DOSSIERS
Alle dossiers

Overig  

IEF 3434

Geen creatieve keuzes

ETapes.gifGerechtshof Amsterdam, 8 februari 2007, LJN: AZ8071. Erven Endstra tegen Uitgeverij Nieuw Amsterdam B.V., Bart Middelburg & Paul Vugts

Hoger beroep Endstra Tapes. Geen auteursrecht op de zgn. achterbankgesprekken van Willem Endstra met de CIE, publicatie proces-verbaal in het boek "De Endstra-tapes" is geen schending van een auteursrecht van de erfgenamen, noch overigens onrechtmatig jegens hen. Bijna de eerste volledige proceskostenveroordeling in hoger beroep.  

“Het hof volgt de zonen Endstra hierin niet en sluit zich aan bij het oordeel van de voorzieningenrechter. Het moge zo zijn dat aan de achterbankgesprekken, waarin Endstra de door hem op vragen van de rechercheurs verschafte informatie op zijn manier heeft verwoord, een daarmee samenhangend eigen karakter en een persoonlijk stempel niet kan worden ontzegd, dit betekent nog niet dat er een auteursrechtelijk werk is ontstaan. Het vereiste van een persoonlijk stempel drukt immers ook uit, dat het werk het resultaat moet zijn van menselijk scheppen. Het hof onderschrijft de door Nieuw Amsterdam c.s. in het geding gebrachte opinie van prof. mr. J.H. Spoor, waar deze stelt: "Uit het feit dat een werk een eigen karakter moet hebben om voor auteursrechtelijke bescherming in aanmerking te komen mag niet omgekeerd worden afgeleid dat, als iets maar een eigen karakter heeft, er dan ook sprake is van een auteursrechtelijk beschermd werk."

"Het is dan ook evenzeer terecht dat de voorzieningenrechter, wiens oordeel het hof overneemt, van belang heeft geacht dat niet blijkt dat door Endstra creatieve keuzes zijn gemaakt voor de vorm van de achterbankgesprekken en evenmin dat hij bewust een geestelijke creatie wilde scheppen. De als transcript weergegeven gesprekken vertonen veeleer het beeld van een spontaan uit de mond gerolde zakelijke informatieoverdracht door Endstra in antwoord op aan hem gestelde vragen. Hoewel Endstra ook wel zal hebben nagedacht over wat hij wel en niet tegenover de rechercheurs wilde loslaten en daarbij selectief te werk zal zijn gegaan, komt bepaald niet tot uiting dat hij er bewust voor heeft gekozen zijn verhaal in deze vormgeving te gieten. De voorzieningenrechter is dan ook terecht en volgens de juiste maatstaf tot het oordeel gekomen, dat op de achterbankgesprekken geen auteursrecht rust en dat met de uitwerking van de gesprekken in het PV en de publicatie hiervan in het litigueuze boek geen auteursrecht van (de erfgenamen van) Endstra is geschonden.”(4.7)

“Afweging van de wederzijdse belangen leidt niet tot een andere beoordeling. Het hof deelt het oordeel van de voorzieningenrechter dat in de omstandigheden van het geval het belang van Nieuw Amsterdam c.s. bij de publicatie van het boek zwaarder weegt dan het door de (niet in het boek genoemde) zonen Endstra ingeroepen belang van bescherming van hun persoonlijke levenssfeer. Enerzijds heeft ook hier te gelden dat causaal verband met het gevreesde risico van represailles niet valt aan te nemen. Anderzijds wordt in aanmerking genomen dat de "Endstra-tapes" een zaak betreffen die in het centrum van de publieke belangstelling staat. Dat met de uitgave van het boek wellicht commercieel gewin wordt behaald maakt het voorgaande niet anders. Uitgeverijen en journalisten dienen nu eenmaal inkomsten te verwerven om hun werk te doen. Van een misplaatst beroep op art. 10 EVRM is hier geen sprake.”(4.11)

"In de memorie van antwoord hebben Nieuw Amsterdam c.s. geconcludeerd tot veroordeling van de zonen Endstra in de kosten van het geding, "de advocatenkosten van ge?ntimeerden daaronder begrepen". Eerst aan het eind van het pleidooi heeft de raadsman te kennen gegeven dat aanspraak wordt gemaakt op toeschatting van proceskosten op de voet van art. 14 van de Handhavingsrichtlijn (Richtlijn 2004/48/EG) welke op 29 april 2006 in de Nederlandse wetgeving ge?mplementeerd had moeten zijn. Hij heeft daarbij een specificatie van advocatenkosten overgelegd tot een totaal van E 29.957,65. Het is in strijd met een goede procesorde om de aldus verlangde kostenveroordeling, die niet althans onvoldoende duidelijk valt af te leiden uit de bewoordingen van de memorie van antwoord, in een zo laat stadium expliciet te verwoorden en pas dan een begroting te overhandigen aan de wederpartij, waardoor deze zich daartegen ongenoegzaam heeft kunnen verweren. Het hof zal bij de veroordeling in de proceskosten deze daarom op de gebruikelijke wijze op de voet van art. 237 Rv toeschatten.” (4.13)

Lees het arrest hier. Lees het eerdere vonnis van de rechtbank hier.

IEF 3237

Rozenstraat

rs135onbebouwd.gifVoorzieningenrechter Rechtbank Amsterdam, KGZA 06-2115, J. Dijkman Architectenbureau B.V. tegen G.P.M. van Tiggelen e.a. (met dank aan Rob Zimmermann, Höcker Advocaten). 

Eigenaar pand wordt veroordeeld om zijn eigen huis te verbouwen en in overeenstemming te brengen met het ontwerp van de architect. Richtlijnconforme proceskostenveroordeling.

Architect Dijkman heeft in 2000, in opdracht van zijn toenmalige opdrachtgever Witteveen, een ontwerp gemaakt voor een gebouw aan de Rozenstraat 153 te Amsterdam. Op 10 juni 2005 is het perceel door Witteveen overgedragen aan Van Tiggelen, inclusief de rechten op grond van de inmiddels verkregen bouwvergunning. De bouwvergunning is verleend in overeenstemming met het ontwerp van Dijkman.

Toen een deel van het pand in mei 2006 uit de steigers kwam, heeft Dijkman geconstateerd dat Van Tiggelen op diverse punten van zijn ontwerp was afgeweken, zonder dat hij Van Tiggelen daarvoor toestemming had verleend of daarvan door Van Tiggelen vooraf op de hoogte was gesteld. In overleg is besloten dat Dijkman een gewijzigd ontwerp zou maken. Dijkman heeft vervolgens tevergeefs diverse pogingen gedaan om dit voorstel met Van Tiggelen te bespreken. Aan het voorstel van Dijkman is dan ook geen uitvoering gegeven. De werkzaamheden aan het pand zijn inmiddels voltooid en Van Tiggelen heeft het pand thans als woning in gebruik.


