DOSSIERS
Alle dossiers

Foto / beeld  

IEF 14103

Onrechtmatig downloaden uit afbeeldingendatabank na afloop licentie

Rechtbank Amsterdam 6 augustus 2014, IEF 14103 (X Press tegen Yourscene c.s.)
Uitspraak ingezonden door Fulco Blokhuis, Boekx. Hoogte schadevergoeding. Onrechtmatig downloaden. Na het tussenvonnis IEF 13578 heeft X Press aangetoond zelfstandig schadevergoeding te kunnen vorderen voor een bedrag van €30,00 per stuk. Yourscene en EEN Media worden hoofdelijk veroordeeld tot betaling van €10.330 en Yourscene en E-talage worden hoofdelijk veroordeeld tot betaling van €1.650. Tot slot verklaart de rechtbank voor recht dat er onrechtmatig is gehandeld door na beëindiging van de licentieovereenkomst 59 afbeeldingen te downloaden uit de databank van X.

IEF 14082

Berekenmethode richtprijzen fotografie op Youtubekanaal

Hof 's-Hertogenbosch 29 juli 2014, IEF 14082 (foto op Youtubekanaal)
Uitspraak ingezonden door Janouk Kloosterboer, Kessels Hanssen t'Sas advocaten. Auteursrecht. Richtprijzen. In het tussenarrest is onvoldoende aannemelijk gemaakt dat er sprake is van schade door toepassen van een deels andere uitsnede en door het achterwege laten van naamsvermelding. Er is wel sprake van inbreuk op de persoonlijkheidsrechten in een setting waarmee S niet geassocieerd wenst te worden (€2.500) en materiële schade door auteursrechtinbreuk. Er wordt aangehaakt bij de duurste categorie richtprijzen voor internetgebruik (400x600 pixels). Aangezien de foto op de website plus Youtubekanaal zichtbaar was, is verdubbeling op zijn plaats. Voor het Youtubekanaal vindt een verlaging van 25% plaats, omdat de foto niet op de openingspagina stond, maar weer een verhoging vanwege grote aantal malen dat de clip is bekeken. Het kantonvonnis IEF 11605 wordt deels vernietigd. Er wordt €1.000 toegewezen voor de auteursrechtinbreuk.

7.12. Aangezien de oplage bij vertoning op internet lastig te bepalen valt, bevat het overgelegde stuk ook richtprijzen voor internetgebruik.
De prijs wordt daarbij gerelateerd aan het aantal pixels. Dat is bij deze foto niet bekend. Uit de maten zoals genoemd op blad 13 van het overgelegde stuk leidt het hof af dat het gaat om kleine foto’s of foto’s met een lage resolutie. Bij een lage resolutie van 200 PPI en een grootte van 400x600 pixels zou het gaan om een foto van 5 x 7,5 cm, maar de onderhavige op het scherm getoonde foto was vermoedelijk groter (vgl. r.o. 4.12.5 tussenarrest). Daarom kan worden aangesloten bij de duurste categorie van 400x600 pixels.
7.13. [website].nl was een Nederlandstalige website met een .nl extensie. De foto werd ook getoond via een Youtubekanaal en dan is de verspreiding potentieel groter, doch de clip bleef bestemd voor de Nederlandse markt. De foto werd ten tijde van de dagvaarding reeds drie à vier maanden vertoond, zodat aangesloten kan worden bij de vergoeding voor een half jaar, welke € 455,-- bedraagt. Aangezien de foto op de website plus een Youtubekanaal zichtbaar was ligt een verdubbeling in de rede.
7.14. Voor het Youtubekanaal geldt daarbij dat, naar het hof begrijpt, de foto niet op de openingspagina van de website of het Youtubekanaal van [appellanten] stond, maar dat moest worden doorgeklikt. Dat leidt volgens de richtprijzen tot een verlaging van 25 %.
Een verhoging in verband met het grote aantal malen dat de clip daadwerkelijk is bekeken is eveneens redelijk te achten.
7.15. Rekening houdende met voorgaande factoren acht het hof een vergoeding wegens schending van het auteursrecht tot een bedrag van € 1.000,-- op zijn plaats.

IEF 14077

Uploaden torrents inbreukmakend

Ex parte beschikking Vzr. Rechtbank Noord-Nederland 25 juni 2014, IEF 14077 (Stichting BREIN tegen X)
Uitspraak ingezonden door Bastiaan van Ramshorst, Stichting BREIN. Auteursrecht. Uploaden torrents. X maakt vrijwel dagelijks en op grote schaal auteurs- en nabuurrechtelijk beschermde werken openbaar via "BitTorrent"-website www.easythebest.org, waarvan verweerder tevens de financiën regelt. Het gaat niet alleen om zeer recente films en muziekalbums, maar ook om tientallen Nederlandstalige e-books. Bovendien worden deze uploads van bijbehorende omslagen voorzien die gekopieerd zijn van de website bol.com. Brein heeft als belangenbehartiger van auteursrechthebbenden van film- en muziekproducenten en distributeurs en Nederlandse uitgeverijen, een ex parte verzoek ingediend om inbreuk door X te staken. De voorzieningenrechter beveelt binnen 24 uur de inbreukmakende handelingen te staken op last van dwangsommen.

27. Het hiervoor in Hoofdstuk II omschreven handelen van Gerekwestreerde moet worden gekwalificeerd als een ongeautoriseerde openbaarmaking (mededeling aan het publiek / terbeschikkingstelling) in de zin van art. 1 jo. 12 AW en art. 2 lid 1 sub d, 6 lid 1 sub c, 7a lid 1 sub c WNR. Door het ongeautoriseerd ter beschikking stellen van (links naar) ongeautoriseerde kopieën van auteursrechtelijk beschermde werken, pleegt Gerekwestreerde immers een interventie waardoor een nieuw publiek van de werken kennis kan nemen en deze kan downloaden, zonder toestemming van de rechthebbenden. (…)

32. Ook het openbaarmaking van afbeeldingen van boekomslagen, filmposters, DVD-hoezen en CD-covers op een BitTorrent website is volgens vaste rechtspraak inbreukmakend.

Op andere blogs:
anti-piracy

IEF 14071

Bij het Stadsarchief is er geen sprake van verweesde werken

Rechtbank Amsterdam 23 juli 2014, IEF 14071 (Pictoright tegen Stadsarchief)

Uitspraak ingezonden door Olaf van Haperen, Kneppelhout & Korthals Advocaten. Tussenvonnis. Auteursrecht. Bewijsaanbod. Geen verweesde werken. Pictoright is een stichting die de belangen van auteurs van visuele werken behartigt. Het Stadsarchief is een dienst van de gemeente Rotterdam die zorg draagt voor de (digitale) archivering van boeken, kranten, tijdschriften, afbeeldingen etc.. Pictoright maakt onderscheid in haar vordering tussen Collectieve Makers (ex 3:305a BW) en Beeldmakers. Enkel Beeldmakers worden genoemd in het gevorderde onder 2, 3 en 4. Stadsarchief maakt inbreuk op de auteursrechten van de door Pictoright vertegenwoordigde makers door online werken van de beeldmakers te publiceren.

