DOSSIERS
Alle dossiers

Vormgeving  

IEF 5899

Eerst even voor jezelf lezen

lcot.gifGerechtshof ’s-Gravenhage, 20 maart  2008, Vitra Collection AG c.s. tegen Classic Design International SRL(met dank aan Benjamin van Kessel, Baker & McKenzie).

Hoger beroep in stoelenzaak, auteursrecht, merkenrecht, BTMW modellenrecht.

“9. (…) Het Lexington-arrest is gewezen onder vigeur van de Merkenwet 1 893 en lang voordat het internet bestond. Reeds daarom is het criterium uit het Lexington-arrest niet zonder meer toepasselijk voor de beoordeling of het aanbieden van artikelen op internet als onrechtmatig in een bepaald land moet worden aangemerkt. Het hof acht bij zijn beoordeling mede van belang HW 18 februari 2005, NJ 2005, 404; daarin speelde de vraag of een in het Verenigd Koninkrijk gevestigde kansspelaanbieder door het (zonder vergunning) aanbieden van deelname aan kansspelen via internet door middel van een mede op Nederland gerichte website handelde in strijd met artikel 1 sub a van de Wet op de Kansspelen (…) 

Gelet op een en ander is het hof van oordeel dat Classic Design c.s. eerst dan onrechtmatig handelen in de Benelux dan wel in Nederland indien zij via internet door middel van blijkens hun inrichting mede op de Benelux dan wel Nederland gerichte websites inbreukmakende stoelen aanbieden. Of daarvan sprake is hangt af van de omstandigheden, zoals het top-level domain van de internetadressen (een organisatorisch of een geografisch domein), de taal waarin de websites zijn gesteld dan wel de taalkeuzemogelijkheden die de websites bieden en (andere) verwijzingen op de websites naar (een) bepaald(e) land(en). Aan de hand van voormeld criterium zal hel hof beoordelen of Classic Design c.s. in de Benelux dan wel in Nederland onrechtmatig handelen.”

Lees het arrest hier.

Rechtbank ’s-Gravenhage, 26 maart 2008, KG ZA 08-95, Auto Motoren Centrum Van Veldhuisen B.V. tegen Carbonell.

Executiegeschil (zie IEF 5791), handelsnaamrecht,  procesrecht. “4.6. Het recht op het gebruik van een handelsnaam is een vermogensrecht. Zonder meer is niet in te zien waarom voor de overdracht van dit recht niet zou moeten gelden dat dit geleverd dient te worden door een daartoe bestemde akte. Van Veldhuijsen heeft terecht opgemerkt dat het recht op een handelsnaam zonder veel formaliteiten ontstaat, maar dit is geen aanleiding te veronderstellen dat de geldige levering daarvan ook zonder formaliteit kan geschieden. Een overdracht met terzijdestelling van het aktevereiste volgt, anders dan Van Veldhuisen c.s. stelt, ook niet uit de systematiek van artikel 2 Hnw. Uit genoemde artikel volgt immers dat de handelsnaam vatbaar is voor overdracht, doch slechts in verbinding met de onderneming. Overdracht van een onderneming geschiedt juist door levering van de activa waaronder eventueel ook rechten zoals het recht op de handelsnaam. Van een klaarblijkelijke juridische misslag is dan ook geen sprake.”

 Lees het vonnis hier.   

IEF 5871

De Mokkenactie

Rechtbank Zwolle, 22 februari 2008, LJN: BC7325, Relatiegeschenken Noord-Nederland tegen Schuitema Groothandel B.V. H.O.D.N. Schuitema Oost.

Auteursrecht. Op de in het geding zijnde verpakking rust auteursrecht, maar aangenomen moet worden dat het een gemeenschappelijk werk is van eiser en gedaagde, zodat de vorderingen van eiser moeten worden afgewezen. Dat mede-auteursrechthebbenden ook rechten hebben komt niet ter sprake.

Eiser RNN voert een groothandel in relatiegeschenken. In opdracht van een nevenvestiging van Schuitema Groothandel, Schuitema Noord heeft RNN werkzaamheden verricht ten behoeve van de uitvoering van ‘de mokkenactie’,  een spaaractie.  Begin juni 2007 heeft Schuitema Oost meegedeeld dat zij de opdracht voor de mokkenactie niet aan RNN maar aan een derde heeft verstrekt.

