DOSSIERS
Alle dossiers

Vormgeving  

IEF 6169

Stop de tijd!

1.bmpVrz. Rb. ’s-Gravenhage 28 mei 2008, KG ZA 08-493 Present Time c.s. tegen Dake en Blokker 

Inbreuk op niet-ingeschreven Gemeenschapsmodellen, cross border verbod voor de hele EU. Auteursrecht. Slaafse nabootsing. Vonnis met plaatjes.

Present Time brengt vier klokken (Marily, peakaboo, zwarte en witte diamand) op de markt die zij heeft laten ontwerpen. De ontwerpers treden ook op als eiser. Ook brengt Present Time een aardewerken fritesbak op de markt.

Met Blokker heeft Present Time een vaststellingsovereenkomst gesloten t.a.v. de Marilyn klok en de Peakaboo klok, en wel op 28 april, dezelfde dag dat de dagvaarding was uitgebracht.

Present Time vordert een “verbod op inbreuk op hun rechten van intellectuele eigendom, alsmede een verbod op slaafse nabootsing met betrekking tot alle producten afgebeeld in de catalogi van Present Time uit de afgelopen zeven jaar plus alle nog te verschijnen catalogi, met de gebruikelijke nevenvorderingen.”

Rechtbank Den Haag acht zich exclusief bevoegd ex artikel 81 en 82 lid Gemeenschapsmodellen verordening (GmodV) en art. 3 Uitvoeringsweg. “Voor het aannemen van de bevoegdheid volstaat dat de vorderingen in de dagvaarding worden gebaseerd op Gemeenschapsmodellen.”

De klokken en de fritesbak mogen niet meer verhandeld worden. T.a.v. de drie klokken wijst de rechter een crossborder verbod voor de hele EU toe (overigens zonder beperking in duur).

 

Marilyn klok
De rechter verwerpt het nieuwheidsverweer van Blokker. Daaruit leidt hij ook af dat de klok ene eigen karakter heeft. De klok van Blokker wekt geen andere algemene indruk, hetgeen ook niet betwist is.

De rechter vindt dat gezien de grote mate van overeenstemming, behoudens een steekhoudende verklaring – die ontbreekt – voorshands moet worden aangenomen dat er sprake is van namaak in de zin van artikel 19 lid 2 GmodV.
Omdat met Blokker een vaststellingsovereenkomst t.a.v. deze klok is gesloten worden de vorderingen alleen t.a.v. Dake toegewezen.

Diamand klok
Ook de diamand klok is nieuw en heeft een eigen karakter volgens de rechter.

Een model met de voornoemde kenmerken of een model dat anderszins eenzelfde algemene indruk wekt, komt naar voorlopig oordeel niet voor in het door partijen overgelegde overzicht van het vormgevingserfgoed. De overgelegde afbeeldingen van klokken, horloges en andere voorwerpen maken weliswaar duidelijk dat het gebruik van (imitatie) diamanten om de minuten of uren aan te geven als zodanig niet nieuw is. De specifieke vorm van de in de Diamond klok gebruikte diamanten, de wijze waarop die worden geplaatst om de minuten en uren aan te geven en de combinatie van de klassieke uitstraling en “feel rich look” komen echter niet terug.

Een andere klok die op de diamand klok lijkt heeft geen strakke robuuste kast, heeft geen witte of zwarte wijzerplaat, gebruikt geen stenen om de minuten aan te geven en gebruikt ronde (in plaats van rechthoekige) stenen om de uren aan te geven. Door deze verschillen wekt de klok een andere algemene indruk dan de Diamond klokken. Derhalve moet worden geconcludeerd dat de Diamond klokken nieuw zijn en een eigen karakter hebben.

Ook de algemene indruk is gelijk. De verschillen (zoals het grotere formaat van de klok, de aanwezigheid van een secondewijzer, de afwezigheid van imitatie diamanten op de wijzers, het andere formaat, en de andere vorm en kleur van de rechthoekige diamanten) zijn te klein.

Ook deze klok is namaak in de zin van artikel 19 lid 2.

Peakaboo
De Peakaboo klok krijgt het auteursrechtelijke beschermingstempel mee. De klok van Blokker en Dake heeft geen andere totaalindruk. Het feit dat de koe op bepaalde punten anders is getekend en dat het formaat van de klok anders is, weegt daar niet tegenop. Gezien de gelijkenis is er sprake van ontlening.

Fritesbak
4.30 Voor het slagen van een beroep op slaafse nabootsing is vereist dat het nagebootste product een eigen plaats inneemt op de markt, dat wil zeggen dat het zich aanmerkelijk onderscheidt van de andere producten op de markt. Naar voorlopig oordeel is daarvan in dit geval sprake. Blokker en Dake hebben op dit punt slechts aangevoerd dat er een plastic fritesbak bestaat met een vrijwel identieke vormgeving. Bij de beoordeling of de aardewerk fritesbak van Present Time een eigen plaats inneemt op de markt, dienen schalen van plastic
echter buiten beschouwing te blijven (vgl. HR 15 maart 1968, NJ 1968, 268). Het karakteristieke van de fritesbak van Present Time bestaat er immers juist in dat de fritesbak in aardewerk is uitgevoerd, in tegenstelling tot de gebruikelijke uitvoering in plastic. Door die materiaalkeuze wordt, zoals eisers hebben aangevoerd, de fritesbak verheven van een wegwerpartikel tot een duurzaam bruikbare schaal. Dat er geen andere fritesbakken van aardewerk op de markt zijn, laat staan aardewerk fritesbakken met een vergelijkbare vormgeving als de fritesbak van Present Time, is als zodanig niet weersproken en staat derhalve vast.
4.31. Evenmin weersproken is dat de vormgeving van de fritesbak van Present Time en de vormgeving van de aangevochten fritesbak gelijk zijn en dat door die gelijkenis verwarring bij het publiek kan ontstaan. Daarnaast hebben eisers onweersproken aangevoerd, en met vele voorbeelden toegelicht, dat gekozen had kunnen worden voor een andere vormgeving zonder af te doen aan de deugdelijkheid en bruikbaarheid van het product. Derhalve moet worden geconcludeerd dat Blokker en Dake in strijd hebben gehandeld met de op hen rustende verplichting om bij nabootsing van een produkt van een ander alles te doen wat redelijkerwijs mogelijk en nodig is om te voorkomen dat door gelijkheid de kans op verwarring ontstaat of vergroot wordt.

Vorderingen
Present Time probeert nog om inbreuken op haar hele catalogus te verbieden, maar die eis treft geen doel.

Verhandeling van de Marilyn Klok en Diamand Klok mag niet meer in de hele EU ex artikel 82 lid 1 GmodV. De verbodsvorderingen t.a.v. de Peakaboo klok en fritesbak worden alleen toegewezen voor Nederland.

