Auteursrecht  

IEF 9106

Geen transformatie

Rechtbank Roermond, 22 september 2010, HA ZA 08-822, Stichting Pictoright tegen Art & AllPosters International B.V. ( met dank aan Peter Claassen en Roderick Chalmers Hoynck van Papendrecht, AKD advocaten & notarissen).

Auteursrecht. Pictoright-zaak. ‘Canvas transfer’: maakt Art & Allposters door het overzetten van een auteursrechtelijk beschermde afbeelding op een poster (waarvoor zij een licentie heeft), middels een chemisch procedé, naar een canvasdrager, en vervolgens door het aanbieden,verkopen en leveren van deze canvasproducten inbreuk op de auteursrechten (exploitatierechten) van de rechthebbenden en op de persoonlijkheidsrechten van de kunstenaars? Nee, aldus de Rechtbank Roermond. Geen sprake van kopiëren en niet van transformeren, nu de bewerking geen nieuw exemplaar oplevert. Ook het aanbieden levert geen openbaarmakingshandeling op, nu de auteursrechten zijn uitgeput. Geen inbreuk op de persoonlijkheidsrechten van de kunstenaar: geen wezenlijk verschil tussen een ingelijste poster en een canvasproduct. 1019h proceskosten (gematigd): €30.395,00.

Verveelvoudigen: 4.6.4. De rechtbank stelt vast, dat partijen het erover eens zijn dat geen sprake is van verveelvoudigen in de zin van kopiëren. Resteert verveelvoudigen in de zin van het bewerken van een bestaand werk De rechtbank acht het standpunt van Art & Allposters op dit punt juist. Zij overweegt daartoe als volgt. Verveelvoudigen betekent letterlijk "in aantal doen toenemen". Nu voor 'canvas transfer' juist kenmerkend is, dat de afbeelding niet wordt vermeerderd, kan eenvoudigweg geen sprake zijn van verveelvoudigen. Er is en blijft sprake van één afbeelding.
Op zichzelf is de opvatting van Pictoright, dat nagenoeg iedere transformatie van een bestaand werk een verveelvoudiging oplevert, juist. Pictoright verliest echter uit het oog, dat een bewerking van een werk zoals bedoeld in artikel 13 Aw een ander, nieuw exemplaar veronderstelt. Dit wordt ook duidelijk, wanneer gekeken wordt naar de voorbeelden die artikel 13 Aw noemt. Bijvoorbeeld de vertaling. Wanneer een Nederlandstalige roman wordt vertaald in de Franse taal, is er het oorspronkelijke exemplaar in de Nederlandse taal en het bewerkte exemplaar in de Franse taal. Er is dus sprake van een vermeerdering van het aantal exemplaren waarin het werk is neergelegd. De wetgever heeft door te bepalen dat verveelvoudigen ook omvat het bewerken van een werk, bedoeld te waarborgen dat het auteursrecht van de rechthebbende zich niet alleen uitstrekt over het oorspronkelijke werk, maar ook over het geval waarin auteursrechtelijke trekken van een werk herkenbaar zijn overgenomen in een ander voortbrengsel, zonder dat dit voortbrengsel moet worden aangemerkt als een nieuw, oorspronkelijk werk. Het artikel geeft daarmee een uitbreiding van de auteursrechtelijke bescherming. Pictoright geeft dus een onjuiste uitleg aan de door haar geciteerde zinsnede.

4.6.5. Slotsom is, dat het proces 'canvas transfer' geen verveelvoudigingshandeling oplevert.

Openbaarmaken: 4.7.5. De rechtbank is met Art & Allposters van oordeel, dat geen sprake is van een dusdanige wijziging van de posterexemplaren, dat gesproken moet worden van een nieuwe openbaarmakingshandeling. De redenen voor dat oordeel zijn de volgende. De rechtbank acht in de eerste plaats van zwaarwegend belang, dat bij 'canvas transfer' het werk van de kunstenaar, de afbeelding zoals weergegeven op het posterexemplaar, in het geheel niet wordt veranderd. De abeelding wordt alleen op een andere drager geplaatst. Dat brengt de rechtbank op de tweede reden. Zowel een poster (al dan niet ingelijst) als een canvasdrager behoren tot de productgroep wanddecoratie. Beide dragers vervullen dus dezelfde functie en er wordt dus geen nieuwe markt aangesproken. Dat brengt de rechtbank op de derde reden. Het is weliswaar juist dat een canvasproduct ten opzichte van een papieren poster meer kost. Dat verschil dient echter direct gerelativeerd te worden. indien een canvasproduct wordt gekocht, heeft de klant als het ware poster en lijst ineen. De rechtbank is daarom van oordeel, dat een canvasproduct qua prijs niet vergeleken mag worden met een losse poster. Het canvasproduct dient naar het oordeel van de rechtbank vergeleken te worden met een ingelijste poster. Art & Allposters heeft onweersproken gesteld en met een voorbeeld toegelicht, dat de prijzen van een canvasproduct en een ingelijste poster dicht bij elkaar liggen. In die zin ontbeert het verweer van Pictoright een voldoende feitelijke grondslag. Of een canvasproduct het aanzien krijgt van een schilderij, kan tot slot naar het oordeel van de rechtbank voor de vraag of sprake is van inbreuk op de auteursrechten nauwelijks gewicht in de schaal leggen. Indien deze vraag namelijk bevestigend zou moeten worden beantwoord, brengt dat niet mee dat reeds daarom sprake is van een dusdanige wijzing dat sprake is van een nieuwe openbaarmakingshandeling.

4.7.6. Slotsom is dat het aanbieden, verkopen en leveren van werken van de kunstenaars geprint op canvasdragers geen openbaarmakingshandeling oplevert: de auteursrechten van de rechthebbenden zijn uitgeput als bedoeld in artikel 12b Aw. 4.8 De rechtbank is op grond van het in 4.5. tot en met 4.7.6

Persoonlijkheidsrechten: 4.1 1. De rechtbank herhaalt, dat zij bij beantwoording van de vraag of sprake is van een inbreuk op persoonlijkheidsrechten de in 4.3.1. genoemde uitgangspunten hanteert. Dit brengt met zich dat de rechtbank er onder andere vanuit gaat, dat de posters waarbij een deel is afgesneden, zo door de leveranciers van Art & Allposters aan haar zijn verkocht en geleverd, en dat dit met toestemming van de rechthebbende is gebeurd.