Door bij Pictoright ernaar te vragen, kan de rechthebbende worden achterhaald, het gaat dus niet om verweesde werken. De rechtbank staat nader bewijslevering toe waaruit bevoegdheid namens de met naam genoemde "beeldmakers" blijkt. Bij een eventueel toe te kennen voorschotbedrag gaat de rechtbank uit van €180 per inbreuk. Pictoright hoeft niet de notice-and-takedownprocedure te volgen, die is bedoeld voor activiteiten die onder 6:196c BW worden gevoerd, waaronder de Stadsarchief-activiteiten niet vallen.

4.7 Tussen partijen is niet in het geschil dat het Stadsarchief in het verleden op haar website werken heeft geopenbaard van bij Pictoright aangeslotenen zonder toestemming van de betreffende auteursrechthebbenden en dat zij daarmee een inbreuk heeft gemaakt op de auteursrechten van die rechthebbenden en dat zij daarmee een inbreuk heeft gemaakt op de auteursrechten van die rechthebbenden. Ter comparitie van 28 januari 2013 heeft het Stadsarchief erkend dat niet valt uit te sluiten dat in de toekomst opnieuw dergelijke inbreuken worden gemaakt. (…)
4.12. (...) Dit heeft tot gevolg dat voor een (aanvullende) belangenafweging op dit punt door de rechter geen plaats is. Dit geldt te meer, nu het niet gaat om verweesde werken, maar om werken waarvan op eenvoudige wijze, namelijk door bij Pictoright daarnaar te vragen, de rechthebbende kan worden achterhaald.

4.18. De rechtbank is met het Stadarchief van oordeel dat de door Pictoright tot zover overgelegde stukken niet ten aanzien van alle door haar bij naam genoemde Beeldmakers voldoende toereikend zijn om de conclusie te rechtvaardigen dat Pictoright bevoegd is namens de (erven van die) Beeldmakers in rechte op te treden. Pictoright heeft uitdrukkelijk aangeboden nader bewijs op dit punt te leveren door het overleggen van de 'complete chains of tittel ten aanzien van de met naam genoemde makers'. De rechtbank zal Pictoright - overeenkomstig dit uitdrukkelijke bewijsaanbod - een laatste gelegenheid geven om bij akte nadere stukken in het geding te brengen waaruit haar bevoegdheid ten aanzien van de met naam genoemde makers blijkt. (…)
4.20. Indien uit de door Pictoright ingebrachte stukken de bevoegdheid van Pictoright op voldoende wijze ten aanzien van een of meer van de met naam genoemde makers blijkt, is vordering 2 ten aanzien van die maker of makers, in ieder geval voor een groot deel van de gevorderde gegeven, toewijsbaar.
(...)

4.22. Tot slot overweegt de rechtbank op voorhand ten aanzien van vordering 4 dat het Stadsarchief de hoogte van het door Pictoright gevorderde bedrag van €180,- per inbreuk niet voldoende heeft weersproken, mede in het licht van de toelichting die Pictoright heeft gegeven op het bedrag van €180,-. (...) Voorshands overweegt de rechtbank dan ook dat bij haar beslissing over een eventueel toe te kennen voorschotbedrag het bedrag van €180,- per inbreuk als uitgangspunt zal worden genomen.

4.24. Uit hetgeen in conventie is overwogen en met name uit hetgeen onder 4.12 is overwogen volgt de verwerping van de stelling dat Pictoright gehouden is tot naleving van de Gedragscode Notice-and-takedown van 2008 en dat aan Pictoright eerst enige inbreukvordering jegens het Stadsarchief toekomt nadat de notice-and-take-down-procedure is gevolgd. Hierbij overweegt de rechtbank voorst dat (...) vaststaat dat deze gedragscode een initiatief is van de overheid, het bedrijfsleven en belangenverenigingen om een inhoudelijk, praktische en duidelijk invulling in de praktijk te geven aan het bepaalde in artikel 6:196c BW en om te verduidelijken wanneer van deze bepaling sprake is. (...) de onderhavige activiteite van het Stadsarchief [valt] niet onder de werking van 6:196c BW valt, dient de conclusie te luiden dat de reconventionele vordering van het Stadsarchief niet toewijsbaar is.
IEF 14055

Tweedehands e-bookverkoop via Tom Kabinet toegestaan

Vzr. Rechtbank Amsterdam 21 juli 2014, IEF 14055 (NUV tegen Tom Kabinet)
Auteursrecht. Niet dezelfde opstelling als piratenwebsites, maar juist intentie tot samenwerken. Uit het persbericht: Tom Kabinet mag vooralsnog doorgaan met het te koop aanbieden van tweedehands e-books via haar website. Dat heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam vandaag bepaald. Het Nederlands Uitgeversverbond probeerde via een kort geding een verbod op de verkoop van tweede hands e-books door Tom Kabinet af te dwingen. Volgens de uitgevers maakt Tom Kabinet met haar website inbreuk op de auteursrechten van de bij haar aangesloten schrijvers. De voorzieningenrechter oordeelt dat dit niet eenduidig valt op te maken uit de jurisprudentie van het Hof van Justitie te Luxemburg.

Niet kan worden uitgesloten dat voor e-books dezelfde regels gelden als voor papieren boeken, die hoe dan ook tweedehands mogen worden verkocht. Zolang de jurisprudentie op dit terrein geen uitsluitsel biedt, gaat het te ver om in kort geding een verbod toe te wijzen.

Hierbij is van belang dat Tom Kabinet gezien haar werkwijze en opstelling niet op één lijn kan worden gesteld met ‘piratenwebsites’ en dat het Nederlands Uitgeversverbond ieder overleg met haar uit de weg gaat. Tom Kabinet heeft juist de intentie samen te werken met de uitgevers en het illegaal downloaden van e-books aan te pakken.

