Handelsnaamrecht  

IEF 9829

Voor het eerst in vijftien jaar weer actief

Rechtbank Haarlem 8 juni 2011, LJN BQ9150 (MEDEX c.s. en EJW Productions B.V.)

Handelsnaamrecht. Domeinnaamrecht. Eiseressen maken aanspraak op handelsnaam 'Medec', vanwege gebruik. Gedaagde heeft handelsnaam Medec, Medex Holland en Medec Nederland in het handelsregister geregistreerd en gebruikt website www.medec.nl onder de naam Medicare.

Gevorderd: ongedaanmaking inschrijving en overdragen gebruiksrechten domeinnaam. Afwijzing vorderingen: exclusief gebruik is niet vast komen te staan, "verjaring" van handelsnaamrecht omdat "zij voor het eerst in vijftien jaar weer actief wordt in Nederland" [red. zie hier]. Geen overdracht van (het gebruiksrecht op) www.medec.nl, omdat gedaagde geen rechthebbende is. Proceskosten veroordeling 1019h Rv.

4.5.  Medec Benelux heeft diverse facturen overgelegd ter onderbouwing van haar stelling dat zij de handelsnaam Medec in Nederland voert. Bij nadere bestudering van deze facturen blijkt dat het merendeel van de facturen betrekking heeft op producten die aan Endomed zijn geleverd en dat van een periode van tien jaren acht facturen aan vijf verschillende afnemers in Nederland in het geding zijn gebracht. Medec Benelux heeft zich dus weliswaar op de Nederlandse markt begeven, maar een exclusief gebruik (in Nederland) van de handelsnaam Medec heeft Medec Benelux met die facturen niet aangetoond. Daarbij is mede van belang dat Medec Benelux nimmer in het geweer is gekomen tegen de door Medicare reeds sedert 2002 geëxploiteerde website www.medec.nl, welke website sinds 2010 ook door EJW wordt gebruikt. Bovendien schrijft Medec Benelux in haar eigen persbericht dat zij voor het eerst in vijftien jaren weer actief wordt in Nederland.

De conclusie luidt dan ook dat het exclusief gebruik in Nederland van de handelsnaam Medec door Medec Benelux niet is komen vast te staan en dat de vordering tot doorhaling van de handelsnamen in het register van de Kamer van Koophandel afgewezen dient te worden. Bij dit oordeel is voorts nog betrokken het zeer beperkte belang van Medec Benelux bij toewijzing van de vordering. Indien het gevorderde zou worden toegewezen staat niets er immers aan in de weg dat EJW de naam Medec als handelsnaam blijft gebruiken.

De vordering tot overdracht van (het gebruiksrecht op) het domein www.medec.nl strandt reeds omdat EJW geen rechthebbende van dit domein is en hierover dus ook geen zeggenschap heeft. Ook overigens kan deze vordering – gelet op hetgeen hiervoor omtrent het voeren van de handelsnaam is overwogen – niet slagen.

Lees het vonnis hier (link / pdf / LJN)

IEF 9816

IE te Rijk

Besluit van de Minister-President, Minister van Algemene Zaken van 7 juni 2011, nr. 3104145, houdende vaststelling van de herziene Algemene Rijksvoorwaarden voor het verstrekken van opdrachten tot het verrichten van diensten (ARVODI-2011), Stcrt. 2011, nr. 10 874. Zie hoofdstuk IE-rechten en toelichting

Het regelen van de intellectuele eigendomsrechten roept in de praktijk allerlei vragen op. De beantwoording daarvan en het omgaan met dergelijke rechten vereist zorgvuldigheid. Om die reden wordt hieronder wat uitgebreider stilgestaan bij dit onderwerp. Ook hier geldt dat men zich van te voren zich een goed beeld moet vormen van wat men precies wil bereiken met de rechten. Dan kan er ook een verantwoorde keuze gemaakt worden voor de overdracht van het intellectuele eigendomsrecht of voor een bepaald gebruiksrecht.

Rijksvoorwaarden voor opdrachtnemers, let op artikel 23 over Intellectuele Eigendomsrechten en de bijbehorende toelichting hierover van de ARVODI-2011;

  • alle intellectuele eigendomsrechten op resultaten liggen bij opdrachtgever (23.1, 23.2),
  • machtiging inschrijving IE in registers (23.3),
  • overdracht persoonlijkheidsrechten (23.5),
  • gebruik door opdrachtnemer en derdenbepaling (23.6),
  • vrijwaring en ontbinding overeenkomst bij schending (23.7-23.8).

