DOSSIERS
Alle dossiers

Tekst  

IEF 13542

Hof van Justitie EU: linken en embedden geen auteursrechtinbreuk

Redactionele bijdrage ingezonden door Joran Spauwen, Kennedy Van der Laan
Tamelijk ‘brekend’ nieuws uit Luxemburg in de Svensson v. Retriever zaak. De hoogste rechters van de Europese Unie zijn van mening dat een link eigenlijk nooit inbreuk kan maken op auteursrechten. Het Hof van Justitie concludeert dat geen sprake kan zijn van een ‘nieuw publiek’ (wat volgens de Europese regelgeving een vereiste is):

De doelgroep van de oorspronkelijke mededeling bestond immers uit alle potentiële bezoekers van de betrokken website. [..]In deze omstandigheden dient te worden vastgesteld dat, [..] de gebruikers van [de website waarop de link staat] moeten worden beschouwd als mogelijke ontvangers van de oorspronkelijke mededeling en dus als een onderdeel van het publiek dat door de houders van het auteursrecht in aanmerking werd genomen toen zij toestemming verleenden voor de oorspronkelijke mededeling.

Geen openbaarmaking dus. Volgens het Hof van Justitie is er zelfs geen sprake van een auteursrechtinbreuk als voor de internetgebruiker niet duidelijk is dat de content zich op een andere website bevindt.

Deze vaststelling wordt niet op losse schroeven gezet [..] wanneer de internetgebruikers op de betrokken link klikken, het werk verschijnt en daarbij de indruk wordt gewekt dat het wordt getoond op de website waar de link zich bevindt, terwijl dit werk in werkelijkheid afkomstig is van een andere website. [..] Deze bijkomende omstandigheid wijzigt immers niets aan de vaststelling dat het plaatsen op een website van een aanklikbare link naar een beschermd werk dat op een andere website is bekendgemaakt en vrij toegankelijk is, tot gevolg heeft dat dit werk ter beschikking van de gebruikers van eerstgenoemde website wordt gesteld en dus een mededeling aan het publiek vormt.

Wat het Hof hier beschrijft (het verschijnen van de content op de site die linkt) komt neer op embedden. Dus het Hof zegt hier dus dat niet alleen linken, maar ook embedden geen auteursrechtinbreuk is. Daar geldt nog wel een voorbehoud, omdat in de casus die voorlag niet duidelijk is of sprake was van een normale link, of van embedded content. Ook ging het hier om het embedden van een website (framing), en niet van een filmpje of audiostream. Maar dat zou voor het principe niet uit moeten maken. Er is immers volgens het Hof geen sprake van een nieuw publiek. Het Hof van Justitie is in een andere zaak door het Bundesgerichtshof gevraagd zich specifiek uit te laten over de vraag of embedden een openbaarmaking is. Deze uitspraak zal echter nog wel even op zich laten wachten.

Vooralsnog lijkt op grond van het Svensson arrest voor embedden van content geen toestemming nodig van de auteursrechthebbende. Voor Nederland is dit van groot belang, omdat embedden in ons land sinds het Nederland.fm vonnis (in ieder geval onder bepaalde omstandigheden) inbreukmakend wordt geacht. Die conclusie in nederland.fm zou dus wel eens onjuist kunnen zijn.

Het Hof van Justitie maakt wel een beperkte kanttekening. Een link mag er niet toe leiden dat beperkte-toegangsmaatregelen worden omzeild. Dan is immers wel sprake van een nieuw publiek:

Dit is met name het geval wanneer het werk niet meer beschikbaar is voor het publiek op de website waarop het oorspronkelijk werd medegedeeld of wanneer het thans op die website enkel beschikbaar is voor een beperkt publiek, terwijl het op een andere website toegankelijk is zonder toestemming van de houders van het auteursrecht.

Verder maakt het Hof van Justitie ook meteen korte metten met de mogelijkheid om op nationaal niveau, buiten de Europese regels om, alsnog ruimere rechten toe te kennen aan auteursrechthebbende, zodat een link alsnog een openbaarmaking is. Linken zonder toestemming mag en daarmee is de kous af.

Joran Spauwen
Artikel is eerder verschenen op MediaReport

IEF 13540

HvJ EU Svensson: Hyperlinken naar beschermde werken kan zonder toestemming

HvJ EU 13 februari 2014, zaak C-466/12 (Svensson e.a. tegen Retriever) - dossier - persbericht
Prejudiciële vragen gesteld door Svea hovrätt, Zweden. Veel besproken hier, zie IEF 12057 voor een introductie: Auteursrecht. Hyperlink-vragen. Mededeling aan een nieuw publiek wanneer een aanklikbare link wordt geplaatst. Relevantie van de openbaarheid van de locatie of beperkingen op toegang.

Uit het persbericht: De eigenaar van een website kan, zonder toestemming van de houders van het auteursrecht, via hyperlinks doorverwijzen naar beschermde werken die op een andere website vrij beschikbaar zijn. Dit geldt zelfs wanneer bij de internetgebruikers die op de link klikken, de indruk wordt gewekt dat het werk wordt getoond op de website waar de link zich bevindt. (...)

In het vandaag gewezen arrest oordeelt het Hof dat het plaatsen van aanklikbare links naar beschermde werken een handeling bestaande in een mededeling vormt. Er is immers sprake van een dergelijke handeling wanneer een werk op zodanige wijze voor het publiek beschikbaar wordt gesteld dat het voor dit publiek toegankelijk is (ook al maakt het geen gebruik van die mogelijkheid). Bovendien kunnen de potentiële gebruikers van de door Retriever Sverige geëxploiteerde website worden aangemerkt als een publiek, daar het gaat om een onbepaald en vrij groot aantal gebruikers.