4.5. (...) Tom Kabinet heeft er terecht op gewezen dat het NUV en GAU nog voor die termijn van twee dagen was verstreken (te weten op 26 juni 2014) bij de voorzieningenrechter een datum hebben gevraagd voor dit kort geding, waaruit kan worden afgeleid dat zij ook niet de intentie hadden om met Tom Kabinet in overleg te treden. Tom Kabinet heeft in dit verband betoogd dat zij – in tegenstelling tot het NUV en GAU – wel meerdere keren heeft voorgesteld met de uitgeverijen te overleggen en met hen samen te werken, juist om zoveel mogelijk te voorkomen dat via haar website illegale kopieën van e-books zouden worden aangeboden. Tom Kabinet verwijst onder meer naar haar brief van 24 juni 2014 (zie 2.4) en naar haar e-mail van 25 juni 2014 (zie 2.9), die beide een uitdrukkelijke uitnodiging tot overleg en samenwerking inhouden. Die uitnodiging is blijkens de e-mail van de raadsman van het NUV en GAU van 1 juli 2014 (zie 2.10) niet aangenomen. Zoals hiervoor overwogen hadden het NUV en GAU die uitnodiging wel moeten aannemen, te meer aangezien voorshands voldoende is gebleken dat Tom Kabinet niet op één lijn kan worden gesteld met websites (zoals The Pirate Bay) die enkel tot doel hebben zoveel mogelijk auteursrechtelijke beschermde werken illegaal te (doen) kopiëren. Tom Kabinet heeft bovendien vanaf de start van haar website open kaart gespeeld door alle uitgeverijen per brief uitgebreid in te lichten over haar activiteiten. Dat geen overleg hoefde te worden gevoerd omdat dit toch tot niets zou leiden, zoals het NUV en GAU onder verwijzing naar een vonnis van de voorzieningenrechter van deze rechtbank van 23 juli 2009 (ECLI:NL:RBAMS:2009:BJ3552) hebben aangevoerd, kan hier vooralsnog niet worden aangenomen. Dat overleg tot niets zou leiden is een conclusie die het NUV en GAU, mede gelet op de door Tom Kabinet uitgesproken goede intenties, op dat moment nog niet mochten trekken. Bovendien lijkt deze conclusie eerder voort te vloeien uit de houding en opstelling van het NUV en GAU zelf dan uit die van Tom Kabinet. Omdat in dit geding het NUV en GAU (mede) optreden namens hun leden en volmachtgevers behoeft het niet voeren van overleg als bedoeld in artikel 3:305a lid 2 BW niet te leiden tot niet-ontvankelijkheid. Wel wordt het feit dat het NUV en GAU niet bereid zijn geweest tot voeren van overleg betrokken bij de beoordeling van de inhoudelijke verweren van Tom Kabinet, die hierna onder 4.8 en verder aan de orde komen.

4.8.
Het inhoudelijke verweer van Tom Kabinet komt – samengevat weergegeven – op het volgende neer. Eigendom is het meest omvattende recht op een zaak (artikel 5:1 BW). Artikel 1 van het eerste protocol bij het Europees Verdrag van de Rechten van de Mens geeft nog een ruimer eigendomsbegrip. Eigendom is overdraagbaar en die overdraagbaarheid kan niet bij contractueel beding worden uitgesloten. Het auteursrecht biedt een rechthebbende in beginsel de mogelijkheid om zich tegen de verhandeling van goederen, die onder de beschermingsomvang van dat recht vallen, te verzetten. Verdere verhandeling van producten die met zijn toestemming binnen de Europese Unie en de Europese Economische Ruimte in het verkeer zijn gebracht, kan hij echter niet met een beroep op zijn auteursrecht tegenhouden. Het auteursrecht is dan uitgeput. De uitputtingsleer is hoe dan ook van toepassing op papieren boeken. Bij verkoop ontvangt de rechthebbende de koopprijs (een redelijke economische waarde) en hij kan verdere verhandeling van het papieren boek niet tegenhouden. Een rechthebbende kan ook kiezen voor verhuur (een gebruiksrecht voor beperkte tijd), waardoor hij controle houdt over het exemplaar, maar dan zal hij niet dezelfde prijs kunnen realiseren als bij verkoop. Verhuur voorkomt echter dat een markt voor tweedehands exemplaren ontstaat. Een tweede exploitatiekeuze voor een auteur is gelegen in het uitgeven van een boek als papieren boek of als e-book. Niemand dwingt een auteur zijn boek als e-book uit te geven. Als voor een e-book wordt gekozen, kan dit e-book worden beveiligd tegen kopiëren (bijvoorbeeld door gebruik van technisch DRM) of het kan in de vorm van een DRM vrije ePub-editie op de markt worden gebracht. Deze laatste variant is eenvoudig (illegaal) te kopiëren, hetgeen piraterij in de hand werkt. De technisch DRM vrije ePub-editie geeft de koper de vrije beschikking over zijn exemplaar en hij kan dit (net als een papieren boek) door iemand anders laten lezen, cadeau geven of tweedehands verkopen. Alleen technisch DRM vrije ePub-edities kunnen via de website van Tom Kabinet worden aangeboden. Dit zijn e-books die vooral worden verkocht door onlinewinkels als Bol.com, Ako.nl, Bruna.nl, Libris.nl en Ebook.nl. Verkoop door deze onlinewinkels vindt plaats onder de toepasselijkheid van de Algemene Voorwaarden van de Nederlandse Thuiswinkel Organisatie. Daarbij kan worden aangetekend dat de meerderheid van de legaal aangeboden e-books via deze weg wordt aangeschaft. Genoemde algemene voorwaarden kennen geen restricties met betrekking tot de gebruiksduur voor producten bestaande uit een digitale inhoud (“gegevens die in digitale vorm geproduceerd en geleverd worden”). Er is dan sprake van een consumentenkoop in de zin van artikel 7:5 BW waardoor de koper de vrije beschikking krijgt over zijn exemplaar. De hiervoor genoemde algemene voorwaarden sluiten aan bij de definitie in artikel 7:5 BW, zoals in werking getreden per 13 juni 2014. Ook hieruit blijkt dat de levering van digitale inhoud naar Nederlands recht als een consumentenkoop moet worden aangemerkt. Bij de aanschaf van een e-book via een online boekwinkel is, aldus Tom Kabinet, anders dan in het UsedSoftarrest, dan ook geen sprake van een gebruikslicentie, maar van een koopovereenkomst in de zin van boek 7 BW. De koper wordt eigenaar en heeft de vrije beschikking over hetgeen hij heeft gekocht. De koper is niet gebonden aan enige (contractuele) gebruiksrestrictie. Het UsedSoftarrest is dan in het geheel niet relevant. In dit geding kan dit arrest alleen relevant zijn bij die e-books die als DRM vrije ePub-edities direct bij de uitgever (en dus niet bij een onlinewinkel) worden aangeschaft. Ook bij een dergelijke aanschaf staat voorop dat dit als een koopovereenkomst heeft te gelden (zie het Beeldbrigade-arrest, HR 27 april 2012, IEPT20120427). In dat geval wordt echter veelal niet gesproken over “koop” maar over een gebruikslicentie voor onbepaalde tijd tegen een eenmalige vergoeding. Als hierop al uitsluitend een gebruikslicentie van toepassing zou zijn, geldt dat ingevolge het UsedSoftarrest aldus ook de eigendom wordt overgedragen. Door het ondeelbare geheel van deze gebruikslicentie en de download is de licentie gelijk te stellen aan een verkoop met eigendomsovergang op de koper, hetgeen betekent dat sprake is van uitputting van het auteursrecht. De vergoeding voor een dergelijk e-book is redelijk als bedoeld in het UsedSoftarrest omdat de prijs van een e-book in de regel niet veel lager ligt dan van een papieren boek. Tom Kabinet faciliteert legitieme transacties en kan als een tussenpersoon (host) in de zin van artikel 6:196c BW worden aangemerkt. Verkopers zijn identificeerbaar aan de hand van hun e-mailadres en de door hen opgegeven bankrekening. Die gegevens zullen niet vals of onjuist worden opgegeven omdat dan geen transactie kan plaatsvinden. Tom Kabinet voert een validatiescan uit waarmee wordt gecontroleerd of hetzelfde e-book door dezelfde verkoper reeds eerder is aangeboden. De verkoper wordt verzocht zijn eigen exemplaar te verwijderen, hetgeen een verplichting is van de verkoper, niet van Tom Kabinet. Als een exemplaar via Tom Kabinet wordt verkocht, voorziet Tom Kabinet dit exemplaar van een watermerk. Alles bij elkaar genomen garandeert dit niet dat geen illegale kopieën via Tom Kabinet kunnen worden aangeboden, maar voor een verdergaande beveiliging is medewerking van de uitgeverijen nodig, die dit hebben geweigerd. Net als bij marktplaats.nl hanteert Tom Kabinet echter een ‘notice-and-take-down’ beleid; indien zij op illegaal aanbod wordt gewezen, treedt zij daar prompt tegenop. Zij heeft, net als marktplaats.nl geen preventieve controleplicht. Tom Kabinet verricht zelf geen ‘mededeling aan het publiek’ omdat zij een e-book op haar website niet inhoudelijk toegankelijk maakt. Verder is van belang dat het UsedSoftarrest in het midden laat of het downloaden van een programma van de website een mededeling aan het publiek is in de zin van artikel 3 (1) van de Auteursrechtrichtlijn. Volgens het Hof is dit niet relevant omdat het aanbieden van de mogelijkheid tot downloaden wordt getransformeerd in een distributiehandeling. Evenmin is sprake van een inbreukmakende verveelvoudiging als bedoeld in de Auteurswet. Tom Kabinet pleegt zelf geen reproductiehandelingen. Ook het uploaden van een e-book door de verkoper ervan is geen inbreukmakende verveelvoudiging in de zin van de Auteurswet of Auteursrechtrichtlijn, aldus Tom Kabinet.

