DOSSIERS
Alle dossiers

Rechtspraak  

IEF 22013

Uitspraak ingezonden door Benjamin Niemeijer en Marleen van den Horst, La Gro Geelkerken Advocaten.

Hof: octrooi van Galenicum nietig wegens gebrek aan inventiviteit

Gerechtshoven 16 apr 2024, IEF 22013; ECLI:NL:GHDHA:2024:882 (Galenicum tegen Insud), https://delex.nl/artikelen/hof-octrooi-van-galenicum-nietig-wegens-gebrek-aan-inventiviteit

Hof Den Haag 16 april 2024, IEF 22013; ECLI:NL:GHDHA:2024:882 (Galenicum tegen Insud). Galenicum is een wereldwijd opererende onderneming die onder andere actief is in de farmaceutische sector. Ze is sinds 25 maart 2020 houdster van een Europees octrooi voor ‘Stable pharmaceutical compositions containing sitagliptin in the form of immediate release tablets’, ook wel EP 187. Insud heeft vervolgens vernietiging van het Nederlandse deel van dit octrooi gevorderd. Zij stelt daartoe dat het octrooi nietig is omdat het niet nieuw is, inventiviteit ontbeert, dan wel toegevoegde materie bevat. Er bestaat een ander soortgelijk octrooi dat ziet op directe compressie in plaats van droge granulatie. De rechtbank heeft geoordeeld dat het octrooi nietig is vanwege gebrek aan inventiviteit, waardoor het Nederlandse deel ervan wordt vernietigd [zie IEF 20505]. Galenicum is aan de hand daarvan in hoger beroep gegaan. Voor het geval dat EP 187 nietig wordt verklaard, heeft Galenicum een hulpverzoek ingediend.

IEF 22097

Afwijzing van vorderingen tot vernietiging van Settlement Agreement na nietigverklaring van octrooien en modellen

Rechtbanken 12 jun 2024, IEF 22097; ECLI:NL:RBDHA:2024:9032 (Printabout tegen HP c.s.), https://delex.nl/artikelen/afwijzing-van-vorderingen-tot-vernietiging-van-settlement-agreement-na-nietigverklaring-van-octrooien-en-modellen

Rb. Den Haag 12 juni 2024, IEF 22097; ECLI:NL:RBDHA:2024:9032 (PrintAbout tegen HP c.s.). Samsung ontwikkelt en verkoopt laserprinters en tonercartridges. PrintAbout en Samsung hebben in 2014 een Settlement Agreement gesloten betreffende de verhandeling van inbreukmakende cartridges, waarbij vier van de vijf Europese octrooien en twee Gemeenschapsmodellen van Samsung in latere procedures ongeldig zijn verklaard. Nadien heeft Samsung aandelen overgedragen aan HP Inc. en de naam S-Printing gewijzigd naar HP Printing, en voegt HP c.s. zich als partij in deze zaak. PrintAbout vordert de vernietiging of ontbinding van de Settlement Agreement en terugbetaling van schadevergoeding, op grond van de vernietiging van de octrooien en Gemeenschapsmodellen. Samsung en HP c.s. verweren zich tegen de vorderingen en vragen om niet-ontvankelijk verklaring van PrintAbout en veroordeling in de proceskosten.

IEF 22060

Uitspraak ingezonden door Stefan van Kolfschooten, Pinsent Masons.

Vordering tot opeising octrooien afgewezen, geen wezenlijke bijdrage

Rechtbank Den Haag 15 mei 2024, IEF 22060; C/09/433553 HA ZA 22-688 (Wilmar tegen NapiFeryn), https://delex.nl/artikelen/vordering-tot-opeising-octrooien-afgewezen-geen-wezenlijke-bijdrage

