DOSSIERS
Alle dossiers

Overig  

IEF 1829

Goh

Rechtbank Zutphen, 13 februari 2006, LJN: AV6421. Van den Hurk Beheer B.V. tegen gedaagde.

Merkregistratie niet meer nodig: auteursrecht op logo, maar ook op de (merk)naam.

De voorzieningenrechter acht het voldoende aannemelijk dat de vennootschap onder firma van gedaagde en de bestuurder Van Den Hurk Beheer BV de naam/het logo “O-NE” in de brief van 25 april 2005 als van haar afkomstig heeft openbaargemaakt. Op deze brief is niet de naam van de oorspronkelijke maker vermeld. Gesteld noch gebleken is dat de openbaarmaking onder de bedoelde omstandigheden onrechtmatig was. Ingevolge artikel 8 van de Auteurswet leidt dit ertoe dat de vennootschap onder firma van gedaagde en de bestuurder Van Den Hurk Beheer BV als de maker van dat werk wordt aangemerkt.

Onder deze omstandigheden wordt de gestelde overdracht van de auteursrechten van Studio Baz aan Van den Hurk Beheer BV als ongeldig gepasseerd, omdat er - zonder tegenbewijs, waarvoor in deze procedure geen plaats is – van wordt uitgegaan dat Studio Baz niet (meer) bevoegd was om de auteursrechten over te dragen. Daarbij komt nog dat voor deze overdracht een akte nodig is en dat een dergelijke akte in deze procedure niet is overgelegd noch dat het bestaan ervan op overige wijze aannemelijk is geworden. Uit het vorenstaande volgt dat onvoldoende aannemelijk is dat Van den Hurk Beheer BV auteursrechtelijke aanspraken heeft op de naam en/of het logo “O-NE”.
Het voeren van een handelsnaam betekent het bij het publiek ter identificatie gebruiken van een naam. Het sturen van een rekening door BAZ aan Van den Hurk Beheer BV op 17 april 2005 wordt niet aangemerkt als het voeren van de handelsnaam “O-NE” in voormelde zin, zodat de brief aan Sita van 25 april 2005 als het eerste - bepalende – voeren van de handelsnaam zal worden beschouwd.

Gedaagde wordt gevolgd in zijn verweer dat de vermelding van “onderdeel van Van den Hurk Beheer BV” op het briefpapier, nog niet betekent dat de handelsnaam “O-NE” door Van den Hurk Beheer BV werd gevoerd.

Nu voormelde brief is ondertekend met de namen van bestuurder Van Den Hurk Beheer BV en gedaagde met daarachter de vermelding O-NE, is voldoende aannemelijk geworden dat - zoals gedaagde stelt - de naam voor het eerst werd gevoerd door een als een v.o.f. te kwalificeren samenwerkingsverband tussen bestuurder Van Den Hurk Beheer BV en gedaagde.

Dat het kantooradres van Van den Hurk Beheer BV en “onderdeel van Van den Hurk Beheer BV” op het briefpapier vermeld staan en dat Van den Hurk Beheer BV voor het bedenken van de naam zou hebben betaald is in de onderhavige procedure niet relevant, nu dit niet betekent dat is voldaan aan het beslissende criterium van het zich onder de naam O-NE in het handelsverkeer begeven.

Uit het vorenstaande volgt dat onvoldoende aannemelijk is dat Van den Hurk Beheer BV de oudste rechten heeft op het gebruik van de handelsnaam O-NE

Lees het vonnis hier.


v

IEF 1687

Kinetische schema's

Hoge Raad, 24 februari 2006, LJN: AU7508. Technip Benelux B.V. tegen Verweerder. Kan een kinetisch schema kan gelden als een werk? Ja natuurlijk, maar niet altijd.

Technip beticht verweerder van auteursrecht inbreuk op het kinetisch schema van het door haar ontworpen computerprogramma Spyro. Spyro is een simulatieprogramma "ten behoeve van onder meer de sturing van het productieproces van ethyleen en propyleen in de petrochemische industrie."