4.9. De voorzieningenrechter overweegt als volgt.
Partijen zijn verdeeld over de vraag of de reikwijdte van het UsedSoftarrest is beperkt tot de distributie van software, dan wel of dit arrest ziet op alle digitale bestanden, waaronder ook e-books. Het NUV en GAU hebben ter zitting gewezen op de volgende in hun ogen bestaande verschillen met de UsedSoft-casus:
a) in UsedSoft betrof het de ‘verkoop’ van software, gereguleerd door de Softwarerichtlijn, terwijl het hier e-books betreft, gereguleerd door de Auteursrechtrichtlijn;
b) in UsedSoft is sprake van ‘koop’ terwijl daar hier geen sprake van is;
c) in UsedSoft heeft de rechthebbende al een passende beloning ontvangen, terwijl dat bij Tom Kabinet niet het geval is;
d) in UsedSoft oordeelde het Hof dat ten aanzien van het gebruik van de software een wettelijke uitzondering ten aanzien van het reproductierecht van toepassing was, die niet bestaat ten aanzien van e-books;
e) in UsedSoft ging het Hof ervan uit dat Oracle zich kon vergewissen van het rechtmatige gebruik van de ‘tweedehands’ koper, terwijl dit bij Tom Kabinet niet mogelijk is;
f) in UsedSoft was er geen enkele twijfel over de rechtmatigheid van de software, terwijl daar in dit geval in zeer grote mate aan getwijfeld moet worden.

4.10.
Ten aanzien van het hiervoor onder a genoemde verschil geldt dat het NUV en GAU terecht hebben opgemerkt dat het UsedSoftarrest ziet op de verhandeling van software, waarvan de auteursrechtelijke bescherming door de Softwarerichtlijn wordt geregeld, welke richtlijn blijkens het arrest als een lex specialis ten opzichte van de Auteursrechtrichtlijn geldt. Dit neemt niet weg dat, naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter, niet valt uit te sluiten dat het UsedSoftarrest een ruimere strekking heeft en zich niet beperkt tot de verhandeling van software. Zoals het Hof overweegt, dienen de in beide richtlijnen gebruikte begrippen in beginsel dezelfde betekenis te hebben. Het Hof laat echter in het arrest het antwoord op de vraag of uit artikel 4 lid 2 van de Auteursrechtrichtlijn, uitgelegd in het licht van de punten 28 en 29 van de considerans daarvan en het Auteursrechtverdrag (waaraan de richtlijn uitvoering moet geven), volgt dat voor de onder die richtlijn vallende werken de uitputting van het distributierecht enkel geldt voor tastbare zaken, uitdrukkelijk in het midden. In de Nederlandse juridische literatuur wordt dan ook wel verdedigd dat niet valt uit te sluiten dat het Hof ook voornemens is de digitale uitputting uit te breiden naar alle auteursrechtelijk beschermde werken. De onder 3.2 aangehaalde overweging 29 van de Auteursrechtrichtlijn zou dan in een ander licht moeten worden beschouwd. Dit betekent dat, ook al is het Hof in het UsedSoftarrest tot zijn oordeel gekomen op basis van de toepasselijke uitzondering van artikel 5 lid 1 van de Softwarerichtlijn (zie het onder d aangehaalde verschil), dit niet zonder meer betekent dat het arrest geen betekenis kan hebben voor verdere verhandeling van andere digitale bestanden. Het Hof hecht in het arrest grote waarde aan de economische functionele gelijkwaardigheid van de distributie op materiële en immateriële dragers en wijst er in dat verband op dat (overweging 62) het beginsel van uitputting van distributierecht voor door het auteursrecht beschermde werken ertoe strekt de beperkingen van het distributierecht te beperken tot hetgeen noodzakelijk is voor het behoud van het specifieke voorwerp van de betrokken industriële eigendom, ter vermijding van afscherming van de markten.
Het doel van de uitputtingsregel dient dan ook niet uit het oog te worden verloren. Daarbij is van belang of de rechthebbende door de betreffende (ver)handeling de economische waarde van zijn recht te gelde heeft kunnen maken. Ten aanzien van het onder b gestelde verschil geldt dat vooralsnog niet valt uit te sluiten dat, zoals Tom Kabinet betoogt, ten aanzien van de aanschaf van e-books via online boekwinkels het UsedSoftarrest hoe dan ook toepassing mist en dat de koper niet aan enige gebruiksrestrictie is gebonden. Voor zover moet worden aangenomen dat wel aansluiting moet worden gezocht bij het UsedSoftarrest geldt dat ook dan gelet op het voorgaande verdedigbaar is dat, ook al betrekt een koper van een tweedehands e-book dit niet rechtstreeks van de server van de rechthebbende, met de aanschaf ervan de eigendom wordt verkregen. Anders dan het NUV en GAU stellen kan verder ook bij een eerste verkoop van een e-book worden aangenomen dat daarvoor een redelijke vergoeding is ontvangen. Niet betwist is immers dat voor een (legaal) e-book een prijs wordt betaald die niet veel lager ligt dan een papieren boek. Voor de onder e en f gestelde verschillen geldt tot slot dat Tom Kabinet zich in elk geval tot doel stelt uitsluitend een legale tweedehands markt van e-books te faciliteren en, voor zover het in haar macht ligt, maatregelen treft om daarvoor zorg te dragen. In dit verband is van belang dat verdergaande beschermingsmaatregelen, die met medewerking van de uitgevers zouden kunnen worden gerealiseerd, niet mogelijk zijn, nu het NUV en GAU ieder overleg hierover weigeren. Overigens heeft het Hof ook in het UsedSoftarrest opgemerkt dat het moeilijk kan blijken te zijn om na te gaan of een verkochte kopie door de verkoper onbruikbaar is gemaakt, maar dat het aan de distributeur is om voor zoveel mogelijk hiertoe technische beschermingsmaatregelen te treffen.

