DOSSIERS
Alle dossiers

Kamerstukken & EU  

IEF 13242

Wetsvoorstel en memorie van toelichting afschaffing geschriftenbescherming

Wijziging van de Auteurswet in verband met de afschaffing van bescherming van geschriften zonder oorspronkelijk karakter of persoonlijk stempel van de maker, nummer: 2013D45306.
Wetsvoorstel: De Auteurswet wordt als volgt gewijzigd:
A. In artikel 10, eerste lid, onderdeel 1, wordt “alle” geschrapt. 
B. Artikel 15 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt “nieuwsberichten, gemengde berichten,” vervangen door: berichten.
2. Het tweede lid komt te vervallen.
3. Het derde lid wordt vernummerd tot het tweede lid.

Memorie van Toelichting: Redenen voor afschaffing van de geschriftenbescherming
4.1. Inleiding: In het licht van de hierboven weergegeven afspraak uit het regeerakkoord dat het auteursrecht dient te worden gemoderniseerd, en de daaruit voortvloeiende nadere beschouwing van de geschriftenbescherming heeft een herbezinning plaatsgevonden op de vraag of de geschriftenbescherming nog bestaansrecht heeft. Naar aanleiding van die herbezinning is geconcludeerd dat de geschriftenbescherming zich niet verhoudt met de hierboven weergegeven uitgangspunten die aan de modernisering van het auteursrecht ten grondslag liggen, namelijk dat slechts creatieve prestaties op grond van het auteursrecht moeten worden beschermd en dat informatie zo eenvoudig mogelijk toegankelijk en zo veel mogelijk vrij uitwisselbaar moet zijn.

Nader uitgewerkt in:
4.2.    Geschriftenbescherming wordt gebruikt ter bescherming van investering in plaats van ter bescherming van een creatieve prestatie.
4.3.     Geschriftenbescherming kan in de weg staan aan vrije verspreiding van feitelijke informatie
4.4.    Eventuele rechtsonzekerheid wordt weggenomen
4.5.    Afschaffen van de geschriftenbescherming werkt concurrentiebevorderend 

IEF 13226

Collectief auteursrechtbeheer voor online muziekdiensten: Europees Parlement en Raad bereiken overeenstemming

Uit het persbericht: On-line music service providers will be able to get licenses more easily under a provisional deal struck by Parliament and Council negotiators on Monday evening. The new rules are intended to stimulate the creation of EU-wide online music services for consumers and ensure that creators' rights are better protected and their royalties are paid more quickly.

“The Directive will effectively protect the interests of European creators and make it possible for end users to have access to copyright-protected content throughout Europe. This new piece of legislation clearly demonstrates that copyright can be easily adapted to the digital era,” said the rapporteur, Marielle Gallo (EPP, FR).

Lees verder

IEF 13213

Videoverslagen van Europees Parlementvergaderingen inzake Intellectuele Eigendom

Commissie juridische zaken, Commissievergadering - 4 en 5 november 2013. Afgelopen maandag en dinsdag zijn er diverse besprekingen geweest, waaronder over thuiskopiëren, oneerlijke handelspraktijken, auteursrechtelijke beperkingen voor visueel beperkten, het gemeenschapsmerk en de Unitary Patent Package.

Maandag 4 november 2013
punt 4.0 (JURI/7/12936) Private Copying Levies van 15:14:20 tot 15:33:30.
punt 7.0 (JURI/7/12941) The implementation of the Unfair Commercial Practices Directive 2005/29/EC van 15:33:30 tot 15:39:55.

Dinsdag 5 november
punt 10.0 Exchange of views with the Commission on the next steps on the Treaty on copyright limitations and exceptions for visually impaired persons and persons with print disabilities with a view to its conclusion van 09:14:20 tot 09:47:10.
punt 19.0 (JURI/7/13679) Laws of the Member States relating to trade marks (Recast) van 09:47:10 tot 10:14:19.
punt 24.0 Public Hearing Implementation of the unitary patent package: state of play van 15:38:00 tot 16:46:30.