Dijkman verzoek de Voorzieningenrechter onder meer om Van Tiggelen c.s. te veroordelen het bouwwerk alsnog in overeenstemming te brengen en te houden met het oorspronkelijke ontwerp van Dijkman, althans om het bouwwerk, in overleg met Dijkman, in overeenstemming te brengen met het (herziene) schetsontwerp van Dijkman van juli 2006, op straffe van een dwangsom. Ook vraagt Dijkman een bouwstop en vergoeding van zijn volledige proceskosten op basis van de Handhavingsrichtlijn.


De Voorzieningenrechter beoordeelt eerst of Van Tiggelen verplicht was om een pand te bouwen overeenkomstig zijn ontwerp. Met de overdracht van het perceel en de bouwvergunning door Witteveen aan Van Tiggelen is weliswaar ook het gebruiksrecht op het ontwerp van Dijkman aan hem verleend, maar een verplichting voor Van Tiggelen om over te gaan tot de bouw van een pand conform het ontwerp kan daaruit, anders dan Dijkman betoogt, niet worden afgeleid. Aldus de Voorzieningrechter. Enige overeenkomst tussen partijen met betrekking tot het ontwerp en/of de bouw is, ook volgens Dijkman, niet gesloten, zodat deze grondslag de vordering niet kan dragen.


Dijkman wordt wel gevolgd in zijn stelling dat Van Tiggelen zijn auteursrechten en persoonlijkheidsrechten heeft geschonden. Hiertoe is het volgende redengevend. Van Tiggelen heeft niet betwist dat het ontwerp van Dijkman een werk in de zin van de Auteurswet vormt. Voorts staat, als niet door Van Tiggelen weersproken, dan wel door hem erkend, in deze procedure vast dat hij bij de bouw van het pand is afgeweken van het ontwerp op de door Dijkman genoemde punten, terwijl hij wist dat Dijkman daar bezwaren tegen had en Dijkman hem daarvoor geen toestemming had gegeven. De afwijkingen zijn, gelet op onder meer — het ontbreken van het stalen portaal, de ronde kap, de hijsbalk, de “teruggelegde” gevel, de erkers, de balustrades, de ramen in de zijbeuk en de gewijzigde glasindeling van de pui, van dien aard dat gesproken kan worden van een verminking van het werk van Dijkman in de zin van de Auteurswet.


Voorts is aannemelijk dat Dijkman hierdoor reputatieschade lijdt, dan wel zou kunnen lijden, doordat het publiek in het pand nog steeds een ontwerp van Dijkman zal herkennen, terwijl Dijkman aan het pand in zijn huidige vorm zijn naam niet wil verbinden.


De bouwstop wordt niet toegewezen, want de bouw was al klaar.


Wel worden nog de volledige proceskosten toegewezen: Op grond van de Richtlijn dienen alle redelijke en evenredige gerechtskosten en andere kosten die de in het gelijk gestelde partij heeft gemaakt door de verliezende partij worden gedragen, tenzij de billijkheid zich daartegen verzet. Met Dijkman is de voorzieningenrechter van oordeel dat een richtlijnconforme interpretatie van artikel 237 Rv. hier op zijn plaats is en dat deze er in de onderhavige zaak toe leidt dat Van Tiggelen dient te worden veroordeeld in de werkelijk door Dijkman gemaakte kosten.


Lees het vonnis hier. Lees hier meer over het pand.

IEF 3003

Niet zomaar een concurrent

ingr.gifRechtbank Amsterdam. 26 oktober 2006, /KGO6-1652P. Van Ramshorst tegen Gedaagden (met dank aan Marco Balhuizen, Dijkstra Voermans).

Interessante uitspraak Ideeënbescherming over het kopiëren van een bedrijfsconcept door een voormalige medewerker. Auteursrechtinbreuk, plagiaat, depot te kwader trouw en, zeker gezien de omstandigheden van het geval, onrechtmatige mededinging.

Van Ramshorst heeft een werkwijze ontwikkeld voor het omgaan met stoffelijke resten van mensen en dieren na crematie. Deze werkwijze komt er op neer dat de asresten worden vermengd met aarde, die wordt ingebracht in een houder, waarin vervolgens een boom, heester of plant wordt opgekweekt. Re-In Green biedt hiertoe een verzekering en een koopsompolis aan en geeft o.a. een brochure uit met de titel “In de bloei ná het leven”.  Van Ramshorst heeft op de werkwijze op 13 januari 2006 octrooi aangevraagd. Van Ramshorst heeft in 2005 de naam Re-In Green als handelsnaam voor zijn toenmalige onderneming laten registreren bij de KvK en in maart 2006 is Re-In Green a.o. ingeschreven in het handelsregister.

Ten behoeve van de verdere ontwikkeling van het door van Van Ramshorst bedachte concept heeft hij vanaf januari 2006 met gedaagde 1 samengewerkt. Gedaagde 1 heeft het woordmerk RE-INGREEN gedeponeerd en de domeinnaam www.re-ingreen.eu laten vastleggen. In juli 2006 heeft Van Ramshorst de samenwerking opgezegd en gedaagde 1 gesommeerd het woordmerk en de domeinnaam over te dragen.

Gedaagden brengen inmiddels  onder de naam Eternal Tree een uitvaartfaciliteit op de markt waarbij asresten van personen of dieren worden toegevoegd aan (het wortelbed van) bomen of heesters. Zij bieden hiertoe een verzekering en een koopsompolis aan en geven een, vrijwel identieke, brochure uit met de naam “Een boom als dierbare herinnering”.  Van Ramshorst vordert niet alleen de overdracht van het woordmerk re-ingreen en de eu-domeinnaam maar ook dat gedaagden wordt bevolen om het aanbieden van producten onder het Eternal Tree concept te staken. De Amsterdamse voorzieningenrechter wijst de vorderingen toe.

Auteursrecht

“Op de door Re-In Green uitgegeven brochure berust auteursrecht. Gezien de tekst, de opmaak, het kleurgebruik en de keuze van de in de brochure opgenomen foto’s, is sprake van een oorspronkelijk werk dat het persoonlijk stempel van de maker draagt. Re-In Green maakt de brochure als van haar afkomstig openbaar, zonder daarbij enig natuurlijk persoon als maker ervan te vermelden. Op grond van artikel 8 van de Auteurswet (Aw) wordt Re-In Green dan ook als de maker van het werk aangemerkt. Gedaagde 1  heeft ter zitting aangevoerd dat hij degene is die indertijd de Re-In Green-brochure heeft ontworpen en dat hem daarom de auteursrechten op die brochure toekomen. Gedaagde 1  zal hierin niet worden gevolgd. Hij heeft op geen enkele wijze, bijvoorbeeld aan de hand van tekeningen of schetsen, aannemelijk gemaakt dat hij de betreffende brochure inderdaad heeft ontworpen en dat Re-In Green jegens hem onrechtmatig handelt door die brochure te openbaren. Voorshands is er dan ook geen aanleiding af te wijken van de hoofdregel van artikel 8 Aw zodat Re-In Green in het hiernavolgende als auteursrechthebbende op de brochure zal worden aangemerkt.