In het kinetisch schema wordt dit productieproces schematisch in onder andere een verzameling chemische reactievergelijkingen weergegeven. Dit schema bevat de formules en benodigde informatie voor het simulatieprogramma om te berekenen hoe bepaalde processen zullen verlopen onder gegeven omstandigheden

De voorzieningenrechter heeft verweerder verboden verder inbreuk te maken. Het Hof Amsterdam heeft het vonnis vernietigd. Het geschil draait met name om de vraag of een kinetisch schema kan gelden als een werk in de zin van art. 10 lid 1 aanhef en slot Aw: "...en in het algemeen ieder voortbrengsel op het gebied van letterkunde, wetenschap of kunst, op welke wijze of in welken vorm het ook tot uitdrukking zij gebracht".

In 3.5 overweegt de HR als volgt:

"Waar het kinetisch schema het productieproces van ethyleen en propyleen in de petrochemische industrie schematisch in onder andere een verzameling chemische reactievergelijkingen weergeeft, en de aldus in het schema opgenomen chemische reactievergelijkingen op zichzelf slechts een hoeveelheid objectieve wetenschappelijke gegevens vormen, die als zodanig niet voor auteursrechtelijke bescherming in aanmerking komt, heeft het hof terecht onderzocht of de selectie van die gegevens met het oog op het al dan niet opnemen ervan in het kinetisch schema, een eigen, oorspronkelijk karakter heeft en het persoonlijk stempel van de maker draagt"

Echter, onderdeel 2 klaagt er volgens de HR terecht over dat het hof beter had moeten motiveren waarom een kinetisch schema niet voldoet aan de eisen van oorspronkelijk karakter en persoonlijk stempel van de maker. Tevens heeft het hof geen enkel inzicht gegeven "welke feitelijke gegevens, waarnaar volgens het hof in dit kort geding geen onderzoek kan worden ingesteld, wel een antwoord hadden kunnen geven op de vraag of het kinetisch schema als "werk" in de zin van de Auteurswet 1912 kan worden beschouwd."

De HR acht in 3.6.2 van belang dat "de door het hof  weergegeven nadere verklaring van betrokkene 1, ook al houdt deze niet met zoveel woorden in dat de beoordeling van de maker van de selectie subjectief is, wel sterke aanwijzingen inhoudt dat bij de selectie de persoonlijke, onder meer op ervaring en analytisch vermogen berustende visie van de maker(s) van het kinetisch schema een belangrijke rol speelt, zodat het nadere, door het hof niet gegeven, motivering behoefde waarom dit schema niet een eigen, oorspronkelijk karakter heeft en het stempel van de maker(s) draagt. Onder deze omstandigheden mocht het hof niet volstaan met de overweging dat betrokkene 1 niet heeft verklaard dat de beoordeling van de maker van de selectie subjectief is, en dat zulks in zijn verklaring ook niet besloten ligt."

3.6.3 Tegen deze achtergrond behoefde voorts nadere motivering op welke punten het hof in rov. 4.7 nader feitelijk onderzoek noodzakelijk achtte en waarom de noodzakelijk geachte feitelijke opheldering niet kon worden verkregen door het stellen van nadere vragen aan betrokkene 1 of op een andere wijze, die passend kan worden geacht in het kader van een kort geding waarin volgens de stellingen van beide partijen voor hen grote belangen zijn gemoeid, terwijl het hier een zaak betreft, waarin het belang van de aanlegger bij het verkrijgen van een voorziening met het oog op een effectieve bescherming van het recht bijzonder klemmend is.

lees het arrest hier

IEF 1669

Relatieproblemen

Rechtbank Rotterdam, 16 februari 2006, KG ZA 06-12. Rodenburg/Koro tegen Kraaijeveld. Over auteursrechtelijke pretenties, toekomstige merkrechten en ongeoorloofd mededingende ontwerpen. (Met dank aan Hugo van Heemstra, Brinkhof)

Een ‘recycling dresser’ onder de naam Koro en een kluwen van samenwerkende cultuurtechnisch beheerders, onderhoudswerkers, machines, logo's en opvolgende contractspartijen. 

