DOSSIERS
Alle dossiers

Kamerstukken & EU  

IEF 12010

Onderzoek over Trade Secrets en vertrouwelijke bedrijfsgeheimen in de interne markt

Following a call for tender, the European Commission contracted Baker & McKenzie to carry out a study on the economic and legal aspects linked with the use, misappropriation and litigation on confidential business information and trade secrets.

In this context Baker & McKenzie is launching a survey to industry aimed at collecting information on how companies manage their know-how and other information of strategic value for their competitiveness. The data to be collected from companies from all sizes and locations within the European Union will help the European Commission to better evaluate whether there is a need to provide companies, and in particular SMEs, with better means of redress against the economic harm resulting from dishonest appropriation of confidential business information.

The European Commission encourages any company to participate in the survey. In order to do so simply send a message to tradesecretstudy@bakermckenzie.com expressing your willingness to participate (ex: Dear Sirs, I would like to participate in the survey). You will then receive an e-mail providing a user ID, a password and a link to the webpage of the survey. You will be able to choose between a number of languages in which to complete the survey.

IEF 12007

Vragen over duurverlenging naburige rechten, afgekochte sessiemuzikanten, remastering en lastenverzwaring

Verslag van de wijziging van de Wet op de naburige rechten in verband met de omzetting van Richtlijn 2011/77/EU van het Europees Parlement en de Europese Raad van 27 september 2011 tot wijziging van de Richtlijn 2006/116/EG betreffende de beschermingstermijn van het auteursrecht en bepaalde naburige rechten, Kamerstukken II 2012-2012, 33 329, nr. 4.

Een verslag met de volgende inhoudsopgave:

I. ALGEMEEN
1. Inleiding
2. Verlenging van de beschermingsduur en reikwijdte richtlijn
3. Aanvullende maatregelen
4. Beleidsruimte
5. Administratieve lasten en nalevingskosten
II. Artikelen

PVV en CDA-fracties vragen zich af: De sessiemuzikanten zijn toch juist afgekocht? Hoe denkt de regering dat gerechtigde sessiemuzikanten kunnen worden gevonden, nu zij 50 jaar geleden zijn afgekocht? Als platenmaatschappijen in het vervolg voor de periode van 50 jaar van ieder fonogram moeten bijhouden welke sessiemuzikanten daaraan hebben meegewerkt, leidt dit dan niet tot een onwenselijke lastenverzwaring?

De fracties van de VVD, PvdA, PVV en CDA stellen soortgelijke vragen: Betekent remastering of remixing naar het oordeel van de regering dat een nieuw beschermd fonogram ontstaat? Zo ja, hoe kan worden vastgesteld welke versie van een product (oorspronkelijk of geremastered) geëxploiteerd wordt?

Artikel 15g VVD-fractie:

Brengt de aanwijzing ook geen extra administratieve lasten met zich mee voor SENA? Mocht de aanwijzing wel extra lasten meebrengen, hoe gaat SENA dat dan bekostigen?

Hoe verhoudt dit wetsvoorstel zich tot het amendement dat ziet op één factuur voor ondernemers uit hoofde van alle collectieve beheersorganisaties (Kamerstuk 31766, nr. 20)?

Mag SENA er vanuit gaan dat het fonds uitsluitend ziet op voor commerciële doeleinden uitgebrachte fonogrammen? Is het inderdaad de bedoeling dat ook Amerikaanse artiesten een aanspraak kunnen doen op het fonds?

Hoe denkt de regering dat de gerechtigde sessiemuzikanten kunnen worden gevonden, nu deze 50 jaar geleden zijn afgekocht? Hoe ziet de regering in dit kader artikel 15g, derde lid, dat een platenmaatschappij mogelijk met een onmogelijke taak opzadelt?

Denkt de regering niet dat hierdoor, in tegenstelling tot wat in de memorie van toelichting wordt gesteld, een onwenselijke lastenverzwaring ontstaat, als het al mogelijk is de deelname van de betreffende sessiemuzikanten te achterhalen?

IEF 11995

Poolse Sejm: Richtlijn collectief beheer kan leiden tot verslechterde bescherming

Gemotiveerd advies van de Poolse Sejm over het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende het collectieve beheer van auteursrechten en naburige rechten en de multiterritoriale licentieverlening van rechten inzake muziekwerken voor onlinegebruik op de interne markt (COM(2012)0372 – C7-0183/2012 – 2012/0180(COD))

Polish Foreign Policy for 2011 01Meer over dit onderwerp: Multi-territorial licensing, voorstel richtlijn [IEF 11565].