Opvallend is nog dat de nevenvorderingen worden afgewezen.
4.36. De nevenvorderingen gaan verder dan noodzakelijk is om tegemoet te komen aan het spoedeisend belang van eisers en zullen derhalve worden afgewezen.

En omdat Present Time haar proceskosten zelf matigt tot € 18.000,- doet de rechter dat niet ook nog eens.

Lees het vonnis hier.

 

IEF 6167

Eerst even voor jezelf lezen

Rechtbank 's-Gravenhage 28 mei 2008, KG ZA 08-493. Present Time B.V. tegen Blokker B.V.

Niet-ingeschreven Gemeenschapsmodelrecht, auteursrecht en slaafse nabootsing. "4.32. Uit het voorgaande vloeit voort dat een verbod op inbreuk op rechten van intellectuele eigendom en of slaafse nabootsing toewijsbaar is. Anders dan eisers betogen, is er echter geen grond voor een verbod ten aanzien van alle  producten die zijn afgebeeld in de catalogi van Present Time uit de afgelopen zeven jaar en alle nog te verschijnen catalogi. Gesteld noch gebleken is immers dat eisers intellectuele eigendomsrechten bezitten met betrekking tot al deze producten en dat Blokker en Dake daarop inbreuk maken of dreigen te maken. Evenmin is voldoende gesteld om te kunnen beoordelen of er ten aanzien van al die producten sprake kan zijn van slaafse nabootsing."

Lees het vonnis hier.

Gerechtshof 's-Gravenhage 24 april 2008, rolnr. 06/398. Ragasco AS tegen Kompozit-Praha S.R.O.

Octrooirecht. "11. Het hof zal Ragasco toelaten tot tegenbewijs tegen zijn voorlopige oordeel dat de gascontainer Compolite CS tenminste vanaf einde 1995 in de handel is gebracht."

Lees het arrest hier.

Gerechtshof 's-Gravenhage 28 februari 2008, rolnr. 05/1708. Roland International B.V. tegen Agripa Holdings Ltd.

Octrooirecht. "5. Als uitgangspunt heeft te gelden dat, nu in de bodemzaak vonnis is gewezen, de (appèl)rechter in kort geding zijn beslissing in beginsel dient af te stemmen op het oordeel van de  bodemrechter, ongeacht of het vonnis al dan niet in kracht van gewijsde is gegaan. Daarbij behoeft de kort-gedingrechter niet de eventuele kans op vernietiging van het bodemvonnis in beroep te betrekken. Onder omstandigheden kan er plaats zijn voor het aanvaarden van een uitzondering op dit beginsel, hetgeen het geval zal kunnen zijn indien het vonnis van de bodemrechter klaarblijkelijk op een misslag berust en de zaak dermate spoedeisend is dat de beslissing op een tegen dit vonnis aangewend rechtsmiddel niet kan worden afgewacht."

Lees het arrest hier.

Gerechtshof 's-Gravenhage 27 september 2007, rolnr. 04/1486. Zilka c.s. tegen Kesselreinigung Rüegg GmbH

Octrooirecht. "10. Gelet hierop zal het hof - ten einde het risico van een verrassingsbeslissing te voorkomen - de zaak naar de rol verwijzen opdat beide partijen zich bij akte desgewenst kunnen uitlaten over het genoemde arrest en hun stellingen/verweer, zo nodig, kunnen aanpassen."

Lees het arrest hier.

Rechtbank 's-Gravenhage 23 mei 2008, KG RK 08/893. Container Centralen c.s. tegen L. Schalkoort Beheer B.V. c.s.

Ex parte. "Met betrekking tot de in het verzoekschrift onder 9 afgebeelde klem stelt de voorzieningenrechter vast dat op de foto is te zien dat de bovenzijde van het rechterdeel is omgeboden, maar dat voldoende aannemelijk is gemaakt dat de klem hetzelfde uiterlijk vertoont als het model van Container Centralen. De voorzieningenrechter zal het verzoek toestaan voorzover het is gebaseerd op het Beneluxmerk en het Beneluxmodel van Container Centralen."

Lees de beschikking hier.

IEF 6165

Lounging

Rechtbank 's-Gravenhage 20 mei 2008, KG ZA 08-316. Dedon Gmbh tegen Sprento B.V. c.s

Modelrechten. Auteursrechten. Slaafse nabootsing.

Dedon vordert een inbreukverbod op de Gemeenschapsmodellen ter zake van de Lounge collectie en de Daydream collectie, alsmede een verbod deze collecties slaafs na te bootsen, een en ander te versterken met dwangsommen, alsmede een kostenveroordeling conform art. 1019h Rv.

“4.2 De spoedeisendheid van de gevorderde voorzieningen vloeit wat de Lounge collectie betreft voort uit de gestelde voortdurende inbreuken op de Gemeenschapsmodelrechten en auteursrechten van Dedon. Met betrekking tot de Daydream collectie is van een voortdurende inbreuk of van dreiging van inbreuk niet gebleken. Dedon stelt dat met de op het internet onder het nummer BGB-N011 aangeboden meubelstuk inbreuk wordt gemaakt op haar Gemeenschapsmodel met het nummer 103296-0001. De afbeelding van het onder het nummer BGB-011 aangeboden meubelstuk is eind januari 2008, meteen na de eerste aanschrijving, van de website www.lekkerdezomerin.nl verwijderd. Gesteld noch gebleken is dat Suprento B.V. en/of De Schiffart nadien inbreukmakende handelingen met betrekking tot de Daydream collectie hebben verricht. Gesteld noch gebleken is dat en waarom te vrezen is dat dit alsnog zal gebeuren. De voorzieningenrechter wijst er bovendien op dat De Schiffart een onthoudingsverklaring heeft ondertekend, welke weliswaar niet afzonderlijk aan Dedon is toegezonden, maar zich wel bij de stukken bevindt. Gelet op het voorgaande is de voorzieningenrechter van oordeel dat een spoedeisend belang bij de gevorderde voorziening ontbreekt voor zover dit de Daydream collectie betreft. De vorderingen worden gelet op het voorgaande afgewezen voor zover dit Gemeenschapsmodel 103296-0001 (de Daydream collectie) betreft.”

Lounge collectie

Het nieuwheidsverweer van De Schiffart wordt gepasseerd. “4.4 (…) De voorzieningenrechter dient ingevolge art. 85 lid 1 GMoVo uit te gaan van de geldigheid van de Gemeenschapsmodellen, tenzij dit door de gedaagde bij een reconventionele vordering tot nietigverklaring wordt bestreden. Deze bepaling ziet allereerst op de bodemprocedure en kan in deze procedure, die gericht is op het treffen van voorlopige en beschermende maatregelen, niet onverkort worden toegepast omdat een reconventionele vordering tot nietigverklaring in deze procedure niet mogelijk is. Niettemin is het vermoeden van geldigheid ook in deze procedure tot uitgangspunt te nemen.