De jarenlange samenwerking tussen Rodenburg / Koro en Kraaijeveld wordt beëindigd. Hoewel in de samenwerkingsovereenkomst is bepaald dat de rechten van het merk na beëindiging eigendom van Koro blijven, vindt Kraaijeveld dat de merken eigenlijk moet worden gedeeld: Koro het woord en Kraaijeveld de beeldelementen. Kraaijeveld stelt namelijk dat haar het auteursrecht toekomt, maar de rechter is het daar niet mee eens. Omdat Koro ten tijde van het sluiten van de samenwerkingsovereenkomst niets wist van die pretentie mocht zij er redelijkerwijs vanuit gaan dat de genoemde bepaling ook het logo betrof.

Kraaijeveld stelt daarnaast dat de drie aanduidingen Top Drain Recycling Dresser en Field Topmaker geen geldige merken zijn, omdat ze volledig beschrijvend zijn. Volgens de rechtbank zijn de tekens echter niet louter beschrijvend, maar ‘verwijzen ze naar de gebruiksfunctie van de machine en zijn als zodanig geschikt als (zwak) merk.” En voorshands kan met betrekking tot deze merken niet worden geoordeeld dat de partijen bij de overeenkomst hebben bedoeld ook toekomstige merkrechten aan Koro toe te delen. Alle omstandigheden in ogenschouw nemend komt de rechtbank tot de conclusie dat beide partijen de aanduidingen mogen gebruiken.

Omdat volgens de overeenkomst ook de rechten op het ontwerp aan Koro toekomen, kan Koro zich er met een beroep op ‘ongeoorloofde mededinging’ wel tegen verzetten dat Kraaijeveld machines op de markt brengt die er hetzelfde uitzien. De grensoverschrijdende merkenrechtelijke vorderingen van Koro ten aanzien van Frankrijk, Duitsland, het Verneigd Koninkrijk , Autralie en de VS worden eveneens toegewezen. Lees het vonnis hier.

IEF 1555

Ondertussen in Gramsbergen (3)

Korte noot prof. mr. D.J.G. Visser bij Rechtbank Zwolle, 20 juli 2005. LJN: AU6956. Stichting Beeldrecht tegen Gemeente Hardenberg. De zaak betrof een nieuwe "huisstijl" van het gemeentenieuws (afbeelding huisstijl hier, vonnis hier).

Dit gebruik van een afbeelding van een gedeelte van een beeldengroep van mevrouw Nelleke Allersma is nog beoordeeld onder de oude tekst van art. 18 Aw. De rechtbank Zwolle-Lelystad oordeelt m.i. terecht dat in casu geen sprake is van een "hoofdvoorstelling". Ook onder de nieuwe tekst van art. 18 Aw zou dit m.i. (a fortiori) mogen, aangezien het beeld wordt afgebeeld "zoals het zich aldaar bevindt", in de vorm van een foto. Natekenen van het beeld ten behoeve van een logo of huisstijl, zou onder oud en nieuw recht vermoedelijk niet mogen". DJGV.

IEF 1549

Paarden, hemels & paradijzen

Gerechtshof Amsterdam, 26 januari 2006, LJN: AV0489. Sanoma Men’s Magazines B.V. tegen  Hendricus Josephus Huisman. Nieuwe Revu beschuldigt Huisman terecht van het stelen van een format. “De conclusie luidt dat naar het voorlopig oordeel van het hof de aantijging “Henny Steelman” uiteindelijk voldoende steun vindt in het feitenmateriaal.” Het is niet bekend of de TV- en filmrechten van het de diverse processen al zijn verkocht.

A. is als freelance journalist werkzaam voor onder meer Nieuwe Revu. In Nieuwe Revu nummer 6 van 2005 is een artikel van A. gepubliceerd dat is gewijd aan Henny Huisman. Op de cover van het blad wordt het artikel aangekondigd onder de kop: “Henny Huisman Programmadief?”. De titel van het artikel luidt: “Henny Huisman Programmamaker Én Programmadief?”. De inleiding bij het artikel luidt: “Hij beschuldigde collega’s regelmatig van het stelen van zijn formats. Nu is er voor 5 miljoen beslag gelegd op de Orange factory, het bedrijf van zijn personal assistent, omdat hij zelf een programma zou hebben gejat. Dacht Henny Huisman nu echt dat Hemel op Paarden niet lijkt op Paradijs op Paarden?”

