DOSSIERS
Alle dossiers

Film  

IEF 2328

Opgestraald

Gerechtshof Amsterdam, 29 juni 2006, rolnunmer 482/05.Vereniging Buma, Stichting Stea tegen Chellomedia Programming B.V. (voorheen genaamd: UPC Programming B.V.).

Het hof bekrachtigt het bestreden vonnis. De handelwijze van Chello geldt niet als een (afzonderlijke) openbaarmaking van (verveelvoudigingen van) auteursrechtelijk beschermde werken.

Chello produceert en exploiteert diverse televisieprogramma’s waaronder een aantal thema- en special interest-kanalen. De Chello-programma’s bevatten onder neer auteursrechtelijk beschermd materiaal waarvan Buma voor wat betreft de muziekauteursrechten op muziekwerken uit het zogenaamde Bumarepertoire en Stemra voor wat betreft de mechanische reproduktierechten op muziekwerken uit het zogenaamde Stemrarepertoire de uitsluitende exploitatierechten uitoefenen en beheren.

De programmasignalen worden door Chello in gecodeerde vorm naar de distributiesatelliet Telstar 12 opgestraald (uplink) en vandaar teruggezonden naar kabelkopstations en DTH (Direct-To-Home) -platforms (downlink). De gecodeerde Chelloprogrammasignalen kunnen niet door het publiek worden opgevangen maar uitsluitend door de ontvangende kabelkopstations en/of de DTH-platforms. Deze programmasignalen worden door de exploitanten van deze kabelkopstations en/of DTH platforms ten behoeve van (opnieuw gecodeerde) doorgifte aan het, publiek, gedecodeerd door middel van door Chello ter beschikking gestelde professioneler d.w.z. niet voor  de consument beschikbare, decodeerapparatuur.

De exploitanten van de kabelkopstations dan wel van de DTH- platforms zenden de door hen opnieuw gecodeerde programmasignalen door via de kabel respectievelijk naar DTH-satellieten. Het publiek kan deze opnieuw gecodeerde signalen opvangen met behulp van de door genoemde exploitanten ter beschikking gestelde decodeerapparatuur.

Kernvraag in deze procedure is of de handelwijze van Chello, derhalve het uplinken en downlinken in gecodeerde vorm van de Chello-programmasignalen naar de exploitanten van kabelkopstations en DTH-platforms (en het in staat stellen van deze exploitanten om deze signalen te decoderen) is aan te merken als een mededeling aan het publiek per satelliet en derhalve als een (afzonderlijke) openbaarmaking van de in deze Chello-programma’s geïncorporeerde auteursrechtelijk beschermde werken uit het Buma- en Stemra-repertoire  als bedoeld in artikel 12 lid 1 aanhef en onder 5 en lid 7 Auteurswet.

De rechtbank heeft deze vraag ontkennend beantwoord en geoordeeld dat deze handelwijze van Chello niet kan worden beschouwd als een mededeling aan het publiek per satelliet en heeft de vorderingen afgewezen.

In de recente arresten Lagardère en Mediakabel van het HvJ EG) is de nodige aandacht besteed aan de betekenis van de term ‘publiek’. In het in punt 31 en 35: van Lagardère stelt het HvJ: “Tenslotte moet worden vastgesteld dat een beperkte kring van personen die van de satelliet afkomstige signalen alleen met een professionele uitrusting kunnen ontvangen, niet als een publiek kan worden beschouwd, aangezien dit uit een onbepaald aantal potentiële luisteraars of kijkers moet zijn samengesteld (…).”
 
He staat vast dat de door Chell.o naar de satelliet opgestraalde gecodeerde prograrnmasignalen niet kunnen worden ontvangen door het “publiek” als bedoeld in door het HvJ EG, maar alleen door de beperkte kring van exploitanten van kabelkopstations en DTH-platforms  en dat deze ontvangst alleen mogelijk is met gebruikmaking van door Chello ter beschikking gestelde professionele decodeerapparatuur.