4.13. Resteert de vraag of Art & Allposters door het overzetten van de afbeelding van de papieren poster op een canvasdrager inbreuk maakt op de persoonlijkheidsrechten van de kunstenaars vanwege het aanzien van dat canvasproduct. (…)

4.14. De rechtbank is op grond van het in 4.9. tot en met 4.13. overwogene van oordeel, dat bij het overzetten van een auteursrechtelijk beschermde afbeelding van een poster naar een canvasdrager en vervolgens door het aanbieden, verkopen en leveren van deze canvasproducten geen inbreuk wordt gemaakt op de persooniijkheidsrechten van de kunstenaars.

Lees het vonnis hier.

IEF 9104

Ondernemersrisico

Vzr. Rechtbank Amsterdam, 17 september 2010, KG ZA 10-1632 WT/JS, Cassina S.P.A. tegen Nature Waters B.V. c.s. (met dank aan Selale Dogan, Van der Steenhoven).

Auteursrecht. Inbreuk door aanbieden Le Corbusier meubels op veilingsite. Ondernemersrisico: ondernemer is gehouden onderzoek te doen naar eventueel inbreukmakend karakter aan te bieden goederen. Het leveren van bewijs gestelde uitputting komt eveneens voor rekening van de aanbieder en gestelde inbreukmaker. Opdrachtgever voor veiling is (mede)verantwoordelijk voor het verspreiden van de producten en daarmee aansprakelijk voor de inbreuk op de auteursrechten. Matiging 1019h proceskosten, o.a. omdat in deze zaak sprake is "van enige standaardisatie."

4.2. Bij de beoordeling wordt vooropgesteld dat gedaagden niet hebben betwist dat de meubelstukken van Le Corbusier, zoals de LC2 fauteuil en LC4 chaise longue, auteursrechtelijk beschermde werken zijn (…). Verder hebben gedaagden niet betwist dat de op de veiling aangeboden meubelen identiek of in overwegende mate gelijk zijn aan de meubelmodellen LC2 en LC4 van Le Corbusier. Tenslotte hebben gedaagden niet betwist dat het aanbieden op een veilingwebsite valt onder openbaarmaking in de zin van artikel 12 Auteurswet, en dat het voor de vraag of er sprake is van inbreuk op het auteursrecht niet van belang is of zich een koper heeft gemeld voor het inbreukmakend goed.

4.3. ML Wellness en DM Wellness hebben ten verwere gesteld dat niet valt uit te sluiten dat de aangeboden meubelen, die door een derde worden aangeleverd, mogelijkerwijze originele LC-meubelen zijn die rechtmatig in het verkeer zijn gebracht. Het is volgens hen ook heel wel mogelijk dat het gaat om tweedehands goederen. Zij wijzen erop dat zij Cassina in de gelegenheid hebben gesteld het zogeheten kijkexemplaar, dat zich bevindt op de locatie te Bergeijk, aan een onderzoek te onderwerpen en zij menen dat Cassina ten onrechte heeft verzuimd hierop in te gaan.

4.4. ML Wellness en DM Wellness worden in dit betoog niet gevolgd. Als zij tot verweer willen aanvoeren dat de meubels destijds met toestemming van de auteursrechthebbende in het verkeer zijn gebracht, zodat sprake is van uitputting van het auteursrecht, dan dienen ML Wellness en DM Wellness feitelijke gegevens te verschaffen omtrent aanschaf en herkomst van de meubels, waaruit dit zou kunnen volgen. Dat hebben zij niet gedaan. Integendeel, de wel bekende gegevens wijzen in een heel andere richting. De leverancier van die artikelen blijkt immers een in Hongkong gevestigde vennootschap, niet een adres in China. Aan de goederen is een in de Chinese munt te betalen prijs verbonden, die wordt aangeduid als fabrieksprijs. Ook blijkt dat de goederen bij verscheping in export karton worden verpakt. Op grond hiervan moet worden aangenomen dat de op de veiling aangeboden meubelen nieuw zijn en in China worden gefabriceerd. Gelet op het vorenstaande kunnen de Wellness-vennootschappen Cassina dan ook niet met succes tegenwerpen dat zij geen nader onderzoek naar de echtheid van de meubelen heeft uitgevoerd.

4.5. De Wellness vennootschappen hebben verder nog aangevoerd, kort gezegd, dat het voor hen ondoenlijk is om steeds met volledige zekerheid te moeten vaststellen of met het op de veiling aanbieden van artikelen inbreuk wordt gemaakt op auteursrechten, nu het gaat om grote aantallen, veelal door derden aangeleverde goederen met soms onzekere herkomst. Hier moet echter worden geoordeeld dat de feitelijke moeilijkheden die de Wellness vennootschappen bij een dergelijk onderzoek wellicht zullen ondervinden in beginsel voor hen, als professionele organisatoren van veilingen, ondernemersrisico vormen en voorshands geen aanleiding geven voor het oordeel dat zij voor eventuele inbreuken op auteursrechten niet aansprakelijk zijn.

4.6. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat sprake is van inbreuk op de auteursrechten van de rechthebbenden, onderscheidenlijk op de rechten van Cassina. Derhalve komt de vraag aan de orde wie van gedaagden voor deze inbreuk aansprakelijk moet worden gehouden, waarbij wordt aangetekend dat aansprakelijkheid van de ene gedaagde aansprakelijkheid van de andere gedaagden niet uitsluit.

4.7. Nature Waters heeft aangevoerd dat zij geen inbreuk op enig auteursrecht heeft gemaakt en niet onrechtmatig heeft gehandeld jegens Cassina, omdat zij niet de onderhavige veiling niets van doen heeft. Zij stelt verder dat zij slechts als intermediair optreedt en dat haar rol beperkt is gebleven tot het introduceren bij T. van een derde, die de veiling daadwerkelijk heeft georganiseerd. Dit verweer kan niet worden gevolgd. Uit de bedrijfsomschrijving van Nature Waters blijkt dat zij zich, onder andere onder de naam Crash House, daadwerkelijk bezighoudt met de in- en verkoop van goederen en de organisatie van veilingen. Uit de mededelingen van T. volgt dat S. opdracht heeft gegeven voor de veiling. En verder wordt geoordeeld dat een en ander strookt met de e-mail van Strop van 25 mei 20 10 aan mr. Dogan (zie 2.7) waarin S. zich helemaal niet op het standpunt stelt dat hij met deze veiling niets van doen heeft. S. schrijft weliswaar dat hij persoonlijk niet op de locatie Bergeijk aanwezig is geweest en dat derden de veiling verzorgen, maar dat betekent niet dat hij geen opdrachtgever van de veiling is. Ook schrijft hij de gang van zaken te betreuren en de verantwoordelijke personen aansprakelijk te zullen stellen. Gelet op het voorgaande moet Nature Waters als contractspartij van T. worden aangemerkt. Nature Waters is derhalve als opdrachtgeefster voor deze veiling (mede)verantwoordelijk voor het verspreiden van de meubelen en daarmee aansprakelijk voor de inbreuk op de auteursrechten. Dat Nature Waters bezig is een franchiseformule ontwikkelen voor internetveilingen, zoals zij nog heeft aangevoerd, geeft geen aanleiding om over het voorgaande anders te oordelen.

