Handelsnaamrecht  

IEF 9315

Internationaal baggeren

Rechtbank Zutphen, 22 december 2010, LJN BP0053, HA ZA 10-1325 (Dredging International N.V, tegen Dredging International Gendringen B.V.)

Met dank aan Evert van Gelderen en Elise Menkhorst , De Gier | Stam.

Handelsnaamrecht. Belgische baggeraar Dredging International tegen baggermaterieelleverancier Dredging International Gendringen. Vorderingen afgwezen, geen gevaar voor verwarring. De handelsnaam ‘Dredging International’ bestaat uit een vervoeging van to dredge en International: omdat de betreffende onderneming zich bezighoudt met baggeractiviteiten in een internationale context, is de rechtbank van mening dat de handelsnaam Dredging International beschrijvend is. De combinatie is bovendien tamelijk gangbaar in de (specialistische) branche en de toevoeging ‘Gendringen’ vermindert daarnaast nog eens de kans op verwarring.

Lees het vonnis hier.

IEF 9314

Refereren aan de aard

Gerechtshof Amsterdam, 28 december 2010, zaaknr. 200.043.249/01, Cruise Travel Nederland B.V. tegen Cruise Factory B.V c.s. (met dank aan Daniël Corbeek, IJsseldijk Corbeek advocaten).

Merkenrecht. Handelsnaamrecht. Adwords. Het hof bekrachtigt het vonnis waarvan beroep ( Rechtbank Amsterdam, 10 juni 2009, IEF 8395). Gedaagde Cruise Factory adverteerde bij Google op de Adwords  'cruise' en 'travel'. Eiseres Cruise Travel maakte op grond van haar (beeld)merk en handelsnaam bezwaar.

In eerste instantie werden de vorderingen afgewezen, omdat de rechtbank artikel 2.23 lid 1 aanhef en sub b BVIE (gebruik van aanduidingen inzake soort of andere kenmerken van de dienst) van toepassing achtte. In hoger beroep oordeelt het Hof dat aan dit argument niet wordt toegekomen, nu de tekstelementen "cruise travel" uit het beeldmerk eenvoudigweg beschrijvend zijn voor de diensten (cruisereizen).  In de reisbranche is het Engels immers een “veel gebruikte taal, ook in de Benelux”. De vorderingen gebaseerd op de Handelsnaamwet sneuvelen eveneens, nu niet gebleken is dat Cruise Factory de aanduiding 'cruise travel' als handelsnaam voert.

Merkenrecht: 4.3.1. Cruise Factory heeft aangevoerd dat het gebruik van het tekstuele elementen van het (beeld)merk van Cruise Travel geen merkinbreuk oplevert omdat de woorden 'cruise' en 'travel' (ook in combinatie) beschrijvend zijn voor de diensten waarop het merk betrekking heeft en in de reiswereld ook veel gebruikt worden. Dit verweer slaagt. Evenals de losse woorden 'cruise' en 'travel' moet ook de (aaneengeschreven) combinatie daarvan als beschrijvend worden aangemerkt voor de diensten die door Cruise Travel onder het reeds genoemde beeldmerk worden aangeboden (Reizen met cruiseschepen, of, zoals Cruise Travel het zelf omschrijvt - vgl. inleidende dagvaarding onder 1 en 11 - "cruise reizen"). Dit brengt mee dat het woordelement 'cruisetravel' op zichzelf - dit wil zeggen zonder een daaraan toegevoegd beeldelement - niet geschikt is om de desbetreffende diensten te onderscheiden en dat het gebruik van dat woordelement door een derde geen inbreuk maakt op het beeldmerk waarin het is verwerkt. Dat het een combinatie van twee Engelse woorden betreft maakt dit niet anders; in de doorgaans internationaal georiënteerde reisbranche is immers het Engels een veel gebruikte taal, ook in de Benelux.