4.5 De Schiffart en Suprento kunnen ook los van enige procedure in Nederland bij het in de GMoVo bedoelde Bureau een vordering tot nietigverklaring instellen. Zolang dat niet is gebeurd - hetgeen gesteld noch gebleken is - brengt het vermoeden van geldigheid mee dat in deze procedure moet worden uitgegaan van de geldigheid van de Gemeenschapsmodellen.”

“4.7 De volgende vraag die de voorzieningenrechter gelet op het voorgaande dient te beantwoorden, is de vraag of de onder 2.7 bedoelde Sofa's inbreuk op de Gemeenschapsmodellen van Dedon maken. Het gaat er daarbij om of de betreffende modellen een andere algemene indruk wekken dan die van Dedon. Bij de beoordeling van
de draagwijdte van de bescherming wordt ingevolge art. 10 lid 2 GMoVo rekening gehouden met de mate van vrijheid van de ontwerper bij de ontwikkeling van het model. De Schiffart heeft niet gesteld dat de mate van vrijheid van de ontwerper van de in geding zijnde Gemeenschapsmodellen beperkt was. Bij de bepaling van de beschermingsomvang is tevens van belang vast te stellen in hoeverre een model een eigen karakter heeft, dus in hoeverre de algemene indruk die het model bij de geïnformeerde gebruiker wekt verschilt van de algemene indruk van modellen die reeds eerder voor het publiek ter beschikking zijn gesteld. De Schiffart heeft geen echter inzicht gegeven in het van belang zijnde omveld ten tijde van het depot. De voorzieningenrechter ziet gelet hierop voorshands geen aanleiding de beschermingsomvang beperkt op te vatten.”

Vierkante tafel

“4.9 (…) De Schiffart heeft ten onrechte een vergelijking gemaakt met de modellen zoals Dedon die op de markt brengt. De door Marisch B.V. geïmporteerde tafel moet worden vergeleken met het door Dedon geregistreerde Gemeenschapsmodel. Voor deze vergelijking is in dit geval niet van belang dat de tafel van Marisch B.V. van een andere kunststofvezel is vervaardigd. Gesteld noch gebleken is waarom dit van invloed is op de algemene indruk. Ook de afmetingen zijn in het onderhavige geval niet van belang. Op basis van de modelregistratie is niet duidelijk welke afmetingen het Gemeenschapsmodel heeft. Mogelijk dat iets valt te zeggen over de diverse verhoudingen tussen bijvoorbeeld de hoogte en de breedte van de tafel, maar daarover stelt De Schiffart niets. De voorzieningenrechtser is voorshands bovendien van oordeel dat op dit punt geen verschillen zijn waar te nemen tussen de registratie van Dedon en de tafel van Marisch B.V. Gedeponeerd is een lage vierkante tafel betreft, met een strakke belijning en rechte hoeken, gesloten zijkanten tot bijna aan de grond, vlechtwerk en lage poten. De tafel van Marisch B.V. is eveneens vierkant en wordt net als het Gemeenschapsmodel van Dedon
gekenmerkt door gesloten zijkanten, strakke lijnen en rechte hoeken, vlechtwerk en lage poten. Van een andere algemene indruk is gelet hierop voorshands geen sprake. Dat Marisch B.V. haar model heeft gebaseerd op een Aziatische of enig andere stijl is, gelet op hetgeen de voorzieningenrechter onder 4.7 heeft overwogen omtrent de beschermingsomvang en gelet op het ontbreken van een andere algemene indruk, niet van belang.”

Hoekmodule

“4.11 (…) Een aantal van de door De Schiffart genoemde verschillen valt bij vergelijking met het geregistreerde model van Dedon op. Dat de hoekmodule van Marisch B.V. in verhouding tot het zitvlak een smallere rug- en zijleuning kent en de kleine (vierde) poot van Dedon bij de module van Marisch B.V. hetzelfde formaat heeft als de andere drie poten en de poten bij Dedon iets naar binnen verspringen, is in het onderhavige geval (met inachtneming van hetgeen onder 4.7 is overwogen) echter onvoldoende om van een andere algemene indruk te kunnen spreken. Ondanks genoemde verschillen blijft in beide modellen sprake van een hoekmodule, welke wordt gekenmerkt door dezelfde strakke lijnen, tot bijna aan de grond gesloten zijden, vlechtwerk en platte poten.”

Tussenmodule

De tussenmodule wordt eveneens inbreukmakend geacht (r.o. 4.12).

Fauteuil

“4.14. Anders dan bij de Gemeenschapsmodellen het geval is, is van een vermoeden van geldigheid (een vermoeden dat sprake is van een voortbrengsel met een eigen oorspronkelijk karakter dat het persoonlijk stempel van de maker draagt) geen sprake.2 Het is gelet hierop Dedon die, omdat De Schiffart gemotiveerd betwist dat de fauteuil een eigen oorspronkelijk karakter heeft, zal moeten bewijzen dat de fauteuil een voortbrengsel is met een eigen, oorspronkelijk karakter dat het persoonlijk stempel van de maker draagt. Gelet op het feit dat eerst ter zitting duidelijk is geworden dat Dedon ook de fauteuil aan haar vordering ten grondslag legt, zal het niet verbazen dat het dossier geen aanknopingspunten biedt om te kunnen oordelen dat de fauteuil een werk is in de zin van de auteurswet. Zijdens Dedon is aangeboden op dit punt nader bewijs over te leggen, maar omdat de onderhavige procedure niet geschikt is voor nadere bewijsvoering, wordt daar niet aan toegekomen en dient het
gevorderde in zoverre te worden afgewezen.”

Het beroep op slaafse nabootsing van de fauteuil wordt afgewezen (r.o. 4.15).

Wie maken inbreuk?