Vervolgens wordt geoordeeld dat de brochure van Re-In Green en die van Eternal Tree wat betreft uiterlijk, opmaak, indeling, tekst, het gebruik van de foto’s en het onderwerp van de foto’s zeer gelijkend zijn. De raadsman van eisers heeft ter zitting per pagina en tot in detail een zo groot aantal gelijkenissen getoond, die niet zijn bestreden, zodat voorshands aannemelijk is dat de brochure van Eternal Tree geheel is ontleend aan die van Re-In Green en moet worden beschouwd als een nabootsing in gewijzigde vorm, die niet als een nieuw, oorspronkelijk werk kan. De conclusie is dan ook gerechtvaardigd dat hier sprake is van inbreuk op het auteursrecht van Re-In Green.”

Ongeoorloofde mededinging

“Van ongeoorloofde mededinging is in zijn algemeenheid geen sprake indien wordt geprofiteerd van andermans inspanning, kennis of inzicht, ook niet als dit nadeel aan die ander toebrengt. Uitgangspunt is immers het beginsel van vrijheid van bedrijf en beroep. In geval van bijkomende omstandigheden kan echter wel sprake zijn van onrechtmatig handelen, bijvoorbeeld indien wordt geparasiteerd op de bedrijfsactiviteiten of resultaten van een ander of indien bedrijfsgeheimen, klanten of personeel afhandig worden gemaakt. In deze zaak is sprake van het kopiëren van het totale bedrijfsconcept. Allereerst wordt de werkwijze waarop Re-In Green octrooi heeft aangevraagd gekopieerd. In dit kader heeft weliswaar aangevoerd dat de werkwijze van Etemal Tree geen houder kent die moet voorkomen dat de asresten weglekken, maar dit verweer is in strijd met de door Etemal Tree uitgebrachte brochure waarin is vermeld: “Door gebruik te maken van speciale beschermingsjute en een ijzeren raamwerk blijft de as onlosmakelijk verbonden met de boom of heester”.

Ook het vierstappenproces is door Etemal Tree gekopieerd. Net als bij Re-In Green gaat ook Etemal Tree als volgt te werk: (stap 1) de keuze van een boom of heester, (stap 2) het samenbrengen van de as met de boom of heester tijdens een plechtige ceremonie, (stap 3) het opkweken van de boom of heester in de houder en (stap 4) het overbrengen van de boom of heester naar een door de nabestaanden aangewezen plek. Verder zijn ook de drie aanschafmogelijkheden door Etemal Tree gekopieerd en worden deze mogelijkheden op dezelfde manier aangeduid. De eerste mogelijkheid is de “Re-In Green Polis” respectievelijk de “Eternal Tree Polis” genoemd, de tweede mogelijkheid is de “Re-In Green Koopsom Polis” respectievelijk de “Etemal Tree Koopsom Polis” genoemd en de derde mogelijkheid is de “Re-In Green Directsom Voorziening” en de “Eternal Tree Direct Aankoop Voorziening” genoemd. De website van Eternal Tree vertoont eveneens grote gelijkenis met die van Re-In Green. De tekst op de website van Eternal Tree is op een aantal punten (bijvoorbeeld de drie
aanschafmogelijkheden) duidelijk gekopieerd van de website van Re-In Green. Voor zover de tekst niet letterlijk hetzelfde is, is de strekking ervan wel identiek. Verder hanteert Re-In Green een lijst met de naam De meest aansprekende vragen over Re-In Green. Etemal Tree hanteert een lijst met de naam De meest aansprekende vragen over Eternal Tree. De tekst van de lijst van Eternal Tree is volledig identiek aan die van Re-In Green. Hetzelfde geldt voor de prijslijst; de tekst van die van Eternal Tree is volledig identiek aan die van Re-In Green, met dien verstande dat Etemal Tree lagere prijzen hanteert. Hier is de conclusie gerechtvaardigd dat sprake is van plagiaat. Ten aanzien van de brochures is reeds overwogen dat met de brochure van Eternal Tree inbreuk wordt gemaakt op de auteursrechten van Re-In Green.”

De omstandigheden van het geval

“Voor de vraag of sprake is van ongeoorloofde mededinging is niet alleen van belang dat het totale bedrijfsconcept wordt gekopieerd. Andere omstandigheden kunnen eveneens een rol spelen. In dit geval is van belang dat gedaagde 1 niet zomaar een concurrent is van Re-In Green. Tot juli 2006 was hij nauw bij Re-In Green betrokken en aannemelijk is dat hij daarom in staat is geweest het bedrijfsconcept te kopiëren. Bovendien wist hij van de (vertrouwelijke) octrooiaanvraag en heeft hij in strijd met de bedoeling van partijen het merkdepot en de eu-domeinnaam van Re-In Green op eigen naam laten zetten. Verder is aan de hand van de in het geding gebrachte verklaringen op zijn minst de vrees van eisers gerechtvaardigd dat gedaagde 1, na het beëindigen van de samenwerking nog contacten heeft gehad met klanten en relaties van Re-In Green, dat hij zich nog heeft voorgedaan als vertegenwoordiger van Re-In Green en dat hij zich (negatief) over Re-In Green heeft uitgelaten. Tot slot valt niet uit te sluiten dat sprake is geweest van een vooropgezet plan van gedaagde 1. De domeinnaam www.eternaltree.nl is immers al op 24januari 2006 door hem geregistreerd en de domeinnaam www.eternaltree.eu op 7 april 2006. Beide data liggen véér de beëindiging van de samenwerking. “

Op grond van hetgeen is overwogen is de conclusie gerechtvaardigd dat  zich schuldig maakt aan ongeoorloofde mededinging en derhalve onrechtmatig handelt jegens eisers.  De voorzieningenrechter verbiedt gedaagden het Eternal Tree concept en producten uit dat concept aan te bieden, klanten of relaties van Van Ramshorst te benaderen en zich op welke wijze dan ook te associeren met Re-In Green en het  eerder genoemde woordmerk en de domeinnaam aan over te dragen zonder dat hierbij aanspraak te maken op een vergoeding.

Lees het vonnis hier.

IEF 2978

Aanhoudend zon

sol.bmpRechtbank ‘s-Gravenhage 23 november 2006, KGZA 06-564. The Sun Company Benelux B.V. tegen Sol de Mallorca B.V.

Puur feitelijk executiegeschil over het gebruik van merk, handelsnaam en huisstijl, n.a.v. een kort geding vonnis van de Haagse Voorzieningenrechter van 22 juni 2006. 

Sun heeft een beeldmerk “The Sun Company” voor de diensten van een zonnestudio en nagelstyling. Bovendien is zij rechthebbende op de handelsnaam “The Sun Company”. Sun heeft voorts een huisstijl voor haar studio’s ontwikkeld. Sun heeft met Sol licentieovereenkomsten gesloten voor het gebruik van het merk, de handelsnaam en de huisstijl voor de zonnestudio's van Sol in Vlaardingen, Delft, Roosendaal en Tilburg. De licentieovereenkomsten zijn beëindigd per 1 januari 2006.