Het Hof herinnert evenwel eraan dat de mededeling gericht moet zijn tot een nieuw publiek, dit wil zeggen een publiek dat door de houders van het auteursrecht niet in aanmerking werd genomen toen zij toestemming verleenden voor de oorspronkelijke mededeling. Volgens het Hof is er geen sprake van een dergelijk „nieuw publiek” in het geval van de door Retriever Sverige geëxploiteerde website. Aangezien de op de website van Göteborgs-Posten aangeboden werken vrij toegankelijk waren, moeten de gebruikers van de website van Retriever Sverige worden beschouwd als een onderdeel van het publiek dat door de journalisten reeds in aanmerking werd genomen toen zij toestemming verleenden voor de publicatie van de artikelen op Göteborgs-Posten. Aan deze vaststelling wordt niet afgedaan door het feit dat bij de internetgebruikers die op de link klikken de indruk wordt gewekt dat het werk wordt getoond op de website van Retriever Sverige, terwijl dit werk in werkelijkheid afkomstig is van Göteborgs-Posten.

Het Hof concludeert daaruit dat de eigenaar van een website, zoals die van Retriever Sverige, zonder toestemming van de houders van het auteursrecht via hyperlinks kan doorverwijzen naar beschermde werken die op een andere website vrij beschikbaar zijn.

Dit zou evenwel niet het geval zijn indien een hyperlink de gebruikers van de website waarop deze link zich bevindt, in staat stelt om beperkingsmaatregelen te omzeilen die op de website waar het beschermde werk zich bevindt zijn getroffen teneinde de toegang van het publiek te beperken tot de abonnees ervan, omdat in dit geval die gebruikers door de houders van het auteursrecht niet in aanmerking werden genomen als potentieel publiek toen zij toestemming verleenden voor de oorspronkelijke mededeling.

Ten slotte verklaart het Hof dat de lidstaten niet het recht hebben om de houders van een auteursrecht een ruimere bescherming te bieden door een uitbreiding van het begrip „mededeling aan het publiek”. Dit zou immers verschillen op het gebied van de wetgeving doen ontstaan en dus leiden tot rechtsonzekerheid, terwijl de betrokken richtlijn juist beoogt deze problemen te verhelpen.

Gestelde vragen:

1. Is sprake van mededeling aan het publiek in de zin van artikel 3, lid 1, van richtlijn 2001/29/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2001 betreffende de harmonisatie van bepaalde aspecten van het auteursrecht en de naburige rechten in de informatiemaatschappij, wanneer iemand anders dan de houder van het auteursrecht op een bepaald werk, op zijn website een aanklikbare link plaatst naar het werk?
2. Is het voor het antwoord op de eerste vraag relevant of het werk waarnaar de link verwijst, is geplaatst op een website op het internet waartoe iedereen zonder beperkingen toegang heeft dan wel of de toegang op enige wijze is beperkt?
3. Moet bij de beantwoording van de eerste vraag onderscheid worden gemaakt tussen gevallen waarin het werk, nadat de gebruiker op de link heeft geklikt, wordt getoond op een andere website, en gevallen waarin het werk, nadat de gebruiker op de link heeft geklikt, aldus wordt getoond dat de indruk wordt gewekt dat het op dezelfde website verschijnt?
4. Kan een lidstaat een ruimere bescherming bieden aan het uitsluitende recht van auteurs door onder het begrip "mededeling aan het publiek" een groter aantal handelingen te verstaan dan die welke zijn genoemd in artikel 3, lid 1, van richtlijn 2001/29?

Het HvJ EU verklaart voor recht:

1) Artikel 3, lid 1, van richtlijn 2001/29/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2001 betreffende de harmonisatie van bepaalde aspecten van het auteursrecht en de naburige rechten in de informatiemaatschappij moet aldus worden uitgelegd dat het plaatsen op een website van aanklikbare links naar werken die op een andere website vrij beschikbaar zijn, geen handeling bestaande in een mededeling aan het publiek vormt.

2) Artikel 3, lid 1, van richtlijn 2001/29 moet aldus worden uitgelegd dat het eraan in de weg staat dat een lidstaat een ruimere bescherming kan bieden aan de houders van een auteursrecht door te bepalen dat het begrip mededeling aan het publiek een groter aantal handelingen omvat dan die waarop deze bepaling betrekking heeft.

Op andere blogs:
1709blog (Svensson - it's all about the "new public")
1709blog (Hyperlinks, making available and the 'new public' -- or just a dead end?)
BirdBuzz
Hoogenraad & Haak (HvJ EU Svensson: linken naar content zonder toestemming mag)
IE-Forum.nl (IEF 13559 Hyperlinks naar ongeautoriseerde content zijn inbreukmakend)
IE-Forum.nl (IEF 13542 Hof van Justitie EU: linken en embedden geen auteursrechtinbreuk
IE-Forum.nl (IEF 13543 Svensson: Het internet gered, de rechthebbenden gered)
IE-Forum.nl (IEF 13705 Het Svensson-arrest; iedere link met het auteursrecht doorbroken?)
IPKat (Early thoughts on Svensson: communication/making available, 'new' public, altering the scope of exclusive rights)
Ius Mentis (Hyperlinks zijn geen auteursrechtinbreuk, ook niet als je embedt of framet)
Jurel (Copyright cannot regulate new economy where money depends on the volume of internet traffic – Comments on Svensson Case)
Thijs van den Heuvel - Storify
Kluwer Copyright Blog
Kluwer Copyright Blog II (The Svensson case and the act of communication to a new public)
MediaReport (Hof van Justitie EU: linken en embedden geen auteursrechtinbreuk)
SCL (CJEU Rules that Hyperlinks are OK! Unless there’s a ‘New Public’)
Time.Lex Linking and Embedding Not (always) Copyright Infringement