Handelsnaamrecht: 4.4. (…) Dat als gevolg van het intype van het woord 'cruise' gevolgd door 'travel' op de desbetreffende internetpagina(s) een advertentie verschijnt van Cruise Factory is niet reeds aan te merken als handelsnaamgebruik: voldoende duidelijk is immers dat de zoekwoorden  niet aan een onderneming doch aan de aard van de door Cruise Factory aangeboden diensten refereren.
In hoeverre met betrekking tot het gebruik van de handelsnaam anders geoordeeld moet worden waar het de aanvankelijk door Cruise Factory geplaatste advertentie betreft (die in beeld verscheen met erboven, als vetgedrukte hyperlink, de zoekwoorden ‘cruise’ en ‘travel’ [na sommatie meteen verwijderd –IEF]) kan in het midden blijven. Cruise Travel heeft onvoldoende feitelijk toegelicht dat door deze specifieke vermelding van de zoekwoorden de consument in verwarring is gebracht ten aanzien van de onderneming die de desbetreffende diensten aanbood.(…)

Cruise Travel wordt veroordeeld in de proceskosten van appèl (E 6506,34, 1019h Rv) maar niet die van de eerste aanleg, omdat Cruise Factory tegen hun afwijzing van de desbetreffende vordering geen incidenteel appel zou hebben ingesteld.

Lees het arrest hier.

IEF 9303

Dat men dan maar beter had moeten opletten

Gerechtshof Amsterdam, 7 september 2010, zaaknr. 200.022.774/01 KG, De Projectenfabriek B.V. tegen X. h.o.d.n. Projectfabriek.com (met dank aan Robert Span, De Clerq).

Handelsnaamrecht. Eindarrest + tussenarrest + vonnis in executiegeschil. Het hof bekrachtigt het vonnis waarvan beroep (Vzr. Rechtbank Amsterdam, 11 december 2008, IEF 7602). Het korte eindarrest ziet slechts op de 1019h proceskosten, het tussenarrest op het materiële geschil. Verwarringsgevaar en daadwerkelijke verwarring. “daadwerkelijk opgetreden vergissingen met betrekking tot beide ondernemingen kunnen niet worden weggeredeneerd met de stelling dat men dan maar beter had moeten opletten.” Geen ontslag van instantie na faillissement eiser.

4.8. Dit brengt mee dat er door de gelijkenis tussen beide handelsnamen verwarring is te duchten bij het relevante publiek, ook indien daarbij in aanmerking wordt genomen dat het onderscheidend vermogen van de door gebezigde handelsnamen niet erg groot is. Daadwerkelijke verwarring bij het gemiddelde publiek is ook gebleken in door in eerste aanleg opgesomde gevallen. Vooralsnog deelt het hof niet de mening van De Projectenfabriek B.V. dat het daarbij niet om verwarring maar om stommiteiten zou gaan, nog daargelaten dat daadwerkelijk opgetreden vergissingen met betrekking tot beide ondernemingen niet kunnen worden weggeredeneerd met de enkele stelling dat men dan maar beter had moeten opletten. Grief 5 faalt daarom ook.

4.9. De slotsom is dan ook dat voldoende aannemelijk is dat de bodemrechter zal oordelen dat De Projectenfabriek B.V. inbreuk maakt op de door - gevoerde handelsnaam Projectfabriek.com, door een handelsnaam te voeren die daarvan slechts in geringe mate afwijkt, waardoor bij het publiek verwarring tussen beide ondernemingen te duchten is. Dit verwarringsgevaar wordt niet weggenomen door het toegevoegde lidwoord "de" en evenmin door de als logo op visitekaartje en briefpapier toegevoegde letters "PP" en de woorden "investment development". Het met de handelsnaam overeenstemmende merkdepot van is van latere datum dan het eerste handelsnaamgebruik door en geeft De Projectenfabriek B.V. geen beter recht. Grief 6 kan daarom evenmin slagen.

Lees het eindarrest hier, het tussenarrest hier en het vonnis in het eerdere executiegeschil hier.

IEF 9295

Dit euvel heeft dus slechts kort bestaan

Vzr. Rechtbank Maastricht, 20 september 2010, LJN: BO7649, Combi Taxicentrale Maastricht tegen Gedaagde

Handelsnaamrecht. Combi Taxicentrale Maastricht vs Gerards. Zaak over VOF-contract, non-concurrentiebeding met kleine handelsnaamcomponent door het gebruik door gedaagde van de domeinnaam www.combitaxicentralemaastricht.tk. Geen spoedeisend belang, volgens de voorzieningenrechter.

3.2.8. Het gebod om de inbreuk op de handelsnaamrechten van eiseres gestaakt te houden. Met gedaagde is de voorzieningenrechter van oordeel dat eiseres geen (spoedeisend) belang heeft bij deze vordering, nu gedaagde direct nadat eiseres hem op de website gewezen heeft een wijziging heeft aangebracht, dit euvel heeft dus slechts kort bestaan. Bovendien volgt de voorzieningenrechter gedaagde in zijn standpunt dat er blijkens productie 11, door gedaagde in het geding gebracht, geen enkele overeenstemming (meer) is tussen de website van gedaagde en de website van eiseres.