23.1 Alle intellectuele eigendomsrechten die kunnen of zullen kunnen worden uitgeoefend – waar en wanneer dan ook – ten aanzien van de resultaten van de verrichte Diensten die Opdrachtnemer voor Opdrachtgever verricht, berusten bij Opdrachtgever.
Deze rechten worden op grond van de Overeenkomst door Opdrachtnemer op het moment van het ontstaan daarvan aan Opdrachtgever overgedragen, welke overdracht door Opdrachtgever reeds nu voor alsdan wordt aanvaard.

23.2 Voor zover de resultaten, bedoeld in het eerste lid, tot stand komen met gebruikmaking van reeds bestaande, niet aan Opdrachtgever toekomende intellectuele eigendomsrechten, verleent Opdrachtnemer aan Opdrachtgever een niet-exclusief gebruiksrecht van onbepaalde duur. Opdrachtnemer garandeert in dat geval gerechtigd te zijn tot het verlenen van vorenbedoeld gebruiksrecht.

23.3 Voor zover voor de overdracht van de rechten, bedoeld in het eerste lid, een nadere akte zou zijn vereist, machtigt Opdrachtnemer Opdrachtgever reeds nu voor alsdan onherroepelijk om zodanige akte op te maken en namens Opdrachtnemer te ondertekenen, onverminderd de verplichting van Opdrachtnemer om op eerste verzoek van Opdrachtgever aan de overdracht van deze rechten medewerking te verlenen, zonder daarbij voorwaarden te kunnen stellen. Opdrachtnemer machtigt voor zover nodig Opdrachtgever hierdoor onherroepelijk om de overdracht van deze intellectuele eigendomsrechten in de desbetreffende registers te doen in- of overschrijven.

23.4 Indien tussen partijen verschil van mening bestaat over intellectuele eigendomsrechten ten aanzien van de resultaten van de verrichte Diensten wordt, behoudens tegenbewijs, ervan uitgegaan dat die rechten bij Opdrachtgever berusten. In alle gevallen mag Opdrachtgever het bij de Overeenkomst beoogde gebruik van de uitkomst van de resultaten maken.

23.5 Opdrachtnemer doet hierbij afstand jegens Opdrachtgever van alle eventueel aan hem, Opdrachtnemer, toekomende zogenaamde persoonlijkheidsrechten als bedoeld in de Auteurswet, in de mate als de toepasselijke regelgeving zodanige afstand toelaat. Opdrachtnemer doet, hiertoe gevolmachtigd, ook namens het aan zijn zijde betrokken Personeel, afstand jegens Opdrachtgever van alle eventueel aan deze personeelsleden toekomende persoonlijkheidsrechten, in de mate als de toepasselijke regelgeving zodanige afstand toelaat.

23.6 Opdrachtnemer mag de resultaten van de verrichte Diensten in generlei vorm aan derden beschikbaar stellen, noch hierover aan derden enige inlichting te verschaffen, tenzij Opdrachtgever uitdrukkelijk toestemming hiervoor heeft verleend. Opdrachtgever kan aan deze toestemming voorwaarden verbinden.

23.7 Opdrachtnemer vrijwaart Opdrachtgever tegen aanspraken van derden ter zake van (eventuele) inbreuk op intellectuele eigendomsrechten van die derden, vergelijkbare aanspraken met betrekking tot kennis, ongeoorloofde mededinging en dergelijke daaronder begrepen. Opdrachtnemer verplicht zich tot het op zijn kosten treffen van alle maatregelen die kunnen bijdragen tot voorkoming van stagnatie en tot beperking van de te maken extra kosten of de te lijden schade als gevolg van bedoelde inbreuken.

23.8 Onverminderd het hiervoor bepaalde kan Opdrachtgever, indien derden Opdrachtgever ter zake van schending van intellectuele eigendomsrechten aansprakelijk stellen, de Overeenkomst schriftelijk, buiten rechte, geheel of gedeeltelijk ontbinden. Van zijn recht tot ontbinding van de Overeenkomst maakt Opdrachtgever geen gebruik dan na voorafgaand overleg met Opdrachtnemer.

Lees het complete besluit hier (link)

IEF 9814

Beauty, Center en Bogár

Rechtbank 's-Gravenhage 22 juni 2011, HA ZA 09-2695 (Schoonheidsinstituut Nefertete B.V. tegen v.o.f. Bogár)

In navolging van IEF 8313, IEF 7970 en 5219.

Handelsnaamrecht. Merkenrecht. Rechtsverwerking. Aan handelsnaam wordt immer niet de eis gesteld dat deze onderscheidend vermogen heeft. Beroep op art. 5 Hnw mogelijk, zij het dat een en ander wel gevolgen heeft voor de beschermingsomvang. Auditieve en visuele gelijkenis Beauty Center Bogár en Beauty Center Bogaard, verwarring te duchten. Vordering toegewezen obv handelsnaamrecht. Merkenrecht niet. Geen belang bij proceskostenveroordeling eerdere KG.