IEF 13212

Aankondiging Algemeen Overleg evaluatieonderzoek IE 2006-2010

Algemeen Overleg agenda bedrijfslevenbeleid: Op 19 november verdedigt de Minister van Economische Zaken, Henk Kamp, (zijn visie op) het Nederlandse IE-beleid. Eerder is er al de reactie op evaluatieonderzoek van het Intellectueel Eigendom 2006-2010 gepubliceerd [IEF 13073]. Dit algemeen overleg wordt gehouden in het kader van het bedrijfslevenbeleid en is door de vaste commissie voor Economische Zaken voorbereid. Het overleg zal plaatsvinden 19 november 2013 tussen 18:00 en 21:00 in de Thorbeckezaal, de zitting is openbaar.

IEF 13173

Besluit thuiskopievergoeding verlengd tot 2016

Besluit van 15 oktober 2013, houdende wijziging van het Besluit van 23 oktober 2012 tot aanwijzing van de voorwerpen, bedoeld in artikel 16c van de Auteurswet, en tot vaststelling van nadere regels over de hoogte en de verschuldigdheid van de vergoeding, bedoeld in artikel 16c van de Auteurswet. - persbericht
Thuiskopievergoedingen. Jurisprudentie wordt gevolgd en zonodig wordt het besluit aangepast. De thuiskopieheffingen gaan niet omhoog. De huidige, tijdelijke regeling wordt op 1 januari 2014 met twee jaar verlengd. Artikel I: Het Besluit van 23 oktober 2012wordt als volgt gewijzigd:

Artikel 4, tweede lid, komt te luiden: 2. Artikel 1 en de bijlage bij dit besluit vervallen met ingang van 1 januari 2016. BIn de bijlage wordt «Gb» vervangen door: GB.

Nota van Toelichting:
(...) De voorgestelde verlenging strookt met de uitkomst van het debat met de Tweede Kamer over het thuiskopiesysteem1. Daarnaast zij vermeld dat er bij het Hof van Justitie van de Europese Unie een aantal zaken aanhangig is over de aan het systeem ten grondslag liggende exceptie voor thuiskopiëren. De uitkomst ervan zou van belang kunnen zijn voor de eisen die aan het thuiskopievergoedingenstelsel worden gesteld. Ik zal de jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Unie nauwlettend volgen en zonodig het onderhavige besluit aanpassen [Zo heeft de Hoge Raad op 26 september 2012 verzocht om een prejudiciële beslissing in de zaak ACI Adam B.V. e.a. tegen Stichting de Thuiskopie (C-435/12) [IEF 11775].]

De Stichting Onderhandelingen Thuiskopie (SONT) is in februari 2013 om advies gevraagd over de thuiskopieheffingen per 1 januari 2014. Dit heeft geresulteerd in een Addendum d.d. 11 juli 2013 op het eerder afgegeven advies, het Besluit op hoofdlijnen d.d. 12 oktober 2012. De voorgestelde verlenging van de aanwijzing van voorwerpen en de vaststelling van de bijbehorende thuiskopieheffingen strookt met de adviezen van de SONT.

De SONT heeft niet alleen geadviseerd het bestaande systeem te handhaven. De SONT heeft ook geadviseerd voor te schrijven dat de thuiskopieheffing zichtbaar op de factuur wordt vermeld. In de Auteurswet ontbreekt een wettelijke grondslag om dit bij algemene maatregel van bestuur (amvb) te regelen. Op grond van artikel 16c Auteurswet kunnen bij amvb nadere regels worden gesteld met betrekking tot de voorwerpen ten aanzien waarvan de vergoeding verschuldigd is, alsmede nadere regels en voorwaarden met betrekking tot de hoogte, verschuldigdheid en vorm van de vergoeding. Deze delegatiebepaling laat geen ruimte om bij amvb voorwaarden te stellen ten aanzien van de factuur die geleverd moet worden bij heffingsplichtige dragers. Vanzelfsprekend staat het partijen vrij om op basis van zelfregulering tot invoering van een dergelijke vermelding op de factuur te komen.