Lees het vonnis hier.

IEF 9103

Europees Parlement: Harmonising copyright at European level

"Breaches of intellectual property rights (IPR) on the internet are a growing problem for the economy and require a response at EU level, the European Parliament said on Wednesday. MEPs recommend the removal of barriers to a single digital market by granting EU-wide copyright licences for products like music, books and films.

(…) The Commission is therefore asked to propose a comprehensive strategy on IPR which will remove obstacles to creating a single market in the online environment and adapt the European legislative framework in the field of IPR to current trends in society as well as technical developments. It is also asked to think broadly about methods of facilitating industry's access to the digital market without geographical borders by addressing urgently the issue of multi-territory licences and the harmonisation of legislation on copyright. A pan-European licensing system should provide consumers with "access to the widest possible choice of content and not at the expense of European local repertoire", says the resolution.

Parliament does not share the Commission's view that the current civil enforcement framework in the EU is sufficiently effective and harmonised. Dialogue on possible solutions must involve all stakeholders, including Internet service providers, say MEPs.

Safeguards for private copies

MEPs argue that, in cultural terms, the 'private copy' should be seen as an exception to intellectual property rights.  They want individuals who copy originals for private use not to have to prove that their copies are legitimate.

Anti-counterfeiting trade agreement: respect for fundamental rights

MEPs also call on the Commission to pursue its efforts to make progress on the negotiations for an Anti-Counterfeiting Trade Agreement (ACTA), taking full account of Parliament's position, and to ensure that the provisions of the ACTA fully comply with existing EU rules on IPR and fundamental rights.

Breaches of intellectual property rights outside the EU

Parliament also wants the Commission to set up more intellectual property helpdesks in third countries (notably in India and Russia), to help European entrepreneurs enforce their intellectual property rights more actively and to combat the entry into the EU internal market of counterfeit goods from such countries.

An independent study before any new legislation

MEPs point out that there is not enough data on breaches of intellectual property rights and they call for independent studies to be carried out before any new legislation is proposed.

Parliament adopted the report by Marielle Gallo (EPP, FR) on Wednesday by 328 votes in favour, 245 against and 81 abstentions. Two alternative resolutions tabled by the S&D, Greens/EFA and EUL/NGL groups on the one hand and by the ALDE group on the other were rejected."

Lees hier meer.

IEF 9100

Gebruikte namaak

Vzr. Rechtbank Amsterdam, 17 september 2010, KG ZA 10-1433 WT/PvV, Cassina S.P.A. tegen R. (met dank aan Selale Dogan, Van der Steenhoven).

Auteursrecht. Merkenrecht. Inbreuk op auteursrecht en merkenrecht door het ondanks eerdere toezeggingen, herhaaldelijk verhandelen van nagemaakte Le Corbusier-meubels op Marktplaats.nl. Dat het doorverkopen van gebruikte meubelen zou betreffen doet daar niet aan af. “Daarvoor is van belang dat gesteld noch gebleken is dat de aangeboden meubels destijds met toestemming van de auteursrechthebbende in het verkeer zijn gebracht.” Vordering afgifte tot vernietiging toegewezen. Splitsing proceskosten m.b.t. periode vóór en na implementatietermijn 1019h.  In citaten:

2.8. In een e-mail van 23 juni 2010 heeft R. het volgende, voor zover hier van belang, aan mr. Dogan meegedeeld: ."I have done nothing agains your copy writes laws, because if I did try selling something similar to your casina products is all been advertised as USED, in my  apartment! Yes, years ago I told you that I would nor use your trade mark name, and I have NOT!'".

(…)  4.4. Voor wat betreft het auteursrecht is dat het geval, omdat de door R. ter verkoop aangeboden meubels een niet geoorloofde verveelvoudiging vormen van de LC2 modellen waarvan Cassina licentiehouder is. R. heeft immers niet betwist dat de originele LC2 modellen, waarvan door de rechthebbende aan Cassina een licentie is verstrekt om die te fabriceren, een eigen oorspronkelijk karakter hebben en het persoonlijk stempel van de maker dragen, noch dat de door hem met een verwijzing naar de maker (Le Corbusier) en met gebruik van de door de maker aan het ontwerpen gegeven naam (LC2) aangeboden meubelmodellen vrijwel gelijk zijn aan die van de originelen, zodat de nagemaakte modellen op grond van het auteursrecht als inbreukmakende producten kunnen worden aangemerkt. Dat, zoals door R. gesteld, de door hem aangeboden meubels gebruikt zijn, maakt dat niet anders. Daarvoor is van belang dat gesteld noch gebleken is dat de aangeboden meubels destijds met toestemming van de auteursrechthebbende in het verkeer zijn gebracht. Van uitputting van het auteursrecht, indien het verweer van R. zo moet worden begrepen, is hier derhalve geen sprake.

(…) 4.6. Tevens is voldoende aannemelijk dat in een bodemprocedure zal worden geoordeeld dat R. met de in geding zijnde advertentie inbreuk maakt op het merkrecht van de rechthebbende en Cassina. In de advertentie maakt R. immers gebruik van het woordmerk Le Corbusier om het publiek duidelijk te maken dat de door hem aangeboden meubelmodellen gelijk zijn aan de meubelontwerpen van Le Corbusier. Het relevante publiek zal. zoals door Cassina gesteld, de meubelmodellen onder die aanduiding (ten onrechte) identificeren als afkomstig van deze bekende meubelontwerper. Nu de door R. aangeboden meubelmodellen evenwel niet van de rechthebbende op het woordmerk Le Corbusier afkomstig zijn, is voldoende aannemelijk dat daarmee verwarring bij het relevante publiek kan ontstaan, dan wel dat aldus afbreuk wordt gedaan aan het onderscheidend vermogen van het woordmerk. Voorshands kan Cassina R. het gebruik van het woordmerk Le Corbusier dan ook op grond van artikel 2.20, eerste lid, BVIE ontzeggen. Ook de vordering om R. te veroordelen de inbreuk op het woordmerk Le Corbusier te staken en gestaakt te houden, zal daarom worden toegewezen. Het tevens gevorderde verbod op het gebruik van het beeldmerk Le Corbusier zal evenwel worden afgewezen, nu gesteld noch gebleken is dat R. dat beeldmerk in zijn advertentie(s) heeft gebruikt.