4.11.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen is de voorzieningenrechter voorshands van oordeel dat Tom Kabinet in dit geding een verdedigbaar standpunt heeft ingenomen. Uit de wederzijdse standpunten en de Nederlandse juridische literatuur blijkt dat op dit moment niet met zekerheid kan worden gezegd wat de reikwijdte van het UsedSoft arrest is en of de betekenis van dit arrest zich ook uitstrekt tot de handel in e-books. Dat in buitenlandse rechtspraak (vooral in Duitsland) tot nu toe is geoordeeld dat het online ter beschikking stellen van werken, niet zijnde software, niet tot uitputting leidt, acht de voorzieningenrechter in dit geval niet doorslaggevend. Voor de hand ligt dat, zoals Tom Kabinet ook heeft betoogd en in een op onderdelen vergelijkbare bodemprocedure voor de rechtbank te Den Haag mogelijk zal geschieden, hierover in een bodemprocedure prejudiciële vragen worden gesteld. Bij deze bestaande onzekerheid acht de voorzieningenrechter de door het NUV en GAU gevraagde voorzieningen, mede gelet op hetgeen onder 4.5 is overwogen over het niet bereid zijn tot het voeren van enig overleg door het NUV en GAU, niet op zijn plaats. Gelet op het voorgaande kan vooralsnog evenmin worden geoordeeld dat Tom Kabinet onrechtmatig handelt door de handel in tweedehands e-books op haar website te faciliteren. De gevraagde voorzieningen zullen dan ook worden geweigerd.

Op andere blogs:
Intellectueel Eigendomsrecht.nl
Wieringa advocaten

IEF 14044

Aan foto ontleend voetballersilhouet is geen overname auteursrechtelijke trekken

Hof Amsterdam 15 juli 2014, IEF 14044 (Monta Street tegen gedaagde)
Auteursrecht. Bewerking. In het kortgedingvonnis (en bekrachtigd in hoger beroep [IEF 12207]) is bepaald dat door een foto te bewerken tot een logo er sprake is van een verveelvoudiging. Nu het om productfotografie gaat, ligt de creatieve keuze niet in de keuze van kleding en de bal, noch de lichaamshouding. Een feit van algemene bekendheid is dat deze lichaamshouding op veel voetbalfoto's voorkomt, vanwege de dribbelachtige actie. Het lichaam met de bal van de foto is omgetrokken en het vectorresultaat is als silhouet gebruikt. De trekken die daarmee aan de foto zijn ontleend betreffen echter niet de gemaakte vrije, creatieve keuzen.

2.12. (...)De vraag is daarbij op welke creatieve keuzen van [geïntimeerde sub 1] dit is gebaseerd om aldus te bepalen welke de auteursrechtelijk beschermde trekken van de foto zijn. Dat is in ieder geval, zo is ter zitting besproken, de keus van de achtergrond, de belichting en de sluitersnelheid waarmee [geïntimeerde sub 1] heeft gefotografeerd. Dat betreft niet de keuze van de kleding en de bal, nu het gaat om productfotografie en deze door Monta aan [geïntimeerde sub 1] ter beschikking zijn gesteld. Dat betreft evenmin de actie van [W.] of zijn lichaamshouding daar uit niets blijkt dat [geïntimeerde sub 1] [W.] ter zake heeft geïnstrueerd en bovendien, een feit van algemene bekendheid, een dergelijke lichaamshouding op veel voetbalfoto’s voorkomt, omdat die houding bepaald wordt door de dribbelachtige actie.
 Juist is dat [C.] de afbeelding van het lichaam van [W.] met de bal op de foto heeft omgetrokken en het aldus verkregen vector resultaat als silhouet heeft gebruikt. De trekken die zij daarmee aan de foto heeft ontleend betreffen echter niet de door [geïntimeerde sub 1] gemaakte vrije, creatieve keuzen zodat niet juist is dat Monta door het gebruik van het silhouet van [W.] voor het logo, inbreuk maakt op het auteursrecht van [geïntimeerde sub 1]. In zoverre is de door [geïntimeerde sub 1] en [geïntimeerde sub 2] gevorderde verklaring voor recht dus niet toewijsbaar.

Op andere blogs:
IE-Forum.nl
Ius Mentis

IEF 14043

Bindend adviseur over auteursrecht treedt buiten opdracht

Rechtbank Rotterdam 5 maart 2014, IEF 14043 (Deltasync tegen Delta Archineering/TU Delft)
Arbitrage. Opdracht tot oordeel over handelsnaam. (Werkgevers)auteursrecht op "Drijvend Paviljoen". Het buiten de opdracht treden door de bindend adviseur door ook een uitspraak te doen over auteursrechten is, indien bewezen, een dermate ernstig gebrek dat gebondenheid aan het bindend advies naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. TU Delft is in casu geen auteursrechthebbende op grond van de artikelen 5 t/m 8 Auteurswet; er is wel een dienstverband, maar geen taakomschrijving dat tot deze werken zou leiden. Vóór bewijslevering is aanleiding om een comparitie van partijen te gelasten.