Eiser RNN stelt dat Schuitema niet gerechtigd was tot het gebruik van de doosjes behorende bij de ‘C1000 mokkenactie’, omdat de auteursrechten op zowel alle afzonderlijke zijden van het doosje als de samenstelling ervan aan haar zouden toekomen. De voorzieningenrechter ziet het anders.

“4.4.  Dat [dat de doosjes een werk zijn] leidt echter niet tot een voor RNN gunstige beslissing. Vaste rechtspraak is dat indien het werk is vervaardigd door verschillende auteurs en geen voorwerp van afzonderlijke beoordeling van de verschillende daarin voorkomende elementen kan zijn, sprake is van een gemeenschappelijk werk waarop de bepalingen van artikel 3:166 e.v. BW van toepassing zijn.

4.5.  Door RNN is niet, althans onvoldoende weersproken de stelling van Schuitema Groothandel dat zij de foto heeft aangeleverd. Evenmin weersproken is de stelling van Schuitema Groothandel dat zij de tekst die is afgebeeld op het Noord-Nederlandse doosje, heeft aangeleverd. Daarmee is de bijdrage van Schuitema Groothandel aan het werk dermate groot geworden dat aangenomen moet worden dat zij, tezamen met RNN, (mede)auteursrechthebbende is geworden.”

4.6.  Aan het voorgaande kan niet afdoen dat RNN de foto heeft bewerkt. Niet aannemelijk is geworden dat de bewerking van een zodanige ingrijpende aard is geweest dat daardoor een afgescheiden auteursrecht is ontstaan op de bewerking van die foto. Evenmin is van belang dat op de oorspronkelijk foto geen auteursrecht meer rust, aangezien de inbreng van Schuitema Groothandel in dit geval juist bestaat in het aanleveren van de desbetreffende foto ten behoeve van het ontwerpen van het doosje, waarop een (nieuw) auteursrecht is ontstaan.

4.7.  Voorts is niet aannemelijk geworden dat sprake is van een combinatie van werken en dat RNN op een onderdeel daarvan de enige auteursrechthebbende is. Indien de foto en de aangeleverde tekst worden weggedacht, resteert naar het oordeel van de voorzieningenrechter geen werk in de zin van de Auteurswet. Daarbij is mede van belang dat het derde beeldbepalende element, namelijk de op de achterzijde afgebeelde kleine plaatjes waarvan het aan te vinken plaatje overeenkomt met de inhoud van het doosje, niet - ook niet in combinatie met de overige elementen van het doosje - een eigen en oorspronkelijk karakter bezit en het persoonlijk stempel van de maker draagt. Zoals ter zitting door Schuitema Groothandel is gedemonstreerd, zijn er meerdere verpakkingen in Nederland op de markt gebracht die alle op hetzelfde idee berusten.

4.8.  Nu Schuitema Groothandel geacht moet worden mede-auteursrechthebbende te zijn op het werk, ontbreekt een rechtsgrond op grond waarvan de andere mede-auteursrechthebbende kan verlangen dat Schuitema Groothandel de verveelvoudiging en openbaarmaking van het Oost-Nederlandse doosje staakt. De vorderingen dienen derhalve te worden afgewezen. Hetgeen overigens door partijen naar voren is gebracht behoeft dan ook geen bespreking meer.” 

De proceskosten worden gematigd, omdat slechts een deel van de in deze specificatie genoemde werkzaamheden, namelijk tot een bedrag van EUR 1.219,75 (inclusief btw), hebben betrekking hebben gehad op het onderhavige geschil.

Lees het vonnis hier.

IEF 5853

Hobbyvoertuigen

bggy.gifRechtbank ’s-Gravenhage, 11 maart, 2008, KG RK 08/0428 & 0429. MFB Diffusion tegen Asian Gear B.V.

Ex Parte beschikkingen. Modellenrecht, auteursrecht en merkenrecht. Verzoek toegestaan op grond van Gemeenschapsmodelrecht. Paneuropees verbod en conservatoir bewijsbeslag op hobbyvoertuigen (buggy’s), zodat deze voor eventuele nadere bewijslevering beschikbaar blijven en op kopieën van diverse documenten (waaronder e-mails)

Spoedeisend belang omdat de inbreuk voortduurt en er gegronde vrees bestaat dat er binnenkort (meer) inbreukmakende buggy’s zullen worden ingevoerd en uitgeleverd.