Op vordering van Sun is Sol bij het vonnis van 22 juni 2006 op daarin nader aangegeven gronden veroordeeld om binnen twee weken na betekening van het vonnis het gebruik van het merk, de handelsnaam en huisstijl van Sun te staken en gestaakt te houden op straffe van een dwangsom. Sun heeft het vonnis op 23 juni 2006 aan Sol laten betekenen, zodat het gebruik van het merk, de handelsnaam en de huisstijl gestaakt diende te zijn op 8 juli 2006. Een eerder executiegeschil van Sol met het verzoek om haar een ruimere termijn te gunnen was geen succes.

Sun heeft bij exploit van 14 augustus 2006 Sol gesommeerd tot betaling van proces- en executiekosten en van een bedrag van EUR 1.000.000,- aan verbeurde dwangsommen tot en met 10 augustus 2006. Sol heeft aan deze sommatie geen gehoor gegeven. Daarop heeft Sun executoriaal beslag laten leggen op de bankrekening en het bedrijfspand van Sol.

Sol vordert in dit executiegeschil primair schorsing van de tenuitvoerlegging van het vonnis van 22 juni 2006, althans van (de looptijd van) de dwangsommen, tot in een bodemprocedure de veerschuldigheid van de dwangsommen is vastgesteld, en opheffing van de beslagen. Subsidiair vordert zij matiging van de verbeurde dwangsommen tot in totaal EUR 25.000,-.

De Voorzieningenrechter volgt Sol grotendeels in haar stellingen en komt tot de conclusie dat vooralsnog moet worden aangenomen dat Sol mogelijk dwangsommen heeft verbeurd, maar alleen door het tweemaal afgeven van cadeaubonnen waarop het merk van Sun was afgebeeld en derhalve tot een aanzienlijk geringer bedrag dan waarvoor beslag was gelegd. Onder die omstandigheden bestaat aanleiding de ingezette executie van het vonnis van 22 juni 2006 tot het verkrijgen van betaling van een bedrag van EUR 1.000.000,- te schorsen. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat executieverkoop van het bedrijfspand van Sol naar mag worden aangenomen ernstige gevolgen zou hebben voor de bedrijfsvoering van het filiaal te Delft. Nu de executie wordt geschorst, bestaat volgens de Voorzieningenrechter geen reden de gelegde beslagen op te heffen.

Lees het vonnis hier. Lees het eerdere vonnis hier.

 

IEF 2737

Verantwoorden voor het gebruik

Radiofreak bericht dat De VARA zich op 18 oktober voor de Rechtbank Amsterdam moet verantwoorden voor het gebruik (in het 3FM-programma Claudia d'r op) van geluidsfragmenten uit een interview met de band Coldplay van de website Toazted.nl.

"De interviews zijn uitgezonden in het radioprogramma alsof de omroep de maker was'', zegt directeur Frank Helmink van Toasted Media. Hij vindt dat de omroep inbreuk maakte op het auteursrecht en wil dat de naam van zijn bedrijf wordt genoemd. (…) “Volgens de VARA zijn de interviews voor iedereen vrij te gebruiken op grond van de voorwaarden van de website'', zegt Helmink.”

Lees hier meer.

IEF 2707

Uitgereikt aan een

fa.bmpRechtbank Arnhem, 11 juli 2006,  LJN: AY9528.  Phoenix Publishers B.V. tegen gedaagden.

 

Wat hoort bij wat en bij wie en waarom? Geschil over de overdracht van een marketingconcept

FoodPersonality is een vakblad, gericht op managers van levensmiddelenfabrikanten en retailers. Het blad was tot mei 2006 het enige magazine waarin berichtgeving plaats vond over de FoodAwards, de FoodAwards met Sterren en de uitverkiezing van Captain of the Category en de FoodManager van het Jaar. De FoodAward wordt jaarlijks uitgereikt aan een "uitverkoren" product.

Tussen partijen is in de kern in geschil of FoodAwards als een zelfstandig evenement, dan wel als het marketingconcept van FoodPersonality moet worden aangemerkt. Phoenix Publishers stelt zich - kort gezegd - op het standpunt dat de FoodAward een zelfstandig evenement is dat los gezien kan en moet worden van het magazine FoodPersonality. Door de verkoop van FoodPersonality aan gedaagden, is in haar visie dus niet tevens de organisatie van de FoodAwards overgegaan. Gedaagden stellen dat de organisatie van de FoodAwards al sedert haar bestaan (circa 20 jaar) verbonden was aan FoodPersonality en daar onderdeel van uitmaakt. Het is in haar visie het marketingconcept van FoodPersonality.

De vermeende overdracht van FoodAwards is niet helemaal duidelijk, maar blijkt volgens de voorzieningrechter afdoende uit een aantal feiten.

De omzet van FoodAwards werd steeds tot de omzet van FoodPersonality gerekend. De cijfers wijzen uit dat zij daarvan een aanzienlijk deel uitmaakte.

Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter is de naam FoodPersonality niet zonder meer weg te laten uit het logo van FoodAward, zoals Phoenix Publishers stelt, nu deze naam op speelse wijze in het logo, namelijk opgesplitst aan weerzijde van het kroontje, de hoofdletter W uit de naam FoodAward, is geïncorporeerd. De naam FoodPersonality maakt daarmee onderdeel uit van het logo.

Uit de verschillende advertenties voor (deelname aan) de FoodAwards (blijkt naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter van de samenhang tussen FoodPersonality en FoodAwards doordat met name FoodPersonality als organisator en presentator van de FoodAwards en als opsteller/afzender van de advertentie wordt opgevoerd.

En hoewel Phoenix Publishers stelt dat uitsluitend de uitgaverechten van FoodPersonality zijn overgegaan en niet de onderneming, zoals de werknemers en de lopende verplichtingen, heeft zij ter zitting de stelling van gedaagden dat in het najaar van 2005 zij nog de enige medewerkers waren van Phoenix Mediaset B.V. die zich bezig hielden met FoodPersonality, en zij daarnaast ook geen ander werk voor FoodPersonality deden, niet weersproken. Dat zij uit dien hoofde in ieder geval verantwoordelijk waren voor het overgrote deel van de werkzaamheden ten behoeve van de FoodAwards, is evenmin weersproken.

Daarmee is de stelling van Phoenix Publishers dat er voor de overdracht van de FoodAwards meer werknemers c.q. ondernemingsactiviteiten hadden moeten worden overgedragen, onvoldoende aannemelijk geworden.

Deze feiten leiden tot het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter dat FoodAwards niet als een van FoodPersonality losstaand evenement is aan te merken.

De Rechtbank beveelt Phoenix Publishers om met onmiddellijke ingang na betekening van dit vonnis iedere bemoeienis met betrekking tot de organisatie en de uitreiking van de FoodAwards te staken en gestaakt te houden,

Phoenix Publishers moet verder een lijst afgeven met (potentiële) adverteerders, welke door Phoenix Publishers tot de datum van dit vonnis zijn benaderd in het kader van deelname aan de FoodAwards en de bedoelde (potentiële) adverteerders een bericht te versturen met de mededeling “dat de organisatie van de uitreiking van de FoodAwards voortaan in handen is van Shelflife B.V. (i.o.), zijnde sedert 17 mei 2006 de uitgever van het vakblad FoodPersonality. Shelflife B.V. (i.o.).”