"4.18 Uit hetgeen onder 2.4 tot en met 2.6 is overwogen valt op te maken dat de wijze waarop een en ander op de website is en wordt weergegeven ertoe heeft geleid dat niet duidelijk is wie wat namens wie doet. Deze onduidelijkheid wordt nog vergroot doordat de vermelde adressen, telefoonnummers en namen voeren naar andere (rechts)personen dan de aangeduide rechtspersoon, dan wel naar rechtspersonen die niet (langer) bestaan. De voorzieningenrechter kan er niet omheen dat de op de site genoemde gegevens in ieder geval ook zijn te herleiden tot De Schiffart en Suprento. De Schiffart heeft bovendien in persoon een onthoudingsverklaring getekend nadat Marisch B.V. was aangesproken op inbreukmakend handelen. Suprento en De Schiffart hebben ter zitting getracht een en ander op te helderen. Dat er op de site onjuistheden staan, heeft volgens betrokkenen te maken met onzorgvuldigheden. Oude gegevens zouden zijn ten onrechte op de site zijn blijven staan. Voorts - althans zo begrijpt de voorzieningenrechter - is het op de site genoemde telefoonnummer weliswaar aangesloten op het huisadres van De Schiffart, maar is dit niet zijn privé-nummer. Het betreffende nummer zou zowel het nummer van zijn handelsonderneming als dat van zijn B.V. zijn. Zijdens Suprento is er voorts op gewezen dat De Schiffart de aandelen in Marisch B.V. heeft overgedragen nadat de B.V. was leeggehaald en is de naam nadien gewijzigd in Suprento B.V. Suprento handelt sindsdien volgens Schoute alleen nog maar in kerstpakketten. De Schiffart en Suprento onderbouwen een en ander echter in het geheel niet. De verklaringen kunnen voorts niet overtuigen. Zo stelt Schoute weliswaar dat hij de aandelen in een lege B.V. heeft gekocht en dat die B.V. (Suprento) zich richt op de verkoop van kerstpakketten, maar dit verhoudt zich slecht met het handelsregister. Daaruit blijkt dat Suprento een holdingmaatschappij is.

4.19 Het voorgaande leidt ertoe dat de voorzieningenrechter voldoende aanleiding ziet om de vorderingen met betrekking tot de Gemeenschapsmodellen met de nummers 103296-0038, 103296-0039 en 103296-0041 als nader in het dictum bepaald jegens zowel De Schiffart als Suprento toe te wijzen. Gelet hierop heeft Dedon (met betrekking tot deze modellen) geen belang meer bij een afzonderlijke beoordeling van de gestelde slaafse nabootsing. Het gevorderde zal in zoverre worden afgewezen. Voor een hoofdelijke veroordeling als gevorderd ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding.” Lees het vonnis hier.

IEF 6164

Eerst even voor jezelf lezen

Gerechtshof 's-Gravenhage 8 november 2007, rolnummer 07/842. Sky-Lite Holland B.V. tegen Audipack Verkoop B.V. (Met dank aan Ricardo Dijkstra, Van Doorne)

Auteursrecht. Arrest gewezen in spoedappel vijf maanden na het vonnis van de voorzieningenrechter.

Lees het arrest hier. Lees het vonnis hier. Lees het vonnis in het executiegeschil hier.

Rechtbank Arnhem 22 mei 2008, KG ZA 08-252. De Roode Roos B.V. tegen Reform- en Vitaminecentrum De Rooij B.V.

Geen auteursrecht of databankenrecht. Wel onrechtmatig handelen.

"De Rooij heeft erkend de in het geding zijnde foto’s van de website van De Roode Roos te hebben gehaald. Daarnaast is voldoende aannemelijk geworden dat De Rooij ook (delen) van de bijbehorende teksten van De Roode Roos heeft overgenomen, onder meer omdat op de websites van De Rooij dezelfde spelfouten voorkomen. De Rooij heeft door het bewust op zeer grote schaal zonder toestemming overnemen van de foto’s en teksten van de website van De Roode Roos naar het oordeel van de voorzieningenrechter in zodanige mate geprofiteerd van de inspanningen en investeringen van De Roode Roos dat dit handelen moet worden beschouwd als in strijd met de zorgvuldigheid die in het maatschappelijk verkeer betaamt."

Lees het vonnis hier.

Rechtbank 's-Gravenhage 6 mei 2008, KG RK 08/0809. G-Star International B.V. tegen Mondo Bazaar-Men's Fashion c.s.

Ex parte beschikking. "Voorshands uitgaande van de bescherming uit hoofde van zowel het niet-ingeschreven gemeenschapsmodel als het auteursrecht, constateert de voorzieningenrechter op zoveel punten overeenstemming, dat de vorderingen kunnen worden toegewezen op de wijze als hierna verwoord."

Lees de beschikking hier.

Rechtbank 's-Gravenhage 22 april 2008, rolnummers KG RK 08/0717, 08/0718 en KG RK 08/0719. Deere and Company c.s. tegen VR-Products B.V. c.s.

"Anders dan door verzoekers in het petitum wordt gesteld strekt het beslag op administratieve bescheiden niet tot afgifte maar tot verzekering van het beschikbaar zijn van die gegevens indien op een later moment de inzage wordt toegestaan. De voorzieningenrechter zal het verlof verlenen met dien verstande dat het zich ook uitstrekt over beschikbare digitale gegevens en alsdan zal bestaan uit het maken van een back-up of image van
die gegevens zonder daarin verder inzage te nemen dan noodzakelijk is."

Lees de beschikkingen hier, hier en hier.

Rechtbank 's-Gravenhage 29 april 2008, rolnummer 08/0789. G-Star International B.V. tegen Gull Trading B.V.

Ex parte beschikking. "Voorshands uitgaande van  auteursrechtelijke bescherming voor zowel de broek als de jas, constateert de voorzieningenrechter op zo veel punten een overeenstemming dat de vorderingen, in elk geval op de auteursrechtelijke grondslag, kunnen worden toegewezen op de wijze als hierna verwoord."

Lees de beschikking hier.

Rechtbank 's-Gragenhage 8 mei 2008, rolnummer KG RK 08/0808. Johnson & Johnson c.s. tegen de heer S. c.s.

Ex parte beschikking. Merkenrecht.

Lees de beschikking hier.

Rechtbank Amsterdam 22 mei 2008, KG ZA 08-615. Consolidated Artists B.V. c.s. tegen We Netherlands B.V.

Opheffingskortgeding. "Nu voorshands kan worden vastgesteld dat Mango met haar tekens inbreuk maakt op het merk HE en op die grond het ex parte bevel niet kan worden herzien, behoeft de vraag of de tekens van Mango tevens inbreuk maken op de overige (beeld)merken waarop WE Netherlands zich in dit geding heeft beroepen (HIJ, WE en WE STORE) en op haar handelsnaamrechten geen verdere bespreking."

Lees het vonnis hier.

IEF 6037

(Redelijk) verse Europese rechtspraak

HvJ EG, 17 april 2008, In zaak C-456/06, Peek & Cloppenburg KG  tegen Cassina SpA

Prejudiciële beslissing. Auteursrecht. Distributie onder publiek van origineel van werk of kopie daarvan, door verkoop of anderszins. Gebruik van reproducties van auteursrechtelijk beschermde meubels als in verkoopruimte tentoongestelde meubelstukken en als etalagedecoratie. Geen eigendoms- of bezitsoverdracht”

“Van distributie onder het publiek van het origineel van een werk of een kopie daarvan, anderszins dan door verkoop, in de zin van artikel 4, lid 1, van richtlijn 2001/29/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2001 betreffende de harmonisatie van bepaalde aspecten van het auteursrecht en de naburige rechten in de informatiemaatschappij, is uitsluitend sprake wanneer er een eigendomsoverdracht van deze zaak plaatsvindt. Bijgevolg kan noch de situatie waarin het publiek de mogelijkheid is geboden om reproducties van een auteursrechtelijk beschermd werk te gebruiken, noch de tentoonstelling ten behoeve van het publiek van deze reproducties zonder dat de mogelijkheid wordt geboden om deze te gebruiken, een dergelijke vorm van distributie vormen.”