 Nefertete exploiteert in het winkelcentrum In de Bogaard te Rijswijk een schoonheidssalon annex afslankinstituut (r.o. 2.1).   Bogár exploiteert in het winkelcentrum In de Bogaard te Rijswijk sinds 12 november 2002 een tanning en beautysalon, aanvankelijk als eenmanszaak gebruik makend van de handelsnaam Touch of Beauty (r.o. 2.2). Nefertete komt onder meer op tegen gebruik van de handelsnaam Bogár op de website met de domeinnaam bogar.nl en tegen gebruik van de naam met grote letters op het bedrijfspand van Bogár.

Rechtsverwerking 4.7. Ten aanzien van de overeenstemming tussen beide handelsnamen heeft Bogár verder aangevoerd dat zulks wordt veroorzaakt door de elementen Bogaard en Bogár en dat, nu Nefertete tegen gebruik van de handelsnaam Bogár en Bogár Tanning & Beauty in het verleden geen bezwaar heeft gemaakt, zij haar recht heeft verwerkt op te treden tegen de handelsnaam in combinatie met de toevoegingen Beauty Center. Dit standpunt wordt niet gevolgd. Het niet optreden tegen het gebruik van de handelsnaam Bogár of Bogár Tanning & Beauty vond plaats in de periode waarin Bogár deze handelsnamen voerde. Deze namen stemmen zowel in auditief als visueel opzicht minder overeen met de naam Beauty Center Bogaard, zodat niet onbegrijpelijk is dat Nefertete zich medio 2005/2006 tegen de nieuwe handelsnaam Beauty Center Bogár, vanwege een denkelijk toegenomen verwarringsgevaar, wél is gaan verzetten. Daarbij is van belang dat het bij de beoordeling van het bestaan (en de mate) van verwarringsgevaar aankomt op de namen als geheel. Bogár mocht er daarom niet op vertrouwen dat het gedogen, door Nefertete, van het gebruik van het element Bogár als handelsnaam of als onderdeel van de handelsnaam Bogár Tanning & Beauty, eveneens betrekking zou hebben op de naam Beauty Center Bogár.

Handelsnaam 4.9. Gelet op artikel 5 Hnw is bepalend of bij het publiek verwarring te duchten is. Daarbij dient in ieder geval te worden gelet op de mate van gelijkenis, de aard van de ondernemingen en hun plaats van vestiging. Voorts gaat het, het zij herhaald, om een vergelijking tussen de beide handelsnamen als geheel. Wat de namen Beauty Center Bogár en Beauty Center Bogaard betreft is niet in geschil dat sprake is van een grote auditieve gelijkenis. Ook is sprake van een aanzienlijke visuele gelijkenis. Gelet voorts op het feit dat beide ondernemingen (volgens Nefertete inmiddels) soortgelijke diensten aanbieden en vast staat dat beide ondernemingen op slechts 200 meter van elkaar gevestigd zijn in hetzelfde winkelcentrum, is de rechtbank van oordeel dat gevaar voor verwarring bij het publiek is te duchten, zoals partijen zelf ook ter comparitie hebben erkend.

Merkenrecht 4.11. Voor zover de vorderingen ook zijn gebaseerd op het ingeroepen Benelux woordmerk (vgl. r.o. 2.4.) heeft Nefertete daarbij, voor zover de reikwijdte daarvan samenvalt met het reeds op de handelsnaamrechtelijke grondslag toe te wijzen verbod, geen belang. Voor zover de vorderingen zien op het meerdere (i.e. een verbod buiten de in r.o. 4.10. genoemde straal), worden zij afgewezen. In de eerste plaats geldt daartoe dat Nefertete niet gemotiveerd heeft gesteld waarom het gebruik van de handelsnaam van Bogár merkgebruik oplevert in de zin van artikel 2.20 lid 1 sub b BVIE. In de tweede plaats geldt dat de ook ingeroepen grondslag van artikel 2.20 lid 1 sub d BVIE niet tot een andere uitkomst kan leiden dan hiervoor ten aanzien van het handelsnaamrechtelijke deel van het geschil is overwogen en beslist. De te beantwoorden voorvraag hier is immers of de gemiddelde consument een verband zou leggen tussen de handelsnaam van Bogár en het merk van Nefertete in die zin dat de handelsnaam het merk in gedachten oproept. Niet aannemelijk is geworden dat zulks buiten een straal van 5 km rondom het winkelcentrum het geval zou zijn. Daar komt bij dat Nefertete niet gemotiveerd heeft gesteld dat en waarom Bogár met haar handelsnaam buiten genoemde straal ongerechtvaardigd voordeel trekt uit of afbreuk doet aan het onderscheidend vermogen of de reputatie van het merk, zodat ook deze grondslag niet tot een verdere toewijzing kan leiden dan op basis van de handelsnaamrechtelijke grondslag reeds toewijsbaar is.