4.7. Tevens zal R. worden veroordeeld om de bij hem in voorraad gehouden inbreukmakende meubelmodellen, waaronder de drie door hem ter verkoop aangebonden LC2 meubelmodellen, ter vernietiging aan Cassina af te geven. Artikel 28, eerste lid, van de Auteurswet (Aw) geeft aan Cassina immers de bevoegdheid om niet geoorloofde verveelvoudigingen, waarvan hier sprake is, als haar eigendom op te eisen dan wel vernietiging of ongebruikmaking daarvan te vorderen. Dat R. stelt rechtmatig eigenaar te zijn van de door hem ter verkoop aangeboden LC2 meubelmodellen maakt dat niet anders. Dat doet aan de aan Cassina, dan wel de rechthebbende op het auteursrecht op de LC-meubelmodellen, in artikel 28, eerste lid, Aw gegeven bevoegdheid niet af. Nu R. zich bovendien niet heeft gehouden aan zijn eerdere toezegging(en) om geen inbreuk meer te zullen maken op de auteursrechten van Cassina wordt daarin voorts aanleiding gezien om geen vergoeding voor de door R. af te dragen meubelmodellen aan Cassina te gelasten.

(…) 4.10. R. zal als de in grotendeels het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. Cassina heeft veroordeling van R. in de volledige proceskosten ex artikel 1019h Rv gevorderd. Deze kosten kunnen uitsluitend worden toegewezen voor zover het gaat om kosten samenhangend met de inbreuk op intellectuele eigendomsrechten en voor zover deze kosten redelijk en evenredig zijn, tenzij de billijkheid zich daartegen verzet. Cassina heeft haar vordering onderbouwd met specificaties van de werkzaamheden die de door haar ingeschakelde advocaten in de periode van 24 november 2005 tot en met 27 januari 2006 en in de periode van 8 juni 2010 tot en met 7 september 2010 (deels geschat) hebben verricht. De advocaatkosten zijn daarbij op een bedrag van in totaal EUR 7.930,79 begroot. Ten aanzien daarvan wordt overwogen dat naar voorlopig oordeel de gevorderde advocaatkosten voor de periode van 24 november 2005 tot en met 27 januari 2006 niet toewijsbaar zijn. Weliswaar speelde ook toen een ;vergelijkbare inbreuk door R. op de intellectuele eigendomsrechten van Cassina, maar de implementatietermijn van artikel 1019h RV is pas op 29 april 2006 verstreken. Mede gelet op de vele jaren die sinds de inbreuk eind 2005/begin 2006 zijn verstreken komt het onbillijk voor om ook de toen gemaakte advocaatkosten in de onderhavige proceskostenveroordeling te betrekken.

Lees het vonnis hier.

IEF 9095

Nog daargelaten

Rechtbank ’s-Hertogenbosch, 15 september 2010, LJN: BN7183, Architectuur Dille & Spaas B.V tegen Gedaagde

Auteursrecht. Althans, vordering  tot betaling en schadevergoeding, onder andere vanwege de gestelde onrechtmatige overdracht aan derden van tekeningen en berekeningen van eiser, een onbetaald gebleven architect. De rechtbank oordeelt dat een dergelijke overdracht echter geen inbreuk, maar alleen een tekortkoming oplevert van de principaal jegens de architect, waarbij de rechtbank nog opmerkt: “Voorshands is de rechtbank van oordeel dat aanvaarding van de opdracht tot het vervaardigen van een auteursrechtelijk beschermd ontwerp de toestemming van de auteursrechthebbende insluit tot het (doen) uitvoeren van dit ontwerp”

3.2. (…) Tenslotte verwijt de architect [gedaagde] dat deze, hoewel bekend met de auteurs- en eigendomsrechten van de architect ten aanzien van de door haar vervaardigde tekeningen en berekeningen, bedoelde tekeningen en berekeningen aan de kopers van de onroerende zaken heeft overgedragen. Dit levert een toerekenbare tekortkoming op, althans een onrechtmatige daad, en daarmee schadeplichtigheid jegens de architect.

4.1. Voor zover de architect haar vordering stoelt op de aan [gedaagde] verweten inbreuk op haar auteursrechten terzake de tekeningen en berekeningen moet deze worden afgewezen. Nog daargelaten of de architect zich op grond van het auteursrecht te weer kan stellen tegen (eenmalige) uitvoering van haar ontwerp door haar opdrachtgever dan wel diens rechtsverkrijgenden – voorshands is de rechtbank van oordeel dat aanvaarding van de opdracht tot het vervaardigen van een auteursrechtelijk beschermd ontwerp de toestemming van de auteursrechthebbende insluit tot het (doen) uitvoeren van dit ontwerp – zou een eventuele schending van dit auteursrecht door de principaal, daaruit bestaande dat het ontwerp aan een derde wordt overgedragen zonder dat de architect doorvoor is betaald of daarmee heeft ingestemd hooguit een tekortkoming opleveren van de principaal jegens de architect. Het enkele feit dat de bestuurder van de principaal bekend is met de auteursrechten van de architect alsook met de eventuele inbreuk die een overdracht van het ontwerp op diens auteursrechten met zich brengt leidt er op zichzelf nog niet toe dat die bestuurder – naast de principaal – persoonlijk aansprakelijk is jegens die auteursrechthebbende. Feiten of omstandigheden die zulks in dit geval anders maken zijn gesteld noch gebleken. Daarbij ware nog op te merken dat bij gebreke van een nadere toelichting bovendien niet valt in te zien hoe de aansprakelijkheid van de bestuurder voor een eventuele auteursrechtschending kan leiden tot de schade zoals de architect stelt dat zij die heeft geleden, bestaande uit het onbetaald blijven van haar openstaande facturen van 2005 ter zake de eindafrekening van haar werkzaamheden.
 