Lees het arrest hier.

HvJ EG, 17 april 2008, C-108/07 P, Ferrero Deutschland GmbH tegen OHIM / Cornu SA Fontain(nog geen Nederlandse versie beschikbaar).

Oppositieprocedure  o.g.v. ouder nationaal woordmerk FERRERO  tegen Gemeenschapswoordmerkaanvrage  FERRO.

“58. S’agissant, enfin, de l’appréciation globale du risque de confusion, la Cour considère que la faible similitude des produits désignés est compensée par la similitude des marques en conflit et par le caractère distinctif élevé dont jouit la marque FERRERO auprès du consommateur moyen allemand, de sorte qu’il existe un risque que le public pertinent puisse croire que les produits Giotto, Raffaello et Mon Chéri, commercialisés sous la marque antérieure FERRERO, et les biscuits salés, commercialisés sous la marque demandée FERRO, proviennent de la même entreprise ou d’entreprises économiquement liées.

59. Dès lors, en considérant, dans la décision litigieuse, qu’il n’existait pas de risque de confusion entre les marques en conflit, la quatrième chambre de recours de l’OHMI a violé l’article 8, paragraphe 1, sous b), du règlement n° 40/94.

60. Il y a donc lieu d’annuler la décision litigieuse.”

Lees het arrest hier

GvEA, 22 april 2008, T-233/06, Casa Editorial El Tiempo SA tegen OHIM / Instituto Nacional de Meteorología(nog geen Nederlandse versie beschikbaar).

Oppositieprocedure  o.g.v. oudere nationale woordmerken TELETIEMPO tegen Gemeenschapswoordmerkaanvrage EL TIEMPO.

“57.  S’agissant du fait que les différences conceptuelles compenseraient les similitudes sur les plans visuel et phonétique, il y a lieu de rappeler qu’il ressort de l’examen ci-dessus qu’il n’existe pas de telles différences sur le plan conceptuel entre les signes en cause dès lors que le signe EL TIEMPO peut être compris comme se référant aux deux acceptions du mot « tiempo » en espagnol (voir point 48 ci-dessus). S’agissant des différences découlant de la présence des éléments « el » et « tele », il convient de relever qu’elles ne sont pas de nature à écarter la possibilité d’un risque de confusion dès lors qu’elles ne conditionnent pas de manière significative l’impression d’ensemble produite par chacun des signes. En outre, comme le fait valoir l’OHMI, il ne saurait être exclu que le public pertinent considère, en raison de la signification du préfixe « tele » et de son utilisation habituelle, que les marques antérieures constituent une variation de la marque demandée et, par conséquent, que les produits et les services revêtus des marques en cause ont une même origine commerciale.”

Lees het arrest hier.

GvEA, 17 april 2008, zaak  T-294/06, Nordmilch eG tegen OHIM(nog geen Nederlandse versie beschikbaar)

Weigering woordmerk VITALITY (melkproducten, dranken).

“32. Das Gericht bestätigte die Entscheidung der Beschwerdekammer im Wesentlichen. Speziell im Hinblick auf Waren für besondere medizinische, Ernährungs- oder Diätzwecke war das Gericht der Auffassung, die Beschwerdekammer sei zu Recht zu dem Ergebnis gelangt, dass das Zeichen im Verkehr zur Bezeichnung der Bestimmung dieser Waren dienen könne. Dagegen verneinte das Gericht einen beschreibenden Charakter der Marke VITALITE für Babykost sowie für Mineralwässer mit oder ohne Kohlensäure (Urteil VITALITE, oben in Randnr. 12 angeführt, Randnrn. 24 und 25).”

Lees het arrest hier

GvEA, 17 April 2008, zaak T-389/03, Dainichiseika Colour & Chemicals Mfg. Co. Ltd tegen OHIM /  Pelikan Vertriebsgesellschaft mbH & Co. KG(nog geen Nederlandse versie beschikbaar).

Opposition proceedings.Application for a figurative Community trade mark depicting a pelican, earlier Community or national figurative trade mark Pelikan.

“102. Nevertheless, in the present case, it must be held that the degree of similarity between the marks in issue is such (see paragraphs 96 and 98 above) that it must be found that a likelihood of confusion exists regardless of whether or not the visual aspect is more important than the other aspects.

103. Some visual differences between the conflicting marks are rendered neutral by the fact that the marks are conceptually identical and phonetically identical or very similar, and by the identical nature of, or strong similarity between, the products in issue. Therefore, the differences between the marks are not sufficient to remove a likelihood of confusion in the minds of the relevant public.

104. In this respect, it is appropriate to dismiss the applicant’s claim that, even if the mark applied for and the earlier trade marks were to be associated conceptually by reason of the word ‘pelican’ and the image of a ‘bird in/on a globe’, this would not be enough to justify a finding that there is a likelihood of confusion between the marks at issue.”

Lees het arrest hier

IEF 6000

Roze gesloten bloemen met roze donkerrode druppelvormen

r7.gifVzr. Rechtbank ‘s-Gravenhage, 16 april 2008, KG ZA 08-319, Room Seven B.V. tegen Zinos C.V.

Kleurig en fleurig kort geding vonnis over auteursrecht, ongeschreven modelrecht en slaafse nabootsing op en van  kinderbeddengoed. Inbreuk aangenomen op 5 van de 7 prints.

Room Seven ontwerpt, fabriceert en verkoopt o.a. beddengoed voor kinderen. Zinos biedt op haar website www.zinos.nl en in diverse winkels o.a. (kado)artikelen aan op het gebied van de inrichting van kinderkamers.

De door Room Seven ingeroepen model- en auteursrechten op 7 verschillende (in het vonnis afgebeelde) prints worden – desgevraagd - niet betwist, op één print na. Dat betreft de Blue Mini Check print. De voorzieningenrechter is met Zinos van oordeel dat deze print een eigen karakter ontbeert (r.o. 4.6).  Inbreuk wordt aange-nomen bij vijf van de zes overige prints.

White bubbles: De voorzieningenrechter oordeelt dat deze print van Zinos geen andere algemene indruk, dan wel totaalindruk wekt, zowel op basis van het au-teursrecht, als op basis van het ongeschreven Gemeenschapsmodellenrecht.