4.18. (...) Tussen partijen staat vast dat het bindend advies van 9 februari 2009 niet is beperkt tot het gebruik van de naam ’Delta-Life’. De bindend adviseur heeft daarin immers tevens beslist over andere onderwerpen, zoals over het auteursrecht op bepaalde ontwerpen. Dat de bindend adviseur bij overeenkomst van 25 december 2008 slechts was opgedragen te beslissen over de naam, is op zichzelf juist.

4.19. Kern van het verweer van [gedaagden] is echter dat twee bestuurders van DeltaSync vervolgens mondeling een aanvullende opdracht hebben gegeven op 16 januari 2009 om ook een oordeel te geven over het auteursrecht. Indien deze stelling juist is, is van overschrijding van de bevoegdheid geen sprake. Dat dit juist is, staat - gelet op de gemotiveerde betwisting van DeltaSync - echter niet vast. Wel staat vast dat partijen ook een geschil hadden over het auteursrecht, maar dat betekent op zichzelf niet dat zij ook dat geschil aan bindend advies wilden onderwerpen. De enkele omstandigheid dat DeltaSync de in geschil zijnde auteursrechten tijdens de bijeenkomst zelf in het geding zou hebben gebracht en dat daarover uitvoerig gesproken zou zijn - zoals door de bindend adviseur is opgemerkt in zijn notitie van 26 januari 2009 - acht de rechtbank onvoldoende om aan te nemen dat DeltaSync alsnog akkoord ging met een aanvullende opdracht aan de bindend adviseur, nu zij in de hiervoor aangehaalde geschriften alsook in haar reactie op de e-mail van 7 januari 2009, waarin door de bindend adviseur ter voorbereiding op de mondelinge behandeling aan partijen vragen waren gesteld die mede zagen op andere rechten dan het gebruik van de naam, telkens heeft benadrukt dat partijen in dit geschil slechts de naamgeving van het nieuwe bedrijf van [gedaagde 2] behandeld wilden zien.

4.20.
Gelet op het voorafgaande zal de rechtbank [gedaagden], overeenkomstig het uitdrukkelijk en gespecificeerd aanbod daartoe, toelaten tot het leveren van bewijs voor de stelling dat tijdens de bespreking van 16 januari 2009 de namens DeltaSync aanwezige twee bestuursleden (Delft Watercities BV, vertegenwoordigd door [persoon 1] en [bedrijf 1], vertegenwoordigd door [persoon 5]) aan de bindend adviseur opdracht hebben gegeven om, naast de geschillen over de naam, ook een oordeel te vellen over het auteursrecht op de in geschil zijnde ontwerpen.

4.21.
Indien [gedaagden] het bewijs niet levert, staat vast dat de bindend adviseur buiten zijn opdracht is getreden. Naar het oordeel van de rechtbank is dit een dermate ernstig gebrek dat gebondenheid (voor zover buiten de opdracht) naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. Daarvoor is niet vereist dat DeltaSync ander nadeel heeft geleden dan dat haar de toegang tot de rechter is onthouden. Het gaat hier immers niet om procedurele gebreken bij de totstandkoming van een op zichzelf door partijen gewild bindend advies maar om het ontbreken van wilsovereenstemming over de omvang van het bindend advies als gevolg waarvan het recht op toegang tot de gewone rechter met betrekking tot auteursrechten aan een partij wordt ontnomen. Alsdan zullen de vorderingen II en III van DeltaSync in conventie worden toegewezen respectievelijk zal de vordering van [gedaagden] in reconventie met betrekking tot de verklaring voor recht worden afgewezen.
4.45. Een dienstverband op zichzelf is niet voldoende. Artikel 7 Aw vereist immers ook dat de arbeid bestaat “in het vervaardigen van bepaalde” werken. Als dat het geval is wordt de werkgever als maker van “die“ werken aangemerkt. Of dat het geval is zal uit de taakomschrijving van de werknemer moeten blijken en uit de mate van zeggenschap die de werkgever heeft over de vorm waarin het concrete werk tot stand komt TUD heeft echter niets meegedeeld over de inhoud van de taakomschrijving van [persoon 1], noch over de vraag òf en in hoeverre TUD zeggenschap heeft gehad over de vorm van Drijvende Stad en Drijvend Paviljoen. Het is aan TUD om voldoende feiten te stellen om tot toepasselijkheid van artikel 7 Aw te kunnen concluderen. Dat heeft zij niet gedaan. Zij is dus tekort geschoten in haar stelplicht.
4.62. De rechtbank ziet echter aanleiding om voorafgaand aan de bewijslevering een comparitie van partijen te gelasten. Onderwerpen die tijdens de comparitie door de rechtbank in ieder geval aan de orde zullen worden gesteld zijn:
- op welke wijze wil [gedaagden] het bewijs leveren?
- is het de bedoeling van [gedaagden] dat de onder 2 door hen gevorderde verklaring van recht dat “[gedaagde 2]” auteursrechthebbende is op de ontwerpen Drijvende Stad, Drijvend Paviljoen en Sjanghai Drijvend Paviljoen, gelet op alinea 2 van de conclusie van antwoord in conventie, betrekking heeft op zowel Delta Archineering als [gedaagde 2]?
- geldt dat ook voor de andere door hen ingestelde vorderingen?
- de vordering onder VIII laatste zinsnede van DeltaSync; de rechtbank heeft behoefte aan een nadere toelichting op deze kennelijke subsidiaire grondslag, nu de discussie tussen partijen, behalve over de vraag wie auteursrechthebbende is, voornamelijk ziet op eventuele overdracht van het auteursrecht en niet of nauwelijks gaat over het verlenen van een exploitatierecht;
- is het juist dat de bindend adviseur met zijn de aanduiding “Rotterdam drijvend paviljoen” niet het oog had op het (ontwerp van het) Rotterdam Paviljoen zoals bedoeld door de rechtbank?
- de verdere procesvolgorde: met name, voor zover relevant, de vraag op welk moment de rechtbank zich zal buigen over de vraag of het Rotterdam Paviljoen als verveelvoudiging heeft te gelden van Drijvend Paviljoen, zoals hiervoor onder E. besproken.
IEF 14009

BGH: Printers en PCs zijn verveelvoudigingsapparaten

BGH 3 Juli 2014, IEF 14009 (Drucker und Plotter III)
Collectief beheer. Reproductierecht. Thuiskopie en billijke vergoeding. bgh Na HvJ EU IEF 12809. Printers zijn ex 54a en PCs zijn ex 54 UrhG aF vergoedingsplichtig. Door de overdracht van een digitaal opslagmedium naar een ander kunnen niet alleen films en muziek, maar ook andere werken zoals teksten en foto's verveelvoudigd worden. Deze kunnen via internet worden opgeslagen op een server en op andere computers gedownload worden. Zolang PCs op deze manier als apparaat door een eindgebruikers worden gebruikt om digitale kopieën te produceren, is er naar paragraaf 54 UrhG aF een vergoedingsverplichting.