Lees het vonnis hier.

IEF 9094

Een ontwerp van een woning

Gerechtshof Leeuwarden, 14 september 2010,  LJN: BN7319, Bewon Buri tegen Bouwmaatschappij Vuurboom B.V.
 
Auteursrecht. Eindarrest na tussenarrest m.b.t. deskundigenbericht. Inbreuk op auteursrecht ter zake van een ontwerp van een woning. Bepaling van de omvang van de schadevergoeding. Geen 1019h proceskostenveroordeling. Het hof vernietigt het vonnis waarvan beroep (wie over het vonnis van de rechtbank beschikt mag het vanzelfsprekend mailen).
 
11.  Mede gelet op het vorenstaande acht het hof de bezwaren van [appellant] tegen het deskundigenbericht ongegrond. Het hof zal op basis van de antwoorden van de deskundige de vergoeding vaststellen die [appellant] toekomt voor het gebruik dat Vuurboom van zijn ontwerp heeft gemaakt. Het hof bepaalt die vergoeding op € 12.000,-. Vuurboom heeft voor bedoeld gebruik reeds een bedrag van € 4.952,-aan [appellant] betaald, zodat resteert een te betalen bedrag van € 7.048,-. Het eveneens door Vuurboom betaalde bedrag van € 935,- (de door partijen afgeronde helft van de factuur van 5 januari 2000, zie tussenarrest 20 januari 2009, ro. 2) komt hierop niet in mindering, aangezien dit bedrag blijkens het over en weer gestelde en de vermelding op de genoemde factuur een vergoeding inhoudt voor de door Bewon gemaakte kosten voor aanpassing van het ontwerp Orion.

12.  Ten aanzien van de mede gevorderde immateriële schadevergoeding heeft [appellant] aangevoerd dat Vuurboom ten onrechte niet zijn naam heeft vermeld bij de publicatie van het werk in de regionale kranten en de etalage van de verkopende makelaar en dat Vuurboom de naam van een ander bouwkundig bureau heeft vermeld op de tekening (hof: zie artikel 25 lid 1 onder a en b Aw). Zodoende heeft Vuurboom geprofiteerd van zijn werk en reputatie, aldus van der Beek. [appellant] stelt zich hieraan te hebben geërgerd. Het aanbod van Vuurboom om alsnog te worden vermeld op het bouwbord doet hieraan volgens hem niet af.

13.  Het hof is van oordeel dat [appellant] hiermee onvoldoende heeft onderbouwd dat hij naast vermogensschade ook ander nadeel heeft geleden dat voor vergoeding in aanmerking dient te komen. De geleden vermogensschade acht het hof voldoende verdisconteerd in de hierboven vastgestelde vergoeding. De vordering zal dan ook in zoverre worden afgewezen.

14.  De mede gevorderde verbodsactie zal als onvoldoende weersproken worden toegewezen, met matiging en maximering van de dwangsommen als na te melden.

15.  De vordering tot afgifte van door Vuurboom gemaakte bouwtekeningen is niet toegelicht, terwijl het belang van die vordering naast het reeds te geven verbod zonder toelichting niet valt in te zien. Deze vordering zal dan ook worden afgewezen.

(…)

20.  Ten aanzien van de proceskosten overweegt het hof als volgt. Een aanzienlijk deel van het debat had tot inzet de vraag of [appellant] een auteursrecht toekomt. In zoverre is Vuurboom geheel in het ongelijk gesteld. Voor het overige ging het debat vooral over de omvang van de schade. Alhoewel het hof het toe te wijzen bedrag behoorlijk lager heeft vastgesteld dan is gevorderd, blijft toch een substantieel door Vuurboom te betalen bedrag over. Al met al moet Vuurboom als de hoofdzakelijk in het ongelijk gestelde partij worden beschouwd. Daarom wordt zij veroordeeld in de proceskosten van beide instanties, inclusief de kosten van de in hoger beroep ingeschakelde deskundige. De aan de zijde van [appellant] te liquideren advocaatkosten worden begroot overeenkomstig tarief II, in eerste aanleg 2 punten en in hoger beroep het maximum van 3 punten.

Lees het arrest hier

IEF 9082

In vrijwilligheid kan werken

Rechtbank Amsterdam, 13 augustus 2010, KG ZA 10-1469 NB/BB, Van de Ven tegen CCCP B.V. (met dank aan Maria Pereira, Allen & Overy).

Auteurscontractenrecht, om het zo maar te noemen. Eiser Dennis van de Ven is acteur, regisseur, schrijver, zanger en televisiemaker. Sinds 1996 werkt hij samen met Jeroen van Koningsbrugge aan diverse televisieprogramma's, waaronder van 2007 tot en met 2009 het programma 'Draadstaal’, een satirisch televisieprogramma “waarin zij als verschillende typetjes het leven van gewone mensen naspelen en commentaar leveren op de actualiteiten.”

In december 2009 hebben Van de Ven en Van Koningsbrugge aan de producent van Draadstaal, gedaagde CCCP meegedeeld dat zij Draadstaal niet langer met CCCP willen produceren. Nadat is gebleken dat Van de Ven en Van Koningsbrugge voornemens waren om met producent Talpa een nieuw programma te gaan maken, zijn zij door CCCP gesommeerd. CCCP stelt dat Van de Ven zich dient te houden aan de met hem gesloten exclusieve samenwerkingsovereenkomst en dus niet voor een derde werkzaamheden op het gebied van televisie, internet en muziek mag verrichten. Tussen Van Koningsbrugge en CCCP bestaat geen exclusieve samenwerkingsovereenkomst.

De voorzieningenrechter stelt Van de Ven in het gelijk, onder meer overwegende dat “Voor het in stand houden van de naamsbekendheid van het duo van belang is dat zij als duo kunnen blijven samenwerken.” Ook een mooi citaat: “Verder is hier van betekenis dat Van de Ven een artiest is die het best tot zijn recht komt als hij in vrijwilligheid kan werken.” 

CCCP dient echter wel gecompenseerd te worden voor het (gedeeltelijk) vertrek van Van de Ven gedurende de looptijd van de overeenkomst. De voorzieningenechter bepaalt deze redelijke vergoeding bij wijze van voorschot op €50.000,-.