Verder heeft de SONT geadviseerd het heffingssysteem uit te breiden naar e-readers. De SONT hanteert daarvoor in het Addendum twee argumenten, te weten: (1) de (verwachte) sterke stijging van de verkoop van e-readers; en (2) het aanzienlijk heffingsplichtige gebruik van e-readers. Daarnaast weegt voor de SONT mee dat de heffing op e-readers op de totale incasso van de thuiskopievergoeding een gering effect heeft, maar voor één specifieke groep auteursrechthebbenden, te weten schrijvers, vrijwel de enige bron van thuiskopievergoedingen vormt. In het addendum overweegt de SONT dat een integrale afweging over tarieven, capaciteitsgrenzen en relevante dragers die noodzakelijk is voor een herijking van een thuiskopiestelsel op dit moment niet mogelijk is. De SONT stelt dat er nog onvoldoende gegevens beschikbaar zijn over de ervaringen met het nieuwe thuiskopiestelsel. Daarnaast zijn er geen nieuwe meetgegevens beschikbaar over het gebruik van apparaten en dragers zoals die de afgelopen jaren door Bureau Veldkamp werden gemeten. Ten aanzien van e-readers meent de SONT dat een uitzondering op de handhaving van de status quo mogelijk is.

De SONT baseert zich op reeds ten tijde van het Besluit op hoofdlijnen voorhanden zijnde Veldkamp-onderzoek uit mei 2012 en een nieuw Intomart-onderzoek uit december 2012. Het veronderstelde heffingsplichtige gebruik ligt op basis van dat laatste onderzoek slechts 1% boven de door de SONT gestelde minimumnorm van 10%. Het is niet uitgesloten dat het heffingsplichtige gebruik bij nader onderzoek onder de minimumnorm uitkomt. Uit de (wat oudere) Veldkampgegevens volgt onder meer dat een derde van de onbetaalde downloads afkomstig is van een gratis website. Niet iedere download van een gratis website is evenwel heffingsplichtig. Het kan gaan om werken uit het publieke domein (rechtenvrij) of om werken die op basis van een licentie ter beschikking worden gesteld en waarbij in de licentiefee al rekening is gehouden met thuiskopieën. Voorts is niet onderbouwd waarom bij de berekening is uitgegaan van een opslagcapaciteit van 1 GB. Naar verwachting neemt de opslagcapaciteit van e-readers snel toe. Indien een hogere opslagcapaciteit wordt aangehouden gaat het percentage heffingsplichtig gebruik (bij gelijkblijvend gebruik) sterk omlaag. Gelet op de geringe overschrijding van de heffingsplichtige minimumnorm en de onduidelijkheid van het onderzoek op het punt van heffingsvrije kopieën en opslagcapaciteit is besloten vooralsnog niet over te gaan tot invoeren van een heffing op e-readers. Dit besluit kan in de toekomst worden herzien indien uit aanvullend onderzoek alsnog de benodigde eenduidige onderbouwing volgt. Die onderbouwing zou kunnen volgen uit nieuwe metingen van Bureau Veldkamp die naar verwachting eind oktober van dit jaar beschikbaar komen, hetgeen aanleiding zou kunnen geven tot herziening van dit besluit in de loop van 2014.

Omdat dit Besluit een bestendiging behelst van het huidige thuiskopiestelsel brengt het geen nieuwe administratieve lasten of nalevingskosten mee.

Uit het persbericht:

De thuiskopieheffingen gaan niet omhoog. De huidige, tijdelijke regeling wordt op 1 januari 2014 met twee jaar verlengd. Dit betekent een heffing van maximaal 5 euro op smartphones, telefoons met mp-3 spelers, tablets, hdd recorders en settopboxen. Audio-/videospelers houden een heffing van maximaal 2 euro. Voor pc’s en laptops blijft een vast bedrag van 5 euro gelden, voor externe hdd-drives is dat 1 euro. Bij de aanschaf van een cd-rom of dvd geldt het laagste tarief: 3 eurocent. Een en ander blijkt uit een algemene maatregel van bestuur die staatssecretaris Teeven van Veiligheid en Justitie vandaag naar de Tweede Kamer heeft gestuurd.

Billijke vergoeding
Het kabinet wilde aanvankelijk de thuiskopieheffingen per 1 januari 2013 afschaffen en vervangen door een systeem dat beter inspeelt op technologische ontwikkelingen. De Tweede Kamer wees die wijziging af, met als gevolg dat het stelsel van thuiskopieheffingen in stand moet blijven. Europese regels bepalen dat auteurs recht hebben op een billijke vergoeding voor schade die ontstaat wanneer een lidstaat thuiskopieën toestaat.