De Chello-programmasignalen worden door chello als het ware bij die exploitanten “gestald (fase 1). Daaruit kan een sterke aanwijzing worden geput dat het bier niet om een mededeling aan het publiek gaat. Eerst nadat deze signalen door die exploitanten zijn gedecodeerd en vervolgens door hen opnieuw zijn gecodeerd en verzonden via de kabel of opgestraald naar een DTH-satelliet (fase 2) kunnen deze progrannuasigrialen worden ontvangen door het publiek, mits dit over de juiste decodeerapparatuur beschikt.

De programmasignalen bereiken het (kijkers)publiek niet rechtstreeks; maar in twee afzonderlijke fasen, zoals hiervoor uiteengezet. Er is dus geen sprake van een ononderbroken mededelingenketen. De programmasignalen die door Chello in fase 1 worden opgestraald naar de satelliet zijn niet bestemd voor ontvangst door het publiek, maar uitsluitend voor ontvangst door die exploitanten van kabelkopstations en DTH-patforms, die beschikken over door Chello ter beschikking gestelde professionele decodeer apparatuur.

Nu Chello slechts betrokken is bij fase 1 het ‘stallen’ van niet door het kijkerspubliek te ontvangen programrnasignalen bij de exploitanten van kabelkopstations en DTH-platforms kan de handelwijze van Chello niet worden aangemerkt als het doen van een mededeling aan het publiek per satelliet.

Niet betwist is door Buma/Stemra dat in artikel 12 lid 7 Auteurswet, artikel 1 lid 2 onder a t/rn c van de Satelliet-richtlijn is geïmplementeerd. Uit de tekst van deze bepalingen van de Auteurswet, noch uit de parlementairte geschiedenis van de implementatie van de Satellietrichtlijn, is af te leiden dat de wetgever in deze bepalingen van de Auteurswet een ruimer begrip openbaarmaking heeft beoogd dan gehanteerd in de Satelliet-richtlijn

Nu de handelwijze van Chello niet geldt als een (afzonderlijke) openbaarmaking van (verveelvoudigingen van) auteursrechtelijk beschermde werken is er ook geen ruimte voor toepassing van de z.g. drie-stappen-toets zoals door Burna/Stemra betoogd.

Alle grieven falen Het bestreden vonnis zal worden bekrachtigd. Buma/Stemra, als in het ongelijk gestelde partijen, dienen te worden veroordeeld in de kosten van het hoger beroep Het hof: bekrachtigt het bestreden vonnis.

Lees het vonnis hier.

IEF 1926

40 - 45d

Rechtbank ’s-Gravenhage, 12 april 2006, HA ZA 05-0354, Holierhoek tegen Rob Houwer Fils & TV Productuies B.V. c.s. (met dank aan Marc de Kemp, Houthoff Buruma).

Proefproces over de toepasselijkheid van artikel 45d Auteurswet op de destijds gesloten scenario-overeenkomst en de exploitatierechten met betrekking tot de het filmwerk Soldaat van Oranje. De Rechtbank Den Haag wil er niet aan en bovendien heeft ‘De rechtbank (sector civiel) het niet tot taak om met haar uitspraken wetgevingsprocessen te beïnvloeden.’

Kees Holierhoek is scenario-schrijver en ook voorzitter van de stichting LIRA, een belangenorganisatie van auteurs. Jolierhoek is samen met drie anderen (de heren Gerard Soeteman, Paul Verhoeven en Erik Hazelhoff Roeifzema) co-scenarioschrijver geweest van de alom bekende en bekroonde film Soldaat van Oranje, die in 1977 in première ging te Amsterdam. Producent van deze succesvolle Nederlandse speelfilm is Houwer Film BV.

Met het oog op de te produceren speelfilm hadden Houwer Film BV en Holierhoek al op 9 september 1975 een overeenkomst gesloten, op grond waarvan scenarist Holierhoek als wederprestatie voor a) het samen met anderen schrijven van het draaiboek voor de film Soldaat van Oranje en b) de algehele overdracht van alle auteursrechten aan filmproducent Houwer Film BV een bedrag van Fl. 22.500,- heeft ontvangen.