Lees het vonnis hier.

IEF 9293

Voortaan alleen naast de Aldi

Vzr. Rechtbank Maastricht, 9 december 2010, LJN: BO7648, Fotostudio A.B. BV tegen Gedaagden.

Handelsnaamrecht. Geschil na overdracht fotostudio en handelsnaam Fotostudio A.B. aan eiser. “Sedert de overdracht hebben partijen diverse procedures gevoerd.” (zie o.a. vzr. Rechtbank Maastricht, 6 maart 2009, IEF 7725). Eiser stelt dat gedaagden (naar wie Fotostudio A.B. genoemd) in strijd met het eerder opgelegde verbod en een vaststellingsovereenkomst handelen door op hun website en in advertenties te refereren aan Fotostudio A.B. Het gaat daarbij o.a. om uitingen als “zit voortaan alléén naast de Aldi en nergens anders meer, ook niet meer aan de Cauberg” en “je kunt niet op twee plaatsen tegelijk fotograferen.” Vorderingen toegewezen:

3.13. [gedaagde1] verweert zich door te stellen dat hij zich genoodzaakt ziet om zijn huidige verblijfplaats te koppelen aan zijn vorige vestigingsplaats, nu eiseres zijn klanten, dat wil zeggen klanten die bewust kiezen voor [[X]] [gedaagde1], die zich bij haar melden, niet naar hem doorverwijst. Partijen staan in deze lijnrecht tegenover elkaar. De voorzieningenrechter is van oordeel dat het [gedaagde1] vrijstaat op zijn website aan te geven waar hij gevestigd is en dat hij niet in Brunssum zit en ook niet in Maastricht, daarmee des te duidelijker makend dat hij een ander is dan (onder meer) Fotostudio A.B. (die een vestiging heeft in Brunssum). Bovendien mag hij zijn nieuwe naam: “Fotostudio Valkenburg” introduceren; de vaststellingsovereenkomst staat hem dat uitdrukkelijk toe. Echter, vanwege de suggestie dat er sprake zou van een verhuizing van Fotostudio A.B. naar de locatie van Fotostudio Valkenburg, dient [gedaagde1] uitlatingen als in 3.12 achterwege te laten.

3.14. De voorzieningenrechter zal [gedaagde1] dan ook verbieden op de website de naam: “A[gedaagde1]” te voeren. Tevens zullen de, onder 3.12 genoemde, verwijzingen worden verboden en zal [gedaagde1] worden verboden teksten van dezelfde aard en strekking op zijn website te bezigen, een en ander op straffe van een dwangsom van € 250,-- per verbod en per tekstregel per dag dat [gedaagde1] daarmee doorgaat, ingaande twee dagen na de dag van betekening van dit vonnis, waarbij de dwangsommen zullen worden gemaximeerd, zoals hierna in het dictum is bepaald.

Lees het vonnis hier.

IEF 9279

Een lokaal verzorgingsgebied

Rechtbank Utrecht, 8 december 2010, KG ZA 10-1003, BDRM tegen De Minibar B.V. (met dank aan Dirk Straathof, Brinkhof)

Handelsnaamrecht. Bevoegdheid. Eiser BDRM exploiteert in Amsterdam café/restaurant MiNiBAR (A bar where you never have to wait for service again because you serve yourself) en maakt bezwaar tegen de Eindhovense horecagelegenheid De Minibar. De rechtbank Utrecht verklaart zich i.c. onbevoegd om van de vorderingen kennis te nemen, aangezien de gestelde inbreukmakende handelingen niet in het arrondissement Utrecht plaatsvinden, en verwijst de zaak naar de rechtbank Den Bosch. De Eindhovense Minibar heeft een lokaal verzorgingsgebied en website en gebruik van sociale media doen daar niet aan af.

4.4. (…) De vraag is derhalve of zich in het arrondissement Utrecht schadebrengende feiten hebben voorgedaan. Daarvan zal in het onderhavige geval sprake zijn als de handelsnaam van BDRM in Utrecht voldoende beschermingswaardige bekendheid geniet en bovendien kan worden aangenomen dat ook het gebruik van de handelsnaam van de Minibar BV zich uitstrekt tot Utrecht en aldus inbreukmakende handelingen in dit arrondissement plaatsvinden.