5 1. (…) Verder staat vast dat ten tijde van het aangaan van de samenwerkingsovereenkomst partijen in de veronderstelling verkeerden dat zij samen Draadstad zouden blijven maken, een televisieprogramma dat uitsluitend kan voortbestaan met de medewerking van Van Koningsbrugge. Van Koningsbrugge wil echter niet meer met CCCP samenwerken, zodat kan worden geconcludeerd dat een nieuwe serie van Draadstaal, met CCCP als producent er niet zal komen. In dit verband is van belang dat tussen CCCP en Van Koningsbrugge geen exclusieve samenwerkingsovereenkomst bestaat en de op 10 november 2008 voor Draadstaal gesloten overeenkomst van rechtswege is geëindigd op 3 1 december 2009. Uit de tussen CCCP en Van de Ven en Van Koningsbrugge afzonderlijk voor Draadstaal gesloten overeenkomst volgt naar het oordeel van de voorzieningenrechter  overigens niet dat Van de Ven en Van Koningsbrugge verplicht zijn om een volgende serie van Draadstaal mee CCCP te maken. Hetgeen in die overeenkomsten is opgenomen over het beschikbaar houden voor een volgende serie van Draadstaal, zoals weergegeven onder 2.2, houdt naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet meer in dan dat partijen naar elkaar toe de intentie hebben uitgesproken om met Draadstaal verder te gaan. Nu in ieder geval een van partijen, te weten Van Koningsbrugge, het vertrouwen in CCCP heeft opgezegd is het onwaarschijnlijk te noemen dat een nieuwe overeenkomst voor een nieuw seizoen Draadstaal met CCCP tot stand zal komen.

5.3. Voor de vraag of Van de Ven voor het voorgenomen programma uit de met CCCP gesloten samenwerkingsovereenkomst kan worden ontslagen is van belang dat de omstandigheid dat Van de Ven en Van Koningsbrugge met CCCP geen nieuwe serie van Draadstaal zullen maken een ten tijde van het sluiten van de samenwerkingsovereenkomst onvoorziene omstandigheid is.
De vraag is nu of deze onvoorziene omstandigheid voldoende zwaar weegt om te rechtvaardigen dat Van de Ven in afwijking van de met CCCP gesloten samenwerkingsovereenkomst met een derde een televisieprogramma gaat maken. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is dat het geval in aanmerking nemende dat Van de Ven jarenlang met Van Koningsbrugge programma’s heeft gemaakt waardoor zij als duo naamsbekendheid hebben opgebouwd. Voor het in stand houden van deze naamsbekendheid is het van belang dat zij als duo kunnen blijven samenwerken. Verder is hier van betekenis dat Van de Ven een artiest is die het best tot zijn recht komt als hij in vrijwilligheid kan werken. CCCP heeft ook zelf te kennen gegeven dat zij Van de Ven niet wil dwingen tot een samenwerking maar dat zij -als zij hem niet voor haarzelf kan behouden- voor een (gedeeltelijk) vertrek van Van de Ven gedurende de looptijd van de overeenkomst gecompenseerd dient te worden. De voorzieningenrechter volgt CCCP in dat standpunt. Wat in dit geval een redelijke vergoeding is, is niet eenvoudig vast te stellen. De voorstellen van partijen liggen op dit punt ook ver uit elkaar. De voorzieningenechter zal deze redelijke vergoeding bij wijze van voorschot bepalen op €50.000,-. Of CCCP, zoals zij heeft gesteld, aanzienlijk meer schade beeft geleden en zal lijden en Van de Ven dan ook een hogere vergoeding is verschuldigd, zal in en bodemprocedure moeten worden uitgezocht. In die procedure kan dan ook meegenomen worden of partijen onder de gegeven omstandigheden nog bij gebaat zijn om Van de Ven voor zijn overige werkzaamheden nog aan de samenwerkingsovereenkomst te houden.

Lees het vonnis hier.

IEF 9080

Typetjes met telkens een ander uiterlijk

Rechtbank ’s-Hertogenbosch, 25 augustus 2010, HA ZA 10-510, D. tegen B ( Schilderen in Stijl). (Met dank aan Axel van Reek, Croon Davidovich)

Auteursrecht. Eiseres, beeldend kunstenaar-schilder, stelt dat gedaagde B. inbreuk maakt op haar auteursrechten m.b.t. enkele van haar schilderen en m.b.t. figuren die zij in haar schilderijen gebruikt. De rechtbank oordeelt dat drie schilderijen van gedaagde inderdaad vereenvoudigingen zijn van drie specifieke werken van eiseres, waarbij het verweer van gedaagde dat ze voor eigen oefening dienden wordt verworpen nu ze zichtbaar aanwezig waren in een voor belangstellenden toegankelijk gedeelte van zijn atelier, geen sprake van een ‘besloten kring'.

Het gebruik van soortgelijke figuren wordt echter niet als inbreukmakend aangemerkt. “De figuren die D. op haar schilderijen afbeeldt, zijn geen figuren met een door haar vastgelegd uiterlijk en karakter, zoals dat het geval is met Bambi, Suske en Wiske, Bassie en Adriaan, Barbie en Ken of Nijntje. D. daarentegen schildert typetjes met telkens een ander uiterlijk en in een andere rol, zij het in dezelfde stijl. Daarom mist de door D. aangehaalde rechtspraak omtrent de genoemde en andere dergelijke specifieke strip- en mediafiguren (die niet ten onrechte vaak met een anglicisme worden aangeduid als: "'karakters") relevantie.” Ondanks de aangenomen verveelvoudiging wordt eisers veroordeeld in de volledige, ongematigde 1019h proceskosten (€14.500.00).

Een wellicht opmerkelijk ten overvloede: “Aandacht verdient dat D. aan haar vorderingen uitsluitend het auteursrecht ten grondslag heeft gelegd. Ten overvloede overweegt de rechtbank dat niet geheel ondenkbaar is dat de sterke overeenstemming tussen de werken van D.  en die van B. afhankelijk van de verdere omstandigheden van het geval tot één of meer van de door D. bij haar vorderingen ingeroepen rechtsgevolgen zou kunnen leiden (vgl. Hof Arnhem, 06-03-1979, BIE 1981/18, Bruna/Rolf). Maar de rechtbank kan daarop thans niet ingaan zonder de grenzen van het geschil zoals eiseres die heeft getrokken, te overschrijden.

