Auteursrechten kunstenaar zijn ingebracht in vennootschap
Hof Amsterdam 11 februari 2020, IEF 19461; ECLI:NL:GHAMS:2020:373 (Auteursrechten kunstenaar) Auteursrecht. Vervolg op tussenarrest, zie [IEF 16312], [IEF 14738]. In hoger beroep is alleen nog aan de orde aan wie de auteursrechten op de werken van geïntimeerde toebehoren: aan appellanten (door erfopvolging), dan wel aan de vennootschap (door inbreng van de kunstenaar bij leven). In het tussenarrest heeft het hof geoordeeld dat in het feitenmateriaal dusdanig sterke aanwijzingen zijn gelegen dat de akte van inbreng er mede toe strekte de auteursrechten op de kunstwerken aan de vennootschap over te dragen, zodat de auteursrechten krachtens artikel 2 Aw aan geïntimeerde toebehoren. Appellanten zijn in de gelegenheid gesteld om te bewijzen dat de uitleg van deze akte niet de juiste is. In dit tegenbewijs zijn appellanten niet geslaagd: zij hebben niet bewezen dat de auteursrechten deel uitmaken van de nalatenschap van de kunstenaar (en niet in de bv zijn ingebracht). Het hof bekrachtigt het vonnis.