4.5. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter kunnen de stellingen van BDRM over het voeren van de handelsnaam door de Minibar BV niet tot dit oordeel leiden. De Minibar BV heeft gemotiveerd gesteld dat het café aan de Kleine Berg te Eindhoven van de Minibar BV een lokaal verzorgingsgebied heeft. Het tegendeel is door BDRM niet gesteld Met name heeft zij niet, gemotiveerd, gesteld dat het verzorgingsgebied van dit café zich uitstrekt tot het arrondissement Utrecht. in het licht hiervan is naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet voldoende gesteld of gebleken dat de inhoud van de website van de Minibar BV. die ondersteunend is aan de exploitatie van het café en niet is aan te merken als een zelfstandige economische activiteit, gericht is op het verwerven van klanten in onder meer Utrecht en/of wezenlijk bijdraagt aan de bekendheid van haar handelsnaam in deze regio. Daarnaast maakt de enkele omstandigheid dat personen in Utrecht gebruik maken van de sociale media waarop de Minibar BV een profiel heeft naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet dat kan worden aangenomen dat de handelsnaam van de Minibar BV buiten Eindhoven en directe omgeving wordt gevoerd op een wijze die handelsnaamrechtelijk relevant is. Dit geldt evenzeer voor het genomineerd worden voor een landelijke award.

4.6. De conclusie is dat de voorzieningenrechter zich onbevoegd acht om van de onderhavige vorderingen kennis te nemen. De voorzieningenrechter zal de laak verwijzen naar zijn collega in 's-Hertogenbosch.

Lees het vonnis hier.

IEF 9254

Geen actief gebruik

Vzr. Rechtbank ´s-Hertogenbosch, 2 december 2010, KG ZA 10-960, CWS Nederland B.V. tegen Boco Chemie B.V. (met dank aan Huib Berendschot, AKD)

Handelsnaamrecht. Executiegeschil (zie Rechtbank ’s-Hertogenbosch, 12 mei 2010, IEF 8850). Geen dwangsommen verbeurd. O.a. Google-cacheresultaten, Linkedinprofielen van werknemers en placemats in brasserie Kaat Mossel kunnen CWS niet worden tegengeworpen: “CWS is immers niet veroordeeld tot het wissen van haar geschiedenis.”

4.4.2. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter kan het enkele feit dat men via in google ingevoerde merktemen met het woord ‘boco’' resultaten krijgt die (indirect) in verband zijn te brengen met CWS, niet worden gekwalificeerd als handelsnaamgebruik waardoor verwarring te weten valt in de zin van artikel 5 Hnw. Het gebruik van een handelsnaam doet een meer 'actief ‘gebruik door (in dit geval) CWS veronderstellen, in die zin dat CWS haar onderneming en bedrijfsactiviteiten onder een bepaalde naam aan het publiek presenteert, en een dergelijk actief gebruik (na 17 augustus 2010) volgt niet zonder meer uit de door Boco overgelegde google-zoekresultaten. Hierbij wordt opgemerkt dat CWS bij voormeld vonnis niet veroordeeld is tot het terughalen van alle boco-vermeldingen die met haar bedrijf in verband kunnen worden gebracht.

4.4.3. Bovendien heeft CWS erop gewezen dat een groot aantal van de door de  deurwaarder vonden pagina's afkomstig zijn uit het cachegeheugen van Google en dat deze pagina’s in werkelijkheid al zijn aangepast. De werking van het cachegeheugen wordt door Boco in zoverre niet weersproken, zodat er van uit kan worden gegaan  dat de mogelijkheid bestaat dat pagina’s die ‘in cache’ staan, oude pagina’s zijn die ten tijde van het zoeken in Google reeds veranderd zijn. Het feit dat er nog oude pagina's in het cache-geheugen van Google staan waarin CWS de naam voert waarin het woord 'boco' voorkomt kan dit aan CWS niet worden tegengeworpen;  CWS is immers niet veroordeeld tot het wissen van haar geschiedenis.

4.6. (…) De vermelding onder het kopje 'Experience' door deze personen dat zij werkzaam zijn of waren voor CWS-boco (Nederland) houdt naar het oordeel van de voorzieningenrechter geen gebruik door CWS van de handelsnaam in, in strijd met het vonnis van 12 mei 2010. Van CWS kan gelet op de veroordeling in het vonnis van 12 mei 2010 wellicht verwacht worden dat zij haar werknemers erop wijst dat deze zich bewust dienen te zijn van de (handels)naamwijziging die CWS opgelegd heeft gekregen en dat zij, indien zij namens CWS handelen, met deze nieuwe naam naar buiten moeten treden, maar het noemen van de voormalige naam van CWS op een site als LinkedIn is niet te beschouwen als een handeling door deze werknemers namens CWS en kan daarom niet gezien worden als het voeren van een handelsnaam door CWS.