IEF 13523

Overeenkomst van opdracht impliceert exclusieve auteursrechtlicentie lesmateriaal

Vzr. Rechtbank Amsterdam 7 februari 2014, KG ZA 14-33 (Stichting Wetenschapsoriëntatie Nederland tegen Stichting WON Akademie, X, Y)
Uitspraak ingezonden door Jaap Versteeg, Versteeg Wigman Sprey advocaten.
Auteursrecht. Werkgeversauteursrecht/opdracht. Handelsnaamrecht. Domeinnamen. X en Y hebben op basis van een overeenkomst van opdracht werkzaamheden verricht voor Stichting Wetenschapsoriëntatie Nederland. Zij besloten verder te gaan onder de paraplu van de Stichting WON Akademie. Stichting Wetenschapsoriëntatie vordert succesvol Stichting WON Akademie te gebieden haar statutaire naam te wijzigen; het lesmateriaal zonder toestemming te gebruiken; en de domeinnamen over dragen.

De domeinnaam www.wonakademie.nl had Y geregistreerd op eigen naam. Het is voldoende aannemelijk dat Y deze domeinnaam niet voor zichzelf, doch voor eiser heeft geregistreerd. De werken (het lesmateriaal) zijn vervaardigd ten behoeve van Stichting Wetenschapsoriëntatie. Voldoende aannemelijk is dat hierbij aanwijzingen van het bestuur zijn gegeven, verantwoording is afgelegd en een vergoeding is ontvangen. De voorzieningenrechter leidt hieruit af dat de overeenkomst van opdracht zo moet worden uitgelegd dat er aan Stichting Wetenschapsoriëntatie een exclusieve licentie voor onbepaalde tijd is verleend.

5.1 Vaststaat dat Stichting Wetenschapsoriëntatie Nederland sinds januari 2012 naar buiten treedt onder de handelsnaam WON Akademie. Zij geniet dan ook bescherming op grond van de Handelsnaamwet tegen later gebruik door gedaagden van deze handelsnaam. Voorts is voldoende aannemelijk dat Y de domeinnamen www.wonakademie.nl en www.platformwon.nl niet voor zichzelf doch voor Stichting Wetenschapsoriëntatie heeft geregistreerd. De desbetreffende domeinnamen alsmede de daaraan gekoppelde website zijn dan ook eigendom van Stichting Wetenschapsoriëntatie Nederland. Op grond hiervan [..] liggen de vorderingen [..] in conventie voor toewijzing gereed. Gedaagden hebben weliswaar aangevoerd dat gezien hun toezeggingen een veroordeling [..] niet in de rede ligt, maar zij zullen hierin niet worden gevolgd. Naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter is het kapen door gedaagden van de handelsnaam van Stichting Wetenschapsoriëntatie Nederland (met de daarbij behorende website) dermate in strijd met de Handelsnaamwet en dermate onrechtmatig dat Stichting Wetenschapsoriëntatie Nederland -zolang aan de toezegging van gedaagden geen uitvoering is gegeven- een groot en spoedeisend belang houdt bij toewijzing van de hiervoor genoemde vorderingen.

5.5 [..] Centraal hierbij staat de vraag welke partijen gerechtigd zijn de door X vervaardigde werken (waarvan niet in geschil is dat het auteursrechtelijk beschermde werken betreft) te verveelvoudigen en/of openbaar te maken. De voorzieningenrechter is hierover voorshands van oordeel dat X als maker van de werken in de zin van artikel 1 van de Auteurswet (Aw) kan worden aangemerkt en dat de auteursrechten haar toekomen. Er is immers geen sprake van een overdracht van de auteursrechten aan Stichting Wetenschapsoriëntatie Nederland. [..] Evenmin is sprake van "werkgeversauteursrecht" als bedoeld in artikel 7 Aw; X was ten tijde van het vervaardigen van de werken niet in loondienst van Stichting Wetenschapsoriëntatie Nederland. Evenmin kan voorshands worden geoordeeld dat de auteursrechten Stichting Wetenschapsoriëntatie Nederland op grond van artikel 8 Aw toekomen; de naam van de natuurlijke persoon X is als maker vermeld op de werken.