Inmiddels heeft een voorlopig getuigenverhoor tussen partijen plaatsgehad. Mede als resultaat van dat voorlopig getuigenverhoor kan thans voorshands van de volgende feiten en omstandigheden worden uitgegaan:
(i) B, destijds programmaleider bij RTL4, heeft tegenover A verklaard dat Huisman bij de directie (het hof begrijpt: van RTL4) is geweest “om zijn excuses aan te bieden dat hij met het format ging fietsen naar SBS toe”.
(ii) Gedurende enige tijd (in/omstreeks mei 2001) heeft het voornemen bestaan om de ‘rechten’ op “Hemel op paarden” in te brengen in een nieuw op te richten vennootschap (‘4voetbv’). In een is vermeld dat het aandelenpakket als volgt is verdeeld: 30,2% Huisman, 30% Rutac Holding, 30% [Z](s), 4,9% S&R Holding, 4,9% gereserveerd voor personeel. Dit voornemen is overigens niet uitgevoerd.
(iii) Huisman is actief feitelijk betrokken geweest bij de productie van “Hemel op paarden” en “Paradijs op paarden”/”Paradepaarden”: gebruik is gemaakt van zijn stallen en zijn paard; hij heeft deelneming van zijn dochter en schoonzoon als presentatoren gestimuleerd; de ‘pilotaflevering’ van “Paradijs op paarden”/”Paradepaarden” heeft hij gezien; hij heeft geadviseerd.
(iv) Er bestond in 2001 een concreet plan dat Huisman na verloop van tijd zou gaan participeren in Orange Factory.
(v) Huisman heeft destijds de kosten van rechtsbijstand voor het hoger beroep van het kortgedingvonnis van 7 september 2001 ten bedrage van f 100.000,- voorgeschoten. Huisman heeft verklaard dat, omdat hij de kosten voorschoot, hij ook heeft beslist dat het hoger beroep zou worden behandeld door een advocaat van Nauta Dutilh.

Tegen de achtergrond van de hiervoor kort aangeduide feiten en omstandigheden kan de stellingname van Huisman dat hij met het programma geen andere betrokkenheid had dan, kort gezegd, een persoonlijke wegens de deelname van zijn dochter en schoonzoon aan het programma en dat hij met Orange Factory “zakelijk niets van doen had” geen stand houden.

Het hof oordeelt de betrokkenheid van Huisman bij dit programma en bij Orange Factory in de relevante periode voorshands zodanig nauw, dat het de beschrijving van die betrokkenheid in de publicatie - hoe zeer ook onzorgvuldig in de hiervoor beschreven zin –, alles afwegende, niet als onrechtmatig jegens Huisman waardeert. Het hof neemt hierbij in aanmerking dat de strekking van de publicatie kennelijk niet is om de juridische positie van Huisman aan de kaak te stellen, maar veeleer om de maatschappelijke realiteit bloot te leggen dat een programmamaker die regelmatig collega’s van het stelen van zijn formats beschuldigde ook zelf niet vrijuit gaat als gevolg van zijn betrokkenheid bij een ‘inbreukmakend’ programma en bij de producent van dat programma. In het licht hiervan moet de eerder beschreven onzorgvuldigheid in de publicatie als van ondergeschikte betekenis worden aangemerkt.

De conclusie luidt dat naar het voorlopig oordeel van het hof de aantijging “Henny Steelman” uiteindelijk voldoende steun vindt in het feitenmateriaal. In het midden kan daarom blijven of deze aantijging ten tijde van de publicatie voldoende grond vond in het (toen) beschikbare materiaal.