Uit het persbericht: Der Bundesgerichtshof hat nunmehr entschieden, dass Drucker, nicht aber PCs zu den vergütungspflichtigen Vervielfältigungsgeräten nach § 54a UrhG aF gehören. (...) Der Bundesgerichtshof hat weiter entschieden, dass PCs zu den vergütungspflichtigen Vervielfältigungsgeräten nach § 54 UrhG aF gehören. Vervielfältigungsverfahren mit einem PC als Endgerät sind nicht nach § 54a UrhG aF vergütungspflichtig, weil dabei digitale Vervielfältigungsstücke entstehen.(...) Durch Übertragungen von einem digitalen Speichermedium auf ein anderes können nicht nur Filme und Musik, sondern auch "stehende" Texte oder "stehende" Bilder der von der Klägerin und der Verwertungsgesellschaft Bild-Kunst vertretenen Urheber von Sprachwerken, Fotografien, Bildwerken und Grafiken vervielfältigt werden; derartige Texte oder Bilder können beispielsweise über das Internet von der Festplatte eines Servers auf die Festplatte eines Computers heruntergeladen werden. Soweit PCs auf diese Weise als Endgeräte in einem einheitlichen Vervielfältigungsverfahren zur Herstellung digitaler Vervielfältigungsstücke verwendet werden, sind sie nach § 54 UrhG aF vergütungspflichtig.

Der Bundesgerichtshof hat nunmehr entschieden, dass Drucker, nicht aber PCs zu den vergütungspflichtigen Vervielfältigungsgeräten nach § 54a UrhG aF gehören. Diese Bestimmung erfasst bei richtlinienkonformer Auslegung nur Vervielfältigungsverfahren, bei denen analoge Vervielfältigungsstücke entstehen; dabei kommt es nicht darauf an, ob ein analoges oder ein digitales Werkstück als Vervielfältigungsvorlage diente. Erfasst werden auch Vervielfältigungsverfahren mittels verschiedener Geräte, wenn diese Geräte miteinander verbunden sind und es sich um ein einheitliches Vervielfältigungsverfahren handelt, das unter der Kontrolle derselben Person steht und auf die Herstellung analoger Vervielfältigungsstücke abzielt. Unter dieser Voraussetzung sind Vervielfältigungsverfahren nicht nur mit einer aus Scanner, PC und Drucker bestehenden Gerätekette, sondern auch mit einer nur aus PC und Drucker bestehenden Gerätekette vergütungspflichtig. Innerhalb einer solchen Gerätekette ist allerdings nur das Gerät vergütungspflichtig, das am deutlichsten dazu bestimmt ist, zusammen mit den anderen Geräten wie ein Vervielfältigungsgerät eingesetzt zu werden. Innerhalb der aus Scanner, PC und Drucker gebildeten Funktionseinheit ist dies der Scanner; innerhalb der aus PC und Drucker gebildeten Funktionseinheit ist dies der Drucker. Vervielfältigungsverfahren mit einem PC als Endgerät sind nicht nach § 54a UrhG aF vergütungspflichtig, weil dabei digitale Vervielfältigungsstücke entstehen.

Der Bundesgerichtshof hat weiter entschieden, dass PCs zu den vergütungspflichtigen Vervielfältigungsgeräten nach § 54 UrhG aF gehören. Diese Bestimmung erfasst Vervielfältigungen durch Übertragungen von einem Bild- oder Tonträger auf einen anderen. Unter einem Bild- oder Tonträger ist nach § 16 Abs. 2 UrhG eine Vorrichtung zur wiederholbaren Wiedergabe von Bild- oder Tonfolgen zu verstehen. Dazu zählen auch digitale Speichermedien wie Festplatten. Durch Übertragungen von einem digitalen Speichermedium auf ein anderes können nicht nur Filme und Musik, sondern auch "stehende" Texte oder "stehende" Bilder der von der Klägerin und der Verwertungsgesellschaft Bild-Kunst vertretenen Urheber von Sprachwerken, Fotografien, Bildwerken und Grafiken vervielfältigt werden; derartige Texte oder Bilder können beispielsweise über das Internet von der Festplatte eines Servers auf die Festplatte eines Computers heruntergeladen werden. Soweit PCs auf diese Weise als Endgeräte in einem einheitlichen Vervielfältigungsverfahren zur Herstellung digitaler Vervielfältigungsstücke verwendet werden, sind sie nach § 54 UrhG aF vergütungspflichtig.

IEF 13972

Live Eredivisiewedstrijden tonen in cafés inbreukmakend

Vzr. Rechtbank Midden-Nederland 20 juni 2014, IEF 13972 (Eredivisie tegen gedaagden)
Uitspraak ingezonden door Reindert van der Zaal, Kennedy Van der Laan. Auteursrecht. Openbaarmaking. Licentie. Gedaagden zenden zonder benodigde FOX Sports Zakelijk licentie live-Eredivisiewedstrijden uit in hun cafés. De Eredivisie en de 18 Eredivisieclubs vorderen een inbreukverbod op de auteursrechten van de live-registraties, promofilmpjes en studioprogramma’s. Gelet op aankondigingen op Facebook en Twitter en constateringen van deurwaarders en controleurs van Fox Sports is het voldoende aannemelijk dat gedaagden Eredivisie-wedstrijden openbaar hebben gemaakt. Nu gedaagden niet beschikken over een zakelijke licentie is auteursrechtinbreuk daarom eveneens voldoende aannemelijk. De voorzieningenrechter wijst het gevorderde toe onder last van een dwangsom.

De beoordeling
4.3. Gezien het betoog van (...) staat vast dat in 2013 en 2014 in De Kerkbrink tijdens openingstijden Eredivisiewedstrijden zijn vertoond. Of dit is gebeurd met medeweten en toestemming van (...)  is niet relevant. Dat geldt ook voor het doel van het vertonen van de wedstrijdbeelden. Iedere vorm van in het openbaar ten gehore brengen of vertonen van een werk is een vorm van openbaar maken in de zin van artikel 12 Aw, waarvoor toestemming van de auteursrechthebbende (Eredivisie c.s.) nodig is.

4.4. De voorzieningenrechter acht het, gelet op de aankondigingen door D'Oude Enghe op Facebook en Twitter (productie 23 van Eredvisie c.s.), de constateringen door de controleurs van FOX Sports (producties 10 en 11 van Eredivisie c.s.) en de processen-verbaal van bevindingen van de deurwaarder (producties 15 en 16 van Eredivisie c.s.) voorshands voldoende aannemelijk dat ook in D'Oude Enghe en De Kuil Eredivisie-wedstrijden openbaar zijn gemaakt. (...)