Om een indruk te geven van de hersengymnastiek van de rechter: “In beide prints is een combinatie te vinden van roze gesloten bloemen met roze donkerrode drup-pelvormen, in combinatie met open bloemen welke open bloemen in beide prints worden gekenmerkt door een roze buitenrand omgeven door rode stippellijnen en een donkerrood hart, dat is omgeven door vijf lichtblauwe druppelvormen welke worden afgewisseld met lichtbruine takjes/blaadjes. In beide prints komen voorts lichtroze kelken voor, alsmede een gestileerde vlinder en een blauw/groene vorm, welke een blad zou kunnen voorstellen. In beide prints is bovendien een halve lichtroze bloem te vinden met een hart dat is omgeven door een cirkel en waaruit donker rode takjes/blaadjes lopen. Ook kennen beide prints een sterbloem en een gestileerde vlinder. De witte ruimten worden in beide prints voorts opgevuld met stippen in diverse afmetingen.” (r.o. 4.10 en 4.11).

Voor de overwegingen m.b.t. de andere prints wordt verwezen naar het vonnis. Heel kort: De Stripe Flower: Beide prints wekken dezelfde totaalindruk (4.13). Multi color stripe: Niet betwist wordt dat print van Zinos identiek is aan die van Room Seven (4.14). Billy: Niet betwist wordt dat de print van Zinos dezelfde totaal indruk wekt (4.15). Het feit dat er nog geen producten met deze print verhandeld zijn, doet niet af aan de inbreuk dreiging (4.16). Ocean dream: Niet betwist wordt dat de print van Zinos dezelfde totaalindruk wekt. Evenals bij de vorige print, wordt dreiging van inbreuk aangenomen (4.17).  Pink blue patchwork quilt: De quilt van Zinos heeft een ander patroon, met ook andere prints. Ondanks dezelfde kleurstelling wordt daarom een andere totaalindruk gewekt. Ook geen sprake van slaafse na-bootsing, nu - gelet op de andere totaalindruk – van verwarring geen sprake zal zijn (4.18).

Nevenvorderingen worden afgewezen bij gebrek aan spoedeisend belang (4.21). Zinos wordt veroordeeld in de kosten (4.22). Nu Room Seven heeft verklaard dat zij BTW kan verrekenen, wordt de BTW in mindering gebracht op het door Room Seven gevorderde bedrag ( € 15.080,80 - €  2.407,86 = € 12.672,94).

Lees het vonnis hier.

IEF 5997

Eerst even voor jezelf lezen

Rechtbank ’s-Gravenhage,16 april 2008, KG ZA 08-319, Room Seven B.V. tegen Zinos C.V.

Auteursrecht en Gemeenschapsmodellen diverse prints kinderbeddengoed. “4.17. Ook met betrekking tot de Ocean dream-print heeft Zinos volstaan met te stellen dat zij geen kopie van deze print op de markt brengt. Zij had weliswaar een dekbedovertrek met de betreffende print op haar kantoor aanwezig, maar ook deze overtrek zou niet in productie zijn genomen. Nu niet is betwist dat de onder 2.5. sub G getoonde print dezelfde totaalindruk maakt als de Ocean dream, gaat de voorzieningenrechter er voorshands, in lijn met hetgeen hiervoor onder 4.16 is overwogen, vanuit dat er ook met betrekking tot de Ocean dream-print van voldoende dreiging van inbreukmakend handelen sprake is om een verbod te rechtvaardigen.”

Lees het vonnis hier.

IEF 5925

Lexington vervangen door Ladbrokes, Amsterdam door Den Haag

lcot.gifGerechtshof ’s-Gravenhage, 20 maart 2008, Vitra Collection AG c.s. tegen Classic Design c.s. ( met dank aan Benjamin van Kessel, Baker & McKenzie).

Wel gemeld, nog niet samengevat. Hoger beroep in inbreukzaak met betrekking tot Eames-stoelen. Auteurs-, merken- en modellenrecht. Internationale bevoegdheid. Lexington vervangen door Ladbrokes. Complex overgangsrecht oude BTMW pakt gunstig uit voor Vitra omdat het Hof den Haag het oneens is met het Hof Amsterdam over de uitleg van de Berner Conventie: wel auteursrechtelijke bescherming.

Vitra is gesteld auteursrechthebbende met betrekking tot Ray en Charles Eames’ Lounge Chair met bijbehorende Ottoman (de bijbehorende voetensteun) en de Aluminium Chair. Vitra is tevens houdster van het internationale woordmerk Eames en op twee internationale vormmerken, overeenkomend met het uiterlijk van de Lounge Chair en de Alu Chair. De merken hebben onder meer gelding in de Benelux en Duitsland.

Vitra stelt dat Classic Design c.s. op hun websites, die ‘toegankelijk zijn vanuit de Benelux en Duitsland’, kopieën van de stoelen aanbieden en dat Classic Design c.s. daarmee auteurs- en merkinbreuk maken, althans onrechtmatig handelen jegens Vitra. Vitra vordert een grensoverschrijdend inbreukverbod.

Bevoegdheid. De voorzieningenrechter verklaarde zich in eerste aanleg onbevoegd ten aanzien van de gevorderde grensoverschrijdende verboden (buiten de Benelux voor merkinbreuk en buiten Nederland voor onrechtmatig handelen en volgens het Hof was dat terecht. De bevoegdheid van de Nederlandse rechter is i.c. gebaseerd op artikel 5 lid 3 EEX-Verordening, verbintenissen uit onrechtmatige daad, en de rechter is daarom enkel bevoegd kennis te nemen van de geschillen betreffende de in Nederland geleden schade (HvJEG 7 maart 1995, C-68/93,Shevill). Dit geldt ook voor de bevoegdheidsbepaling van artikel 4.6 lid 1 BVIE

Aanbieden. Vitra’s tweede grief richt zich tegen de overweging van de voorzieningenrechter dat, kort gezegd, van het via en website  inbreukmakend aanbieden in de Benelux althans in Nederland slechts sprake is als het gaat om een website die door woord en inhoud onmiskenbaar mede is gericht op het publiek van de Benelux. Vitra is van mening dat de voorwaarde die de rechter stelt in het licht van het beroemde Lexington-arrest te ver gaat en het Hof geeft Vitra daarin gelijk: “Het Lexington-arrest is gewezen onder vigeur van de Merkenwet 1893 en lang voordat het internet bestond. Reeds daarom is het criterium uit het Lexington-arrest niet zonder meer toepasselijk voor de beoordeling of het aanbieden van artikelen op internet als onrechtmatig in een bepaald land moet worden aangemerkt.”