Lees de beschikkingen hier en  hier. (Bij KG RK 08/0429 staat als datum 11 februari, maar gezien de inhoud zal ook hier 11 maart bedoeld zijn).

IEF 5802

Nadere voorlichting

dgcsc.gifRechtbank ’s-Gravenhage, 12 maart 2008, HA ZA 07-1555, Consolidated Shoe Company tegen Dolce & Gabbana Roermond B.V.

Litispendentie incident in schoenen-auteursrechtzaak. Aanhouding en comparitie wegens onduidelijkheid over parallelle Franse zaak.

Eiser CSC brengt onder het merk Palladium schoenen op de markt en verkoopt sinds eind december 2005 het model Palladium Bilbao. D&G brengt in haar lijn D&G Junior het volgens eiser CSC inbreukmakende model 'Low mini Boots - Farmstil' op de markt (afbeeldingen in het vonnis).

Volgens D&G zou de rechtbank zich echter (tijdelijk) van een oordeel over de gestelde auteursrechtinbreuk moeten onthouden. Zij beroept zich in dit verband op art. 27 EEX-Vo: Wanneer voor gerechten van verschillende lidstaten tussen dezelfde partijen vorderingen aanhangig zijn, die hetzelfde onderwerp betreffen en op dezelfde oorzaak berusten, houdt het gerecht waarbij de zaak het laatst is aangebracht zijn uitspraak ambtshalve aan totdat de bevoegdheid van het gerecht waarbij de zaak het eerst is aangebracht, vaststaat. Staat die bevoegdheid vast, dan verklaart het gerecht waarbij de zaak het laatst is aangebracht, zich onbevoegd.

De rechtbank houdt de zaak inderdaad aan, maar om andere redenen:

“4.5. De vraag is derhalve of tussen dezelfde partijen vorderingen aanhangig zijn die hetzelfde onderwerp betreffen. Niet duidelijk is of in de Franse procedure dezelfde onderwerpen in geschil zijn als in de onderhavige procedure. In de overgelegde dagvaarding uit de Franse procedure wordt in algemene zin een verbod gevorderd inbreuk te maken op de auteurrechten met betrekking tot de Bilbao-laars. Dit zou met zich kunnen brengen dat de Franse rechter zich ook dient uit te spreken over de rechtmatigheid van in andere landen (zoals Nederland) verrichte handelingen. Het is gelet op de stellingen en feiten in die zaak (welke de rechtbank niet bekend zijn) evengoed mogelijk dat de Franse rechter zich enkel dient uit te laten over in Frankrijk verrichte handelingen. Dat zou in ieder geval een verklaring kunnen zijn voor de eiswijziging van CSC. Of dat het geval is, blijkt niet uit de stukken. Omdat ook in de onderhavige procedure vooralsnog niet duidelijk is wie van welke inbreukmakende handelingen in welke landen een verwijt wordt gemaakt, kan de rechtbank geen antwoord geven op de vraag of het risico van tegenstrijdige uitspraken zich voordoet. Zij wenst op dit punt nader te worden voorgelicht.”

Dat de eisende partij in de Franse procedure en in de onderhavige procedure niet dezelfde vennootschappen zijn, houdt niet zonder meer in dat het beroep op litispendentie moet worden afgewezen. Daarvoor is van belang of deze vennootschappen voor de toepassing van art. 27 EEX-Vo moeten worden gelijkgesteld omdat -kort gezegd- hun belangen onlosmakelijk met elkaar zijn verbonden (HvJEG 19 mei 1998, zaak C-351/96).

Dat het i.c. ook niet duidelijk is in hoeverre de belangen van partijen onlosmakelijk met elkaar zijn verbonden is een extra reden voor nadere voorlichting en de rechtbank gelast daarom een comparitie van partijen. Uit proceseconomisch oogpunt zal de comparitie meteen ook worden benut voor een comparitie van partijen in de hoofdzaak. De rechtbank is immers hoe dan ook bevoegd te oordelen over de gestelde inbreuk op het niet-ingeschreven Gemeenschapsmodel en de slaafse nabootsing.