Lees het vonnis hier

IEF 2700

Kinetische bodem

tchnp.bmpRechtbank Utrecht, 4 oktober 2006, HA ZA 05-547. Technip Benelux B,V. tegen Goossens. (Met dank aan Olaf Trojan, Simmons & Simmons

Auteursrecht op kinetische schema’s. Na het kort geding (lees het arrest van de Hoge Raad hier), nu de bodem. “Gelet op het grote aantal keuzemogelijkheden, de relatief beperkte hoeveelheid componenten en reactievergelijkingen die in het kinetisch schema zijn opgenomen en het ontbreken van wetmatigheden of objectieve uitgangspunten die dwingen tot de gemaakte keuzes, acht de rechtbank de conclusie gerechtvaardigd dat de selectie van die gegevens met het oog op het al dan niet opnemen ervan in het kinetisch schema, een eigen, oorspronkelijk karakter heeft en het persoonlijk stempel van de maker draagt.”

Het computerprogramma Spyro is een simulatieprogramma ten behoeve van onder meer de sturing van het productieproces van ethyleen en propyleen in de petrochemische industrie. EssentieeI onderdeel van Spyro is een kinetisch schema, waarin het voornoemde productieproces schematisch in onder andere een verzameling chemische reactievergelijkingen wordt weergegeven. 

Goossens is van 1967 tot 1979 in dienst geweest van Technip en was in die hoedanigheid betrokken bij de ontwikkeling van Spyro. Na het einde van zijn dienstverband bij Technip heeft Goossens onder meer een computerprogramma ontwikkeld met dezelfde toepassing als Spyro, aanvankelijk genaamd Genies, later Primo en tot, slot PrirnX. Tussen Technip en Goossens is een verschil van mening ontslaan over de vraag of Primo/Genius een auteursrechtelijke inbreuk vormt op Spyro.

Partijen hebben vervolgens een overeenkomst gesloten, die is vastgelegd in een akte van dading, die op 3 april 2002 door partijen is ondertekend. Deze akte vermeldt onder neer het volgende: “Goossens,  tot de conclusie komende dat zijn simulatieprogramma PRIMO dan wel GENIUS genaamd inbreuk maakt op hel SPYRO programma van Technip, verbindt zich middels ondertekening van deze overeenkomt het gebruik door, c.q. ten behoeve van (een) derde(n,), de aanbieding. verhandeling dan wei andere beschikkingshandelingen met betrekking tot het door hem vervaardigde PRIMO/GENIUS computerprogramma te staken en gestaakt te houden.”

Goossens heeft op 10 september 2003 aangegeven voornemens te zijn het kinetisch schema van Primo/Genius te publiceren. Technip heeft hierop aan Goossens bericht een dergelijke publicatie niet toe te staan, stellende dat daarmee Technip auteursrechten op Spyro worden geschonden.

Technip legt aan haar vorderingen ten grondslag, verkort en zakelijk weergegeven, dat het kinetisch schema een auteursrechtelijk beschermd werk is alsmede een beschermde databank. Goossens stelt het tegenovergestelde.

Kinetisch Schema

Het  kinetisch schema geeft het productieproces van ethyleen en propyleen in de petrochemische industrie schematisch weer in onder andere een verzameling chemische reactievergelijkingen. Het heeft ten doel om de vorming van producten en afvalstoffen hij verschillende omstandigheden en variabelen in het systeem bij benadering te voorspellen. Kern van het geschil tussen partijen betreft de beantwoording van dc vraag of het kinetisch schema voor auteursrechtelijke bescherming in aanmerking komt.

Goossens stelt zich met nadruk op het standpunt dat onderzoeksresultaten zoals Spyro en zeker het kinetisch schema behoren tot het publiek domein en naar hun aard en functie nimmer kunnen vallen onder auteursrechtelijke bescherming. Uitvindingen die worden gedaan dienen het algemeen belang en behoren ter beschikking te worden gesteld aan liet publiek domein teneinde te voorkomen dat slechts enkelen in de samenleving baat zouden hebben van fundamenteel objectieve gegevens die aan anderen worden onthouden. Een dergelijke ontwikkeling zou desastreus kunnen zijn voor de samenleving en de vooruitgang ernstig belemmeren.

De rechtbank volgt het betoog van Goossens niet. Ingevolge artikel 1 Auteurswet is het auteursrecht het uitsluitend recht van de maker van een werk van letterkunde, wetenschap of kunst om dit openbaar te maken en te verveelvoudigen, behoudens de beperkingen, hij de wet gesteld. De door Goossens beoogde afweging, waarbij de belangen van eventuele rechthebbenden moeten worden afgewogen tegen de maatschappelijke of economische belangen van anderen of tegen het algemeen maatschappelijk of economisch belang, vindt echter geen grondslag in enige wettelijke bepaling.

Op zichzelf is het juist dat bijvoorbeeld een octrooi juist met het oog op maatschappelijke en economische belangen slechts een beperkt aantal jaren bescherming biedt. Die beperkte bescherming volgt echter uit de wet. Het is, anders dan Goossens wellicht wil betogen, niet aan de rechter om in aftwijking van het bepaalde in de Auteurswet, de auteursrechtelijke bescherming aan werken van wetenschappelijke aard te onthouden of te beperken.

Oorspronkelijk karakter en persoonlijk stempel

Voor de beantwoording van de vraag of het kinetisch schema kan gelden als een werk in de zin van artikel 10 lid 1, aanhef en slot, Auteurswet dient te worden onderzocht of het kinetisch schema een eigen, oorspronkelijk karakter heeft en het persoonlijk stempel van de maker draagt. De rechtbank overweegt in dat verband dat de in het schema opgenomen chemische reactievergelijkingen op zichzelf slechts een hoeveelheid objectieve wetenschappelijke gegevens vormen, die als zodanig niet voor auteursrechtelijke bescherming in aanmerking komen. In dit verband dient echter te worden onderzocht of de selectie van die gegevens met liet oog op het al dan niet opnemen ervan in het kinetisch schema, een eigen, oorspronkelijk karakter heeft en het persoonlijk stempel van de maker draagt.

Aan dit vereiste kan zijn voldaan indien de selectie ten behoeve van het kinetisch schema van een groot aantal chemische componenten en reacties uit een veel groter (schier oneindig) aantal van dergelijke componenten en reacties is gebaseerd op wetenschappelijke en/of technische kennis, inzichten ervaring, terwijl de selectie betrekking heeft op objectieve wetenschappelijke gegevens en wetmatigheden en gericht is op doeleinden van wetenschappelijke of technische aard (HR 24 februari 2006, IER 2006, 39).