4.12. Datzelfde geldt ook de meer subsidiair ingeroepen grondslag onrechtmatige daad/oneerlijke mededinging in de zin van artikel 10bis Verdrag van Parijs.

Dictum: verbiedt Bógar om binnen 14 dagen na betekening van dit vonnis ieder gebruik als handelsnaam van de tekens Beauty Center Bogár en/of andere combinaties van de termen Beauty, Center en Bogár in het winkelcentrum In de Bogaard te Rijswijk (ZH) en een straal van 5 kilometer rondom dat winkelcentrum te staken en gestaakt te houden, op straffe van een dwangsom van € 1.000,00 voor iedere overtreding van het verbod en voor iedere dag of gedeelte van een dag dat die overtreding voortduurt, met een maximum van € 500.000,00;

Lees de uitspraak hier (pdf)

IEF 9808

'Toevallige concurrent'

GiEA Aruba 23 maart 2011, LJN BQ8781 (Safecom Safety tegen Safecom Security NV)

Wellicht ten overvloede. Arubaanse zaak. Handelsnaamrecht. Sprake is van onbehoorlijk bestuur, oneerlijke concurrentie of inbreuk op handelsnaam? AVA is onjuist geïnformeerd door gedaagde directieleden en bovendien een concurrerend bedrijf met de inbreukmakende naam Safecom Security hebben opgezet. Verwarringsgevaar aangenomen, meest onderscheidend onderdeel is identiek SAFECOM. Ernstig verwijtbaar handelen, nu het hierbij niet gaat om een 'toevallige concurrent'. Vorderingen toegewezen.

4.6 (...) Bij de beoordeling is uitgangspunt dat het profiteren van andermans inspanningen en de resultaten daarvan op zichzelf niet onrechtmatig is, ook niet wanneer dit nadeel aan die ander toebrengt. Dat kan echter anders zijn indien het gaat om het gebruik van een handelsnaam die gelijkenis vertoont met de handelsnaam van een ander en het publiek daardoor in verwarring kan worden gebracht. Het gerecht is van oordeel dat deze situatie zich in het onderhavige geval voordoet. Zelfs indien tot uitgangspunt wordt genomen dat Safecom Safety zich nooit op manbewaking heeft willen toeleggen – hetgeen door [gedaagden] wordt gesteld en door [eisers] wordt bestreden –, dan nog geldt dat de beide bedrijven in dezelfde branche opereren, namelijk die van de beveiliging. Dat de bedrijven niet identiek zijn doet daaraan niet af. Nu de beide bedrijven zich bovendien op hetzelfde adres bevinden en de handelsnaam Safecom Security overeenstemming vertoont met de handelsnaam Safecom Safety & Communications Services (waarbij wordt opgemerkt dat het meest onderscheidende onderdeel van de beide handelsnamen identiek is: SAFECOM, terwijl de onderdelen SAFETY en SECURITY inhoudelijk overeenstemmen), is verwarring tussen de beide ondernemingen te duchten. Nu het hierbij niet gaat om een ‘toevallige concurrent’, maar om een onderneming die is opgericht door de beide directeuren van Safecom Safety, is sprake van ernstig verwijtbaar handelen, zodat [gedaagden] voor eventuele schade aansprakelijk zijn jegens [eisers].

IEF 9803

Meer dulden dan als privépersoon

Rechtbank Utrecht 15 juni 2011, KG ZA 11-33 (Kuks tegen Hankes en SIN-NL)

Met dank aan Milica Antic, SOLV.

In navolging van IEF 8954. Domeinnaamrecht. Handelsnaamrecht. "Privépersoon". Onrechtmatige inhoud. Kuks is neuroloog, SIN-NL is stichting die zich richt op het verbeteren van de situatie van slachtoffers van medische fouten en de nabestaanden van die slachtoffers. KukS komt op een zwarte lijst voor. SIN-NL is rechthebbende van domeinnaam jankuks.nl waarop uitlatingen staan. Ook wordt naar deze site gelinkt. Vrz beoordeelt dit onrechtmatig en beveelt staking. Nu www.drkuks.nl, vordering site uit hele lijst zoekmachines resulaten verwijderen. In reconventie: beslag op uitkering, executie eerder vonnis gestaakt houden, en meer. Nu een persoon met hoge functie zal meer openlijke kritiek moeten dulden als privépersoon. Wijst de vorderingen af. In Reconventie: executie van eerder vonnis door voorzieningenrechter te staken, zolang Hankes de website www.jankuks.nl (niet doelend op de domeinnaam) verwijderd houdt.