Lees het vonnis hier.

IEF 5785

Eerst even voor jezelf lezen

Rechtbank ’s-Gravenhage, 10 maart , KG ZA -, Viacom International Inc. Tegen H+L Creations B.V. c.s.

Charactermerchandising, Spongebob (Squarepants), Dora (The exploreer), (Go) Diego (Go). Pan-Europees inbreukverbod (merk- en auteursrecht).

Lees het vonnis hier.

Rechtbank Amsterdam, 28 februari , KG ZA 08-113 OdC/LW, Vonk tegen Stichting De Thuiskopie (met dank aan Hanneke Holthuis, Höcker).

Thuiskopiezaak. Handhaving beslagen. Niet kan worden gezegd dat de ze informatiedragers slechts in de bedrijfsruimte zijn opgeslagen.

Lees het vonnis hier.

IEF 5653

Bacardi/Anker, Jugiaans/De Jager, Excell / Brakel, Luba/Hannay, X/De Staat

Rechtbank Amsterdam, 6 februari 2008, HA ZA 07-180, Bacardi and Company Ltd. Tegene Anker Dranker B.V.(met dank aan Leonie Kroon, DLA Piper).

Drank & uitputting. “4.16 De omstandigheid dat, zoals Anker heeft aangevoerd, aan sommige etiketten op Bacardi-producten niet te zien is dat ze bestemd zijn voor de markt buiten de EER, betekent niet dan Anker hieruit mag concluderen dat Bacardi c.s. toestemming heeft gegeven voor verhandeling binnen de EER. Ook de aanwezigheid van het flessenbak-logo rechtvaardigt, zoals Bacardi c.s. terecht heeft gesteld, niet de conclusie dat Bacardi c.s. toestemming zou hebben verleend voor verhandeling binnen de EER.”

Lees het vonnis hier.

Rechtbank Alkmaar, 14 februari 2008, KG ZA 07-411, Holding Jungiaans Instituut B.V. tegen De Jager (met dank aan Fulco Blokhuis, Boekx).

Auteursrecht. “4.4. Ten aanzien van het CADT-spel is voldoende aannemelijk dat, zoals De Jager c.s. betoogt, de elementen van het spel zich in beginsel lenen voor afzonderlijke auteursrechtelijke beoordeling. Zo kunnen de kaarten en het bord afzonderlijk van elkaar worden getoetst. Ook kunnen de verschillende onderdelen van het bord zelf van elkaar worden gescheiden, in die zin dat zij afzonderlijk beoordeeld zouden kunnen worden op hun auteursrechtelijke merites. Zo valt niet uit te sluiten dat bijvoorbeeld de afbeeldingen van mensfiguren afzonderlijk voor auteursrechtelijke bescherming in aanmerking kunnen komen. Dit laatste kan ook gelden voor de layout en de teksten. Omdat elementen van elkaar te scheiden zijn, is niet voldaan aan het vereiste voor het kunnen aannemen van een gemeenschappelijk werk.”

Lees het vonnis hier.

Rechtbank ´s-Gravenhage, 20 februari 2008, HA ZA 07-2133, BRS Excell Glass B.V. tegen Portal S.A. & Brakel/Atmos B.V.

Octrooirecht. “4.22. De vakman waar het hier om gaat is een persoon die een ruime ervaring heeft met het beglazen van bouwwerken. Deze persoon is bekend met de noodzaak van het vastzetten van beglazingen in bouwwerken en de wijze waarop dat kan geschieden. Hij begrijpt dat een naar de stand van de techniek koud gebogen glasruit eenvoudig in die gebogen stand kan worden gehouden door toepassing van de onder alle omstandigheden (ook bij vlakke beglazingen) noodzakelijke vasthoudmiddelen en dat het gebogen kozijn het gebogen vlak biedt waarover de ruit kan worden gebogen. De techniek van het koud buigen en vastklemmen van thermisch gehard (niet-gelaagd) glas is de vakman bekend uit EP 468.”

Lees het vonnis hier.

Rechtbank ´s-Gravenhage, 20 februari 2008, KG ZA 07-1518, Luba Groep B.V. c.s. tegen El Hannay.