Bij aangetekende brief van 8 april 2004 heeft de huidige advocaat van Holierhoek jegens Rob Houwer aanspraak gemaakt op alsnog een billijke vergoeding voor de (verdere) exploitatie van de speelfilm Soldaat van Oranje, waaronder de verhuur van DVDs.

 Het gaat Holierhoek in deze proefprocedure om de reikwijdte van art. 45d Auteurswet. Holierhoek stelt dat een scenarioschrijver in de praktijk bij een overeenkomst met een filmproducent vaak gedwongen wordt afstand te doen van het recht op een billijke vergoeding voor iedere vorm van onvoorziene exploitatie van het filmwerk waaronder die door verhuur. Producenten weigeren daardoor vaak scenarioschrijvers mee te laten delen in de toekomstige opbrengsten van succesvolle speelfilms. Die praktijk is in strijd met deze wettelijke regeling, die voor wat betreft de billijke vergoedingen van dwingend recht is.

Een eenmalige afkoopsom is ook niet te rijmen met de ratio van de voor de rechtspraktijk onduidelijke regeling van art. 45d Auteurswet, welke ratio is de bescherming van de zwakke onderhandelingspositie van de auteur tegenover de filmproducent, aldus Holierhoek. Ook beoogt Holierhoek blijkens zijn repliek met de uitspraak van deze rechtbank het wetgevingsproces met betrekking tot een nieuw auteurscontractenrecht te beïnvloeden.

De rechtbank (sector civiel) heeft niet tot taak om met haar uitspraken wetgevingsprocessen te beïnvloeden, maar om in eerste aanleg concrete civiele geschillen tussen partijen te beslechten in de bijzondere feitelijke omstandigheden van elk geval. Voorzover de rechtbank thans kan nagaan verloopt overigens het door Holierhoek bedoelde wetgevingsproces (kamerstukken 29838) veel langzamer dan aanvankelijk werd verwacht.

De door Holierhoek gevorderde verklaringen voor recht - die blijkbaar zeer algemeen zijn geformuleerd met het oog op de door hem gewenste nieuwe wetgeving of ter opheldering van de in zijn stukken genoemde onduidelijkheden in de rechtspraktijk over het huidige art. 45d Auteurswet – zijn veel te algemeen zijn geformuleerd om in een civiele zaak als deze te kunnen worden toegewezen.


Terecht betogen Houwer BV cs dat het onderhavige overgangsrecht uit 1985 geen andere conclusie toelaat, dan dat de per 1 augustus 1985 ingevoerde wetsartikelen 45a t!m 45g Auteurswet toepassing missen indien voordien reeds een aanvang is gemaakt met het tot stand brengen van fllmwerken. Dat is het geval met de speelfilm Soldaat van Oranje (1977) en de onderhavige overeenkomst (1975).

De nadien ook nog in 1995 gewijzigde - en mede daardoor in de rechtspraktijk volgens de processtukken voor meerderlei uitleg vatbare - lex specialis van art. 45d Auteurswet mist derhalve toepassing, en de rechtbank moet bij de beoordeling van het geschil tussen partijen over een billijke vergoeding voor exploitatierechten teruggrijpen op de lex generalis van art. 2 Auteurswet over de overdracht van auteursrechten en op het algemeen verbintenissenrecht, waaronder het centraal staande beginsel van de contractsvrijheid.

De overeenkomst tussen partijen uit 1975 laat naar het oordeel van de rechtbank geen andere redelijke uitleg op de voet van het Haviltex-criterium toe, dan dat Holierhoek aan Houwer Films BV tegen betaling van een lumpsum van Fl. 22.500,- onder meer alle mogelijke auteursrechten overdroeg, waaronder ook die voor destijds wellicht minder voorzienbare toekomstige exploitatievormen inclusief de verhuur van DVDs.

Deze uitleg volgt naar het oordeel van de rechtbank uit de tekst en strekking van het contract . Voor deze uitleg van de overeenkomst pleiten tenslotte ook de onvoldoende weersproken stellingen van Houwer BV cs, dat fl. 22.500,- in 1975 in feite een zeer royale beloning vormde, en dat de filmproducent Houwer Film BV anders dan de scenarioschrijvers zoals Holierhoek alle mogelijke financiële risico’s liep bij deze destijds duurste en meest ambitieuze Nederlandse speelfilm ooit.