Het Hof geeft liever de voorkeur aan het Ladbrokes-arrest van de Hoge Raad. De Hoge Raad achtte het in deze  online-kansspelzaak van belang dat de website blijkens haar inrichting mede is gericht op potentiële deelnemers in Nederland. Classic Design c.s. handelen derhalve onrechtmatig in de Benelux danwel Nederland, als zij via internet door middel van blijkens hun inrichting mede op de Benelux dan wel Nederland gerichte websites, inbreukmakende stoelen aanbieden. Of daarvan sprake is hangt af van de omstandigheden, zoals het top-level domain van de internetadressen, de taal waarin de websites zijn gesteld dan wel de taalkeuzemogelijkheden die de websites bieden en (andere) verwijzingen op de websites naar (een) bepaalde land(en).

Het Hof toetst aan de hand van de hiervoor geïntroduceerde maatstaven:

“10. (…) Op de eerste webpagina bevinden zich afbeeldingen van vlaggen van verschillende landen, waaronder de Nederlandse en de Belgische vlag met de vermelding ‘dutch €’ respectievelijk ‘belgium €’. Indien men de Nederlandse vlag aanklikt, komt men op een (grotendeels) in het Nederlands gestelde webpagina, als men de Belgische vlag aanklikt komt men op een grotendeels in het Frans gestelde webpagina. Hieruit volgt naar het oordeel van het Hof dat de website van Classic Design blijkens haar inrichting op Nederland en België is gericht”.

Inbreuk. De beantwoording van de vraag of er ook daadwerkelijk sprake is van inbreuk, is, gezien de leeftijd, de Amerikaanse nationaliteit van de stoel en het reciprociteitbeginsel van de Berner Conventie niet eenvoudig. Het Hof Den Haag gaat bij de uitleg van artikel 2 lid 7 BC (wat moet worden verstaan onder de aan tekeningen en modellen verleende ‘bijzondere bescherming’ als bedoeld in de tweede volzin van die bepaling?) in tegen een eerder oordeel van Hof Amsterdam  in een andere Lounge Chair-zaak, waarbij dat hof concludeerde dat aan de Lounge Chair geen auteursrechtelijke bescherming toekwam, omdat, kort gezegd, de bescherming Lounge Chair op grond van de BC beperkt was tot modellenbescherming, wat voor de pré-BTMW Benelux neerkwam op bescherming op grond van slaafse nabootsing. Het Hof Den Haag concludeert:

“18. (…) Hoewel op het relevante tijdstip op 1 maart 1989 wel bijzondere bescherming bestond voor modellen, namelijk de BTMW, bood die wet geen bescherming aan ‘oude’ modellen, dat wil zeggen modellen die vóór 1januari 1975 in de Benelux op de markt waren. Artikel 25 BTMW voorzag — de BTMW is inmiddels vervangen door het Beneluxverdrag inzake intellectuele eigendom (BVIE); artikel 25 BTMW keert daarin niet terug — weliswaar in een regeling voor ‘oude modellen’, maar die regeling kan naar het oordeel van het hof niet worden aangemerkt als een bijzondere bescherming voor tekeningen en modellen. Artikel 25 BTMW hield immers in dat de bescherming die de nationale wetgeving vóór 1 januari 1975 aan tekeningen en modellen bood, werd verlengd. Deze bescherming bestond overigens niet alleen op grond van het leerstuk van de onrechtmatige daad, maar ook op grond van auteursrecht en merkenrecht, mits aan de gestelde eisen voor bescherming was voldaan. In het licht hiervan is het hof van oordeel dat aan de Lounge Chair toentertijd geen bijzondere bescherming als model toekwam, zodat op grond van het laatste zinsdeel van de tweede volzin van artikel 2 lid 7 BC de Lounge Chair wordt beschermd als werk van kunst. Dit brengt mee dat Vitra aanspraak kan maken op auteursrechtelijke bescherming, mits de Lounge Chair met Ottoman een werk is in de zin van de Auteurswet 1912”

En dat is zo volgens het hof:  “Het gaat om een revolutionair ontwerp, afwijkend van het tot dan toe gangbare type ‘fauteuil’. Het leidt geen twijfel dat de Lounge Chair met Ottoman een werk is waaraan auteursrechtelijke bescherming toekomt.”

Nu de afbeeldingen van Classic Design exacte kopieën tonen van de stoel, is het Hof van oordeel dat Classic Design door het aldus te koop aanbieden van de zitmeubelen inbreuk maakt op het auteursrecht van Vitra. Classic Design maakt zich naar mening van het Hof tevens schuldig aan merkinbreuk, nu Classic Design op haar website tekens gebruikt die gelijk zijn aan het woordmerk EAMES en het vormmerk van Vitra suggereert Classic Design dat het om de originele van Vitra afkomstige Lounge Chair en Ottoman gaat.

Op basis van de geconstateerde inbreuk op auteurs- en merkrechten, oordeelt het Hof dat het bevel om de website van Classic Design ontoegankelijk te maken voor bezoekers uit Nederland dan wel de Benelux passend en toewijsbaar is, voorzover deze website inbreuk maakt op de auteurs- en merkrechten van Vitra. Het gevorderde inbreukverbod beperkt het Hof tot de levering in Nederland van modellen die inbreuk maken op het auteursrecht op de Lounge Chair en Ottoman.

Lees het arrest hier.

IEF 5920

Freedom niet omgekat tot Frodo

frodofreedom.gifRechtbank Middelburg, 25 maart 2008, KG ZA 08-41, V.D.V. Meubelen B.V. tegen Karel Mintjens N.V. (met dank aan Luuk Jonker, Holla Poelman Van Leeuwen Advocaten).

Executiegeschil. Niet naleving stakingsgebod. Volledige proceskostenveroordeling. De executie is te beschouwen als een verlengstuk van deze handhaving.

Het Gerechtshof ’s-Gravenhage heeft bij arrest van 21 juni 2007 (zie IEF 4291) geoordeeld dat VDV met haar ‘Freedom’-dressoir inbreuk maakt op het auteursrecht van Mintjens op het dressoir ‘Frodo’. Uiterlijk op 10 juli 2007 diende VDV iedere inbreuk op de auteursrechten van Mintjens te staken en gestaakt te houden, op straffe van een dwangsom. Mintjens heeft op 8 februari executoriaal derdenbeslag gelegd ten laste van VDV. VDV vordert in het onderhavige kort geding opheffing van het beslag en staking van de executie totdat over de verschuldigdheid van de dwangsom in de bodemprocedure zal zijn beslist.

Het beslag is volgens VDV jegens haar onrechtmatig, omdat Mintjens zich ten onrechte op het standpunt stelt dat VDV het gebod heeft overtreden. Het zou feitelijk onmogelijk zijn dat VDV, nadat het gebod is ingegaan, nog een ‘Freedom’-dressoir verkocht heeft dat inbreuk maakt op het ‘Frodo’-dressoir van Mintjens wegens een interne instructie. Het ‘Freedom’-dressoir nieuwe stijl zou na aankoop door Mintjens zijn omgekat tot het inbreukmakende ‘Freedom’-dressoir.