Nieuwe voorwerpen
Om aan het vereiste van een billijke vergoeding te blijven voldoen, was het in 2013 noodzakelijk om nieuwe voorwerpen aan te wijzen met bijbehorende heffingen. Daarbij is rekening gehouden met de stand van de techniek. De thuiskopieheffingen voor 2014 en 2015 zijn, evenals de vorige algemene maatregel van bestuur, gebaseerd op een advies van de Stichting Onderhandelingen Thuiskopievergoeding (SONT). Daarin staat ook een voorstel om met ingang van 1 januari 2014 een heffing voor e-readers in te voeren. Het kabinet beslist hierover op een later moment, nadat verder onderzoek naar het gebruik van e-readers is afgerond. De SONT is een overlegorgaan waarin betalingsplichtigen en de Stichting de Thuiskopie zijn vertegenwoordigd.

IEF 13153

Staatsblad: Wijziging beschermingstermijn auteursrecht en bepaalde naburige rechten

Wet van 9 oktober 2013 tot wijziging van de Wet op de naburige rechten in verband met de omzetting van Richtlijn 2011/77/EU van het Europees Parlement en de Europese Raad van 27 september 2011 tot wijziging van de Richtlijn 2006/116/EG betreffende de beschermingstermijn van het auteursrecht en bepaalde naburige rechten, Stb. 2013, nr. 383.
Zie eerder IEF 13107. Na artikel 9 worden, onder vernummering van artikel 9a tot artikel 9c, twee artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 9a
1. Indien de producent van een fonogram na verloop van 50 jaar nadat dat fonogram is openbaar gemaakt dan wel op rechtmatige wijze in het verkeer is gebracht, dat fonogram niet of niet langer in voldoende mate exploiteert, kan de uitvoerende kunstenaar de overeenkomst houdende overdracht van zijn rechten op de vastlegging van zijn uitvoering aan die producent geheel of gedeeltelijk ontbinden.

2. Indien de door deze wet verleende rechten toekomen aan meerdere uitvoerende kunstenaars, kan de in het eerste lid bedoelde ontbinding slechts plaatsvinden indien de andere uitvoerende kunstenaars daarmee instemmen. Indien een uitvoerende kunstenaar zijn instemming onthoudt, kan de ontbinding van de overeenkomst slechts door de rechter geschieden indien de overige uitvoerende kunstenaars door het onthouden van de toestemming onevenredig worden benadeeld.
3. De in het eerste lid bedoelde bevoegdheid tot ontbinding ontstaat eerst nadat de producent van het fonogram door de uitvoerende kunstenaar schriftelijk van zijn voornemen tot ontbinding in kennis is gesteld en sindsdien minimaal één jaar is verstreken waarin exploitatie is uitgebleven.
4. Op verzoek van de uitvoerende kunstenaar verstrekt de producent van het fonogram hem voor het verstrijken van de in het derde lid bedoelde termijn een schriftelijke opgave van de exploitatie.
5. Van het in het eerste lid genoemde recht tot ontbinding kan de uitvoerende kunstenaar geen afstand doen.
6. Een ontbinding op grond van het eerste lid heeft tot gevolg dat de rechten van de producent van het fonogram overgaan op de uitvoerende kunstenaar.
Artikel 9b

1. Indien de in artikel 9, eerste lid bedoelde overdracht behelst de overdracht van de rechten van zijn uitvoering aan de producent van een fonogram, en bij die overdracht een niet-periodieke vergoeding is overeengekomen, heeft de uitvoerende kunstenaar, of in het geval van meerdere uitvoerende kunstenaars, de uitvoerende kunstenaars gezamenlijk het recht om van die producent een jaarlijkse aanvullende vergoeding te ontvangen voor ieder volledig jaar volgend op het 50ste jaar nadat dat fonogram voor het eerst op rechtmatige wijze in het verkeer is gebracht, of indien dit eerder valt, is openbaar gemaakt.
2. De in het vorige lid bedoelde vergoeding bedraagt 20 procent van de inkomsten die de producent van het fonogram heeft verkregen met de reproductie, verspreiding en beschikbaarstelling van het fonogram in het jaar voorafgaand aan het jaar waarvoor de vergoeding wordt betaald.
3. Indien de in artikel 9, eerste lid bedoelde overdracht behelst de overdracht van de rechten op de vastlegging van zijn uitvoering aan de producent van een fonogram, en bij die overdracht een periodieke vergoeding is overeengekomen, wordt die vergoeding vanaf het jaar volgend op het 50ste jaar nadat dat fonogram voor het eerst op rechtmatige wijze in het verkeer is gebracht, of indien dit eerder valt, is openbaar gemaakt, uitgekeerd zonder dat daarop contractueel bedongen voorschotten of kortingen worden ingehouden.
4. Van de in de leden 1 tot en met 3 genoemde rechten kan de uitvoerende kunstenaar geen afstand doen.
B
Artikel 12 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid komt te luiden:

1. De rechten van uitvoerende kunstenaars vervallen door verloop van 50 jaren te rekenen van de 1e januari van het jaar, volgend op dat waarin de uitvoering heeft plaatsgehad.
2. Onder vernummering van het tweede lid tot het vierde lid worden twee leden ingevoegd, luidende:

2. Indien binnen de in het eerste lid bedoelde termijn een opname van de uitvoering anders dan op een fonogram op rechtmatige wijze in het verkeer is gebracht of openbaar gemaakt, vervallen de rechten door verloop van 50 jaren te rekenen van de 1e januari van het jaar, volgend op dat waarin de opname voor het eerst op rechtmatige wijze in het verkeer is gebracht of, indien dit eerder valt, is openbaar gemaakt.
3. Indien binnen de in het eerste lid bedoelde termijn een opname van de uitvoering op een fonogram op rechtmatige wijze in het verkeer is gebracht of openbaar gemaakt, vervallen de rechten door verloop van 70 jaren te rekenen van de 1e januari van het jaar, volgend op dat waarin het fonogram voor het eerst op rechtmatige wijze in het verkeer is gebracht of, indien dit eerder valt, is openbaar gemaakt.
3. In het vierde lid wordt «50» telkens vervangen door: 70.

C
Na artikel 15f wordt ingevoegd een artikel 15g, luidende:
Artikel 15g

1. De betaling van de in artikel 9b, eerste lid bedoelde vergoeding geschiedt aan een door Onze Minister van Veiligheid en Justitie, in overeenstemming met Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen aan te wijzen rechtspersoon. Deze rechtspersoon is met uitsluiting van anderen belast met de inning en verdeling van de vergoeding.
2. Degene die is verplicht tot betaling van de in artikel 9b, eerste lid bedoelde vergoeding verschaft de gerechtigde tot die vergoeding op zijn verzoek alle informatie die noodzakelijk is ter verkrijging van de betaling.
3. Degene die is verplicht tot betaling van de in artikel 9b, eerste lid bedoelde vergoeding, doet, voor zover geen ander tijdstip is overeengekomen, vóór 1 april van ieder kalenderjaar aan de in het eerste lid bedoelde rechtspersoon opgave van de inkomsten die hij met het fonogram heeft verkregen. Hij is voorts gehouden desgevraagd aan deze rechtspersoon onverwijld de bescheiden of andere informatiedragers ter inzage te geven, waarvan kennisneming noodzakelijk is voor de vaststelling van de verschuldigdheid en de hoogte van de vergoeding.
4. Degene die de in het vorige lid bedoelde opgave opzettelijk nalaat dan wel in die opgave opzettelijk een onjuiste of onvolledige mededeling doet, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van de derde categorie. Het feit wordt beschouwd als een overtreding.
IEF 13137

Brief aan RODAP over auteurscontractenrecht en Verdrag van Beijing

Brief Antwoord aan RODAP inzake Verdrag van Beijing over auteurscontractenrecht, kenmerk 433791.
In uw brief (...) verzoekt u mij een pauze in te lassen in de behandeling van het wetsvoorstel auteurscontractenrecht. RODAP wil die pauze benutten om overeenstemming te bereiken over een alternatief voor een onderdeel van het wetsvoorstel, te weten het voorgestelde artikel 45d Auteursrecht. U geeft aan dat de pauze tevens kan worden gebruikt om de juridische consequenties te verwerken van het in 2013 verwachte arrest van de Hoge Raad inzake Norma vs NL kabel en het richtlijnvoorstel inzake collectief beheer.