Kortom, Holierhoek gaat in deze procedure uit van een onjuiste uitleg en een onjuiste lezing van de door hem in 1975 ondertekende overeenkomst. Anders dan hij veronderstelt, heeft hij met fl. 22.500,- destijds wel degelijk ook een rechtsgeldig overeengekomen billijke vergoeding op voorhand ontvangen voor alle mogelijke toekomstige exploitatievormen van het filmwerk Soldaat van Oranje, waaronder de in 2005 klaarblijkelijk succesvolle verhuur van DVDs.

Indien die huidige DVDs al niet zouden zijn te beschouwen als de in de overeenkomst bedoelde beeldplaten etcetera, dan toch zijn zij te kwalificeren als vervangingen van de door de technische ontwikkelingen achterhaalde videocassettes uit de overeenkomst. Anders dan Holierhoek betoogt, ziet de rechtbank niet in waarom art. 45d Auteurswet ingevoerd in 1985 of enige andere rechtsregel aan deze contractvrijheid van partijen uit 1975 in de weg zou staan.

Van onvoorziene omstandigheden als (thans) bedoeld in art. 6:258 BW is niets relevants gesteld of gebleken. De slotsom van de rechtbank luidt dat de vorderingen van Holierhoek om de voormelde redenen moeten worden afgewezen.

Lees het vonnis hier.

IEF 1808

Routeplanner

Rechtbank Arnhem, 21 maart 2006, LJN: AV6016. Algemene Omroepvereniging AVRO tegen Leo De Haas Tv-Produkties B.V. Contractrecht en wellicht interessant voor de liefhebbers van formats en aanverwante mediazaken.

De kort gedingrechter is van oordeel dat de AVRO en Leo de Haas TV Producties BV zijn overeengekomen hun samenwerking met betrekking tot het programma Blik Op De Weg  voort te zetten aan de hand van de toen gemaakte afspraken. Op grond van het contract met de AVRO is het De Haas verboden om tot 4 december 2006 overleg te voeren met Talpa en/of mee te werken aan uitzending door Talpa van Blik op de Weg.

De Haas blijkt zelf onderdeel te zijn van het format en moet dus ook zelf opdraven: “Bovendien kan AVRO op grond van het bij bedoelde overeenkomst behorende programmaformat (zie 2.3.) van De Haas eisen dat Leo de Haas de aflevering(en) van Blik op de Weg presenteert. (2.3. Het als bijlage 1 bij de onder 2.2. genoemde productieovereenkomst behorende programmaformat luidt onder meer als volgt.”De presentatie is in handen van Leo de Haas en kan in de studio of op lokatie opgenomen zijn.”).” Lees het vonnis hier.

 

IEF 1343

subsidiair veertig dagen hechtenis

Hoge Raad, 13 december 2005, LJN: AU5788. Auteursrechtelijke strafzaak tegen een minderjarige.

Het Hof heeft in hoger beroep - behalve ten aanzien van de strafoplegging - bevestigd een vonnis van de Kinderrechter in de Rechtbank te 's-Hertogenbosch van 16 september 2003, waarbij de verdachte is veroordeeld ter zake van "medeplegen van opzettelijk een voorwerp waarin met inbreuk op eens anders auteursrecht een werk is vervat openlijk ter verspreiding aanbieden en/of ter veelvoudiging of ter verspreiding voorhanden hebben en/of uit winstbejag bewaren, meermalen gepleegd" en "medeplegen van opzettelijk inbreuk maken op eens anders auteursrecht, meermalen gepleegd". Lees: het aanbieden van computerspellen, films en muziek op internet.