Mintjens heeft een (Belgisch) proces-verbaal van constatering overgelegd, waaruit zou blijken dat VDV na 10 juli 2007 nog een ‘Freedom’-dressoir verkocht heeft dat identiek is aan het ‘Freedom’-dressoir van VDV dat het hof te Den Haag als inbreukmakend op het ‘Frodo’-dressoir heeft aangemerkt.

De voorzieningenrechter oordeelt dat uit het proces-verbaal en de daarvan uitmakende bescheiden en foto’s genoegzaam blijkt dat in augustus 2007 een inbreukmakend ‘Freedom’-dressoir is besteld en uitgeleverd. De stelling dat het ‘Freedom’-dressoir nieuwe stijl onderweg moet zijn omgekat in het inbreukmakende ‘Freedom’-dressoir oude stijl wordt gepasseerd omdat VDV hiervoor geen bewijs heeft aangedragen. Bovendien valt naar aanleiding van twee verklaringen (nota bene door VDV zelf in het geding gebracht)  van werknemers werkzaam bij een aan VDV gerelateerd bedrijf over het moment waarop zij de instructie zouden hebben gekregen tot modelwijziging over te gaan, niet uit te sluiten dat er begin september 2007 toch nog een inbreukmakend dressoir de poort van VDV heeft verlaten. Het is volgens de rechter voldoende aannemelijk dat VDV in strijd met het gebod heeft gehandeld. De vorderingen van VDV worden afgewezen.

“Voorshands dienen ook de proceskosten gerezen in verband met de executie van een vonnis als voorwerp dat als voorwerp heeft de handhaving van rechten van intellectuele eigendom conform artikel 14 Handhavingsrichtlijn/artikel 1019h juncto 1019 Rv te worden vastgesteld, nu de executie is te beschouwen als een verlengstuk van deze handhaving.” Mintjens heeft dan ook recht op een volledige proceskostenveroordeling. Omdat VDV, zoals ter zitting is gebleken, echter geen kennis heeft kunnen nemen van de door Mintjens in dat kader opgevoerde kosten (€ 3.662,--), zal de zaak voor wat betreft de definitieve kostenveroordeling worden aangehouden, met het verzoek aan VDV zich over het declaratieadvies van Mintjens uit te laten.

Lees het vonnis hier.  

IEF 5902

Niet echt Hema

Hema-kinderstoel---Stokke.gifVzr. Rechtbank Amsterdam, 27 maart 2008, KG ZA 08-376 OdC/PvV, Stokke AS c.s. tegen Hema B.V. (met dank aan Arnout Groen, De Brauw Blackstone Westbroek).

Tripp Trapp vonnis. De best verdedigde kinderstoel van Noorwegen en omstreken neemt het deze keer, nogmaals, op tegen Hollandsche Eenheidsprijzen Maatschappij Amsterdam. De HEMA handelt met de verkoop van een meegroeikinderstoel, de Hema-kinderstoel, in strijd met  een eerdere vaststellingsovereenkomst tussen partijen. Een latere Duitse uitspraak maakt dat niet anders. Of Hema door de verkoop ook het auteursrecht van Stokke schendt behoeft geen bespreking. Proceskosten ex 1019h zijn ook verschuldigd bij niet-nakoming van een vaststellingsovereenkomst. Afbeeldingen volgen.

In 1999 heeft de Hema de zogenaamd "Sit Up-chair" verkocht. Naar aanleiding daarvan is tussen Hema en Stokke c.s. een geschil ontstaan inzake een door Stokke c.s. gestelde inbreuk door Hema op de auteursrechten op de Tripp Trapp stoel. In maart 2000 is tussen Stokke c.s. en Hema een vastellingsovereenkomst gesloten, waarin, kort gezegd, Hema erkent dat de Sit Up-Chair in Nederland en België een ongeauthoriseerde kopie is van de Tripp Trapp stoel en, en daar gaat het in deze zaak om, dat de Hema zich zal onthouden van de verkoop van stoelen die een ‘considerable similarity’ vertonen met de Tripp Trapp.

In 2002 heeft de Rechtbank Den Haag in een geschil met een andere partij geoordeeld dat  met  de Sit Up stoel inbreuk wordt gemaakt op het auteursrecht van Stokke. Eveneens in 2002 heeft het Bundesgerichtshof het cassatieberoep verworpen tegen de beslissing van het Oberlandesgericht Hamburg dat met de ‘Sit Up I stuhl’ geen inbreuk wordt gemaakt op de Tripp Trapp stoel.

Het geschil i.c. betreft niet de Sit Up stoel, maar de verkoop door Hema van een meegroeikinderstoel, de Hema-kinderstoel. Volgens Stokke handelt Hema hierdoor ook in strijd met de vaststellingsovereenkomst. Het verweer van Hema betreft de geldigheid en de interpretaie van de vaststellingsovereenkomst.

Anders dan door Hema is aangevoerd, wordt in de omstandigheid dat door de Duitse rechter is geoordeeld dat met de Sit Up stoel geen inbreuk wordt gemaakt op de rechten van Stokke, voorshands geen aanleiding gezien voor het oordeel dat daarmee de geldigheid van de vaststellingsovereenkomst is komen te vervallen. De overeenkomst ziet immers op de verkoop in Nederland en de Benelux, niet op de verkoop in Duitsland.

Daarnaast is in de overeenkomst het artikel dat in het geding is en dat ziet op andere stoelen dan dan de Sit Up stoel, zo algemeen gesteld dat al zou in Nederland zijn geoordeeld dat m,et de Sit Up stoel geen inbreuk wordt gemaakt op de auteursrechten van Stokke,  dit niet afdoet aan de geldigheid van de regeling.

Bij de interpretatie van de overeenkomst twisten partijen ook over de juiste vertaling van het in de overeenkomst gebruikte begrip ‘considerable similarity’. Hema vertaalt het als ‘bijna volledig identiek zijn’, Stokke als ‘een grote mate van overeenstemming’. De rechtbank kiest met Stokke voor die laatste vertaling en concludeert dat de Hema-kinderstoel een grote mate van overeenstemming vertoont met de Tripp Trapp stoel en het voorshands voldoende aannemelijk is dat de Hema met de stoel in strijd handelt met de vaststellingsovereenkomst. De subsidiaire vraag of met de stoel ook inbreuk wordt gemaakt op het auteursrecht van Stokke c.s. behoeft daarom geen bespreking.

De rechtbank verbiedt de verveelvoudiging en/of openbaarmaking van de Hema-kinderstoel en Hema dient de volledige proceskosten van Stokke te voldoen (€ 25.567,25). Gesteld kan worden dat proceskosten ex 1019h derhalve ook, althans in Amsterdam, het kan tenslotte verkeren, verschuldigd zijn bij niet-nakoming van een  vaststellingsovereenkomst. 

Lees het vonnis hier.