4.7. (…) Een redelijke uitleg van het vonnis brengt naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet met zich dat daarin tevens is bedoeld CWS te bevelen tot het eigenhandig opzoeken van het mogelijk bezigen van de handelsnaam CWS-boco door derden.

4.8. (…) De vermelding van de naam CWS-boco op de place-mats bij restaurant Kaat Mossel te Rotterdam is gedaan naar aanleiding van een bijdrage die CWS betaalde aan het restaurant voor het vonnis van 12 mei 2010. De vermelding van CWS onder de handelsnaam CWS-boco betreft een vermelding die is gedaan door een derde, en niet is gebleken dat deze vermelding in opdracht was van CWS en dat die opdracht is gegeven na het vonnis van 12 mei 2010. Gelet op deze omstandigheden is de voorzieningenrechter van oordeel dat de vermelding van de naam CWS-boco bij Kaat Mossel geen gebruik van de handelsnaam door CWS oplevert die in strijd is met het vonnis van 12 mei 2010.

Lees het vonnis hier.

IEF 9241

Op den duur wellicht anders

Gerechtshof Amsterdam, 23 november 2010, zaaknr. 200.076.300/01, Urban Lifestyle Nederland B.V. c.s. (De Zwaluwhoeve) tegen D. h.od.n. City Spa (met dank aan Maartje Hülsenbeck, Blenheim).

Handelsnaamrecht. Domeinnamen. Hoger beroep in de zaak City Spa tegen CitySpa. Op vordering van D. heeft de voorzieningenrechter de Zwaluwhoeve  appelanten (in hoger beroep) verboden de handelsnaam en domeinnamen City Spa Amsterdam te gebruiken (Vzr. Rechtbank Amsterdam, 12 oktober 2010, IEF 9150). Het hof volgt i.c. grotendeels het oordeel van de rechtbank. City Spa is (nog) niet beschrijvend en bezit (nog) voldoende onderscheidend vermogen: “De Zwaluwhoeve is “als gevolg van de ontwikkeling van het Nederlandse taaleigen weliswaar gerechtigd is een handelsnaam te voeren waarvan city spa een onderdeel is, maar dient deze handelsnaam zo te formuleren dat voldoende afstand wordt genomen van de oudere handelsnaam van D. (…)

Ook als een domeinnaam niet als handelsnaam wordt gebruikt kan dat gebruik onrechtmatig zijn: “Dat neemt niet weg dat indien een domeinnaam identiek is aan een handelsnaam, en -zoals tegenwoordig niet ongebruikelijk is- het gebruik daarvan vrijwel gelijk opgaat met het gebruik van de handelsnaam, het gebruik van een domeinnaam die gelijk is aan een in verband met verwarringsgevaar verboden handelsnaam in strijd is met de maatschappelijke zorgvuldigheid, aangezien ook door dat gebruik van de domeinnaam verwarring kan optreden.”

3.5 (…) Het hof acht niet uitgesloten dat de voortgaande ontwikkeling van de Nederlandse taal tot gevolg heeft dat city spa de betekenis krijgt van een in een (binnen)stad gevestigde onderneming die zich toelegt op wellness waarbij (bad)water een rol speelt. Ondanks de voorbeelden uit de gespecialiseerde media die de Zwaluwhoeve heeft overgelegd, waarin de term min of meer als zodanig wordt gebruikt, en het vrij grote aantal ondernemingen dat onder de zoekterm "city spa" kan worden gevonden op het internet, acht het hof vooralsnog onvoldoende aannemelijk dat de term city spa zodanig is ingeburgerd in de Nederlandse taal dat deze reeds thans als een generieke term kan worden beschouwd die (alleen maar) de aard van een onderneming weergeeft, zoals bijvoorbeeld het woord sauna dat doet. Uit niets blijkt dat de term city spa in 2001 al enigermate in de Nederlandse taal was ingevoerd, zodat het De Rond vrij stond deze als handelsnaam te gebruiken. Wel brengt het kennelijk toenemende algemene gebruik ervan mee dat D. deze term niet volledig kan (blijven) monopoliseren.