5.1 (...) Of de reputatie van Kuks door Hankes c.s. wordt geschaad, kan in het middel blijven nu Kuks naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter te weinig heeft aangevoerd om de hiervoor genoemde belangen afweging in zijn voordeel uit te laten vallen. Kuks verwijst weliswaar naar het vonnis van 23 juni 2010, maar in die zaak handelde het om een domeinnaam waarin de privénaam van Kuks - Jan Kuks - was opgenomen. In onderhavig geschil wordt in de domeinnaam verwezen naar de beroepsmatige aanduiding van Kuks, te weten dr. Kuks. Nu naar het voorlopige oordeel van de voorzieningenrechter een persoon in de uitoefening van een hoge (medische) functie in het algemeen ten aanzien van het openlijk uiten van kritiek meer zal moeten dulden dan als privépersoon, kan een enkel beroep op het vonnis van 23 juni 2010 Kuks niet baten.

Ook speelde in de eerdere zaak een rol dat (een deel van) de inhoud van de website die onder de domeinnaam www.jankuks.nl hangt, onrechtmatig werd geacht. In onderhavig geschil heeft Kuks niets over de eventuele onrechtmatigheid van de inhoud van de website aangevoerd. Sterker nog, Kuks voert aan dat de inhoud van de  website grotendeels overeenkomt met de (door de voorzieningenrechter te Groningen bij vonnis van 25 september 2009) niet onrechtmatig geachte  inhoud van de websitte www.sin-nl.org. Ook de inhoud van de website (in combinatie met de domeinnaam) kan dus niet tot de conclusie leiden dat het registreren en gebruiken van de domeinnaam www.drkuks.com onrechtmatig jegens Kuks moet worden geacht. Gelet op het voorgaande heeft Kuks ook met betrekking tot de vermelding van de domeinnaam www.drkuks.com op de website www.sin-nl.org onvoldoende aangevoerd om te kunnen oordelen dat zulks onrechtmatig is jegens Kuks. De stelling van Kuks dat de (verwijzing naar) eerste genoemde website niet noodzakelijk zou zijn om de doelstellingen van SIN-nL na te streven, is hiertoe onvoldoende.

Lees de uitspraak hier (pdf, LJN)

IEF 9787

Volgen en gevolgd worden

Vrz. Rechtbank Amsterdam 15 juni 2011, KG ZA 11-632 MW/MV (Mediavacature.nl tegen Mediavacatures.nl c.s.) en hier

Met dank aan Joost Becker, Dirkzwager advocaten & notarissen en Marcoline van der Dussen, CMS Derks Star Busmann

Handelsnaamrecht. Domeinnaam. Jongere domeinnaam mediavacature.nl gebruikt handelsnaam en heeft hierdoor handelsnaamrecht. Verwarringsgevaar. Geen dwangsom, vanwege vrijwillige staking site. Domeinnaam niet onrechtmatig, eiser wist - bij registratie dat er ouder domeinnaam als doorlink-url bestond. Twitteraccount: "Het volgen van de volgers van een concurrent kan dan ook voorshands niet onrechtmatig worden geacht." niet toewijsbare vordering. Handelsnaamvordering toegewezen, dus gedaagden mogen ook beeldmerk niet gebruiken.

Handelsnaam 4.6. Gedaagden hebben voorshands niet aannemelijk gemaakt dat zij hun handelsnaam Mediavacatures.nl eerder hebben gebruikt dan eiser zijn handelsnaam. Gedaagden hebben als productie 5 stukken in het geding gebracht die dateren van augustus 2006 en van daarna, maar dit betreft met name brieven en e-mails waaruit blijkt dat zij het voornemen hebben om www.mediavacatures.nl als handelsnaam te gaan gebruiken. (…) De eerste aanwijzingen waaruit blijkt dat gedaagden actief waren onder hun handelsnaam dateert van 5 juli 2007; vanaf dat moment is aantoonbaar en actief gebruik gemaakt van de handelsnaam op de website www.mediavacatures.nl. Dat gedaagden pas in 2007 hun handelsnaam actief zijn gaan gebruiken kan voorshands eveneens worden afgeleid uit het feit dat gedaagde sub 1 op 1 mei 2007 is opgericht en dat het beeldmerk met daarin de naam mediavacatures.nl op 26 juli 2007 is geregistreerd.

