatum handhavingsrichtlijn – IEF].

Lees het arrest hier. Zie voor vonnis Rb. DH: IEF 1440

IEF 7208

Niet bijzonder geschikt

Rechtbank ’s-Gravenhage, 28 oktober 2008, KG ZA 08-1106, Capres A/S tegen Smarttip B.V.

Eerst even voor jezelf lezen. Octrooirecht. Kort geding. EP ‘multipoint probe’ (sonde voor het doen van (vierpunts)metingen ter bepaling van elektrische eigenschappen. Vorderingen afgewezen. Aanpassing waardoor EP is verleend, is bepalend voor het afwijzen van de vordering. Geen inbreuk. Rectificatie en verbod tot verspreiden van onheuse berichtgeving (wapperen). €85.000,- aan (overeengekomen) proceskosten.

“4.29. Naar voorlopig oordeel voert een en ander tot een stand van zaken waarbij Smarttip met een uitvoerige en begrijpelijke onderbouwing aannemelijk heeft gemaakt dat de probe van Smarttip met onderling verbonden multitude of electrodes niet bijzonder geschikt is voor toepassing van active guarding, terwijl Capres niet aannemelijk heeft kunnen maken dat in een dergelijke probe met enig voordeel active guarding kan worden toegepast.

4.30. In het kader van een kort geding dient dat tot het voorlopig oordeel te leiden dat de probe van Smarttip niet bijzonder geschikt is voor active guarding zodat niet wordt voldaan aan onderdeel 1 van conclusie 1 en er naar voorlopig oordeel geen sprake is van inbreuk op EP 282.

4.34. Als in het ongelijkgesteld zal Capres worden veroordeeld in de kosten van de procedure. Partijen zijn voorafgaand aan de zitting overeengekomen dat deze over en weer zullen worden gesteld op het bedrag van € 85.000. Capres zal worden veroordeeld tot betaling van dat bedrag.”

Lees het vonnis hier.

IEF 7149

Vaarwel Spiro/Flamco

Vzr. Rechtbank ’s-Gravenhage, 8 oktober 2008, HA ZA 97-1605, Boston Scientific International B.V. c.s. tegen Expandable Grafts Partnership c.s. (met dank aan Bas Berghuis van Woortman, Freshfields Bruckhaus Deringer èn Chantal Morel, Klos Morel Vos & Schaap). 

“4.15. Het EOV 2000 introduceert naast het zelfbeperkingsrecht van de octrooihouder uit het nieuwe art. 138 ten overstaan van de nationale rechter ook een nieuwe mogelijkheid van centrale zelfbeperking na verlening, art 105b(2) EOV 2000. Dat EPG deze weg niet volgt, zoals Boston EPG tegenwerpt, maakt het vorenstaande niet anders. Er is een verdergaande harmonisatie van de partiële nietigheidsregeling op centraal en nationaal niveau doorgevoerd in het EOV 2000 en daarin is geen plaats meer voor de beperkende criteria uit de Spiro/Flamco-leer, die het aldus geïntroduceerde zelfbeperkingsrecht van de octrooihouder in een nationale geldigheidsprocedure zou inperken.

4.16 Aan de door Boston aan het Spiro/Flamco-arrest ontleende argumentatie zal dan ook worden voorbijgegaan. De gewijzigde conclusies zijn mitsdien als zodanig niet ontoelaatbaar.”

Lees het vonnis hier (inmiddels de 'schone' pdf van de Rechtbank Den Haag).

IEF 7143

Geschoven veldelen

NL 1024703Gerechtshof ’s-Gravenhage, 23 september, zaaknr. 105.005.475/01, Van Dillewijn Group B.V. tegen Zwapak B.V. (Remco de Ranitz (De Ranitz Advocatuur) en Otto Swens (Vondst Advocaten).

Eerst even voor jezelf lezen. Octrooirecht. Hoger beroep in zaak over NL octrooi met betrekking tot een vel voor het inpakken van bloembossen en dergelijke. Het Hof vernietigt het vonnis van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag van 14 juli 2006 (zie: IEF 2346). Voor de vaststelling van de beschermingsomvang volgt het Hof de Lely/Deleval-leer van de Hoge Raad (r.o. 9) en  neemt inbreuk aan bij wege van equivalentie (r.o. 13). Het nietigheidsverweer van Zwapak slaagt niet. Proceskosten €15.431: “het in rekening gebrachte uurtarief van €350,- is alleszins redelijk, zeker voor een gespecialiseerde advocaat”. .