“4.12. Onder verwijzing naar hetgeen hiervoor is overwogen omtrent het ontbreken van verwarringsgevaar tussen het woordmerk LUBA en het woord/beeldmerk Luba Uitzend Buro enerzijds en het teken Lunajob anderzijds, heeft te gelden dat bij het publiek evenmin verwarring is te duchten tussen de genoemde merkenrechten en de handelsnamen Luba Uitzend Buro BV en Luba Uitzenddiensten BV enerzijds en de handelsnaam Lubajob anderzijds. El Hannay heeft met de handelsnaam Lunajob voldoende afstand genomen van de merkenrechten en de handelsnamen van Luba. De vorderingen van Luba dienen daarom ook in zoverre te worden afgewezen.”

Lees het vonnis hier.

Rechtbank ´s-Gravenhage, 20 februari 2008, HA ZA 07-1310, X. tegen De Staat der Nederlanden (Binnenlandse Zaken)

Auteursrecht. Werkgeversauteursrecht. “4.7. Deze auteursrechtelijke claim van X moet falen. Het auteursrecht op de ontwerpen voor de ten processe bedoelde applicaties berust, als gezegd, ingevolge art. 7 Aw bij de Staat als toenmalige werkgever van X. Dat de applicaties grotendeels in vrije tijd en thuis zouden zijn ontwikkeld, zoals X ten slotte nog stelt, maar de Staat betwist, is bovendien – zo al relevant, gelet op de vaststaande (incidentele) opdracht – onvoldoende aannemelijk gemaakt door X. Voor zover nog bewijsbaar na te gaan, is het betreffende werk in ieder geval ook en wel in substantiële mate verricht op de werkplek van X bij CAS.”

Lees het vonnis hier.

IEF 5644

Honingpotje

ldm.gifGerechtshof ’s-Hertogenbosch, 5 februari 2008, rolnr. C0600170/BR, Familie Michaud Apiculteurs S.A. tegen Graham Packaging Company B.V.(met dank aan Charles Gielen, NautaDutilh).

Wel gemeld, nog niet samengevat. Tussenarrest in zaak over model- en auteursrecht op honingpotje. Central attack in het modellenrecht? Recht dat het houderschap beheert en recht dat de inbreuk beheerst. Geen afbeeldingen in vonnis.

Appelante  Michaud is heeft in 1992 het model van een honingpot internationaal gedeponeerd en maakt bezwaar tegen een ‘halffabrikaat houder (zonder dop)’ van geïntimeerde Graham (voorheen Owens) Graham vordert de vernietiging en doorhaling van het modeldepot in de gehele EU.

Michaud wint in kort geding, maar Graham wint ondertussen in eenzelfde zaak in Frankrijk en vervolgens in Nederland in de eerste aanleg  van de onderhavige bodemzaak (maar alleen voor de Benelux, niet de gehele EU). In het hoger beroep tegen dat laatste vonnis stelt geïntimeerde zich onder verwijzing naar het Franse vonnis op het standpunt dat het model waar het over gaat ‘in het geheel niet meer bestaat’. Niet duidelijk wordt of hier, analoog aan het merkenrecht, gedoeld wordt op een soort central attack.

Het hof doet de zaak niet zelf af, maar stelt geïntimeerde in gelegenheid bij memorie nader aan te geven “op welke gronden er volgens haar in verband met het Franse vonnis van uitgegaan dient te worden dat het modeldepot thans niet meer bestaat en daaraan ook voor de Benelux geen bescherming kan worden ontleend en wat de stand van zaken is een eventuele beroepsprocedure”.

En ook over de auteursrechtelijke vordering stelt het hof het oordeel nog even uit. Bij pleidooi heeft de raadsman van Michaud aangegeven dat de vraag of Michaud aangemerkt kan worden als auteursrechthebbende naar Frans recht dient te worden beoordeeld (houderschap van het auteursrecht), maar het hof merkt daarbij op  dat in het eerdergenoemde Franse vonnis is geoordeeld dat het honingpotje van Michaud niet door het auteursrecht beschermd is (oordeel over het recht dat de inbreuk beheerst) en stelt vervolgens: “Door Michaud is evenwel niet aangegeven of en zo ja, welke consequenties verbonden kunnen worden aan deze uitspraak voor de onderhavige zaak.” Partijen krijgen daarom de gelegenheid om zich nader uit te laten over dit onderwerp.