(...) Naar mening van de Sejm wordt met het voorstel dit doel niet "beter" - in de zin van artikel 5, lid 3, VEU en artikel 5 van het aan het VEU en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) gehechte Protocol (nr. 2) betreffende de toepassing van de beginselen van subsidiariteit en evenredigheid - verwezenlijkt dan via de huidige maatregelen van de lidstaten op grond van nationale regelgeving.

Wat betreft het beheer en de transparantie van rechtenbeheerders, kan de Sejm na analyse van het voorstel niet concluderen dat de lidstaten niet in staat zouden zijn de nationale civielrechtelijke betrekkingen tussen de rechtenbeheerders en de makers of de interne structuren van deze organisaties bevredigend te reguleren of toezicht op deze betrekkingen te houden. Het door de EC genoemde doel, te weten waarborging van de transparantie van rechtenbeheerders, kan evengoed door middel van nationale wetgeving worden verwezenlijkt, ook wanneer daartoe in de praktijk wetswijzigingen noodzakelijk zijn. Niets wijst erop dat dit doel niet door middel van zelfstandige maatregelen van de lidstaten kan worden verwezenlijkt, in het bijzonder omdat het voorbeeld van Polen uitwijst dat ook in de huidige fase dit doel volledig en zelfs beter dan in het voorstel voor een richtlijn verwezenlijkt wordt. Voorts constateert de Sejm na bestudering dat het voorstel kan leiden tot verslechtering van de bescherming op de volgende gebieden:

- bescherming van de economische vrijheid, aangezien de rechtenbeheerders nieuwe verplichtingen wordt opgelegd;

- bescherming van de autonomie van particulieren, door hen verscheidene, niet nader omschreven contractuele verplichtingen aan te laten gaan, door regelgeving vast te stellen die de civielrechtelijke verhoudingen eenzijdig bepaalt, en in het bijzonder door de lidstaten voorschriften te laten vaststellen waarmee de interne structuur van rechtenbeheerders wordt vormgegeven naar voorbeeld van een kapitaalvennootschap (artikel 7 van het voorstel voor een richtlijn). Hiermee wordt het handelen van deze organisaties op basis van het verenigingsrecht ondermijnd;

- bescherming van auteursrechten, door onbeperkte uitbesteding van de bevoegdheden van de rechtenbeheerder aan andere actoren mogelijk te maken (artikel 27 van het voorstel voor een richtlijn).

Wat betreft de multiterritoriale licentieverlening voor het onlinegebruik van rechten inzake muziekwerken blijkt niet uit het voorstel waarom maatregelen van de Europese Unie op dit gebied effectiever zouden zijn. Evenmin wordt duidelijk gemaakt waarom de Europese Commissie geen minder ingrijpende maatregelen treft ter coördinatie van de samenwerking van de lidstaten bij de licentieverlening.
Naar mening van de Sejm motiveert de Commissie onvoldoende waarom het voorstel in overeenstemming met het subsidiariteitsbeginsel zou zijn. De Sejm kan zich evenmin aansluiten bij het vermoeden van conformiteit, zoals uiteengezet in overweging 42 van de richtlijn.
Samenvattend is de Sejm van mening dat het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende het collectieve beheer van auteursrechten en naburige rechten en de multiterritoriale licentieverlening van rechten inzake muziekwerken voor onlinegebruik op de interne markt (COM(2012) 372 definitief) strijdig is met het subsidiariteitsbeginsel.
IEF 11976

Digitale interne markt en modernisering van het Europese auteursrecht zijn van bijzonder belang

Brief Staatssecretaris inzake nieuwe Commissievoorstellen; fiche 3: mededeling steun aan de culturele en creatieve sector, kamerstukken II 2012-2013, 22 112, nr. 1501.

De mededeling betreft de culturele en creatieve sectoren. Hieronder wordt verstaan: architectuur, archieven en bibliotheken, kunstnijverheid, audiovisuele industrie (inclusief film, televisie, videogames en multimedia), cultureel erfgoed, design, mode, muziek, podiumkunsten, uitgevers en radio. De Commissie is van mening dat de culturele en creatieve sectoren een belangrijke bijdrage kunnen leveren aan innovatie in andere sectoren. Bovendien kunnen deze sectoren van belang zijn bij het oplossen van maatschappelijke knelpunten rond bijvoorbeeld klimaatverandering en duurzaamheid.