4.5. Nu (...) niet beschikt over een zakelijke licentie, is voldoende aannemelijk dat (...) c.s. de rechten van Eredivisie c.s. heeft geschonden. Omdat Eredivisie c.s. niet in het voortduren van een jegens haar onrechtmatige situatie behoeft te berusten, heeft zij anders dan (...) meent, een spoedeisend belang bij opheffing van die onrechtmatige toestand. Het gevorderde gebod tot staking van verdere uitzending van wedstrijdbeelden zal daarom worden toegewezen.

Op andere blogs:
KvdL

IEF 13968

Ontwerpen op social media na staken van bouwsamenwerking

Vzr. Rechtbank Midden-Nederland 18 juni 2014, IEF 13968 (Knijtijzer-Woodstacker)
Uitspraak ingezonden door Job Hengeveld, Hengeveld Advocaten. Auteursrecht. Portretrecht. Handelsnaam. Rectificaties. Social Media. Knijtijzer is architect en heeft handelsnaam/domeinnaam Woodstacker en Finch building. Gedaagde is de vrouw van beoogd business partner, biologisch/ecologisch bouwer, en claimt een aandeel in het bedrijf. De samenwerking gaat niet door. Gedaagde plaatst op social mediaplatforms diverse berichten over Knijtijzer en zijn bedrijf. Er is geen sprake van een gezamelijk auteursrecht en de omstandigheid dat de ontwerpen binnen de afmetingen en het beoogde materiaal van de modules moest worden gemaakt, maakt het niet dat er geen voldoende creatieve keuzes mogelijk waren. Gedaagde maakt inbreuk door (onderdelen van) de ontwerpen op Facebook, Twitter en LinkedIn of haar eigen websites te gebruiken.

Er is sprake van inbreuk op het portretrecht door gedaagde door Knijtijzers portret op een blogsite (wordpress) te plaatsen. De vermelding ‘Finch Buildings is an unauthorized trial of our former architect to commercialize our invention under his own name', is geen handelsnaamgebruik. Echter nu er geen afspraken over de samenwerking onder de naam Woodstacker zijn gemaakt, valt niet in te zien dat gedaagde recht heeft op de handelsnaam. Ook de gevorderde rectificaties en verbod op doen van schadelijke en diffamerende uitlatingen worden toegewezen.

Auteursrecht:
5.15. Hoewel ook de inrichting van bouwmodules in enige mate technisch en functioneel bepaald is, zijn aan de onder 2.6 (onder “productie 32”) weergegeven ontwerpen wel creatieve keuzes te ontwaren, als het gaat om de weergave van het interieur en de plaats en weergave van daarin geplaatste objecten. De voorzieningenrechter merkt daarbij wel op dat ook indien [eiser] bij het maken van deze ontwerpen zou hebben geput uit de schets die [verweerster] als productie 10 heeft overgelegd (hetgeen nog allerminst vaststaat), geldt dat de visualisatie daarvan en de daarbij gebruikte kleuren de ontwerper voldoende ruimte hebben gegeven om de ontwerpen een eigen intellectuele schepping te doen zijn. Overigens moet geconstateerd worden dat [eiser] bij de inrichting van de module ook is afgeweken van vorenbedoelde schets, nu hij de badkamer niet in een aparte kamer heeft opgenomen maar in de woonkamer en ook de keuken op een andere locatie heeft geplaatst. In zoverre zijn de als productie 32 overgelegde ontwerpen wel door het auteursrecht van [eiser] beschermd.

5.16. [eiser] heeft evenwel niet voldoende onderbouwd dat [verweerster] de (als onderdeel van productie 32 overgelegde) ontwerpen van de binnenkant van de [D]-module openbaar heeft gemaakt of verveelvoudigd en dus inbreuk heeft gemaakt op enig auteursrecht van [eiser] met betrekking tot deze ontwerpen. Gelet hierop is de vordering tot het staken en gestaakt houden van inbreuken op deze ontwerpen niet voor toewijzing vatbaar.

Portretrecht
5.19. [verweerster] heeft op geen enkele wijze aannemelijk gemaakt dat het in het kader van de vrijheid van meningsuiting van belang was om het portret van [eiser] op haar blog te plaatsen. Enige informatieve waarde of maatschappelijk belang valt daarin dan ook niet te onderkennen.5.21.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat het recht van [eiser] op bescherming van zijn persoonlijke levenssfeer in de gegeven omstandigheden zwaarder weegt dan het recht van [verweerster] op vrijheid van meningsuiting, zodat de vordering tot het staken en gestaakt te houden van inbreuken op het portretrecht van [eiser] toewijsbaar is.

Handelsnaam
5.27. Dit betekent dat [verweerster] zich van het gebruik van die handelsnaam dient te onthouden. De daartoe strekkende vordering is dan ook toewijsbaar. Hetzelfde geldt voor zover de gevorderde rectificatie ziet op het gebruik door [verweerster] van deze handelsnaam op social media platforms.

Rectificaties:
5.31. Voorts heeft (de raadsvrouwe van) [verweerster] ter gelegenheid van de zitting verklaard dat het doen van de betreffende uitlatingen op internet ingegeven was door het feit dat zij geen toegang had tot de e-mails die mogelijk naar het “info”-mailadres van de website [adres] werden gestuurd, en dat zij wilde voorkomen dat zij klanten zou mislopen. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is dit niet de geëigende methode om dergelijke kwesties op te lossen. Voor zover [verweerster] al van mening was en van mening mocht zijn dat zij gerechtigd was tot inzage in de e-mails, had zij zich tot de rechter moeten wenden en niet eigenmachtig onjuiste mededelingen de wereld in moeten brengen.

5.32. Ten slotte acht de voorzieningenrechter in deze van belang dat niet [verweerster] maar haar echtgenoot de partner was waarmee [eiser] samenwerkte. Voor zover er dan ook al een recht was om modulebouwsystemen onder de naam [D] aan te bieden, berustte dat recht bij haar echtgenoot en [eiser] gezamenlijk en niet bij [verweerster]. Door vervolgens wel het onder die naam opgebouwde debiet naar haar eenmanszaak toe te trekken, middels het doen van onjuiste mededelingen over [eiser], heeft [verweerster] naar het oordeel van de voorzieningenrechter - mede in het licht van het voorgaande - onrechtmatig jegens [eiser] gehandeld. De gevorderde rectificaties en het gevorderde verbod op het doen van schadelijke of diffamerende uitlatingen zijn dan ook voor toewijzing vatbaar.

Lees de uitspraak:
IEF 13968(pdf)
IEF 13968 (link)