Selectie ten behoeve van het kinetisch schema

(…) Goossens lijkt te onderschrijven dat de selectie ten behoeve van het kinetisch schema van een groot aantal chemische compenenten en reacties uit een veel groter aantal van dergelijke componenten en reacties is gebaseerd op wetenschappelijke en/of technische kennis, inzicht en ervaring, terwijl de selectie betrekking heeft op objectieve wetenschappelijke gegevens en wetmatigheden en gericht is op doeleinden van wetenschappelijke of technische aard. Kern van zijn betoog is echter dal de selectie niet gebaseerd is op een vrije, subjectieve keuze, maar dat de gemaakte keuzes gebaseerd zijn op proefondervindelijk vastgestelde, objectieve feiten. Het selecteren uit miljoenen mogelijke reacties is volgens Goossens op zich dan ook niet creatief, het is slechts een uitvoerig proces van systematische selectie op basis van bewezen proefresultaten.

Goossens heeft niet gesteld dat het kinetisch schema tot stand gekomen is door alle mogelijke componenten en reactievergelijkingen systematisch te onderzoeken. Gelet op liet zeer grote aantal mogelijke componenten en reacties, is dit overigens ook uitgesloten. Evenmin is gesteld of gebleken dat de selectie door de makers van juist deze componenten en reactievergelijkingen berust op een objectieve eliminatie van de overige mogelijke componenten en reactievergelijkingen, noch dat de selectie dwingend voortvloeit uit een objectief te bepalen uitgangspunt. Zonder nadere onderbouwing, die ontbreekt, valt daarom niet in te zin dal het onderhavige kinetisch schema louter proefondervindelijk tot stand gekomen is op basis van een systematische selectie. Dat het strikt theoretisch gesproken mogelijk zou zijn proefondervindelijk een kinetisch schema op te stellen dat de werkelijkheid het beste weergeeft, doet aan het bovenstaande niet af.

Anders dan Goossens stelt, is tevens niet van doorslaggevend belang of de makers van het kinetisch schema beoogd hebben de werkelijkheid zo dicht mogelijk te benaderen. Dit streven staat bij een zeer groot aantal keuzemogelijkheden immers niet in de weg aan de mogelijkheid dat de selectie van die gegevens met het oog op het al dan niet opnemen ervan in het kinetisch schema, een eigen, oorspronkelijk karakter heeft en het persoonlijk stempel van de maker draagt.

Goossens heeft voorts gewezen op het arrest Van Dale/Romme (HR 4 januari 1991, Nj 1991/608). Anders dat Goossens kennelijk meent, staat dit arrest niet in de weg aan het oordeel dat het kinetisch schema auteursrechtelijk beschermd is. Ook in dat arrest heeft de Hoge Raad immers geoordeeld dat een hoeveelheid feitelijke gegevens voor auteursrechtelijke bescherming in aanmerking kan komen indien de verzameling het resultaat zou een van een selectie die de persoonlijke visie van de maker tot uitdrukking brengt.

Tol slot heeft Goossens gesteld dat circa 60% van het kinetisch schema bestaat uit substituut reacties, die het resultaat zijn van een door een computerprogramma (MAMA) berekende reacties van koolwaterstoffen op basis van een beperkt aantal fundamentele parameters. Volgens Goossens kan een kinetisch schema thans zelfs volledig computer gegenereerd worden. Goossens heeft ter gelegenheid van het pleidooi echter niet weersproken dat de keuzes die aan hel kinetisch schema ten grondslag liggen in dat geval in het computerprogramma besloten liggen. Hieruit volgt dat de selectie nog steeds het persoonlijk stempel van de maker draagt.

Gelet op het grote aantal keuzemogelijkheden, de relatief beperkte hoeveelheid componenten en reactievergelijkingen die in het kinetisch schema zijn opgenomen en het ontbreken van wetmatigheden of objectieve uitgangspunten die dwingen tot de gemaakte keuzes, acht de rechtbank de conclusie gerechtvaardigd dat de selectie van die gegevens met het oog op het al dan niet opnemen ervan in het kinetisch schema, een eigen, oorspronkelijk karakter heeft en het persoonlijk stempel van de maker draagt.

Het computerprogramma Spyro

Partijen verschillen van mening over de beantwoording van de vraag of het computerprogramma Spyro auteursrechtelijk beschermd is.

(…) Voor zover Goossens beoogd heefl te stellen dat technische ontwerpen nimmer auteursrechtelijke bescherming kunnen genieten, vindt zijn stelling geen steun in de wet. Goossens heeft voorts slechts in zijn algemeenheid gesteld dat keuzes bij een technisch- industrieel product niet kunnen leiden tot een eigen karakter van dit product, zonder daarbij voldoende concreet in te gaan op de keuzes die volgens Technip ten behoeve van de ontwikkeling van Spyro zijn gemaakt. Hiermee heeft hij de stellingen van Technip ten aanzien van de keuzevrijheid van de makers onvoldoende gemotiveerd betwist. De rechtbank komt dientengevolge tot het oordeel dat Spyro door de gemaakte keuzes een eigen oorspronkelijk karakter heeft en het persoonlijk stempel van de maker draagt. (…) Voorzover Goossens bij conclusie van repliek heeft betwist dat de heren Dente, Ranzi en Losco makers in de zin van de Auteurswet zijn, heeft hij deze betwisting onvoldoende feitelijk onderbouwd.

(…) Goossens heeft niet, althans onvoldoende concreet onderbouwd, betwist dat Genius, later Prirno en tot slot PrimX een afgeleide zijn van Spyro. De rechtbank overweegt dat Goossens hij akte vandading van 3 april 2002 erkend heeft dat Primo/Genics “auteursrechtinbreuk maakt op Spyro”. Goossens stelt in deze procedure ten aanzien van deze akte van dading slechts dat hij gedwaald heeft ten aanzien van de vraag of Spyro auteursrechtelijk beschermd was. Hij stelt echter niet althans onvoldoende feitelijk onderbouwd, dat er - gegeven het feit dat Spyro auteursrechtelijk beschermd is- geen sprake is van een inbreuk. De rechtbank concludeert derhalve dat Goossens met Primo/Genius/Primx inbreuk maakt op Spyro.

Voorzover het kinetisch schema auteursrechtelijk beschermd zou zijn, stelt  Goossens in reconventie dat hij als bewerker van het Kinetisch schema op grond van artikel 10 lid 2  Auteurswet auteursrechthebbende is. (...) Hoewel Goossens in algemene bewoordingen heeft geschetst waaruit zijn bijdrage aan de ontwikkeling van Spyro en het kinetisch schema heeft bestaan, bieden zijn stellingen onvoldoende concrete aanknopingspunten voor liet oordeel dat zijn bewerking in voldoende mate een oorspronkelijk karakter heeft. Het uitvoeren van testruns en liet ter beschikking stellen van experimentele gegevens is daartoe, zonder nadere onderbouwing die ontbreekt, onvoldoende.

(…) Daargelaten de vraag in hoeverre een mogelijk auteursrecht op de verbeterde versies van het kinetisch schema van Shell relevant is voor onderhavige procedure, kan ook de enkele, niet concreet ingevulde, stelling dat een en ander plaatsvond onder supervisie en op aanwijzingen en gegevens van Goossens, niet leiden tot het oordeel dat Goossens als bewerker moet worden aangemerkt.

Lees het vonnis hier.