Domeinnaam 4.9 “[Eiser] wist derhalve op dat moment dat derden een oudere domeinnaam bezaten met maar één letter verschil en dat die domeinnaam werd gebruikt voor doorlinken van het publiek. Eiser heeft er desalniettemin voor gekozen om zijn domeinnaam te registreren en actief (ook als handelsnaam) te gaan gebruiken. Eventuele verwarring bij het publiek omtrent de identiteit van partijen, kan onder die omstandigheden gedaagden niet worden verweten. Derhalve valt niet in te zien dat de wijze waarop gedaagden hun domeinnaam thans gebruiken (...) onrechtmatig is jegens eiser.

Twitteraccount 4.10. Gedaagden erkennen dat met het twitteraccount @mediavacatures klanten van eiser op Twitter worden gevolgd. Op Twitter draait het echter allemaal om volgen en gevolgd worden. Bovendien zijn op Twitter alle gegevens openbaar. Het volgen van de volgers van een concurrent kan dan ook voorshands niet onrechtmatig worden geacht. Uitgangspunt is immers dat het profiteren van andermans product, inspanning, kennis of inzicht op zichzelf niet onrechtmatig is, ook niet als dit nadeel aan die ander toebrengt. Dat is pas anders indien een twitteraar (al dan niet bewust) bij het publiek verwarring creëert over zijn identiteit en zodoende “op slinkse wijze” klanten van de concurrent “weglokt”. Dat in dit geval sprake is van verwarring is niet onaannemelijk. Het is echter niet goed voor te stellen dat eiser klanten (abonnees) als gevolg van de verwarring bij het twitteren kwijtraakt aan gedaagden, nu gedaagden de naam Mediavacatures.nl niet meer als handelsnaam mogen gebruiken.”

Beeldmerk 4.11 (...) Via de "achterdeur" van een beeldmerk kan immers niet de bescherming van een woordmerk worden ingeroepen. (...) Nu gedaagden de handelsnaam Mediavacatures.nl niet meer mogen gebruiken, is het gebruik van het beeldmerk met daarin verwerkt het woord Mediavacatures, voor zover dit wordt gebruikt in verband met het voeren van de handelsnaam Mediavacatures.nl, als onrechtmatig jegens eiser aan te merken.”

Lees het vonnis hier (pdf / pdf2)
Handelsnaamwet

IEF 9781

Indien inschrijving volgt

Rechtbank Almelo 10 juni 2011, LJN BQ7858 (Traveleventgroep & Labyrinth tegen Rent-a-Tent & Vakantieplezier)

Met gelijktijdige dank aan Marjolein Driessen, legaltree en Merkenbureau Abcor.

Merkenrecht. Handelsnaam. Domeinnaam. Houder van Benelux-merk NOA Vakanties, licentienemer Labyrinth biedt o.a. kampeervakanties aan onder deze naam en stelt dat gebruik van de handelsnaam VIANOVA een inbreuk veroorzaakt. De vorderingen van NOA vakanties worden toegewezen, NOA Vakantie heeft onderscheidend vermogen, dat vind steun in het onderzoek van het BBIE. Er volgt een inbreukverbod op de merken van NOA Vakanties en het voeren van een handelsnaam, domeinnaam vianoa.nl wordt doorgehaald.

4.2. (...) De stelling van gedaagden dat er geen sprake is van een (sterk) onderscheidend vermogen wordt dan ook verworpen. Het oordeel dat het merk NOA Vakanties onderscheidend vermogen heeft, vindt ook steun in de omstandigheid dat een (woord)merk pas wordt ingeschreven nadat door het Benelux-Bureau voor de Intellectuele Eigendom een onderzoek heeft plaatsgevonden naar (onder meer) de vraag of de in de aanvraag voorkomende tekens geacht moeten worden elk onderscheidend vermogen te missen. Indien inschrijving volgt, zoals hier is gebeurd, kan daaruit dan ook worden afgeleid dat het Benelux-Bureau na onderzoek geen aanleiding heeft gezien om het merk te weigeren wegens het ontbreken van onderscheidend vermogen (vgl. Rechtbank Arnhem
3 september 2010 LJN BN7720). [red. IEF 9070]

4.6. Gelet op de grote mate van visuele, auditieve en begripsmatige overeenstemming tussen het teken en het merk en het feit dat de aangeboden diensten identiek zijn, is de voorzieningenrechter van oordeel dat voldoende aannemelijk is dat bij het in aanmerking komende publiek verwarring zal ontstaan, inhoudende het gevaar van associatie met het merk. De verwarring zal in die zin ontstaan dat het publiek zal aannemen dat de diensten dezelfde herkomst hebben (directe verwarring), dan wel dat het publiek zal aannemen dat tussen de ondernemingen van partijen enig verband aanwezig is (indirecte verwarring). Wat er ook zij van de stellingen van gedaagden, uit voorgaande volgt dat gedaagden in strijd handelen met artikel 2.20 lid 1 sub b BVIE. Het beroep van eiseressen op artikel 2.20 lid 1 sub d BVIE kan dan ook onbesproken blijven.