5.6 [..] Zij heeft de werken vervaardigd ten behoeve van Stichting Wetenschapsoriëntatie Nederland, niet ten behoeve van zichzelf. Voldoende aannemelijk is dat zij hierbij (in enige mate) aanwijzingen van het bestuur ontving en dat zij aan het bestuur verantwoording diende af te leggen over haar werkzaamheden. Bovendien is haar door Stichting Wetenschapsoriëntatie Nederland een vergoeding betaald voor haar werkzaamheden. De voorzieningenrechter leidt hieruit voorshands af dat de overeenkomst van opdracht tussen Stichting Wetenschapsoriëntatie Nederland en X (zie 2.5), waarin is opgenomen "Daarnaast levert zij bijdragen  aan de ontwikkeling  van onderzoeksthema's "zo moet worden uitgelegd dat X (impliciet) een exclusieve licentie voor onbepaalde  tijd aan Stichting Wetenschapsoriëntatie Nederland heeft verleend voor het gebruik maken van de werken. Voor deze uitleg kan steun worden gevonden in de vermeldingen die zijn opgenomen in de werken van X (zie 2.8) waaruit volgt dat de werken uitsluitend zijn bestemd voor gebruik binnen de WON Akademie en de daarbij aangesloten scholen en dat voor anderen geldt dat toestemming van de WON Akademie is vereist voor (onder meer) het verveelvoudigen of openbaar maken van de werken. Indien X de exploitatie van haar werken exclusief voor zichzelf had willen behouden, had het op haar weg als auteursrechthebbende gelegen om hierover met Stichting Wetenschapsoriëntatie Nederland expliciete afspraken te maken. Zij heeft dit niet gedaan. Ter zitting heeft X het standpunt ingenomen dat zij haar werken aan Stichting Wetenschapsoriëntatie Nederland heeft verhuurd in de zin van artikel 12 lid 1 onder 3 en lid 2 Aw en dat aan deze verhuurrelatie een einde is gekomen nu ook de overeenkomst van opdracht is beëindigd. Ook hier geldt dat indien X een tijdelijke ter beschikking stelling van haar werken aan Stichting Wetenschapsoriëntatie Nederland zou hebben beoogd, zij dit expliciet had dienen af te spreken. Van een afspraak tot tijdelijke verhuur is in dit geding niet gebleken.

5.7 Uit het voorgaande vloeit voort dat de vordering [..] voor toewijzing gereed ligt.
IEF 13491

Teruggave van papieren en digitale versies van dagboek Marianne Vaatstra

Vzr. Rechtbank Noord-Nederland 31 januari 2014, ECLI:NL:RBNNE:2014:480 (Moeder Marianne Vaastra)
Auteursrecht. Zie eerder IEF 13354, waarin het citeren uit het dagboek auteursrechtelijk niet werd toegestaan. Eiseres vordert succesvol teruggave van het dagboek. Gedaagde wordt bevolen opgave te doen van alle personen aan wie het dagboek is verstrekt en een verbod om het dagboek openbaar te maken. De voorzieningenrechter beveelt gedaagde om alle papieren en digitale versies van het dagboek aan (de advocaat van) [eiseres] ter hand te stellen.

4.1. Het gaat in deze zaak, met het oog op een doelmatige bespreking samengevat weergegeven, om het volgende. [eiseres] roept de bescherming in die haar als auteursrechthebbende toekomt tegen een inbreuk op haar auteursrecht met citatie uit en publicatie van haar dagboek. Te beoordelen staat of [eiseres] een spoedeisend belang heeft bij de door haar op grond van die inbreuk gevorderde voorzieningen.

4.2. De voorzieningenrechter oordeelt dat [eiseres] gelet op de door haar gestelde inbreuk op haar auteursrecht, mede in het licht van de door haar gestelde en onweersproken gebleven inbreuk op haar persoonlijke levenssfeer, voldoende spoedeisend belang heeft bij een vordering in kort geding.

De voorzieningenrechter

1. beveelt [gedaagde] om binnen twee dagen na betekening van dit vonnis alle papieren en digitale versies van het dagboek aan (de advocaat van) [eiseres] ter hand te stellen,

2. beveelt [gedaagde] om binnen twee dagen na betekening van dit vonnis per aangetekende post een opgave te doen van alle personen en adressen aan wie hij het dagboek - op welke wijze dan ook - ter beschikking heeft gesteld,

3. verbiedt [gedaagde] om de inhoud van het dagboek of delen daarvan, op enigerlei wijze te openbaren, en beveelt om de reeds gepubliceerde kopieën van (passages uit) het dagboek van zijn websites te verwijderen en verwijderd te houden,

4. beveelt [gedaagde] om binnen twee dagen na betekening van dit vonnis ieder artikel, bericht of melding waaruit het voornemen blijkt om de inhoud van het dagboek, of delen daarvan, te openbaren op zijn websites te verwijderen en verwijderd te houden,

5. beveelt [gedaagde] om binnen twee dagen na betekening van dit vonnis, bovenaan op de ‘homepage’ van de website [naam website], met lettertype Times New Roman, grootte 12, althans duidelijk leesbaar, melding te maken van de inhoud van dit vonnis,

6. veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres] een dwangsom te betalen van € 2.500,-- (zegge: vijfentwintig honderd euro) voor iedere dag dat hij zich niet aan (één van) de hiervoor uitgesproken hoofdveroordelingen voldoet, tot een maximum van € 25.000,-- (zegge: vijfentwintig duizend euro) per hoofdveroordeling is bereikt,

7. veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van [eiseres] tot op heden begroot op € 6.375,80 te vermeerderen met de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op een bedrag van € 131,-- zonder betekening en, indien en voor zover betekening van dit vonnis heeft plaatsgevonden, te vermeerderen met een bedrag van € 68,-- en te vermeerderen met de wettelijke rente over de proceskosten vanaf veertien dagen na de dag waarop dit vonnis is betekend tot de dag waarop volledige betaling plaatsvindt,

8. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
9. wijst af wat meer of anders is gevorderd.

IEF 13469

OM niet-ontvankelijk in vervolging uploader 5000 e-books

Hof Den Haag 27 januari 2014, ECLI:NL:GHDHA:2014:84 (Geen vervolging 5.000 e-books)
Strafrecht. Het Gerechtshof verklaart het openbaar ministerie niet-ontvankelijk in de vervolging van een 23-jarige man uit Goudswaard. Deze had via de website van thepiratebay bijna 5.000 e-books ter beschikking gesteld om door anderen te worden gedownload.