Ten laste van de verdachte is bewezen verklaard dat: "hij in de periode van 1 januari 2002 tot en met 6 juni 2002 te Dommelen en/of Valkenswaard, tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk een of meer datadragers, te weten (o.a.) een of meer cd's en/of dvd's met op de bij de dagvaarding gevoegde lijst vermelde titel(s), waarin met inbreuk op eens anders auteursrecht een of meer werken, te weten op de bij de dagvaarding gevoegde lijst vermelde computerspel(len) en/of business/entertainment software en/of muziekwerk(en) en/of filmwerk(en) waren vervat, openlijk ter verspreiding heeft aangeboden - op het internet - en/of ter verveelvoudiging en/of ter verspreiding voorhanden heeft gehad en/of uit winstbejag heeft bewaard en opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders auteursrecht, door telkens opzettelijk één of meer van de genoemde cd's te kopiëren." Het Hof heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf bestaande uit een werkstraf voor de duur van tachtig uren, subsidiair veertig dagen hechtenis.

Het middel klaagt onder meer dat het Hof niet gemotiveerd heeft beslist op het verweer dat de werken waarom het hier gaat van internet vrijelijk zijn te downloaden zodat door de verdachte geen auteursrecht is geschonden. De Hoge Raad geeft toe dat het Hof dat inderdaad heeft verzuimd, maar stelt tegelijkertijd dat het ook wel een beetje onzin-argument is. Voor de eigen motivatie verwijst de HR naar de conclusie van AG Knigge:

'Tot cassatie behoeft dat mijns inziens echter niet te leiden, nu het Hof het verweer slechts had kunnen verwerpen. In deze zaak is niet aan de orde of het van internet downloaden van muziek voor privégebruik een inbreuk op het auteursrecht oplevert. Uit de bewijsmiddelen blijkt dat de verdachte - zoals hij zelf verklaarde - "illegale" cd's kocht van een dealer van dergelijke cd's uit België. Die cd's gebruikten de verdachte en zijn mededader vervolgens als "master" voor het thuis - dus in Nederland - kopiëren daarvan voor de verkoop. Waarom het enkele feit dat de muziekwerken van internet zijn te downloaden, tot gevolg heeft dat de vermenigvuldiging zoals de verdachte die praktizeerde, geen inbreuk maakte op het auteursrecht, vermag ik niet in te zien.'" De Hoge Raad verwerpt het beroep.

Lees het arrest hier.

IEF 1215

Kort door de bocht

Noot bij Vrz. Rb. Rotterdam 21 juli 2005 (BREIN c.s. tegen Directwarehouse), K.J. Koelman, AMI 2005, p. 211-214: Een uitvoerige motivering is in kort geding niet nodig. Maar het gaat wel erg kort door de bocht om, zoals deze rechter doet, een wetsartikel in een vonnis te kopiëren en vervolgens te concluderen dat daaruit volgt dat de vorderingen toewijsbaar zijn. De feiten zijn als volgt: op de meeste commercieel uitgebrachte dvd’s staan de films zodanig versleuteld, dat zij alleen kunnen worden afgespeeld op dvd-spelers waarin de juiste sleutels en decryptie-algoritmes zijn ingebouwd. (...) Gedaagde verkocht software waarvan de maker blijkbaar langs andere weg beschikking had gekregen over de sleutels en daarom niet contractueel gebonden was om maatregelen te nemen die het maken van ontsleutelde digitale kopieën belemmeren. Met deze software konden films op een pc worden gedecrypteerd. Als de films eenmaal zijn ontcijferd, is het een koud kunstje om ze in ontsleutelde vorm op de computer vast te leggen.

De rechter oordeelt dat het aanbieden van de software onrechtmatig is op grond van art. 29a Aw. Maar hij gaat niet na of de betreffende beveiliging wel valt onder de definitie van ‘technische voorzieningen’ van art. 29a lid 1 Aw. Als dit niet het geval zou zijn, zou de bepaling niet van toepassing zijn. Het probleem is nu dat niet duidelijk is welke technische beveiligingssytemen eronder vallen. De wetstekst kan suggereren dat de bepaling iedere door de rechthebbende aangebrachte beveiliging beschermt. De toelichting bij de wet impliceert daarentegen dat alléén technische voorzieningen die een handeling verhinderen die als verveelvoudigen of openbaar maken kan worden gekwalificeerd, op bescherming kunnen rekenen.[3] De vraag is dan of de techniek waar het hier om gaat zo’n handeling belet. Lees de hele noot hier.