Rb. Den Haag 15 mei 2024, IEF 22060; C/09/433553 HA ZA 22-688 (Wilmar tegen NapiFeryn). Wilmar is een onderneming die gespecialiseerd is in de verwerking van oliehoudende zaden, met name koolzaadolie. NapiFeryn houdt zich hoofdzakelijk bezig met onderzoek en ontwikkeling op het gebied van biotechnologie, onder andere methodes voor de productie van natuurlijke functionele plantaardige eiwitten, specifiek uit koolzaadolie. Zij heeft een technologie ontwikkeld om uit zaden eiwitten te verkrijgen en acht de potentie van deze techniek enorm. Ter bescherming van deze technologie heeft NapiFeryn in 2018 een Nederlandse octrooiaanvrage ingediend (hierna: NL 320). De conclusies hiervan omvatten onder andere het proces voor de preparatie van een eiwit-vezel concentraat uit plantmateriaal. Onder de inroeping van de prioriteit van dit octrooi heeft NapiFeryn in 2019 een internationale octrooiaanvrage ingediend (hierna: WO 222) Twee wetenschappers en Wilmar zijn aandeelhouders van NapiFeryn. Aan de investering van Wilmar ligt een overeenkomst ten grondslag, de Investment Agreement. In deze hoofdzaak vordert Wilmar om NapiFeryn te bevelen om NL 320, WO 222 en alle andere octrooien en octrooiaanvragen die een beroep doen op de prioriteit van NL 320 voor de helft aan Wilmar over te dragen. Hieraan ten grondslag legt Wilmar de Investment Agreement, waaruit blijkt dat de geclaimde materie voor de helft aan Wilmar toekomt. De zaak betreft dus een gedeeltelijke opeising van het Nederlandse en internationale octrooi. Deze laatste is de verleningsfase ingegaan en gepubliceerd als EP 460. De vordering ziet dus ook op de opeising van de Europese octrooiaanvrage EP 460.

IEF 22049

Uitspraak ingezonden door Rutger Kleemans, Ruben Laddé, Auke-Frank Tadema en Allard van Duijn, Freshfields Bruckhaus Deringer LLP.

Hoge Raad verwerpt cassatieberoep Pharmathen Global tegen Novartis

Hoge Raad 17 mei 2024, IEF 22049; Zaak nr. 23/00091 (Pharmathen Global tegen Novartis), https://delex.nl/artikelen/hoge-raad-verwerpt-cassatieberoep-pharmathen-global-tegen-novartis

In een recente uitspraak heeft de Hoge Raad het cassatieberoep van Pharmathen Global B.V. tegen Novartis A.G. verworpen. Deze zaak draaide om octrooi-inbreuk en de vraag of feitelijk leidinggeven aan inbreukmakende handelingen als een voorbehouden handeling geldt. Novartis A.G. is een wereldwijd opererend farmaceutisch concern dat zich bezighoudt met de ontwikkeling, productie en verkoop van geneesmiddelen. Novartis is houdster van Europees octrooi EP 2 377 519 B1, dat betrekking heeft op de samenstelling van octreotide micropartikels. In 2022 stelde Novartis dat Pharmathen inbreuk maakte op dit octrooi door het produceren van haar octreotide LAR-producten [zie IEF 21102]. Het gerechtshof Den Haag oordeelde uiteindelijk dat Pharmathen Global schuldig was aan octrooi-inbreuk en dat Pharmathen Global inbreuk maakte door leiding te geven aan de inbreukmakende handelingen van haar Griekse dochteronderneming, Pharmathen Griekenland.

IEF 22048

Uitspraak ingezonden door Rutger Kleemans, Freshfields Bruckhaus Deringer LLP.

Geen meldingsplicht voor Teva over parallel lopende zaak in kort geding tegen Novartis

Rechtbanken 7 jul 2021, IEF 22048; C/ 15/3 16187 / KG ZA 21-240 (Novartis c.s. tegen Teva), https://delex.nl/artikelen/geen-meldingsplicht-voor-teva-over-parallel-lopende-zaak-in-kort-geding-tegen-novartis

Vzr. Rb. Noord-Holland 7 juli 2021, IEF 22048, LS&R 2239; Zaak nr. C/ 15/3 16187 / KG ZA 21-240 (Novartis c.s. tegen Teva) Novartis c.s., een farmaceutisch bedrijf, is houder van het Europese octrooi EP246. Teva, een bedrijf dat generieke geneesmiddelen verkoopt, heeft aangekondigd EP246 in Nederland niet te respecteren, wat leidde tot een inbreukprocedure door Novartis c.s. In een eerdere kortgedingprocedure heeft het hof Den Haag het octrooi geldig bevonden en Teva een verbod opgelegd om inbreuk te maken op EP246.