4.2. Op 27 november 2007 fotografeert zekere M. in het atelier van B. drie van diens werken  die gelijkenis vertonen met drie werken van D. B. erkent dat deze drie werken van hem kunnen worden gezien als een verveelvoudiging van drie specifieke werken van D. Naar het oordeel van de rechtbank zijn deze drie werken van B. ook daadwerkelijk verveelvoudigingen van de bedoelde drie specifieke werken van D.: onderwerp, compositie, kleurgebruik en schilderstijl zijn zo verregaand overeenstemmend, dat hier sprake is van verveelvoudiging.

4.2.1. Het verweer dat niettemin geen sprake is van inbreuk omdat deze drie werken slechts dienden tot eigen oefening, studie of gebruik (art. f 6b Aw) faalt. De werken waren in ieder geval op 27 november 2007 zichtbaar aanwezig in een gedeelte van het atelier van B. dat toegankelijk was voor in zijn werk geïnteresseerde belangstellenden, ook al zou dat gedeelte niet openbaar maar slechts na afspraak toegankelijk zijn. Waar B. op zijn website het publiek oproept om hem in zijn atelier te bezoeken, is ook geen sprake van een "besloten kring". De aanwezigheid van die werken aldaar kan commercieel een nuttig effect hebben op die belangstellenden. Dan is slechts zijdelings, te weten: voor de beoordeling van de ernst van de overtreding, van belang dat die werken het atelier van B. nimmer verlaten hebben.

4.3. D. heeft ook bezwaar tegen andere schilderijen van B. omdat, naar de rechtbank uit onderdeel 1 van de vordering opmaakt, daarop figuren zijn geschilderd die inbreuk maken op het zelfstandig auteursrecht van D. op de in haar werken geschilderde figuren. Dienaangaande wordt overwogen:

4.3.1. De figuren die D. op haar schilderijen afbeeldt, zijn geen figuren met een door haar vastgelegd uiterlijk en karakter, zoals dat het geval is met Bambi, Suske en Wiske, Bassie en Adriaan, Barbi en Ken of Nijntje. D. daarentegen schildert typetjes met telkens een ander uiterlijk en in een andere rol, zij het in dezelfde stijl. Daarom mist de door D. aangehaalde rechtspraak omtrent de genoemde en andere dergelijke specifieke strip- en mediafiguren (die niet ten onrechte vaak met een anglicisme worden aangeduid als: "'karakters") relevantie.

4.3.2. Met juistheid doet D. aanvoeren dat ook auteursrechtelijk beschermwaardige elementen uit een werk als zelfstandig werk (zoals de figuur Bambi in de film Bambi) beschermd kunnen worden. Maar de wijze van afbeelden van een gezicht of een lichaamshouding, hoe consequent D. dat in haar werk ook doet, is en blijft een stijlelement dat geen zelfstandig auteursrechtelijk beschermd werk oplevert. Onderdeel 1 van de vordering moet op deze grond worden afgewezen

4.3.3. De door D. geschilderde figuren stemmen vooral overeen in de stijl waarin zij geschilderd zijn, zonder dat zij tekens herkenbaar zijn (zoals bijvoorbeeld bij Fokke en Sukke of Suske en Wiske het geval is). Om te beginnen hebben haar figuren niet een onderscheidende naam, maar ook de afbeeldingen vertonen onderling de nodige variatie. Naar geldend recht bataat er geen auteursrecht op de stijl waarin D. schildert en de personen op haar schilderijen afbeeldt, dat is: zolang de voorstelling (compositie, afbeelding, kleurgebruik) maar niet dezelfde is als die van een door haar vervaardigd werk.

(…)

4.5. Aandacht verdient dat D. aan haar vorderingen uitsluitend het auteursrecht ten grondslag heeft gelegd. Ten overvloede overweegt de rechtbank dat niet geheel ondenkbaar is dat de sterke overeenstemming tussen de werken van D.  en die van B. afhankelijk van de verdere omstandigheden van het geval tot één of meer van de door D. bij haar vorderingen ingeroepen rechtsgevolgen zou kunnen leiden (vgl. Hof Arnhem, 06-03-1979, BIE 1981/18, Bruna/Rolf). Maar de rechtbank kan daarop thans niet ingaan zonder de grenzen van het geschil zoals eiseres die heeft getrokken, te overschrijden.

Lees het vonnis hier.

IEF 9074

Een pleitbare inbreukargumentatie

Vzr. Rechtbank ’s-Gravenhage, 8 september 2010, gevoegde zaken KG ZA 10-883, Wins-Holland B.V. tegen Hema B.V. en KG ZA 10-944, Hema B.V. tegen Action Non-Food B.V. (met dank aan Bert Gravendeel, Gravendeel Advocaten). 

Auteursrecht. Hema stelt dat Action door de verhandeling van een wegwerptaartplateau inbreuk maakt op Hema’s auteursrecht m.b.t. tot haar wegwerptaartplateau ‘Tast Toe!’ (afbeelding boven, een aan Hema overgedragen ontwerp van de winnares van de jaarlijkse Hema ontwerpwedstrijd). Action’s leverancier Wins-Holland verzet zich tegen de gestelde inbreuk en eist daarnaast een wapperverbod.

De voorzieningenrechter oordeelt dat geen sprake is van auteursrechtinbreuk. Afwijkende totaalindruk, zelfs als “de vormgeving als dun kartonnen wegwerpartikel als creatieve keuze wordt meegwogen.” Geen wapperverbod: “niet gezegd kan worden dat Hema handhaafde tegen beter (behoren te) weten in”, ook omdat partijen “de laatste jaren verschillende keren de degens hebben moeten kruisen vanwege (andere) intellectuele eigendomsinbreuken door Action, waarbij Hema telkens aan het langste eind trok.” De toezegging van Wins tot niet-verhandelen tijdens procedure doet niet af aan spoedeisendheid.

Spoedeisendheid: 5.2. Action stelt te hebben toegezegd dat zij hangende de uitkomst van de zaak (…) de gewraakte taartplateaus van de markt te zullen houden en bij toewijzing van een inbreukverbod in die zaak alsnog een met boete versterkte onthoudingsverklaring te zullen tekenen. Dat kwalificeert - anders dan Action aanvoert - niet als een ondubbelzinnige en niet-vrijblijvende onthoudingsverklaring die volgens de stand van de rechtspraak spoedeisend belang zou ontnemen aan een vordering in kort geding (…).