IEF 1170

Kijkbuisvijanden (2)

Gerechtshof Amsterdam, 28 juli 2005, LJN: AU5258, SBS - Strix.

Het heeft even geduurd (zie dit eerdere bericht), maar inmiddels is het arrest in de Expeditie Robinson-zaak gepubliceerd op rechtspraak.nl. Nu de licentie voor het programma niet meer aan SBS verleend is, maar aan Talpa, kunnen aan Strix (licentienemer van rechthebbende Castaway) en Talpa ernstige verwijten worden gemaakt. "Het hof vermag desondanks niet in te zien - en SBS heeft onvoldoende toegelicht - op grond waarvan het Castaway [...] niet vrij stond om de licentie voor 2005 te gunnen aan de gegadigde die haar goed dunkt, laat staan dat daaromtrent zodanige zekerheid zou bestaan dat het hof op de beslissing ten aanzien van dit punt in een bodemprocedure vooruit zou kunnen lopen." Lees hier het (verbintenisrechtelijk getinte) arrest.

IEF 852

Opmerkelijk kaal

Rechtbank 's-Gravenhage 2 september 2005, KG 05/943. Dharma/Sewnarain tegen Kainth/Bindra.

Dharma heeft als producent van de in India vervaardigde speelfilm "Kaal" een licentie verschaft aan Sewnarain om in Nederland de DVD's met de Nederlands ondertitelde versie van "Kaal" te verhandelen. Eisers hebben een tweetal DVD's overgelegd waarop de film staat, welke zij gekocht hebben bij gedaagden. De DVD's zijn kopieën en Dharma beschuldigt gedaagden van inbreuk op hun auteursrecht. Gedaagden hebben niet aangetoond dat de DVD's niet bij hun aangeschaft zijn. noch dat toestemming is verleend voor het maken van kopieën.

Een relatief simpel inbreuk-vonnis, met een wel heel opmerkelijke vordering c.q. typefout (r.o. 2): "Eiseres vorderen (samengevat) dat gedaagden zullen worden bevolen om inbreuk te maken op de auteursrechten van Dharma [...]".

Lees hier het vonnis.

IEF 694

Omzeilingsmiddelen verspreiden verboden

Vonnis nog niet gezien (wie het heeft mag het mailen update; het vonnis is inmiddels ontvangen, zie het tweede bericht), maar de eerste uitspraak naar aanleiding van het verbod op het verspreiden van omzeilingsmiddelen op grond van artikel 29a Auteurswet is sinds vrijdag jl. een feit. De uitspraak betrof een door Stichting BREIN aangespannen kort geding tegen het postorderbedrijf Teledirekt dat het programma DVD X Copy verkocht. Met deze software kunnen technologische beschermingsmaatregelen die aangebracht zijn op DVDs omzeild worden. De Rechtbank Rotterdam oordeelde dat het in i.c. gaat om een omzeiligsmiddel en dat verspreiding daarvan verboden is. (Persbericht)

IEF 656

Naburige Landsgrenzen

HvJ EG, 14 juli 2005, zaak C-192/04, Lagardère Active Broadcast tegen SPRE en GVL, in de hoedanigheid van CERT. Prejudiciële beslissing betreffende een verzoek ingediend door het Franse Cour het cassation. Een HvJ IE uitspraak die geen OHIM-zaak is als een Rapunzelklokje in Amsterdam; zeldzaam maar af er toe wordt er eentje gesignaleerd. Deze gaat over auteursrecht en naburige rechten. En landsgrenzen.

Het probleem betreft de aanwezigheid van landsgrenzen bij de verder geheel technische realisatie van een televisie-uitzending via satelliet. De vennootschap Lagardère is een in Frankrijk gevestigde omroep. Haar uitzendingen worden geproduceerd in haar Parijse studio’s en naar een satelliet gezonden. De signalen lopen terug naar de aarde, waar zij worden opgevangen door grondstations in Frankrijk die de uitzendingen in frequentiemodulatie (FM) aan het publiek doorgeven.