Ieder verdere beslissing wordt aangehouden.

Lees het arrest hier.

IEF 5600

Designradiatoren

rad.gifVzr. Rechtbank ’s-Gravenhage, 12 februari 2008, KG ZA 07-1477, The Heating Company BVBA tegen Instamat Watertechniek B.V.

Vorderingen eiser m.b.t. inbreuk model- en auteursrecht op designradiatoren worden afgewezen. Na bestudering prior art zorgen de overblijvende kenmerken voor een andere algemene indruk. Afbeeldingen in het vonnis. Productnamen spelen geen rol. Opgave proceskosten moet gemotiveerd worden weersproken.

Eiser The Heating Company brengt op basis van een internationaal en een Gemeenschapsmodel radiatoren op de markt onder de naam Carré en Carré Bath. Gedaagde Instamat brengt radiatoren op de markt onder de naam Quadro en Quadro Bath. Eiser stelt dat stelt dat gedaagde hiermee inbreuk maakt op het haar toekomende model- en auteursrecht.

De voorzieningenrechter volgt deze stelling niet. Na aftrek van prior art ziet de voorzieningenrechter onvoldoende overeenkomsten. Over de vergelijking tussen de Carré en de Quadro stelt hij onder andere:

“4.7. De breedte en diepte van de elementen van het model van The Heating Company verhouden zich grofweg als 1:2 terwijl de tussenruimte grofweg gelijk is aan de breedte van het element. De breedte, diepte en tussenruimte van de elementen van de Quadro verhouden zich meer als 1:1:½. Voorshands wordt geoordeeld dat de Quadro door deze verschillen op de geïnformeerde gebruiker niet dezelfde algemene indruk maakt als het gedeponeerde model, ongeacht of de verhouding tussen lengte en breedte van de Quadro en van het model overeenstemt. Dit laatste heeft The Heating Company overigens niet uitgewerkt.”

En over de Carré Bath en de Quadro Bath, ook weer na aftrek van prior art::

4.9. The Heating Company heeft desgevraagd erkend dat het gedeponeerde model in dat opzicht niets nieuws heeft gebracht. Hiervan uitgaande schuilt het eigen karakter van het door The Heating Company gedeponeerde model, en dus ook de beschermingsomvang, vooral in het gebruik van – voor zover dat uit het depot is op te maken - vierkante elementen waarbij de tussenruimte zodanig gering is, dat een vrijwel gesloten vlak ontstaat. De elementen van de Quadro Bath zijn daarentegen rechthoekig en verder uit elkaar geplaatst, met de korte kant bevestigd aan de collector. Als gevolg oogt het minder massief. Een en ander is waarneembaar in onderstaande, door Instamat overgelegde foto’s.

4.10 The Heating Company wijst er terecht op dat vergeleken moet worden, niet tussen de door haar op de markt gebrachte radiatoren en die van Instamat, maar tussen haar model en de door Instamat verhandelde radiatoren. Dat neemt niet weg dat de foto’s een beeld geven van dit aspect van die vergelijking. Ook in dit verband wordt in aanmerking genomen dat er ten tijde van het depot al radiatoren met rechthoekige elementen op de markt waren. Met inachtneming van wat hiervoor over de beschermingsomvang van het model is overwogen, moet dan ook voorshands moet worden geoordeeld dat de radiator van Instamat een andere algemene indruk wekt. De ingeroepen modelrechten kunnen dus niet tot toewijzing van de vorderingen leiden.”

Om min of meer dezelfde redenen ziet de voorzieningenrechter m.b.t. de auteursrechtelijke vordering ook niet in dat de ontwerpen van Instamat niet als zelfstandig werk kunnen worden aangemerkt. Daar komt bij dat onvoldoende aannemelijk is dat het auteursrecht bij eiser berust. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat de ontwerper, die niet in dienst is bij eiser,  het auteursrecht, of zijn aandeel daarin, aan haar heeft overgedragen. Ook van slaafse nabootsing kan geen sprake zijn.

Ook de productnamen spelen i.c. geen rol. "4.12 Het bezwaar dat The Heating Company in dit verband heeft tegen de op haar (niet als merk gedeponeerde) productnamen gelijkende aanduidingen Quadro en Quadro Bath kan in ieder geval niet leiden tot een verbod die radiatoren op de markt aan te bieden, hoogstens om dit te doen onder die benamingen."