(...) Gezien de volle agenda van de Tweede Kamer, kan deze enige tijd op zich laten wachten. In de tussentijds heeft RODAP de gelegenheid om met alle betrokken partijen te spreken over een alternatief voor het eerdergenoemde artikel 45d Auteurswet.

Verdrag van Beijing
De EU en de lidstaten zijn voornemens het Verdrag van Beijing (...) te ratificeren.

In uw brief (...) wordt terecht opgemerkt dat het Verdrag het mogelijk maakt om een voorbehoud te maken met betrekking tot het recht op uitzenden en openbaar maken van vastgestelde audiovisuele uitvoeringen (artikel 11). Omdat het recht nog niet is geharmoniseerd, zijn de lidstaten nog bevoegd daartoe zelfstandig over te gaan. Ik heb de Kamer der Staten-Generaal bericht dat ik voornemens ben van die mogelijkheid gebruik te maken.

(...) De toepassing in de tijd is namelijk geharmoniseerd. Bij het nemen van een beslissing zal op de financiële consequenties voor zowel rechthebbenden als gebruikers acht worden geslagen. Als RODAP en haar Europese zusterorganisaties in staat zijn die consequenties te kwantificeren, dan strekt dat uiteraard tot aanbeveling. Zoals het ook tot aanbeveling strekt om dit dan zo spoedig mogelijk aan de Europese Commissie, het Europees Parlement en de Raad kenbaar te maken, zodat daarmee bij de besluitvorming terdege rekening kan worden gehouden.

IEF 13131

Visie van minister op Europees materieel civiel recht

Brief regering met visie van minister op EU ontwikkelingen op terrein van het civiele recht, 2013-2014, Kamerstukken II 22 112, nr. 1708.
In de jaren tachtig en negentig zijn vervolgens richtlijnen vastgesteld over consumentenrechten en het auteursrecht. De rechtsbasis voor deze wetgeving werd gevonden in de vrij verkeersbepalingen van het Verdrag, de artikelen over gelijke behandeling en de totstandkoming van de interne markt (art. 114 VWEU). (...) Zo moeten civielrechtelijke initiatieven die samenhangen met de totstandkoming van een digitale interne markt worden aangejaagd, bijvoorbeeld op het gebied van de hervorming van het auteursrecht. In de Akte voor de Interne markt (COM 2011, 206) werd de hervorming van het collectief beheer van auteursrechten aangekondigd. Het kabinet staat positief tegenover een Europees kader voor governance en transparantie voor collectieve beheersorganisaties omdat dit het functioneren van cbo’s in grensoverschrijdende situaties kan verbeteren en het uitgeven van multiterritoriale licenties voor muziekrechten mogelijk te maken. Het kabinet is dan ook verheugd dat het afgelopen jaar snelle vooruitgang is geboekt bij de onderhandelingen voor dit richtlijnvoorstel.

Bij alle Commissievoorstellen geldt dat het beginsel van subsidiariteit voor mij een belangrijk ijkpunt is. De Unie dient alleen op te treden wanneer er duidelijke voordelen zijn ten opzichte van nationaal optreden of acteren in ander internationaal verband. Dit geldt bijvoorbeeld voor de World Intellectual Property Organisation (WIPO) waarbinnen verschillende verdragen op het gebied van het auteursrecht tot stand zijn gekomen.

Voor harmonisatie of uniformering van materieel civiel recht bestaat slechts aanleiding als dit nodig is om in elke lidstaat tot een minimaal beschermingsniveau te komen. Dit kan een methode zijn om een belemmering voor burgers en bedrijven weg te nemen.(...) Ook op het terrein van het auteursrecht zijn er voorbeelden van richtlijnen die beogen rechthebbenden binnen de Unie een zelfde soort rechtsbescherming te bieden bij de licentiëring van hun auteurs- en naburige rechten.