Het openbaar ministerie is niet-ontvankelijk verklaard, omdat het naar het oordeel van het hof heeft gehandeld in strijd met de door het College van Procureurs-Generaal (de landelijke leiding van het openbaar ministerie) vastgestelde Aanwijzing intellectuele eigendomsfraude. Die Aanwijzing regelt het vervolgingsbeleid van het openbaar ministerie bij de bestrijding van inbreuken op door intellectuele eigendomsrechten beschermde werken. Uitgangspunt vormt daarbij civielrechtelijke handhaving door de rechthebbenden. Daarvan kan worden afgeweken als het algemeen belang dat vereist.

Omdat er bij de man geen sprake was van winstoogmerk, beroepsmatig handelen, betrokkenheid van een criminele organisatie of relevante recidive, is volgens het hof het algemeen belang niet aan de orde. Van civielrechtelijke acties tegen de verdachte is niet gebleken. Het standpunt van de advocaat-generaal dat van dergelijke acties bij voorbaat niet veel effect zou kunnen worden verwacht, acht het hof onvoldoende onderbouwd. Volgens het hof heeft het openbaar ministerie derhalve niet in redelijkheid tot zijn vervolgingsbeslissing kunnen komen. Door niettemin tot strafrechtelijke handhaving over te gaan zijn de beginselen van een behoorlijke procesorde geschonden.

Op andere blogs:
Dirkzwager
IusMentis
Stichting BREIN

IEF 13464

Wederom op grote schaal gekopieerde studieboeken verkopen

Ex parte beschikking Vzr. Noord-Nederland 17 januari 2014, (BREIN tegen X)
Uitspraak ingezonden door Bastiaan van Ramshorst, Stichting BREIN. Zie eerder IEF 10683. Uit het verzoekschrift: Gerekwestreerde drijft een copyshop en biedt op grote schaal integrale kopieën aan van courante studieboeken niet ver van zowel de Hanzehogeschool als de Universiteit Groningen. Door NUV en de Branchevereniging van de educatieve uitgeverijen is BREIN getipt dat er wederom op grote schaal kopieën van studieboeken worden verkocht. Op een USB-stick en op de harde schijf van de computer(s) die op de balie staan, is het ongeautoriseerde aanbod opgeslagen.

Gerekwestreerde stelt aldus aan klanten kopieën van studieboeken ter beschikking op basis van een zelf aangelegde ongeautoriseerde collectie digitale bestanden welke in hun geheel uitgeprint en ingebonden aan klanten worden geleverd, tegen een sterk gereduceerd tarief ten opzicht van de originele verkoopprijs." (cursiveringen uit het verzoekschrift)

De privé-kopie exceptie is niet van toepassing, aldus het verzoekschrift, omdat het duidelijk gaat om verveelvoudigingshandelingen met een commercieel oogmerk en derhalve niet voor eigen oefening, studie of gebruik. Het gaat ook niet om een klein gedeelte, toegelaten door 16b Aw.

Gerekwestreerde komt geen beroep toe op de zogenaamde privé-kopie exceptie van artikel 16b Aw. Die exceptie is namelijk alleen van toepassing op het voor eigen oefening, studie of gebruik en zonder commercieel oogmerk verveelvoudigen van een klein gedeelte van een boek en niet op het verveelvoudigen van hele boeken die nog in de handel zijn. (cursiveringen uit het verzoekschrift)

IEF 13438

Hoge Raad schaft geschriftenbescherming af en stelt HvJ EU vraag over bescherming van online databanken en contractuele beperking

HR 17 januari 2014, ECLI:NL:HR:2014:88 (Ryan Air tegen PR Aviation)
Uitspraak ingezonden door Thijs van Aerde, Houthoff Buruma en Arnout Groen, Hofhuis Alkema Groen.
Zie eerder ITenRecht.nl én IE-Forum.nl. Rechtspraak.nl
: Geschriftenbescherming; art. 10 lid 1 onder 1º Auteurswet. Gebruik vluchtgegevens website luchtvaartmaatschappij op prijsvergelijkingswebsite. Auteursrechtelijke bescherming databank waarin niet substantieel is geïnvesteerd? HvJEU 1 maart 2012, C-604/10 (Football Dataco); oorspronkelijkheidscriterium.

Gebruik van de vluchtgegevens in strijd met beding in algemene voorwaarden; wanprestatie? Geldt beperking contractsvrijheid (art. 6 lid 1, art. 8 en art. 15 Databankenrichtlijn) ook voor onbeschermde databanken? Prejudiciële vraag aan HvJEU::

Strekt de werking van de DbRl zich mede uit tot online databanken die niet, op de voet van hoofdstuk II van de Richtlijn, worden beschermd door het auteursrecht en ook niet, op de voet van hoofdstuk III, door een recht sui generis, en wel in die zin dat ook in zoverre de vrijheid om gebruik te maken van dergelijke databanken met (al dan niet overeenkomstige) toepassing van art. 6 lid 1 en 8 in verbinding met art. 15 DbRl, niet contractueel mag worden beperkt?

Commentaar Dirk Visser, Klos Morel Vos & Schaap: "Het is al (te) vaak gezegd, maar dit is echt het einde van de geschriftenbescherming (voor gegevensverzamelingen). De wetwijziging is nauwelijks nog van belang. Geen sprake van interpretatie contra legem."