Over de gevraagde proceskostenveroordeling stelt de voorzieningenrechter tot slot:

“4.13. (…) Deze bedragen volgens Instamat aan haar zijde in totaal € 23.637,57 exclusief B.T.W. voor circa 80 gewerkte uren. The Heating Company heeft tegen deze opgave aangevoerd dat zij het aantal gewerkte uren te hoog vindt. Dit verweer is echter niet nader uitgewerkt. Zo geeft zij niet aan welke van de door Instamat gespecificeerde werkzaamheden onnodig zijn geweest of om andere redenen vraagtekens bij haar oproepen. Het verweer wordt als te weinig gemotiveerd verworpen. De proceskosten aan de zijde van Instamat moeten worden vastgesteld op € 23.888,57 (€ 23637,57 + € 251 griffierecht).  

Lees het vonnis hier.

IEF 5592

Voldoende afstand tussen de vazen

vaas.gifGerechtshof Amsterdam, 29 januari 2008, rolnummer 2007, 1009, Brass & Boom tegen Zarex B.V. c.s (met dank aan Helen Maatjes, Intellectueel Eigendom Advocaten).

Hoger beroep in de kort geding  over afgeplatte vazen. Geen werk volgens rechtbank, geen overeenstemming volgens het hof.

Anders dan de rechtbank slaat het Hof de vraag of er sprake is van een auteursrechtelijk beschermd werk over. Het hof  neemt voorshands aan dat wel zo is, maar omdat er, gelet op de totaalindrukken, voldoende afstand is gehouden  door de wederpartij is er ook bij het hof een sprake van inbreuk. Ook van slaafse nabootsing is geen sprake. Er is, zoals gezegd,  voldoende afstand tussen de vazen en gesteld noch gebleken is dat door de vormgeving de goede naam van appellante is aangetast. Ook verwarring is niet aannemelijk geworden. 

Lees het arrest hier. Eerder bericht + vonnis rechtbank hier.

IEF 5555

Eerst even voor jezelf lezen

1- Gerechtshof ’s-Hertogenbosch, 5 februari 2008, rolnr. C0600170/BR, Familie Michaud Apiculteurs S.A. tegen Graham Packaging Company B.V.(met dank aan Charles Gielen, NautaDutilh).

Internationale modelregistratie honingpotje, tussenarrest. “Het hof zal Owens in gelegenheid stellen bij memorie nader aan te geven (1) op welke gronden er volgens haar in verband met het Franse vonnis van uitgegaan dient te worden dat het modeldepot DM/024442 thans niet meer bestaat en daaraan ook voor de Benelux geen bescherming kan worden ontleend en (2) wat de stand van zaken is in een eventuele beroepsprocedure.”

Lees het arrest hier.

2- Vzr. Rechtbank Dordrecht, 7 februari 2008, KG ZA 08-15, Telegraaf Tijdschriftengroep B.V. tegen Publi Force B.V.(met dank aan Arvid van Oorschot, Klos Morel Vos & Schaap).

Tijdschrift Residence tegen tijdschrift Jet residence. “4.5. Op  grond van het vorenstaande is aannemelijk dat het in aanmerking komende publiek (…) aan het woon- en lifestyle Residence en het zakenreismagazine Jet Residence dezelfde herkomst zal toeschrijven of zal menen dat een verband daartussen bestaat.”

Lees het vonnis hier.

3- Vzr. Rechtbank Dordrecht, 7 februari 2008, KG ZA 08-11, Faber International tegen Flame Store B.V. c.s.(met dank aan Leonie Kroon, DLA Piper).

Sfeerhaarden. “4.3.2. Het op de markt brengen van deze sfeerhaarden is een inbreuk op het auteursrecht van Faber. In deze procedure gaat het om deze haarden in aangepaste vorm. Getoetst moet worden of de aangepaste sfeerhaarden in zodanige mate de auteursrechtelijke beschermde trekken van de Narvik Nova vertonen dat de totaalindrukken die de beide werken maken te weinig verschillen om van een nieuw werk te spreken.”(…) 4.3.2. De aangepaste sfeerhaarden (…) zijn aan te merken als verveelvoudigingen van de Narvik Nova.”

Lees het vonnis hier.