Aangezien deze wijze van doorgeven niet het gehele Franse grondgebied dekt, stuurt de satelliet deze signalen tevens door naar een grondstation te Felsberg, in het Saarland (Duitsland), dat technisch is ingericht om de uitzendingen via de lange golf naar bovengenoemd grondgebied te sturen. Dit uitzenden wordt verzorgd door CERT, een dochteronderneming van Lagardère. De in het Frans uitgezonden programma’s kunnen om technische redenen tevens in Duitsland worden ontvangen, maar alleen binnen een beperkt gebied. Zij worden in Duitsland niet commercieel geëxploiteerd.

Dit roept de volgende vragen op:

(1) Wanneer een omroep die vanuit een lidstaat uitzendt, om een deel van zijn nationale publiek te bereiken, gebruik maakt van een nabijgelegen zendstation op het grondgebied van een andere lidstaat op grond van een concessieovereenkomst met een dochteronderneming waarin de omroep een meerderheidsbelang bezit, geldt dan de wettelijke regeling van laatstbedoelde lidstaat voor de enkele billijke vergoeding in de zin van de artikelen 8, [lid 2,] van richtlijn 92/100 […] en 4 van richtlijn 93/83 […], die is verschuldigd voor het gebruik van voor handelsdoeleinden uitgegeven geluidsdragers in de uitgezonden programma’s?

(2) Bij een bevestigend antwoord op de eerste vraag, is het oorspronkelijke omroepbedrijf dan gerechtigd de door zijn dochteronderneming betaalde bedragen in mindering te brengen op de vergoeding die wordt gevorderd voor de ontvangst op het gehele nationale grondgebied?”

Het Hof van Justitie verklaart vervolgens voor recht dat de binnengrenzen in Europa nog niet volledig verdwenen zijn.

1) In het geval van een uitzending als aan de orde in het hoofdgeding verzet richtlijn 93/83/EEG zich er niet tegen dat voor de vergoeding voor het gebruik van fonogrammen niet alleen de wettelijke regeling geldt van de lidstaat op het grondgebied waarvan de uitzendende vennootschap is gevestigd, maar tevens de wettelijke regeling van de lidstaat waarin zich om technische redenen het grondstation bevindt dat de betrokken uitzendingen naar de eerste staat doorgeeft. 2) Artikel 8, lid 2, van richtlijn 92/100/EEG (verhuur- en uitleenrecht) moet aldus worden uitgelegd dat voor de vaststelling van de in deze bepaling genoemde billijke vergoeding de uitzendende onderneming niet gerechtigd is om het bedrag van de vergoeding die zij verschuldigd is voor het gebruik van fonogrammen in de lidstaat waarin zij is gevestigd, eenzijdig te verminderen met het bedrag dat is betaald of wordt gevorderd in de lidstaat op wiens grondgebied zich het grondstation bevindt dat uitzendingen naar de eerste staat doorgeeft. Lees arrest.

IEF 565

Expeditie SBS strandt in utrecht

Vonnis inmiddels ontvangen van KMVS, de advocaten van Talpa. Naar naar het oordeel van de Utrechtse voorzieningenrechter mag Talpa het komend seizoen de survivalserie Expedition Robinson wel uitzenden (zie ook eerder IEForum-bericht). SBS, die de serie de afgelopen vijf jaar op Net5 heeft uitgezonden, vond dat zij ook de optie voor de rechten in het bezit had voor het komend seizoen. Bovendien voelde SBS zich door de samenwerking van Talpa, de eigenaar van het format van Castaway en de productiemaatschappij Strix buiten spel gezet.

Curieus detail is overigens dat Remko van Westerloo (juist, de zoon van) bij voormalig bedrijf van zijn vader is vertrokken om Expeditie Robinson bij Talpa tot een succes te maken. De rechter oordeelde dat SBS 'te laat was' met het inroepen van het concurrentiebeding dat Van Westerloo jr. destijds bij SBS had getekend.

Volgens de berichten heeft SBS aangekondigd in spoedappel te gaan en een bodemprocedure aan te spannen. lees vonnis.