3.5.1. In het oordeel van het hof ligt besloten dat de gegevensverzameling (hierna ook: de databank) van Ryanair niet aan dit oorspronkelijkheidscriterium voldoet, hetgeen in cassatie niet is bestreden. Daarom heeft Ryanair geen belang bij de klachten van onderdeel 1.

De rechter dient immers zijn nationale recht zoveel mogelijk uit te leggen in het licht van de bewoordingen en het doel van de relevante richtlijn (HvJEU 10 april 1984, C-14/83, Jur. p. 1891 (Colson) en HvJEU 13 november 1990, C-106/89, Jur. p. I-4135, NJ 1993/163 (Marleasing)). Indien het onderdeel tot vernietiging zou moeten leiden, zou het verwijzingshof daarom tot geen ander oordeel kunnen komen dan dat het beroep van Ryanair op art. 10 lid 1 onder 1° Aw, geen doel kan treffen, in aanmerking genomen
- dat niet is gebleken dat de Nederlandse wetgever bij de implementatie van de Databankenrichtlijn in ons nationale recht iets anders voor ogen heeft gestaan dan een getrouwe omzetting daarvan,
- dat art. 10 lid 1 onder 1° Aw mede is gebaseerd op de veronderstelling dat de daarin bedoelde "andere geschriften" vatbaar zijn voor auteursrechtelijke bescherming, en
- dat databanken die niet aan het oorspronkelijkheidscriterium voldoen, zoals de onderhavige, blijkens de hiervoor in 3.4.3 aangehaalde uitspraak van het HvJEU niet vatbaar zijn voor auteursrechtelijke bescherming.

3.5.2. Het rechtszekerheidsbeginsel en de onwenselijkheid van wetsuitleg contra legem kunnen hieraan niet afdoen. De formulering van art. 10 lid 1 onder 1° Aw laat de hier bedoelde uitleg immers toe. Aan de bedoeling van de wetgever om de geschriftenbescherming voorshands te handhaven, komt bij de uitleg van de onderhavige bepaling geen overwegende betekenis toe. Dit is reeds het geval omdat - zoals hiervoor in 3.4.2 is overwogen – niet is gebleken dat de Nederlandse wetgever bij de handhaving van de geschriftenbescherming heeft willen afwijken van datgene waartoe de Databankenrichtlijn hem verplichtte, in samenhang met de omstandigheid dat de wetgever van de onjuist gebleken veronderstelling uitging dat de geschriftenbescherming buiten het bereik van de Databankenrichtlijn viel.

3.5.3. Onderdeel 1 kan dus niet tot cassatie leiden.

Op andere blogs:
Mr.-online
Mediareport
SOLV

IEF 13402

Conclusie A-G: downloaden uit illegale bron is illegaal downloaden

Conclusie A-G HvJ EU 9 januari 2014, zaak C-435/12 (ACI Adam e.a. tegen Stichting de Thuiskopie e.a.) - dossier
Mede ingezonden door Tobias Cohen Jehoram en Vivien Rörsch, De Brauw Blackstone Westbroek en Dirk Visser, Klos Morel Vos & Schaap.
Verzoek om een prejudiciële beslissing, Hoge Raad der Nederlanden [IEF 11775].
Uitlegging van artikel 5, leden 2 en 5, van InfoSoc-richtlijn 2001/29/EG en van artikel 14 van Handhavingsrichtlijn 2004/48/EG – Reproductierecht – Beperkingen en restricties – Handhaving van intellectuele eigendomsrechten – Gerechtskosten – Werkingssfeer. De A-G concludeert:

1) Artikel 5 van richtlijn 2001/29/EG (...), moet in die zin moet worden uitgelegd dat de daarin voorziene uitzondering voor het kopiëren voor privégebruik enkel van toepassing is op reproducties van door auteursrecht en naburige rechten beschermd werk of materiaal die zijn vervaardigd uit geoorloofde bronnen.

2) Artikel 5 van richtlijn 2001/29 moet in die zin moet worden uitgelegd dat, binnen de context van de uitzondering voor het kopiëren voor privégebruik die de lidstaten krachtens die bepaling mogen invoeren, een lidstaat de daarmee gepaard gaande vergoeding enkel mag innen over reproducties van door auteursrecht en naburige rechten beschermd werk of materiaal die zijn vervaardigd uit geoorloofde bronnen.
3) Artikel 14 van richtlijn 2004/48/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten [red. proceskostenveroordeling], moet in die zin worden uitgelegd dat het niet van toepassing is op een geding, zoals hier aan de orde is, dat geen betrekking heeft op de bescherming, als zodanig, door de houders van auteursrechten of naburige rechten, van die rechten.

Op andere blogs:
SOLV (AG: downloaden uit illegale bron is inbreuk)

IEF 13392

Inbreuk op gratis modelcontract advocatenkantoor

Rechtbank Midden-Nederland 18 december 2013, ECLI:NL:RBMNE:2013:7209 (Van Loon Advocaten tegen Techware Sales)
Auteursrecht op modelcontracten. Fishing in incident. Compensatie proceskosten. In 2004 en 2005 heeft Techware een arbeidsovereenkomsten gesloten voor bepaalde en onbepaalde tijd waarin staat: repro- en auteursrechten worden voorbehouden. In het incident vordert Van Loon (niet-succesvol) de afgifte van de opeenvolgende arbeidsovereenkomsten van 19 werknemers in de periode 2005-2013. Doorslaggevend is dat Van Loon slechts heeft gesteld “bekend” te zijn met het feit dat Techware de modelovereenkomsten ook heeft gebruikt voor andere werknemers, maar onderbouwd die stelling niet.