4.8. Mede gelet op hetgeen in overweging 4.7 is overwogen, moet worden geoordeeld dat door het gebruik als handelsnaam van de domeinnaam www.vianoa.nl bij het publiek verwarring is te duchten tussen de ondernemingen. Gedaagden voeren dan ook de domeinnaam in strijd met het bepaalde in artikel 5 Handelsnaamwet. Het beroep van eiseressen op artikel 5a Handelsnaamwet kan gelet hierop en hetgeen in overweging 4.7 is overwogen, onbesproken blijven. Uit het voorgaande vloeit voort dat het beroep op artikel 6:162 BW door eiseressen, geen bespreking behoeft.

Lees de uitspraak hier (link / pdf).
BVIE, Handelsnaamwet

IEF 9765

Regionale verwarring vereist

Hof 's-Hertogenbosch 7 juni 2011, LJN BQ7524 (Shoetime Retail B.V. tegen V.O.F. X en Shoetime B.V.)
Handelsnaam. Domeinnaam. art. 5 Hnw. Winkels in Groningen/Beilen-geïntimeerden en in Kessel-appelant voeren beiden de naam SHOETIME. Verwarring is te verwachten. Appellant stelt gehele naam "SHOETIME RETAIL" te gebruiken, deze wordt toch vaak afgekort naar Shoetime. Afstand tussen ondernemingen van belang, plaatselijke bescherming. Domeinnaam. Verwarringsmogelijkheid is onvoldoende voor opleggen verbod op grond van art. 5 Hnw.

Hof vernietigt beschikking voor zover Shoetime Retail daarin is veroordeeld, wijst inleidend verzoek van V.O.F. alsnog af, bekrachtigt beschikking voor zover verzoek van B.V. daarin is afgewezen.

3.5.3. (...) Naar het oordeel van het hof strekt deze bepaling ertoe, voor de onderneming die plaatselijk haar onderneming voert, plaatselijke bekendheid te beschermen door verwarringscheppend gebruik van derden te verbieden. Het enkele feit dat een onderneming een website heeft brengt echter nog niet mee dat reeds daarom de bekendheid waarop artikel 5 Hnw doelt tot heel het land wordt uitgebreid en bescherming geboden dient te worden. Artikel 5 Hnw heeft dan ook niet de strekking de (regionale) bescherming die zij (de domeinnaam weggedacht) biedt, uit te breiden tot heel Nederland indien en zodra een onderneming haar handelsnaam in een domeinnaam opneemt. In dit verband merkt het hof op dat deze bepaling er ook niet toe strekt om de handelsnaambescherming uit te breiden indien en zodra een onderneming gaat adverteren in een landelijk dagblad of op radio en televisie. Ook dan zal een vergelijkbaar verwarringsgevaar te duchten zijn. Aldus naamsbekendheid uitstralen maakt het gebruik van dezelfde naam in andere regio’s niet, althans niet zonder meer onrechtmatig. Voor die uitbreiding is minstgenomen tevens vereist dat exploitatie zich ook heeft uitgebreid doordat derden van buiten de oorspronkelijke regio gebruik zijn gaan maken van de aangeboden diensten. Daarvan is hier geen sprake. Dat door de domeinnaam derden van buiten de regio waarin [X.] haar bedrijf exploiteert kennis kunnen nemen van het bestaan van haar bedrijf is een onvermijdbare omstandigheid, maar niet een omstandigheid die de bedrijfsvoering van [X.] raakt, althans daarvan is niet gebleken. Het enkele feit dat de domeinnaam verwarring kan doen ontstaan is evenwel onvoldoende voor het opleggen van het verbod van artikel 5 Hnw. (...)

Lees de gehele uitspraak hier (link / pdf)

IEF 9745

Overdracht is de bedoeling van partijen

Vrz. Rechtbank Zutphen 1 juni 2011, KG ZA 11-143 (Copla Consultants, Copla Opleiding & training tegen Copla Holding B.V. & A.)

Met dank aan Elise Menkhorst en Marieke Coumans, De Gier | Stam & Advocaten. Handelsnaamrecht. Merkenrecht. Overdracht van onderneming. Ouder handelsnaamgebruik. Samenwerking. Aanspraak op domeinnaam copla.nl.