“13. Het Neuvella-vel van Zwapak kent verschillende uitvoeringen. Het betreft een enkellaags inpakvel met hei uiterlijk van een aantal verschoven op elkaar liggende (in kleur, materiaal of motief verschillende) vellen. De omtrek van de Neuvella-vellen kan als volgt worden weergegeven. (vier) rechte hoeken, maar daarnaast ook drie grotere hoeken (van, bij benadering, 150") vertoont. In zoverre is geen sprake van oen omtreksvorm die gelijk is aan de buitenste omtreksvorm van een aantal verschoven op elkaar liggende veldelen in de zin van conclusie 1 zoals deze hierboven is uitgelegd, dat wil zeggen met slechts rechte hoeken. Hieruit volgt naar het voorlopig oordeel van het hof dat het Neuvellavel geen letterlijke inbreuk maakt op het octrooi. Dit neemt niet weg dat, naar het voorlopig oordeel van het hof, wel sprake is van equivalentie. Het Neuvella-vel is enkellaags en is zodanig bewerkt dat een aantal verschoven op elkaar liggende veldelen wordt gerepresenteerd, waardoor het een vergelijkbaar aantrekkelijk uiterlijk heeft. De bij het Neuvella-vel toegepaste maatregel -het tevens representeren van veldelen zonder rechte hoeken - vervult in wezen dezelfde functie op in wezen dezelfde wijze en leidt tot in wezen hetzelfde resultaat. Het hof is dan ook voorshands van oordeel dat het Neuvella-vel inbreuk maakt op het octrooi. Grief 4 is dus gegrond. De gestelde inbreuk door de overige uitvoeringen van het Neuvella-vel acht het hof onvoldoende onderbouwd.”

Lees het arrest hier.

IEF 7141

Een derde in vrijwaring

Rechtbank ’s-Gravenhage 1 oktober 2008, HA ZA 08-2204 (Bureau voor Free Publicity V.O.F. c.s. tegen IDMC)

Vonnis in incident. Octrooirecht. Auteursrecht. Eiser Free Publicity vordert in de hoofdzaak dat de rechtbank, kort samengevat, het octrooirecht van gedaagde IDMC vernietigt en voor recht verklaart dat IDMC geen auteursrecht heeft op de beschreven werkwijze en dat IDMC onrechtmatig met haar octrooirecht, auteursrecht en/of enig aanverwant recht wappert. In dit incident vordert gedaagde IDMC dat de rechtbank haar zal toestaan haar adviseur met betrekking tot de aanvraag van het octrooirecht in vrijwaring op te roepen. De rechtbank wijst de vordering toe.

“4.1. Een vordering tot oproeping van een derde in vrijwaring is in beginsel toewijsbaar indien de gedaagde in de hoofdzaak stelt krachtens zijn rechtsverhouding tot deze derde het recht te hebben de nadelige gevolgen van een voor hem ongunstige afloop van de hoofdzaak geheel of gedeeltelijk op deze derde te verhalen. IDMC heeft aangevoerd dat zij met betrekking tot de aanvraag en de handhaving van het octrooirecht door Muller & Eilbracht is geadviseerd en heeft daarmee het bestaan van een rechtsverhouding in de zin van artikel 210 Rv voldoende gemotiveerd gesteld. Gelet op deze rechtsverhouding, die doorgaans kan worden gekwalificeerd als een overeenkomst van opdracht, valt immers niet uit te sluiten dat IDMC, indien de beslissing in de hoofdzaak voor haar nadelig uitvalt, verhaal heeft op Muller & Eilbracht. Daarom komt de incidentele vordering voor toewijzing in aanmerking. De
rechtbank merkt hierbij nog op dat niet valt in te zien waarom de vrijwaring geen betrekking zou (kunnen) hebben op de in de hoofdzaak ingestelde vorderingen. In ieder geval is niet vereist dat de vorderingen in de hoofdzaak en in het incident op dezelfde rechtsgronden berusten.