De voorzieningenrechter heeft eveneens overwogen dat in de publicatie de suggestie wordt gewekt dat Huisman achter de bedreigingen zat waarvan Y en X slachtoffer zijn geworden. Tegen dit onderdeel van het bestreden vonnis is grief VI gericht.

Het hof stelt voorop dat, indien in de publicatie inderdaad zodanige suggestie zou zijn gewekt, de publicatie op dit punt zonder meer onrechtmatig zou zijn nu voor een dergelijke beschuldiging – zoals de voorzieningenrechter heeft overwogen – geen enkele aanwijzing bestaat. Anders dan de voorzieningenrechter leest het hof in de publicatie echter niet méér dan de optekening van een aantal mededelingen die aan de journalist zijn gedaan, gevolgd door de reactie van Huisman, die niets van deze acties zegt af te weten. Onder deze omstandigheden is van de beweerde onrechtmatigheid voor zover het Sanoma c.s. betreft op dit punt geen sprake.

Het hof vernietigt het bestreden vonnis en, opnieuw rechtdoende, wijst de vordering van Huisman af. Lees het arrest hier. Eerder bericht hier.

IEF 1151

Verse jurisprudentie

- Voorzieningenrechter Rechtbank Leeuwarden, 3 november 2005, LJN AU5551,  KG ZA 05-278. V.O.F. Het Fietscafé tegen gedaagde. Verhuur van nagemaakt fietscafé verboden wegens inbreuk op auteursrecht. Een fietscafé is een bar op luchtbanden, die door twaalf op barkrukken gezeten bezoekers kan worden voortbewogen. In het voertuig, dat is voorzien van een besturingsmechanisme en een overkapping, is verder ruimte voor een barkeeper en een op een fust aangesloten biertap. Kort-geding rechter oordeelt dat op het fietscafé auteursrecht rust en dat de nabootsing hiervan  door gedaagde (de ‘trapbar’) inbreuk maakt op de (auteurs)rechten van de ontwerpers van het fietscafé.  (Uit dit artikel: "Volgens directeur Z. van der Laar van Het Fietscafé wilde J. Rijpkema uit Blauwhuis twee jaar geleden een bierfiets op een ochtend voor enkele uurtjes huren. 'Dat wekte mij argwaan, dus weigerde ik te verhuren. Naar nu blijkt wilde hij een fietscafé namaken', aldus Van der Laar. Het lukte Rijpkema toch om een bierfiets te maken, genaamd De Trapbar.") Lees het vonnis hier.

- Voorzieningenrechter Rechtbank Utrecht, 3 november 2005 LJN: AU5477, KG ZA 05-911. Peugeot wordt verplicht om aan onafhankelijke reparateurs dezelfde technische informatie te verschaffen als aan de door haar erkende dealers en reparateurs op grond van de Europese Groepsvrijstellingsverordening. “Onafhankelijke marktdeelnemers dient op niet-discriminerende, vlotte en evenredige wijze toegang te worden verleend en de informatie moet in bruikbare vorm worden verstrekt. Indien op het relevante item een intellectuele-eigendomsrecht rust of indien het knowhow omvat, mag de toegang ertoe niet worden geweigerd op een wijze die op misbruik neerkomt.” Lees het vonnis hier.

IEF 1068

Dealerovereenkomsten

Vznr. Rb Almelo, 14 oktober 2005, rolnr. KG ZA 05-229, M.F. Design B.V. tegen eastborn Slaapsystemen B.V.

MF Design verkoopt slaapkamermeubelen, matrassen e.d. via haar winkel en via een website. Eastborn produceert en verkoopt matrassen e.d. tussen beide partijen bestaat een handelsrelatie van 11 jaar. MF Design krijgt 50% dealerkorting en verkoopt de Eastborn producten 20% onder de door Eastborn gehanteerde consumentenprijzen. Op 19 april 2005 heeft Eastborn de contractuele relatie met MF Design opgezegd met ingang van 1 november 2005. Deze opzegging is ook het onderwerp van een inmiddels lopende bodemprocedure.