3.6 (…) De Handelsnaamwet vereist niet dat een handelsnaam onderscheidend vermogen heeft, maar aangenomen moet worden dat, wanneer een handelsnaam als gevolg van het Nederlandse taaleigen een steeds meer algemeen beschrijvend karakter heeft gekregen, de kans op verwarring bij het publiek omtrent de identiteit van de onderneming steeds minder is geworden hetgeen op zijn beurt tot gevolg moet hebben dat de beschermingsomvang van de handelsnaam op de voet van artikel

(…) Het hof acht aannemelijk dat city spa nog geen algemeen beschrijvend karakter had toen D. haar handelsnaam in 2001 voor haar onderneming liet inschrijven in het handelsregister en dat dit ook nu nog niet (volledig) het geval is. Door de (verdere) ontwikkeling van het Nederlandse taaleigen wordt dat wellicht op den duur anders, maar dat neemt niet weg dat de Zwaluwhoeve ook heden ten dage bij het kiezen van een handelsnaam er voor dient te zorgen dat er geen verwarring ontstaat Het hof neemt daarbij in aanmerking dat de aard van de ondernemingen van De Rond en de Zwaluwhoeve weliswaar niet geheel identiek is, maar dat er toch zodanige overlappingen zijn - beide bieden huid- en haarverzorging en ontspannende massages aan voor zowel vrouwen als mannen - dat verwarring mogelijk is. Bovendien zijn hun ondernemingen op betrekkelijk korte afstand van elkaar in Amsterdam gevestigd. Verder is van belang dat tot de komst van de Zwaluwhoeve es in Amsterdam slechts één onderneming gevestigd was die de handelsnaam City Spa voerde. Door alleen de geografische aanduiding Amsterdam aan haar handelsnaam toe te voegen neemt de Zwaluwhoeve te weinig afstand van de oudere handelsnaam van De Rond, zo moet worden aangenomen, om directe en/of indirecte verwarring bij het relevante publiek te voorkomen. Uit het vorenstaande vloeit voort dat de Zwaluwhoeve als gevolg van de ontwikkeling van het Nederlandse taaleigen weliswaar gerechtigd is een handelsnaam te voeren waarvan city spa een onderdeel is, maar dat zij deze handelsnaam zo dient te formuleren dat voldoende afstand wordt genomen van de oudere handelsnaam van D. (…)

3.7 Door het anders dan als handelsnaam gebruiken van een domeinnaam die gelijk is aan of slechts in geringe mate afwijkt van de oudere handelsnaam van een ander, wordt in beginsel geen inbreuk op die handelsnaam gemaakt op de wijze als bedoeld in artikel 5 Hnw. Die verbodsbepaling is alleen toepasselijk indien de domeinnaam tevens als handelsnaam wordt gebruikt. Dat neemt niet weg dat indien een domeinnaam identiek is aan een handelsnaam, en -zoals tegenwoordig niet ongebruikelijk is- het gebruik daarvan vrijwel gelijk opgaat met het gebruik van de handelsnaam, het gebruik van een domeinnaam die gelijk is aan een in verband met verwarringsgevaar verboden handelsnaam in strijd is met de maatschappelijke zorgvuldigheid, aangezien ook door dat gebruik van de domeinnaam verwarring kan optreden. Ook hier geldt dat de Zwaluwhoeve bij het kiezen van een domeinnaam wel gebruik mag maken van de term city spa mits zij daarbij voldoende afstand houdt van de handels- en domeinnaam van D.

Lees het arrest hier.

IEF 9230

Alleen het handelsnaamrechtelijk gebruik

Vzr. Rechtbank ’s-Gravenhage, 18 november 2010, KG ZA 10-1172, Solutions Advice tegen Viewtech Europe B.V. (met dank aan Maarten Rijks, Banning & Charlotte de Boer, Deterink).

Handelsnaamrecht. Auteursrecht. Geschil tussen parfumswinkel.nl en parfumwinkel.nl. Vorderingen toegewezen. Inbreuk handelsnaamrecht en auteursrecht m.b.t. productomschrijvingen. Gedaagde hoeft alleen het handelsnaamrechtelijke gebruik van de domeinnaam staken, ander gebruik is wel gepermitteerd.  