4.2. Gelet op de in de hoofdzaak gevorderde proceskostenveroordeling overeenkomstig artikel 1019h Rv zal de rechtbank de beslissing omtrent de kosten aanhouden.”

Lees het vonnis hier.

IEF 7132

Het begrip gebruik

IBC RAIVzr. Rechtbank Amsterdam, 12 september 2008, KG ZA 08-1721 WT/MB, Altech Technologies (PTY) ltd. c.s. tegen SISVEL (met dank aan Bart van den Broek, Howrey).
 
Eerst even voor jezelf lezen. Octrooirecht. MPEG-standaard. Conservatoir beslag tot afgifte, monsterneming en gerechtelijke bewaring van producten en reclamemateriaal die zich op de IBC beurs in de RAI bevonden. Verzoek om opheffing afgewezen. Demonstreren valt onder het begrip ‘gebruiken’.

“4.3. Altech heeft betoogd dat van inbreuk op enig in Nederland geldend octrooirecht van Sisvel geen sprake is, aangezien op geen enkele wijze producten in Nederland op de markt worden gebracht. Altech heeft echter niet betwist dat de producten - waarvan op zichzelf niet in geschil is dat deze inbreuk maken op het Nederlandse octrooi - op de beurs in Amsterdam aan het publiek worden getoond en gedemonstreerd, waarbij, zoals Sisvel onweersproken heeft aangevoerd, geen onderscheid tussen de bezoekers wordt gemaakt naar het land van herkomst. Het demonstreren van de genoemde producten vindt plaats in het kader van de bedrijfsmatige activiteiten van Alltech.

Anders dan Altech heeft betoogd, valt niet in te zien dat een demonstratie van een geoctrooieerd product niet zou vallen onder het begrip 'gebruiken' als bedoeld in art. 53 lid 1 van de Rijksoctrooiwet 1995. Het demonstreren is immers aan te merken als een toepassing van de geoctrooieerde werkwijze, nog daargelaten dat op voorhand niet te controleren valt wie de (potentiële) klanten van Alltech zijn en waar de producten uiteindelijk verhandeld worden. Niet valt dus uit te sluiten dat op de beurs in de RA1 tevens inbreukmakende verkoopactiviteiten plaatsvinden. De grondslag van de beslagen kan daarom niet als ondeugdelijk worden gekenschetst. Aangezien de mogelijk inbreuk makende producten zich in Amsterdam bevonden, was de voorzieningenrechter, anders dan Altech heeft gesteld, bovendien wel degelijk bevoegd tot de verlening van het verlof.

4.4. Altech heeft verder betoogd dat Sisvel zou kunnen volstaan met de inbeslagname van één exemplaar per soort product, als het haar alleen om het veilig stellen van bewijs zou gaan. Sisvel heeft echter op grond van artikel 70 lid 6 van de Rijksoctrooiwet 1995 ook de bevoegdheid om onttrekking aan het verkeer of vernietiging te vorderen van inbreukmakende producten. Ook dit aspect heeft zij in het beslagrekest belicht en, onder verwijzing naar artikel 730 Rv uitdrukkelijk aan haar verzoeken ten grondslag gelegd. Bovendien kan het ook in het kader van het bewijsbeslag van belang zijn om over alle ter plaatse aanwezige inbreuk makende artikelen te beschikken. Er is, mede gelet op het zwaarwegende belang van Sisvel bij handhaving van haar octrooi in Nederland, dan ook geen aanleiding om de beslagen in de door Altech gewenste zin te beperken.

4.5. Altech heeft voorts nog gesteld dat Sisvel niet bereid is tegen redelijke voorwaarden aan haar een licentie te verlenen voor de Octrooien, die voor het gebruik van de MPEG Standaard essentieel zijn. Sisvel heeft aangevoerd daartoe wel degelijk bereid te zijn, maar niet akkoord te willen gaan met de wens van Altech om alleen aan haar voor de paar dagen dat de beurs in de RA1 plaatsvindt een licentie te verstrekken à raison van slechts ongeveer € 300,-. In het licht van dit verweer zijn de stellingen van Altech op dit punt vooralsnog onvoldoende aannemelijk geworden. Ook op die grond is derhalve geen aanleiding tot opheffing van de beslagen.”

Lees het vonnis hier.