IEF 22046

Novartis heeft geen belang meer bij schadevergoedingsvordering

Rechtbanken 24 apr 2024, IEF 22046; ECLI:NL:RBDHA:2024:7198 (Novartis tegen Teva), https://delex.nl/artikelen/novartis-heeft-geen-belang-meer-bij-schadevergoedingsvordering

Rb. Den Haag 24 april 2024, IEF 22046; ECLI:NL:RBDHA:2024:7198 (Novartis tegen Teva). Novartis, een farmaceutisch bedrijf, heeft verschillende octrooiaanvragen ingediend, waaronder EP 246 en EP 603. Teva bezit in Nederland marktvergunningen voor een generieke versie van everolimus genaamd Everolimus Teva. Novartis heeft Teva herhaaldelijk aangeschreven voor mogelijke inbreuken op hun octrooien, waarbij zij verwezen naar EP 603 en de aanvraag voor EP 246. In een kort geding van 27 mei 2019 eiste Novartis dat Teva werd verboden inbreuk te maken op EP 246 en EP 603, maar deze vorderingen werden afgewezen [zie IEF 18615]. Het hof vernietigde dit vonnis [zie IEF 18737]. Nu eist Novartis schadevergoeding van Teva voor inbreuk op EP 246. Volgens de wet worden echter na herroeping van een Europees octrooi de rechten ervan geacht nooit te hebben bestaan. Daarom moeten de vorderingen van Novartis in conventie worden afgewezen. De reconventionele vordering van Teva tot vernietiging van EP 246 wordt ook afgewezen, omdat zij geen belang meer heeft. 

IEF 22037

Kort geding betreffende proceskosten octrooizaak

Rechtbank Den Haag 1 mei 2024, IEF 22037; ECLI:NL:RBDHA:2024:6619 (Bayer tegen Viatris c.s.), https://delex.nl/artikelen/kort-geding-betreffende-proceskosten-octrooizaak

Vzr. Rb. Den Haag 1 mei 2024, IEF 22037;  ECLI:NL:RBDHA:2024:6619 (Bayer tegen Viatris c.s.). Bayer was houdster van Europees octrooi EP 1 261 606 B1 en brengt onder de merknaam Xarelto een geneesmiddel op de markt met als werkzame stof rivaroxaban. Viatris c.s. heeft een generieke versie van Xarelto met werkzame stof rivaroxaban opgenomen in de G-Standaard van april 2024. Bayer vordert in dit kort geding nog om Viatris c.s. te veroordelen in de volledige proceskosten op grond van artikel 1019h Rv, nadat zij inhoudelijk tot een schikking zijn gekomen. Aan haar vordering legt Bayer ten grondslag dat zij ten tijde van de inhoudelijke procedure evident belang had bij het vorderen van het inbreukverbod. Na het aanvragen van het kort geding zijn partijen tot een regeling gekomen dat Viatris c.s. vrijwillig voldoet aan de (hoofd)vorderingen hiervan. Volgens vaste rechtspraak dient dit te leiden tot een veroordeling van Viatris c.s. in de proceskosten, nu zij moet worden aangemerkt als de in het ongelijk gesteld partij. Viatris meent echter dat de kosten van Bayer nodeloos waren en voert verweer. Hier gaat de voorzieningenrechter niet in mee. Viatris had onder de omstandigheden kunnen vermoeden dat Bayer haar octrooi zou handhaven. Viatris c.s. wordt dan ook in proceskosten veroordeeld. 

IEF 22017

Conflict over uitleg schikkingsovereenkomst betreffende geoctrooieerde kits

Rechtbanken 13 mrt 2024, IEF 22017; ECLI:NL:RBDHA:2024:4939 (Giskit tegen Medical c.s. ), https://delex.nl/artikelen/conflict-over-uitleg-schikkingsovereenkomst-betreffende-geoctrooieerde-kits

Rb. Den Haag 13 maart 2024, IEF 22017; ECLI:NL:RBDHA:2024:4939 (Giskit tegen Medical c.s.). Giskit houdt zich bezig met het ontwikkelen, octrooieren, maken, verkopen en distribueren van medische hulpmiddelen en farmaceutische producten. Medical Swan is een afnemer van Medical Device. Giskit heeft een technologie voor schuimechoscopie ontwikkeld en is aan de hand van deze technologie houdster van de octrooien EP 1 793 860 B1 (EP 860) en EP 2 488 211 B1 (EP 211). Eind 2016 is door Giskit mogelijke inbreuk geconstateerd. De producten waren, via Medical Swan, afkomstig van Medical Device. Giskit heeft Medical Swan en Medical Device op 15 december 2016 gesommeerd de inbreuk op de octrooien te staken. Medical Device en Medical Swan hebben de gestelde inbreuk in eerste instantie betwist. Partijen hebben uiteindelijk afspraken gemaakt, die zij hebben vastgelegd in schikkingsovereenkomsten. Medical Device zou hierna middelen voor schuimechoscopie verhandeld hebben en zodoende inbreuk op de octrooien van Giskit hebben gemaakt. Giskit vordert in de zaak 20-319 dat de rechtbank Medical Device veroordeelt tot nakoming van de schikkingsovereenkomst en tot betaling van de verbeurde boetes. In de zaak 20-180 worden soortgelijke vorderingen tegen Medical Swan ingesteld.