Verwarring: 4.8 Gelet op de geringe mate waarin de handelsnaam "parfumwinkel.nl" afwijkt van de handelsnaam "parfumswinkel.nl", en voorts gelet op de nauw verwante opzet van de beide websites, de (nagenoeg) identieke producten die worden aangeboden en op het feit dat beide zich richten op dezelfde doelgroep (Nederlandse internetgebruikers op zoek naar parfum), is voorshands aannemelijk dat verwarring is te duchten bij het relevante publiek. Dat die verwarring ook daadwerkelijk plaatsvindt blijkt reeds uit de in het geding gebrachte emails van consumenten die zich tot ("parfumwinkel.nl" van) Viewtecht richtten in de veronderstelling dat zij met ("parfumswinkel.nl" van) Solutions Advice van doen hadden."
 
4.10 (...) Aan de bescherming die een handelsnaam biedt kan het bestaan van vergelijkbare handelsnamen onder omstandigheden afdoen, maar van dergelijke omstandigheden is in het onderhavige geval niet gebleken. Viewtech heeft niet gesteld welke van de door haar genoemde (domein)namen in gebruik zijn, welke namen in gebruik zijn als handelsnaam voor vergelijkbare ondernemingen, vanaf wanneer zulk gebruik heeft plaatsgevonden, zodat voorshands niet is in te zien dat Solutions Advice bewust verwarring heeft willen doen ontstaat, of voor lief heeft genomen. Van belang is daarbij ook dat ten tijde van de registratie van de domeinnaam parfumswinkel.nl en de aanvang van de exploitatie van zijn webwinkel door Solutions Advice de domeinnaam parfumwinkel.nl niet in gebruik was, zoals Solutions Advice onweersproken heeft gesteld."

Niet louter beschrijvend: 4.12 (...) Naar voorlopig oordeel is de aanduiding "parfumswinkel.nl" niet louter beschrijvend. De gebruikelijke aanduiding voor een winkel waar parfums worden verkocht is immers "parfumerie". Het woord "parfumswinkel" is niet in het woordenboek opgenomen (en "parfumwinkel" komt in Van Dale ook niet voor als zelfstandig lemma, alleen als betekenis van "parfumerie")."
 
4.13 (…) Naar voorlopig oordeel had Viewtech voldoende mogelijkheden om met gebruik van de aanduiding 'parfum' voor een andere, niet verwarringwekkende handelsnaam te kiezen en had zij dat ook moeten doen."
 
Gebruiksverbod: 4.17. Opgemerkt zij dat het bevel niet inhoudt dat Viewtech ieder gebruik van de domeinnaam wordt verboden. Solutions Advice heeft immers uitsluitend gevorderd het gebruik als handelsnaam te verbieden en heeft geen bezwaar gemaakt tegen enig ander gebruik. Ter zitting heeft Solutions Advice te kennen gegeven zijn vorderingen niet (mede) te baseren op onrechtmatig handelen (los van de handelsnaamwet)' en daarom ook geen bezwaar te hebben tegen de domeinnaam parfumwinkel.com (van een derde), die bezoekers naar de onder de handelsnaam 'Topdrogist.nl" galreven webwinkel doorleidt. Aldus is er geen grondslag voor een verbod op soortgelijk gebruik van de domeinnaam parfumwinkel.nl door Viewtech.

Auteursrecht: 4.26. Niet betwist is dat (een deel van) de productomschrijvingen op de website van Viewtech (vrijwel) letterlijk overeenkomen mm (delen van) productomschrijvingen van Solutions Advice. Gelet op het voorgaande maakt Viewtech daardoor naar voorlopig oordeel inbreuk op de auteursrechten van Solutions Advice. Hot gevorderde inbreukverbod met betrekking tot de auteusrechten zal worden toegewezen (…).

Lees het vonnis hier.

IEF 9228

Het uitvoeren van een overheidstaak

Rechtbank ‘s-Gravenhage, 17 november 2010, KG ZA 10-891, DIGI-D tegen De Staat der Nederlanden c.s.

Merkenrecht. Handelsnaamrecht. Wellicht nootwaardig vonnis. Eiser Digi-D (reclame, ontwerp- en webdiensten) maakt bezwaar tegen het gebruik door de Staat van de aanduidingen DigiD en Digi-d. Vorderingen afgewezen. Geen gebruik als handelsnaam door de Staat. Geen merkgebruik, nu de Staat de tekens ‘DigiD’ niet gebruikt “in het kader van een handelsactiviteit waarmee een economisch voordeel wordt nagestreefd.” Daadwerkelijke verwarring is onvoldoende om onrechtmatig handelen aan te nemen, "ook dan zal pas sprake zijn van onrechtmatig handelen als er bijkomende omstandigheden zijn die het veroorzaken van de verwarring verwijtbaar maken."