IEF 2597

Marginale toetsing

slotermeer.bmpHoge Raad , 8 september 2006, C05/097HR, LJN: AX317. Eiser tegen Verweerders

Architectenauteursrecht. Hof wijkt af van deskundigenrapport omdat kwaliteit geen auteursrechtelijk criterium is, oordeelt vervolgens zelf, maar vergeet te motiveren.

Geanonimiseerde architect procedeert tegen een architectenbureau en bouwbedrijf die bouwtekeningen voor recreatiewoningen (de Slotermeervilla's) zouden hebben verveelvoudigd en deze onrechtmatige verveelvoudigingen zouden hebben geopenbaard door de woningen (Ymedaem, ) te bouwen.

Rechtbank en Hof Leeuwarden wijzen de vorderingen af. Het Hof heeft wel eerst in een tussenarrest nog een deskundigenbericht gevraagd, omdat het zich nog niet “in staat achtte om te beoordelen of het eigen, oorspronkelijke karakter en het persoonlijke stempel daadwerkelijk in eisers ontwerp voor de Slotermeervilla's aanwezig zijn, zulks in het licht van twee omstandigheden te weten:

1- het algemeen bekende feit dat reeds vele jaren in heel Nederland op voor recreatieve doeleinden bestemde terreinen vakantiehuizen van beperkte omvang en binnen beperkte budgetten worden gebouwd, hetgeen, nu veelal aan dezelfde functionaliteitseisen moet worden voldaan, de marges om nog origineel te kunnen ontwerpen, uiterst gering doet zijn en

2- het feit dat verweerder 2 bij gelegenheid van de pleidooien met nadruk heeft gesteld en te bewijzen heeft aangeboden dat er tientallen recreatiewoningprojecten zijn gerealiseerd (ook vóór het Slotermeervillaproject) waarbij gebouwd is naar ontwerpen, waarmee het ontwerp van  eiser zodanig sterk overeenkomt dat het originaliteit mist.”

Het hof volgt de  ingeschakelde deskundige, prof. Dijkstra, echter niet, aangezien deze naar 's hofs oordeel niet de juiste maatstaf aangelegd door kwaliteitscriteria te hanteren, terwijl een positieve beoordeling van de kwaliteit van een ontwerp niet noodzakelijkerwijs hoeft te betekenen dat sprake is van een eigen, oorspronkelijk karakter. Het hof doet de zaak zelf af, en wijst het gevorderde af, geen auteursrecht, geen inbreuk.

De Hoge Raad concludeert dat het hof kennelijk van mening was dat het algemeen bekende feit dat reeds vele jaren in heel Nederland op voor recreatieve doeleinden bestemde terreinen vakantiehuizen van beperkte omvang en binnen beperkte budgetten worden gebouwd, meebrengt dat, nu veelal aan dezelfde functionaliteitseisen moet worden voldaan, de marges om nog origineel te kunnen ontwerpen "uiterst gering" zijn.

De Hoge Raad vindt deze opvatting te beperkt en bovendien geen geschikt houvast bij de beantwoording van de vraag of het ontwerp voor de Slotermeervilla's in voldoende mate oorspronkelijk is om auteursrechtelijk te worden beschermd. Het hof heeft hiermee blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting.

Daarnaast heeft het hof zijn eindoordeel onvoldoende gemotiveerd. Het afwijzen van het deskundigenoordeel ontsloeg het hof er niet van die vraag, tot beantwoording waarvan het hof zich in het eerste tussenarrest zonder de hulp van een deskundigenbericht niet in staat achtte, alsnog te beantwoorden en zijn beslissing dienaangaande voldoende te motiveren in het licht van de door partijen in dat verband gevoerde debat.

Verkade formuleert het in zijn, als altijd aangenaam leesbare, conclusie als volgt: "De rechter moet zelf oordelen. Hij moet temeer zelf - en in het licht van het partijdebat genoegzaam gemotiveerd - oordelen, als hij zich niet met het door hem uitgelokte deskundigenrapport kan verenigen."

De Hoge Raad vernietigt de arresten van het hof Leeuwarden en verwijst het geding naar het gerechtshof te Amsterdam.

Lees het arrest hier.

IEF 2592

Eerst even voor jezelf lezen

Hoge Raad , 8 september 2006, C05/071HR, LJN: AV3384. Benetton Group Spa,
tegen G-Star International B.V.

Samenvatting Rechtspraak.nl: “Geschil  tussen Nederlandse (G-Star) en Italiaanse textielhandelsonderneming (Benetton) over de auteursrechtelijke en merkenrechtelijke bescherming van een met kenmerken van werk- en motorsportkleding alsmede met kniestukken vormgegeven spijkerbroek van G-Star (Elwood), verkoop Benetton-broek op Nederlandse markt via franchisenemers; internationale rechtsmacht Nederlandse rechter (art. 37 BMW); belang bij inbreukverbod; rechtsgeldigheid vormmerken, onderscheidend vermogen, beoordelingsmoment; teken bestaande uit vorm die een wezenlijke waarde aan de waar geeft, uitsluitingsgrond art. 1 lid 2 BMW/art. 3 lid 1 onder e Merkenrichtlijn, maatstaf; invloed van de wervingskracht die samenhangt met bekendheid van vorm als merk, prejudiciële vragen aan het HvJEG; samenloop tussen merk- en auteursrechtelijke bescherming, belangvereiste; verwatering auteursrecht; schadevergoeding, buitengerechtelijke incassokosten, kosten gemoeid met verweer tegen vordering (art. 6:96 lid 2, aanhef en onder b en c, BW).”

Lees het arrest hier.

Hoge Raad , 8 september 2006, C05/097HR, LJN: AX317. Eiser tegen Verweerster.

Samenvatting Rechtspraak.nl: “Geschil tussen een architect en een architectenbureau samen met een bouwbedrijf over auteursrecht op zijn bouwtekeningen voor recreatiewoningen; is ontwerp auteursrechtelijk werk?; van deskundigenbericht afwijkend oordeel, motiveringsgebrek.”

Lees het arrest hier.

Rechtbank Amsterdam, 7 september 2006,LJN: AY7784. Inter 2000 Sarl / Stichting Interclarion tegen Colmar Group (Spain) Sa .

Samenvatting Rechtspraak.nl: “De betrokkenheid van eiser sub 3 (Johan Cruijff) bij het project Mosa Trajectum in Spanje is beëindigd. (...)De naam van eiser sub 3 en het portret van eiser sub 3 mogen niet meer in verband worden gebracht met het project, waarin volgens de oorspronkelijke plannen een sportpark met de naam van eiser sub 3 Golf & Sports Resort zou komen. .”

Lees het vonnis hier

IEF 2457

Het motief is bekend

Rechtbank Amsterdam, 10 augustus 2006, 345723 / 06-1139 OdC. Hema B.V. tegen Blokker B.V.

De Voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam heeft vandaag uitspraak gedaan in de mediagenieke zaak tussen Hema en Blokker over een bloemendessin, een vakkenpatroon en een keukenhanddoek (Eerdere berichten hier en hier). Blokker hoeft de bloemetjes niet buiten te zetten, de rest wel.