Op grond van de overlegde stukken staat vast dat de door Techware met een werknemer gesloten arbeidsovereenkomsten in zodanige mate gelijkluidend zijn aan de modelarbeidsovereenkomsten 2003 - 2004 van Van Loon dat zij als een verveelvoudiging daarvan hebben te gelden.

De omstandigheid dat advocatenkantoren via internet gratis modellen van arbeidsovereenkomsten aanbieden, maakt immers niet dat Van Loon voor het ter beschikking stellen van de door haar opgestelde modelarbeidsovereenkomsten geen vergoeding kan verlangen. Voor de twee (opvolgende) contracten heeft Techware geen vergoeding voldaan en wordt een vergoeding van 2 maal €500 toegewezen. In de hoofdzaak compenseert de kantonrechter de proceskosten, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

3.2. Van Loon legt aan haar vordering ten grondslag dat Techware inbreuk heeft gemaakt op het auteursrecht van Van Loon door zonder voorafgaande toestemming en zonder betaling van een vergoeding gebruik te maken van door Van Loon opgestelde modellen voor arbeidsovereenkomsten voor bepaalde en onbepaalde tijd uit 2003 - 2004 en deze te verveelvoudigen en dat zij daardoor schade heeft geleden bestaande uit gederfde inkomsten. Van Loon schat dat het inbreukmakende handelen zijdens Techware gedurende een periode van zes jaar minimaal vijf maal per jaar heeft plaatsgevonden. Uitgaande van het door haar gewoonlijk gehanteerde tarief voor het opstellen van een arbeidsovereenkomst ad € 500,00 begroot zij haar schade op ten minste € 10.000,00. Voorshands beperkt zij haar schadevordering in rechte tot een bedrag van € 7.500,00, exclusief btw.(...)

4.5. Uit de inhoud van de overgelegde modelarbeidsovereenkomsten 2003 - 2004 (zie 2.6.) kan genoegzaam worden afgeleid dat het werken betreft als bedoeld in artikel 10, lid 1 aanhef en onder 1° Auteurswet (hierna Aw). Het gaat immers om geschriften met een eigen, oorspronkelijk karakter, die een persoonlijk stempel van de maker dragen en het resultaat zijn van menselijke creatieve keuzes ten aanzien van onder meer de uitwerking van het onderwerp, het taalgebruik en de vormgeving van het geheel. Om die reden kan ter zake van die overeenkomsten in beginsel de door de Auteurswet geboden bescherming worden ingeroepen. Voorts volgt uit de inhoud van de modelarbeidsovereenkomsten dat aan Van Loon het repro- en auteursrecht daarop toekomt, hetgeen bovendien niet door Techware is bestreden. Op grond van artikel 1 Aw heeft Van Loon als auteursrechthebbende het uitsluitend recht om deze overeenkomsten openbaar te maken en te verveelvoudigen. Anderen mogen dit in beginsel alleen met voorafgaande toestemming van Van Loon, tenzij zij zich op een beperking van de Auteurswet kunnen beroepen. Dat laatste is in dit geval niet gesteld of gebleken.

4.7. Op grond van de voorliggende stukken staat vast dat de door Techware met [C] gesloten arbeidsovereenkomsten in zodanige mate gelijkluidend zijn aan de modelarbeidsovereenkomsten 2003 - 2004 van Van Loon dat zij als een verveelvoudiging daarvan hebben te gelden. De kantonrechter volgt Techware niet voor zover zij stelt dat zij (al dan niet na betaling) gerechtigd was om de modelarbeidsovereenkomsten in geval van [C] te gebruiken, nu zij haar stellingen niet nader heeft onderbouwd, hetgeen mede gelet op de betwisting door Van Loon wel op haar weg had gelegen. Dit brengt met zich dat er in zoverre sprake is van een inbreuk op het auteursrecht van Van Loon en Techware in beginsel schadeplichtig is jegens Van Loon. De omstandigheid dat Van Loon al in 2010 op de hoogte was van dit inbreukmakende handelen, maar vervolgens lange tijd niets heeft gedaan, maakt niet dat zij haar rechten ter zake heeft verspeeld. Het enkele tijdsverloop levert namelijk geen toereikende grond op voor het aannemen van rechtsverwerking.

4.9. Naar het oordeel van de kantonrechter heeft Van Loon voldoende gesteld om aan te kunnen nemen dat zij als gevolg van de geconstateerde inbreuk schade heeft geleden bestaande uit gederfde inkomsten. De omstandigheid dat advocatenkantoren via internet gratis modellen van arbeidsovereenkomsten aanbieden, maakt immers niet dat Van Loon voor het ter beschikking stellen van de door haar opgestelde modelarbeidsovereenkomsten geen vergoeding kan verlangen. Voorts is niet komen vast te staan dat Techware voor het gebruik van die overeenkomsten in geval van [C] een vergoeding aan Van Loon heeft voldaan. Uitgaande van het bij dagvaarding gestelde tarief en de ter zitting gegeven toelichting daarop, becijfert de kantonrechter de gederfde inkomsten op een bedrag van
€ 1.000,00 (: € 500,00 voor elk van de vastgestelde schendingen van Van Loons auteursrechten). De kantonrechter zal Techware veroordelen tot betaling van dit bedrag aan Van Loon. De vordering is in zoverre toewijsbaar.