Zoals aangegeven, de beschikbare middelen van de Unie kunnen het beste worden ingezet op terreinen waar op korte termijn snelle vooruitgang kan worden geboekt. Zo moeten civielrechtelijke initiatieven die samenhangen met de totstandkoming van een digitale interne markt worden aangejaagd, bijvoorbeeld op het gebied van de hervorming van het auteursrecht. In de Akte voor de Interne markt (COM 2011, 206) werd de hervorming van het collectief beheer van auteursrechten aangekondigd. Het kabinet staat positief tegenover een Europees kader voor governance en transparantie voor collectieve beheersorganisaties omdat dit het functioneren van cbo’s in grensoverschrijdende situaties kan verbeteren en het uitgeven van multiterritoriale licenties voor muziekrechten mogelijk te maken. Het kabinet is dan ook verheugd dat het afgelopen jaar snelle vooruitgang is geboekt bij de onderhandelingen voor dit richtlijnvoorstel. Daarnaast hoopt het kabinet dat ook de stakeholdersdialoog over de toekomst van het auteursrecht die de Commissie recent in haar mededeling “content in de digitale markt” (COM 2012, 789) heeft aangekondigd en de voortzetting van haar werkzaamheden met betrekking tot de herziening van het auteursrecht snel tot concrete resultaten leiden. Uit het aantal procedures bij het Hof van Justitie EU blijkt eens te meer dat de huidige regelgeving, bijvoorbeeld met betrekking tot de thuiskopie, op dit moment tot de nodige onduidelijkheden leidt.

IEF 13125

Voorgestelde EP Resolutie over thuiskopieheffingen

Motion for a European Parliament Resolution, Draft report on private copying levies (2013/2114(INI))
New business models in the digital environment
25. Takes the view that private copies of protected works made using cloud computing technology may have the same purpose as those made using traditional and/or digital recording media and materials; considers that these copies should be taken into account by the private copying compensation mechanisms;
26. Calls on the Commission to assess the impact on the private copying system of the use of cloud computing technology for the private recording and storage of protected works, so as to determine how these private copies of protected works should be taken into account by the private copying compensation mechanisms;
27. Calls on the Commission and Member States to examine the possibility of legalising works sharing for non-commercial purposes so as to guarantee consumers access to a wide variety of content and real choice in terms of cultural diversity;
28. Instructs its President to forward this resolution to the Council and Commission and to the governments and parliaments of the Member States

A virtuous system in need of modernisation and harmonisation (1 - 5)
(...) 3. Believes that the private copying system is a virtuous system that balances the right to copying for private use with fair remuneration to rightholders, and that it is a system worth preserving;
4. Emphasises that the major disparities between national systems for the collection of levies, especially as regards the types of product subject to the levy and the rates of levy, can distort competition and give rise to ‘forum shopping’ within the internal market;
5. Invites the Member States to decide on a common definition of the private copying levy, to look for common ground as regards which products should be subject to the levy and to harmonise the negotiating arrangement for the rates applicable to private copying; calls on the Commission to facilitate that process;

Single collection procedure, clearer consumer information and more efficient (6 - 14)
(...) 8. Recommends that, in the case of cross-border transactions, private copying levies be collected in the Member State in which the product is placed on the market and that the product then be allowed to circulate freely in the internal market without being subject to additional levies;
9. Takes the view that, accordingly, private copying levies cannot be collected by a collective management organisation of a Member State if remuneration of the same kind has already been collected in another Member State;
10. Calls on the Member States, in consultation with all stakeholders, to simplify procedures for setting the levies in such a way as to ensure fairness and objectivity;
(...)
13. Urges Member States to adopt more transparent exemption arrangements regarding professional uses;
14. Calls on the Member States to introduce efficient arrangements for the reimbursement of private copy levies where the media in question is used for professional purposes;

Transparency regarding allocation of revenue and cultural policy (15 - 19)
(...) 16. Urges Member States to ensure greater transparency regarding the allocation of revenue from private copying levies;
18. Calls on the Member States to publish reports on allocation of proceeds in open source format with interpretable data;
19. Urges the organisers of cultural events and performances receiving funding from private copying levies to make their public more aware of this by means of additional publicity

Technical protection measures (20 - 21)
21. Calls for the elimination of technical protection measures causing an imbalance between freedom to copy and fair remuneration for rightholders under private copying

Licences (22 - 24)
(...) 24. Stresses that, as for online services, contractual authorisations cannot be allowed to prevail to the detriment of private copying exception arrangements;

New business models in the digital environment  (25 - 28)
25. Takes the view that private copies of protected works made using cloud computing technology may have the same purpose as those made using traditional and/or digital recording media and materials; considers that these copies should be taken into account by the private copying compensation mechanisms;
26. Calls on the Commission to assess the impact on the private copying system of the use of cloud computing technology for the private recording and storage of protected works, so as to determine how these private copies of protected works should be taken into account by the private copying compensation mechanisms;
27. Calls on the Commission and Member States to examine the possibility of legalising works sharing for non-commercial purposes so as to guarantee consumers access to a wide variety of content and real choice in terms of cultural diversity;
28. Instructs its President to forward this resolution to the Council and Commission and to the governments and parliaments of the Member States.