Copla biedt diensten aan op het gebied van veiligheidszorg en arbo-/ brandveiligheid. Copla Holding bedrijft gelijke activiteit, terwijl er sprake was van overdracht van onderneming Copla. Beneluxmerkregistratie Copla (zie hier), daartegen staat nog bezwaar open, dat maakt het gebruik door Copla Holding nog altijd in strijd met deze registratie. Toewijzing van vorderingen. 1019h Burgerlijke Rechtsvordering.

5.3. Voorts acht de voorzieningenrechter onvoldoende aannemelijk dat Copla Holding op basis van de samenwerkingsovereenkomst (nog) recht heeft op medegebruik van de aanduiding Copla omdat deze samenwerkingsovereenkomst nog steeds geldig zou zijn. uit de feiten en omstandigheden wordt voldoende aannemelijk dat het de bedoeling van partijen was om bij de overdracht van de aandelen in Copla Opleiding & Training - in 2003 - tevens het gebruik van de handelsnaam Copla over te dragen, althans dat Copla daar gerechtvaardigd op mocht vertrouwen. Bovendien staat als onweersproken vast, zoals hiervoor is geoordeeld, dat Copla Holding en A enkel op grond van expliciete toestemming van Copla werd toegestaan om nog op persoonlijke titel examens te blijven ontwikkelen. Dit wijst er op dat partijen er vanuit gingen dat dergelijke bedrijfsactiviteiten feitelijk aan Copla toe vielen.

Gelet op het vorenstaande is de voorzieningenrechter van oordeel dat voldoende aannemelijk is geworden dat de bodemrechter - later oordelend - tot de conclusie zal komen dat Copla Holding door gebruik te maken van de aanduiding Copla inbreuk maakt op de handelsnaam van Copla. Hieruit volgt reeds dat Copla voldoende spoedeisend belang heeft bij de gevorderde voorziening.

Lees de uitspraak hier (pdf - zie ook bovenaan artikel)
2.20 BVIE, 1019h Rv

IEF 9741

Overnemen van handelsnamen

Kantonrechter Leiden Rechtbank 's-Gravenhage 16 februari 2011, LJN bq6250 (eiser 1 en 2 tegen gedaagde)

Handelsnaamrecht. Contractrecht. Overname van handelsnaam en activa, geen schuldoverneming zoals art. 6:155 BW.

De verkeerde partij wordt door de eisende partij aangesproken. De aangesproken partij heeft niet met de eisende partij gecontracteerd, maar heeft wel op enig moment de activa en de handelsnaam van het contracterende bedrijf overgenomen. Van schuldoverneming is echter geen sprake. Beroep op redelijkheid en billijkheid kan de eisende partij niet baten.

Hetgeen [gedaagde] als primair verweer heeft aangevoerd komt erop neer dat zij niet met[eiser 1] heeft gecontracteerd en ook niet betrokken is geweest bij de verhuizing van de inboedel van [eiser 1]. [gedaagde] neemt aan dat [eiser 1] destijds met het[een derde] uit [adres] heeft gecontracteerd, waarvan [gedaagde] bij overeenkomst van koop en verkoop van 30 september 2009 de handelsnaam en de activa heeft gekocht. In een uittreksel uit het handelsregister van de Kamers van Koophandel voor Den Haag, dat [gedaagde] heeft overgelegd, is vermeld dat [gedaagde] onder meer als handelsnaam voert“[naam lijkend op een derde]”en dat haar vestiging te [adres] de handelsnaam “[van een derde]” draagt. [gedaagde] stelt zich op het standpunt dat [eiser 1] en [eiser 2] haar ten onrechte in deze procedure hebben betrokken.

Nu [gedaagde] niet ook de verplichtingen van [een derde] heeft overgenomen en gesteld noch gebleken is dat er sprake is van schuldoverneming in de zin van artikel 6:155 BW, kan niet anders worden geconcludeerd dan dat [eiser 1] en [eiser 2] hun vordering ten onrechte tegen [gedaagde] hebben ingesteld. De koop en het gebruik van de handelsnaam van [een derde] door [gedaagde] maakt dit niet anders. Het is immers niet ongebruikelijk dat in het handelsverkeer handelsnamen van derden worden gekocht en gebruikt. Hierop dient men bedacht te zijn bij het aanhangig maken van een juridische procedure, opdat de juiste (rechts)persoon wordt aangesproken. Dit geldt te meer indien, zoals in casu, de eisende partij zich heeft voorzien van juridische bijstand. Het beroep van [eiser 1] en [een derde] op de redelijkheid en billijkheid kan hen dan ook niet baten. Hun vorderingen in de hoofdzaak dienen dan ook worden afgewezen.

Lees de beschikking hier (link / pdf).
6:155 Burgerlijk Wetboek