Op andere blogs:
DeClercq.com (Pas op met “gratis” modelcontracten)

IEF 13356

UGC-platform met controle over algoritme is geen neutrale dienstverlener

Rechtbank Amsterdam 18 december 2013, ECLI:NL:RBAMS:2013:8642 (Cozzmoss tegen De Nieuwe Krant)
Auteursrecht. Safe harbor-principe. Geen vrijwaring. Rechtspraak.nl: Cozzmoss, een onderneming die zich bezig houdt met de handhaving en exploitatie van bij haar aangesloten auteursrechthebbenden, zoals de dagbladen Trouw en de Volkskrant eist schadevergoeding van de exploitant van een website waarop artikelen uit Trouw en de Volkskrant zijn verschenen, zonder toestemming van de betreffende dagbladen. De exploitant heeft een website die dient als een ‘user-generated-content’ platform. Dat wil zeggen dat de informatie/gegevens op de website afkomstig is van gebruikers van de website, zonder dat daarop door de exploitant redactionele invloed wordt uitgeoefend.

De exploitant van de website beroept zich op vrijwaring van aansprakelijkheid omdat zij zelf geen invloed had op het verschijnen van de artikelen. De artikelen zijn geplaatst door gebruikers van de website en ze zijn vervolgens via een geautomatiseerd algoritme op de hoofpagina van de website verschenen. Nadat de exploitant daarvan op de hoogte was gesteld heeft zij de artikelen meteen verwijderd.

Ingevolge de Europese richtlijn inzake electronische handel is alleen een dienstverlener, zoals exploitant, die geen kennis heeft van of controle heeft over de gegevens (kort gezegd: een neutrale dienstverlener) gevrijwaard van aansprakelijkheid. De exploitant is niet als als zodanig aan te merken aangezien zij controle had over het algoritme. Zij heeft het algoritme bedacht en zij kon dit ook aanpassen. De exploitant is derhalve gehouden tot het betalen van schadevergoeding.

2.3. DNK heeft gesteld dat zij niet aansprakelijk is en heeft zich in dat verband beroepen op het ‘safe harbor-principe’. Zij heeft erop gewezen dat haar website een ‘user-generated-content platform’ is. DNK plaatste dus zelf geen enkel artikel, het plaatsen van artikelen gebeurde door haar gebruikers op hun eigen sublogs. Sommige van de op de sublogs geplaatste artikelen werden door een volledig geautomatiseerd algoritme (dat artikelen selecteerde op basis van populariteit en senioriteit) op de hoofdpagina van de website doorgeplaatst. DNK wist daarom niet dat de artikelen van Trouw en De Volkskrant op de hoofdpagina van haar website stonden. Er werd alleen actief door DNK ingegrepen om zaken die in strijd waren met de eigen richtlijnen aan te passen, zoals bijvoorbeeld het verwijderen van artikelen waarmee inbreuk werd gemaakt op auteursrechten. Zo is het ook gegaan met de artikelen van Trouw en De Volkskrant. Die zijn direct na de melding van de gemachtigde van Cozzmoss dat die op de website van DNK stonden verwijderd. Daarmee is voldaan aan het safe harbor-principe dat inhoudt dat een website niet verantwoordelijk kan worden gehouden voor materiaal dat gebruikers daarop zetten, als ze adequaat reageert op klachten van (auteurs)rechthebbenden, aldus steeds DNK.

2.4. Cozzmoss heeft aangevoerd dat DNK onvoldoende gemotiveerd heeft onderbouwd dat er enkel sprake was van automatisch doorplaatsen van artikelen vanaf de sublogs naar de hoofdpagina. Volgens Cozzmoss was er juist sprake van actieve bemoeienis aan de zijde van DNK. Het algoritme kon immers beïnvloed worden om ervoor te zorgen dat bepaalde artikelen wel en bepaalde artikelen niet op de hoofdpagina werden geplaatst, aldus steeds Cozzmoss.

2.7. DNK heeft gesteld dat een volledig geautomatiseerd algoritme zorgdroeg voor de selectie en doorplaatsing van de artikelen naar de hoofdpagina. Hoewel zij deze stelling niet met stukken heeft onderbouwd (hetgeen wel op haar weg had gelegen), geldt zelfs als die stelling juist is het volgende. De bestuurder van DNK ([naam 1]) heeft ter zitting gezegd dat hij het algoritme heeft bedacht. Volgens hem selecteerde het algoritme artikelen van de sublogs op basis van senioriteit en populariteit en werden artikelen die op bedrijfslogs stonden van het algoritme uitgesloten. Hij heeft ook verteld dat op verzoek van [naam 2], een klant van DNK met een eigen bedrijfslog, een aanpassing is gemaakt aan het algoritme in die zin dat de artikelen op haar bedrijfslog wel in aanmerking kwamen om door het algoritme te worden geselecteerd voor doorplaatsing. Daarbij komt dat DNK de mogelijkheid had om het algoritme zodanig aan te passen dat inbreukmakende artikelen van het algoritme werden uitgesloten, maar dat zij van deze mogelijkheid geen gebruik heeft gemaakt omdat de software daarvoor te duur was. De rechtbank is van oordeel dat DNK aldus het algoritme heeft bedacht, heeft toegepast en in staat was om dit aan te passen zodat vastgesteld kan worden dat DNK controle had over de van andere afkomstige informatie. DNK kan dus niet gezien worden als een neutrale dienstverlener in de zin van artikel 14 Reh en artikel 196c lid 4 BW.

Op andere blogs:
DomJur