De handdoeken zijn auteursrechtelijk beschermd: Blokker wordt weliswaar gevolgd in haar betoog dat op kleurgebruik en op gangbare technische elementen als een ring op zich geen auteursrecht mogelijk is, maar met Hema wordt geoordeeld dat de combinatie van de drie genoemde onderdelen (de combinatie van de kleurstelling, het patroon en de metalen ring) van het ontwerp een eigen oorspronkelijk karakter creëert waardoor de handdoek het persoonlijk stempel van de maker draagt. Dat de handdoek niet afwijkt van hetgeen gebruikelijk is in de markt, is voorts niet gebleken aangezien geen van de daartoe ter zitting door Blokker getoonde handdoeken uit de markt de drie genoemde elementen combineert. De Hema-handdoek komt dan ook voor auteursrechtelijke bescherming in aanmerking.

Ook het vakkenpatroon kan op bescherming rekenen: Anders dan Blokker stelt, gaat het hier naar het oordeel van de voorzieningenrechter evenwel om een specifiek gebruik van genoemde blokken en primaire kleuren, waarbij consequent zes afgeronde vierkanten in zes niet-afgeronde vierkanten zijn geplaatst en in de binnenste vierkanten informatie is opgenomen met betrekking tot het product. Ook hier geldt dat het gebruik van de kleuren op zich niet auteursrechtelijk beschermd is, maar dat het gebruik van die kleuren in combinatie met de gebruikte vormen op de hiervóór omschreven specifieke wijze daarvoor wel degelijk in aanmerking komt. Daardoor worden noch de kleuren noch de blokken gemonopoliseerd.

Ook het bloemendessin is origineel en beschermd: Door het aparte gebruik van bloemen met stippen en hartvormige blaadjes in heldere kleuren tegen een witte achtergrond heeft dit dessin een specifieke uitstraling. Het is dan ook voldoende oorspronkelijk en het draagt voldoende het stempel van de maker om voor auteursrechtelijke bescherming in aanmerking te komen. Daarmee wordt het gebruik van een bloemenmotief niet gemonopoliseerd, zoals Blokker lijkt te suggereren. Het bloemmotief zelf is immers zo oud als de wereld, maar kan op zeer uiteenlopende wijzen worden toegepast.

Inbreuk?

Nu Hema auteursrecht kan doen gelden op de handdoeken, het vakkenpatroon en het bloemdessin dient te worden beoordeeld of Blokker met haar producten inbreuk maakt op de auteursrechten van Hema.

Voor wat betreft de handdoeken wordt deze vraag met ja beantwoord: De verschillen tussen de handdoeken zijn gering en op het eerste gezicht verwaarloosbaar. De overeenkomsten op de drie eerder genoemde punten – kleurstelling, reliëf en stalen oog – zijn zo groot dat over het geheel genomen gezegd kan worden dat de keukenhanddoeken van de twee bedrijven zo sterk overeenstemmen dat de totaalindruk dezelfde is.

De gemiddelde consument zal niet steeds de handdoeken van Hema naast die van Blokker te zien krijgen, zodat het onderscheid nauwelijks te maken is. De conclusie is dan ook dat de Blokker-keukenhanddoek een inbreuk vormt op het auteursrecht van Hema op haar keukenhanddoeken.

Ook wordt inbreuk gemaakt ter zake het vakkenpatroon. Er wordt nog overwogen dat het niet uit maakt dat de (inbreukmakende) verpakking wordt weggegooid: Bij eerste beschouwing van de twee producten, springt het vakkenpatroon allereerst in het oog, terwijl pas in tweede instantie wordt waargenomen wat daarin is afgebeeld.

De overeenkomsten springen meteen in het oog en de slotsom is dat de totaalindruk gelijk is en dat de voorkant van de schrijfblok een inbreuk vormt op het auteursrecht op de vormgeving van de Hema-knutselproducten. Dat het bij het Hema-product om een verpakking gaat die bij gebruik wordt weggegooid maakt dit niet anders.

Van inbreuk op het bloemendessin is – onder meer vanwege het “vuurwerk-effect” van het dessin van Blokker – geen sprake. Ook is er geen sprake van slaafse nabootsing: Het ontwerp van Blokker doet aldus wel denken aan dat van Hema. Toch zijn er in het oog springende verschillen. De bloemen in het dessin van Blokker zijn over het algemeen kleiner en minder prominent aanwezig dan die in het dessin van Hema.

Het geheel oogt bij Blokker fijnmaziger dan bij de forsere aanpak van Hema terwijl het dessin van Blokker ook meer wit bevat dan dat van Hema. Op detail kan onderscheiden worden dat bij Blokker niet alleen bloemen en stippen zijn gebruikt, maar ook vlinders en sterren, terwijl de stippenkransen bij Blokker meer vaart hebben doordat de kransen niet gesloten zijn en de stippen oplopend zijn in afmeting, waardoor een soort vuurwerk-effect wordt verkregen.

Al met al voeren bij het Hema-dessin de bloemen de boventoon, terwijl bij het Blokker-dessin de witte achtergrond en de kleine ornamenten het meest in het oog springen waardoor de totaalindruk tussen de twee verschillend is. Van auteursrechtelijke inbreuk op het Hema-bloemendessin is dan ook geen sprake. Evenmin kan gezegd worden dat het Blokker-dessin een slaafse nabootsing is van dat van Hema.

De nevenvorderingen worden grotendeels toegewezen. Interessant is dat de vordering tot toewijzing van het volledige salaris en verschotten van de procureur wordt afgewezen, (1) omdat de kosten gecompenseerd worden en (2) omdat het zou gaan om een geldvordering die in casu geen spoedeisend karakter geeft:  Hema heeft ook gevorderd dat Blokker wordt veroordeeld tot betaling van het volledige salaris en de verschotten van de procureur en andere kosten die Hema heeft moeten maken naar aanleiding van het handelen van Blokker, althans een vergoeding conform artikel 14 van de richtlijn.

Daarnaast heeft Hema veroordeling gevorderd van Blokker in de kosten van dit geding. In het midden kan worden gelaten of deze twee vorderingen naast elkaar kunnen bestaan. Al aangenomen dat dit zo is, zullen de kosten van dit geding conform artikel 237 lid 1 Rv tussen partijen worden gecompenseerd aangezien zij over en weer in het (on)gelijk worden gesteld. Voor zover het betreft de vordering tot volledige vergoeding van salaris en verschotten, gaat het in wezen om een geldvordering, waarover partijen overigens van mening verschillen. Dit onderdeel van de vordering wordt niet spoedeisend geacht en komt daarom niet in aanmerking voor behandeling in kort geding. Bovendien leent het kort geding zich niet voor een onderzoek naar de omvang van deze kosten. Dit onderdeel van de vordering wordt dus afgewezen.

Tenslotte wordt de (voorwaardelijke) reconventionele vordering tot vergoeding van de schade, als gevolg van het kort geding door Blokker, afgewezen om dezelfde redenen.

Lees het vonnis hier.