Auteursrecht: 5.4. Hema stelt uitdrukkelijk voorop dat het haar primair om de vormgeving van de taartplateaus gaat, niet zozeer om de daarop aangebrachte prints. De prints van Wins wijken overigens voldoende af - ook de hiervoor getoonde "polkadot prints", zo wordt voorlopig geoordeeld. De (net) voldoende geoordeelde afwijkende vormgeving van de "poten" van de taartplateaus van Wins beschouwd ten opzichte van die van het Tast Toe! ontwerp van Hema, maken dat niet gesproken kan worden van ontlening in auteursrechtelijke zin.

De Tast Toe! poten zijn "strak" vormgegeven. Volgens Hema kenmerken de poten zich door hun sierlijk omhoog krullende rondingen aan de buitenkant met inkepingen in het midden van de poten; of in de bewoordingen van Action ten pleidooie: Een rechte onderkant met een dikke ronde krul. De poten van de aangevallen plateaus van Wins en Action zijn anders vormgegeven in wat Wins aanduidt met een "Hindeloopen"-variant: niet recht ter hoogte van de bodem onderaan, maar met een krullend vormgegeven inkeping/uitsparing naar het uiteinde van de poten toe en aan de bovenzijde niet geprononceerd enkelvoudig bol/rond doorlopend met een scherpe, puntvormige inkeping na het enkelvoudig dik-bolvomige uiteinde, zoals in het Tast Toe! ontwerp, maar - bij het Wins ontwerp - juist als het ware twee kleinere bolvormen met een scherpe krukvormige inkeping in het midden, zodat een heel andere afwerking ontstaat (een "gegolfde krul" volgens Action ten pleidooie). Dat verschaft een veel minder "strakke", eerder een "klassieke" of zo men wil 'barokke" indruk aan het ontwerp, die naar voorlopig oordeel zodanig bepalend is voor de totaalindruk, dat niet kan worden gesproken van inbreuk op het Tast Toe! ontwerp. De ruimte voor afwijking aan de overige elementen van het ontwerp voor een dun kartonnen wegwerp taartplateau (het idee. daarvoor is niet auteursrechtelijk te beschermen), met name dat dit de (doorgaans) ronde standaardtaartvorm volgt en dat de houders van de poten aan de bovenzijde van het plateau afgerond zijn, wordt vanwege aspecten van technische bepaaldheid voorshands beperkt geoordeeld. Maar ook als dat anders zou moeten worden gezien en de vormgeving als dun kartonnen wegwerpartikel als creatieve keuze wordt meegewogen, is door de eerder genoemde voldoende anders vormgegeven poten sprake van een afwijkende totaalindruk.

Wapperen: 5.9. Daarvan is in de onderhavige zaak evenwel onvoldoende aannemelijk geworden. Van een sommatie gericht tegen het aangevallen ontwerp van Wins kan niet gezegd worden dat dit een handhavingshandeling van Hema tegen beter (behoren te) weten in betreft, omdat er onmiskenbaar ook een aantal in het oog springende overeenkomsten tussen het ontwerp Tast Toe! en dat van Wins bestaan, die een onderbouwde en "pleitbare" inbreukargumentatie kunnen dragen. Dat de voorlopige afweging in dit kort geding na wisseling van argumenten in en buiten rechte anders uitvalt, nu het inbreukverbod zal worden afgewezen vanwege de (net) voldoende anders vormgegeven poten, maakt dat niet anders. Anders dan Wins betoogt, verschaft het aangedragen (overigens goeddeels onvoldoende eenduidig voorafgaand aan het Tast Toe! ontwerp gedateerde) "vormgevingserfgoed" geen geschikt argument ten betoge dat Hema had behoren te weten dat het Tast Toe! ontwerp geen auteursrechtelijke bescherming toekomt. Hema heeft - gesteld in de sleutel van voorlopige beoordeling van het gevorderde "wapperverbod" - mogen menen auteursrechthebbende te zijn met betrekking tot het ontwerp voor de Tast Toe!, gelet op de door haar geproduceerde akte van overdracht. Bovendien heeft zij jarenlang Tast Toe! taartplateaus als (uitsluitend) van haar afkomstig op de markt gebracht De vraagtekens, geplaatst door Wins, bij de reikwijdte van bedoelde auteursrechtoverdracht, nu de in de akte van overdracht genoemde bijlage niet is geproduceerd in dit kort geding, brengen hier geen wijziging in; voor Hema en Hennink is volstrekt helder geweest dat voorwerp van overdracht van auteursrecht het prijswinnende Tast Toe! ontwerp was. Als eerder aangegeven staat de vormgeving van dat ontwerp los van de (verscheidene) prints waarin de Tast Toe! op de markt wordt gebracht. Ook dit maakt derhalve niet dat gezegd kan worden dat Hema handhaafde tegen beter (behoren te) weten in.

5.10. Bij de beoordeling van het gevorderde "wapperverbod" kan ten slotte (eveneens ten overvloede) worden meegewogen dat Hema en Action de laatste jaren verschillende keren de degens hebben moeten kruisen vanwege (andere) intellectuele eigendomsinbreuken door Action, waarbij Hema telkens aan het langste eind trok.

Lees het vonnis hier

IEF 9068

Maakt niet alsnog bevoegd

Rechtbank Zwolle-Lelystad, 1 september 2010, HA ZA 10-701, JunkTrunk Nederland tegen Wehkamp B.V. (met dank aan Lars Bakers & Charlotte Vrendenbarg, Bingh Advocaten).

Modellenrecht. Auteursrecht. Bevoegdheidsincident m.b.t. gestelde inbreuk op Gemeenschapmodel speelmeubelset. Rechtbank ’s-Gravenhage is bij uitsluiting bevoegd, Andere ten grondslag gelegde gronden doen daar niet aan af.

2.4. Vast staat dat de vorderingen van P. mede gebaseerd zijn op een inbreuk op een gemeenschapsmodel zodat de rechtbank te 's-Gravenhage bij uitsluiting bevoegd is van deze vorderingen kennis te nemen. Dat P. aan de vorderingen ook andere gronden ten grondslag heeft gelegd maakt niet dat de rechtbank Zwolle-Lelystad alsnog bevoegd is over de aan de vorderingen ten grondslag gelegde inbreuk op het modelrecht te oordelen. Dat de voorzieningenrechter van de rechtbank Zwolle-Lelystad ingevolge artikel 90 van de Verordening in geval van een voorlopige of beschermende maatregel wel bevoegd zou zijn van het geschil kennis te nemen doet - wat daar verder ook van zij - aan het voorgaande niet af. Het betreft hier immers geen procedure inzake een voorlopige of beschermende maatregel maar een bodemprocedure.

Lees het vonnis hier.