In dit kort geding vordert MF Design om Eastborn te gebieden om ook na 1 november 2005 het volledige aanbod van Eastborn producten te blijven leveren conform de condities zoals deze door partijen zijn overeengekomen. De opzegging is naar het oordeel van MF Design in strijd met de redelijkheid en billijkheid en levert een onrechtmatige daad op.

Eastborn stelt dat de door MF Design verleende kortingen die MF Design via haar website geeft tot grote onrust hebben geleid onder de overige Eastborndealers. Consumenten komen wel in de winkel voor advies, maar kopen de producten uiteindelijk via de website. Tevens maakt MF Design inbreuk op de aan Eastborn toekomende merk-en auteursrechten door het logo/beeldwerk van Eastborn af te beelden op de website.

Met betrekking tot het laatste punt, stelt MF Design dat de dealerovereenkomst mede het gebruik van de naam, het logo en eventuele auteursrechten die op de producten van Eastborn zouden rusten, omvat.

De rechter oordeelt met betrekking tot de opzegging van de dealer overeenkomst als volgt (rov 6):

Of de overeenkosmt geldig is opgezegd door Eastborn kan naar het oordeel van de voorzieningenrechter in het licht van de door partijen geschetste omstandigheden niet in kort geding worden beantwoord. Daarvoor is de reeds gestarte bodemprocedure de aangewezen weg.
De over en weer gebezigde argumenten maken dat in dit kort geding niet geconcludeerd kan worden dat de bodemrechter naar alle waarschijnlijkheid de opzegging nietig, onrechtmatig of in strijd met de redelijkheid en billijkheid zal oordelen. Hoewel om de opzegging de geur van prijsbeleid hangt, zijn er ook feiten en omstandigheden gesteld die kunnen leiden tot de conclusie dat de opzegging wel door de beugel kan.

Met betrekking tot het gebruik van de merk en beeldrechten (rov 7):

Eastborn erkent dat MF Design in het kader van reclame voor haar onderneming en handel in Eastbornproducten een zeker gebruik mag maken van de merk-en beeldrechten van Eastborn. Indien zij wegens (on)rechtmatigheid een of meer van die gebruiken verboden wenst te zien zal Eastborn in haar vordering toch tenminste duidelijk dienen aan te geven welke vormen van gebruik zij toegelaten acht en welke verboden dienen te worden. Dat doet Eastborn niet en een dusdanig onbepaalde vordering is niet toewijsbaar.

Lees vonnis

IEF 1043

Steigeren

Het Noordhollands Dagblad bericht dat de architecten Tania Concko en Pierre Gautier een schadevergoeding krijgen van de gemeente Zaanstad omdat de gemeente hun ontwerp van de wandelsteiger in Zaandam heeft gekopieerd. Het college van B&W laat middels een besluitnota schadevergoeding aan de architecten weten het auteursrecht op de steiger voor Zaanwerf 'onbewust en onbedoeld' te hebben geschonden.

Interessant is dat de inbreuk de verlenging betreft van de eerder naar ontwerp en met toestemming van de architecten gerealiseerde wandelsteiger. Om er één geheel van te maken werd het ontwerp van het eerste deel gekopieerd. "Volgens juristen van Zaanstad was er een grote kans dat de gemeente een rechtszaak zou verliezen. Uiteindelijk zijn Zaanstad en de architecten akkoord gegaan met een vergoeding van 24.000 euro." Lees hier meer.

IEF 950

blokkades uit hoofde van auteursrecht

Met dank aan KMVS: Rechtbank Arnhem, 21 september 2005, zknr. 117661. Tellegen tegen Codemasters.

Rechter hanteert proportionaliteitsbeginsel in auteursrechtzaak. De verwerking van de zogenaamde 'graffiti wall' in de Amsterdam ArenA (korte kant, zuid-zijde) in het computerspel Ajax Club Football van gedaagde Codemasters levert volgens de Rechtbank geen inbreuk op op het auteursrecht van graffiti-kunstenaar Tellegen, omdat sprake is van een incidentele verwerking van ondergeschikte betekenis in de zin van artikel 18a Aw (zowel naar oud als naar nieuw recht).