Handelsnaam: 4.3 (…) Van het drijven van een onderneming is alleen dan sprake indien het oogmerk om materieel voordeel te behalen aanwezig is (vergelijk H.R. 24-12-1976, LJN: AC5861). Het DigiD-systeem van de Staat is niet gericht op het behalen van materieel voordeel. Het gebruik van ‘DigiD’ is daarmee niet aan te merken als het gebruik van een handelsnaam.

4.4 [X]heeft met verwijzing naar onder meer H.R. 20 november 2009 (LJN BJ9431, Euro- Tyre / Eurotyre) aangevoerd dat de Staat voorts onrechtmatig handelt door een merknaam te gebruik die verwarring wekt met zijn oudere handelsnaam.

Merkgebruik: 4.5 Ook in dit verband wijst de Staat er terecht op dat hij het teken ‘DigiD’ weliswaar heeft doen inschrijven als merk maar dat geen sprake is van merkgebruik omdat hij het teken niet gebruikt om afzet te vinden voor waren of diensten in het economisch verkeer. Uit het arrest HvJEG 12 november 2002, zaak C-206/01 (LJN AK3864, Arsenal – Reed, r.o. 40) en HvJEG 25 januari 2007, zaak C-48/05 (LJN BA3332, Opel – Autec, r.o. 18) volgt dat slechts sprake is van merkgebruik indien de tekens ‘DigiD’ worden gebruikt in het kader van een handelsactiviteit waarmee een economisch voordeel wordt nagestreefd. Naar voorlopig oordeel is daarvan geen sprake wanneer, zoals in het onderhavige geval, het teken in het kader van het uitvoeren van een overheidstaak wordt gebruikt ter aanduiding van een authenticatiesysteem waarmee burgers zich in hun communicatie met de overheid kunnen identificeren. Verwarring moet verwijtbaar zijn, alleen verwarring is onvoldoende grond voor onrechtmatigheid. Niet is gebleken dat het aanbod  van De Staat van €100.000,- ‘ter vergoeding voor maatregelen die een einde moeten maken aan de bestaande verwarring’ onvoldoende is.

Onrechtmatig handelen: 4.6 [X]stelt zich tot slot op het standpunt dat het verwarringwekkend gebruik van het teken ‘DigiD’ als jegens hem onrechtmatig moet worden aangemerkt, ook al is dat gebruik niet op te vatten als handelsnaam- of merkgebruik. Partijen zijn het erover eens dat uitsluitend de omstandigheid dat het teken verwarring kan veroorzaken het handelen van de Staat nog niet onrechtmatig maakt. Volgens [X] is echter sprake van bijkomende omstandigheden die tezamen het handelen onrechtmatig maken. In dit verband heeft hij er op gewezen dat er niet slechts gevaar voor verwarring bestaat, maar dat daadwerkelijk verwarring optreedt en dat de Staat in een aantal gevallen nog verder bijdraagt aan de verwarring door in publicaties de tekens ‘Digi-D’ te gebruiken in plaats van ‘DigiD’. Ook wijst hij in dit verband op verwatering van zijn handelsnaam door het gebruik van de tekens door de Staat.

4.7 Voor het onrechtmatig karakter van het handelen van de Staat wordt niet relevant geoordeeld dat niet slechts gevaar voor verwarring ontstaat, maar dat daadwerkelijk verwarring optreedt. Ook dan zal pas sprake zijn van onrechtmatig handelen als er bijkomende omstandigheden zijn die het veroorzaken van de verwarring verwijtbaar maken. Nu niet anders is gesteld is verder aan te nemen dat de vermelding ‘Digi-D’ in plaats van ‘Digid’ in sommige ambtelijke stukken bij vergissing plaatsvindt. Niet weersproken is dat de Staat na overleg met [X] maatregelen heeft genomen om de verwarring bij het publiek tegen te gaan en dat hij [X] een bedrag van € 100.000 heeft aangeboden als vergoeding voor maatregelen van [X] die een einde moeten maken aan de bestaande verwarring. [X] meent dat dit bedrag onvoldoende is, maar daarvan blijkt in deze procedure niet.

4.8 Voorshands worden gezien het voorgaande de door [X] gestelde bijkomende omstandigheden onvoldoende geoordeeld om aan te nemen dat sprake is van onrechtmatig handelen van de Staat. De vorderingen dienen te worden afgewezen met veroordeling van [X] in de proceskosten. (…)

Lees het vonnis hier.