IEF 13122

Nederland positief tegenover wijziging EEX-Vo vanwege UPC-overeenkomst

Brief van de minister van Buitenlandse Zaken, Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de EU, Kamerstukken II 2013-2014, 2211, nr. 1706
UPC. Beneluxgerechtshof. Aanpassingen. Met het oog op een snelle inwerkingtreding van de UPC-overeenkomst staat Nederland positief tegenover de aanpassing van Brussel I, mits dit beperkt blijft tot technische aanpassingen die noodzakelijk zijn om te verduidelijken hoe wordt omgegaan met gemeenschappelijke gerechten zoals de gerechten die voortvloeien uit de UPC-overeenkomst en het BenGH-verdrag. Hierbij biedt de minister twee fiches aan. Eén daarvan is met betrekking tot de wijziging van de verordening rechterlijke bevoegdheid, erkenning en tenuitvoerlegging beslissingen in burgerlijke en handelszaken(Brussel I).

Samenvatting voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1215/2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (Brussel I).
Brussel I (verordening (EG) nr. 44/2001) bevat regels voor het bepalen van de internationale bevoegdheid van de gerechten van de lidstaten en regels voor de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen van die gerechten. Verordening (EU) 2015/2012 is een herschikking van Brussel I en zal op 10 januari 2015 van kracht worden.

In december 2012 is overeenstemming bereikt over een zogeheten octrooipakket, een wetgevingsinitiatief dat bestaat uit twee verordeningen (Verordening (EU) nr. 1257/2012 en Verordening (EU) nr. 1260/2012) en een Overeenkomst betreffende een eengemaakt octrooigerecht (de UPC-overeenkomst) waarmee de basis is gelegd voor de invoering van eenheidsoctrooibescherming in (een groot gedeelte van) de EU. Het UPC wordt de exclusief bevoegde rechter voor geschillen die onder de reikwijdte van de UPC-overeenkomst vallen.

Daarnaast hebben de Beneluxlanden op 15 oktober 2012 het Protocol tot wijziging van het Verdrag van 31 maart 1965 betreffende de instelling en het statuut van een Benelux-gerechtshof (het BenGH-verdrag en het BenGH) ondertekend op grond waarvan de bevoegdheid van het BenGH wordt uitgebreid zodat dit exclusieve rechtsprekende bevoegdheid kan krijgen ten aanzien van bepaalde onderwerpen die onder de werkingssfeer van Brussel I vallen. Naar verwachting zal dit in de nabije toekomst van toepassing zijn bij bepaalde geschillen inzake het Beneluxverdrag inzake intellectuele eigendom (merken en tekeningen of modellen).Het onderhavige wijzigingsvoorstel dient ervoor te zorgen dat Brussel I in overeenstemming wordt gebracht met zowel de UPC-overeenkomst en het BenGH-verdrag.

Dit gebeurt door de introductie van 4 nieuwe artikelen in Brussel I:
- artikel 71 bis bepaalt dat een voor meerdere lidstaten gemeenschappelijk gerecht ook onder het begrip gerecht valt;
- artikel 71 ter gaat nader in op bevoegdheid van een gemeenschappelijk gerecht ten aanzien van verweerders uit lidstaten die geen partij zijn bij de UPC-overeenkomst resp. het BenGH-verdrag;
- artikel 71 quater verklaart de samenloopregeling van Brussel I van toepassing op procedures bij een gemeenschappelijk gerecht en procedures in EU lidstaten die geen partij zijn bij de overeenkomst tot oprichting van het gemeenschappelijk gerecht; en
- artikel 71 quinquis bepaalt dat beslissingen van het octrooigerecht en het BenGH voor erkenning en tenuitvoerlegging in aanmerking komen in die lidstaten die geen partij zijn bij de UPC-overeenkomst respectievelijk het BenGH-verdrag.