De wandschildering, zoals de rechtbank het werk aanduidt, draagt niet, althans niet substantieel, bij tot  (de exploitatie van) het product van Codemasters. De enkele omstandigheid dat de wandschildering zich in het Arena-stadion bevindt en Codemasters het Amsterdam Arena stadion zo nauwkeurig mogelijk heeft willen weergeven, is onvoldoende om Tellegen een aanspraak te geven op een verbod, nevenvorderingen en schadevergoeding. Van noemswaardige verrijking van Codemasters ten koste van Tellegen kan evenmin worden gesproken.

Rechtbank maakt nog even duidelijk dat zij dit soort zaken liever geschikt ziet: "Codemasters heeft een poging gedaan Tellegen op andere wijze een genoegdoening te verschaffen die hem meer naamsbekendheid als auteur had kunnen opleveren. Deze oplossing heeft Tellegen niet willen aanvaarden(…). Voorkomen moet evenwel worden dat de ontwikkeling van het maatschappelijk verkeer, innovatie en kunst worden afgeremd als gevolg van blokkades uit hoofde van auteursrecht die geen wezenlijke bijdrage leveren aan het gebruiksdoel van het product en waarvoor de auteur reeds met een redelijke tegenprestatie is beloond. De aanspraken van Tellegen moeten worden afgewezen als zijnde van te minimaal belang en als disproportioneel ten opzichte van de belangen van Codemasters."

Lees vonnis hier. Screenshot hier.

IEF 900

Staat als een huis

Rechtbank 's-Hertogenbosch 12 september 2005 KG ZA 05-563. Miggiels tegen gedaagden. (Met dank aan Jan Willem Knipscheer, Van Doorne)

Gedaagde H wil een vrijstaande woning bouwen en treedt met meerdere bouwbedrijven in onderhandeling. Miggiels heeft als architect een schetsontwerp gemaakt, maar partijen zijn niet tot een overeenkomst gekomen. Gedaagde heeft de opdracht vervolgens aan Van B gegund. Miggiels heeft aangegeven dat zijn schetsontwerp niet mag worden gebruikt en heeft gedaagde  gesommeerd zijn auteursrecht te respecteren.

Miggiels vordert nu een verbod op inbreuk op zijn auteursrechten, in het bijzonder zijn tekeningen te verveelvuldigen of openbaar te maken door het (laten) bouwen van een woningen overeenkomstig die tekeningen. Gedaagden betwisten het auteursrecht op de tekeningen: uitsluitend een uitgewerkt ontwerp en niet een voorlopige schets kan auteursrechtelijke bescherming genieten. Bovendien is er sprake van een ontwerp in dezelfde landhuisstijl. Een stijl is niet auteursrechtelijk beschermd.

Allereerst overweegt de rechtbank dat het enkele feit dat een ontwerp zich nog in de schetsfase bevindt, op zichzelf niet aan auteursrechtelijke bescherming in de weg staat. Dit blijkt immers uit art. 10 lid 1 onder 8 van de Auteurswet. De rechtbank oordeelt dat het werk een eigen, oorspronkelijk karakter bezit en het persoonlijk stempel van de maker draagt. "De instructies zijn immers niet van dien aard dat daarmee elke creatieve inbreng van de architect is uitgesloten. [...] Daarmee is voldoende gebleken dat het schetsontwerp van Miggiels auteursrechtelijke beschermde elementen bevat."

Ook acht de rechtbank de ontwerptekeningen van Van B verveelvoudiging, te meer omdat de plattegronden vrijwel feilloos op elkaar passen. Bovendien is sprake van ontlening. Van B geeft immers aan geïnspireerd te zijn door de ontwerptekeningen van o.a. Miggiels. Conclusie: verveelvoudiging en dus inbreuk. Bovendien is het realiseren van een ontwerptekening in de vorm van het bouwen van een woning een openbaarmaking van die tekening en wordt op die manier eveneens inbreuk gemaakt op het auteursrecht van Miggiels.

Lees hier het vonnis