IEF 22019

Advies OCNL is geen besluit in de zin van art. 1:3 Awb

Raad van State 24 apr 2024, IEF 22019; ECLI:NL:RVS:2024:1710 (Appellant tegen OCNL), https://delex.nl/artikelen/advies-ocnl-is-geen-besluit-in-de-zin-van-art-1-3-awb

RvS 24 april 2024, IEF 22019; ECLI:NL:RVS:2024:1710 (Appellant tegen OCNL). De Dienst Wegverkeer heeft op 18 juli 2019 op grond van artikel 84 van de Rijksoctrooiwet 1995 een verzoek ingediend bij het Octrooicentrum om advies uit te brengen over twee octrooien, NL1042756 en NL1042286, waarvan appellant octrooihouder was. Het Octrooicentrum heeft vervolgens twee adviezen uitgebracht, waartegen appellant bezwaar heeft ingesteld. Het Octrooicentrum heeft dit bezwaar niet-ontvankelijk verklaard, omdat de adviezen volgens hem niet op rechtsgevolg zijn gericht en daarom geen besluiten zijn als bedoeld in artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht. Appellant betoogt dat de adviezen van het Octrooicentrum wel besluiten in de zin van artikel 1:3 van de Awb zijn. Appellant heeft echter afstand gedaan van de in het geding zijnde octrooien, waardoor het procesbelang bij het hoger beroep komt te vervallen en appellant niet-ontvankelijk wordt verklaard. De rechtbank is verder van oordeel dat de adviezen waartegen eiser bezwaar heeft gemaakt, geen besluiten zijn zoals bedoeld in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Awb. 

IEF 22012

Uitspraak ingezonden door Rogier de Vrey, CMS.

Schending geheimhoudingsovereenkomst leidt tot ongeldige octrooirechten

Rechtbanken 24 apr 2024, IEF 22012; ECLI:NL:RBDHA:2024:6307 (Ferm tegen Avery), https://delex.nl/artikelen/schending-geheimhoudingsovereenkomst-leidt-tot-ongeldige-octrooirechten

Rb. Den Haag 24 april 2024, IEF 22012; ECLI:NL:RBDHA:2024:6307 (Ferm tegen Avery). Onderhavige uitspraak betreft de overweging van de rechtbank in twee samenhangende zaken. Ferm en ADE hebben samengewerkt aan het ontwikkelen van een concept om een RFID, een chip met antenne, te integreren in onder meer autobanden. In het kader van deze samenwerking hebben zij een geheimhoudingsovereenkomst gesloten. Ferm stelt in de zaak 20-180 dat ADE in strijd met deze overeenkomst informatie over het concept heeft gedeeld met ADC, dat behoort tot hetzelfde concern als ADE (ADE en ADC gezamenlijk: Avery). ADC zou hiervan hebben geprofiteerd en ook onrechtmatig hebben gehandeld jegens Ferm. Ferm vordert schadevergoeding. De rechtbank wijst dit toe en oordeelt hierbij dat ondanks de handelingen van partijen dateren van voor de inwerkingtreding van de Wet bescherming bedrijfsgeheimen, deze toch toegepast dient te worden. Deze is immers een codificatie van het Nederlands leerstuk omtrent onrechtmatige verwerving van bedrijfsgeheimen. Voorts legt de rechtbank uit dat het feit dat bepaalde informatie (technologie) mogelijk als niet inventief wordt gezien in octrooirechtelijk zin, niets afdoet aan het feit dat het wel een bedrijfsgeheim kan zijn. Dit betoog van ADE faalt dus eveneens. De rechtbank oordeelt dat enkel profiteren van een wanprestatie geen onrechtmatigheid oplevert, maar er bijkomende omstandigheden moeten zijn om het als onbetamelijk te achten. In casu is sprake van dergelijke omstandigheden. Dat ADC niet bestreden heeft dat zij wist van het bestaan van de geheimhoudingsovereenkomst en dat Ferm nadeel moet lijden door de tekortkoming, zijn enkele voorbeelden van deze omstandigheden.