Met deze mededeling beoogt de Commissie het concurrentievermogen en het exportpotentieel van de culturele en creatieve sectoren te bevorderen en de spill-overs naar andere sectoren te vergroten. De volgende belangrijke uitdagingen worden gesignaleerd:

− de door ICT en globalisering snel veranderende omgeving met nieuwe spelers, andere structuren en nieuwe verwachtingen bij de consument;
− de gebrekkige toegang tot kapitaal;
− versnippering van de markt langs nationale en taalkundige grenzen, met als gevolg weinig transnationale uitwisseling van producten en werknemers; en
− het gebrek aan samenwerking tussen de verschillende deelsectoren zoals tussen gaming, film en muziek.

Aandachtspunten
Zoals aangegeven moet Europa zich met name richten op die randvoorwaarden waar de inzet van de Unie van toegevoegde waarde is. Voor de creatieve sector geldt dat vooral de toegang tot financiering voor bedrijven en openbare aanbesteding aandachtspunten vormen. De ontwikkeling van de digitale interne markt en een modernisering van het Europese auteursrecht, waardoor nieuwe verdienmodellen mogelijk worden, zijn eveneens van bijzonder belang voor de creatieve sector.

Het zou goed zijn als de Commissie verder onderzoek laat doen naar Europese topscholen (m.n. voor hoger onderwijs) op het gebied van de creatieve industrie (bijvoorbeeld Royal College of Art te London, Design Academy Eindhoven). De Commissie zou daarnaast – in navolging van de implementatie van de Dienstenrichtlijn – voorstellen kunnen formuleren om barrières voor de creatieve beroepen binnen de EU weg te nemen.

De Commissie spreekt ook over het verbinden van nationale strategieën. Nederland heeft het topsectorenbeleid; andere lidstaten, zoals het VK, Oostenrijk, Duitsland en Finland hebben ieder hun eigen programma’s. Het uitwisselen van informatie en het zoeken van samenwerking op projectbasis is waardevol; Nederland doet dit nu al en zal deze vorm van samenwerking behartigen.

Lidstaten worden uitgenodigd om een analyse te maken van het potentieel van de culturele en creatieve sector. Nederland zal ervoor pleiten om aan te sluiten bij bestaande nationale en regionale initiatieven. Zo is er in het kader van het Nederlandse topsectorenbeleid voor de creatieve industrie een soortgelijke analyse gemaakt in 2011. Nederland juicht het toe dat deze inspanningen ook op Europees niveau in gecoördineerde actie bij elkaar worden gebracht en werkt graag mee om de opgedane kennis en ervaring over te dragen aan andere lidstaten.

De Commissie stelt een aantal concrete activiteiten voor de korte termijn voor, die zij zelf in gang zal zetten. Zo wil zij onderzoeken of een garantiefonds voor de modesector in het leven kan worden geroepen. Nederland zou hierover graag nadere informatie ontvangen en merkt alvast op dat het niet wenselijk is aparte fondsen per deelsector in het leven te roepen.

In het algemeen is Nederland van mening dat terughoudendheid bij het oprichten van nieuwe intermediairs en raden moet worden betracht.

IEF 11969

Riksdag: Richtlijn collectief beheer niet verenigbaar met subsidiariteitsbeginsel

CGemotiveerd advies van de Zweedse Rijksdag inzake het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende het collectieve beheer van auteursrechten en naburige rechten en de multiterritoriale licentieverlening van rechten inzake muziekwerken voor onlinegebruik op de interne markt (COM(2012)0372 – C7-0183/2012 – 2012/0180(COD)), mededeling aan de leden (92/2012).

Swerige Riksdag

Meer over dit onderwerp: Multi-territorial licensing, voorstel richtlijn [IEF 11565].

De Rijksdag is ingenomen met de plannen van de Commissie om het collectieve beheer van rechten te moderniseren en is van oordeel dat het wenselijk is dat er op dit gebied op EU-niveau minimumvoorschriften worden opgesteld.
De Rijksdag is evenwel van mening dat delen van het voorstel met betrekking tot governance en transparantie in het kader van collectief beheer (zie Titel II) in strijd zijn met het subsidiariteitsbeginsel. De Rijksdag betwijfelt of het noodzakelijk is op EU-niveau gedetailleerde bepalingen betreffende transparantie en governance in verband met collectief beheer vast te stellen en is van oordeel dat de bepalingen betreffende governance en transparantie in hun huidige, gedetailleerde vorm niet in overeenstemming zijn met het subsidiariteitsbeginsel. Volgens de Rijksdag bestaat het gevaar dat te gedetailleerde bepalingen inzake o.a. verslaglegging de kosten van collectief beheer te veel zullen doen stijgen, met als gevolg dat de kosten van collectief beheer de aan de bepalingen verbonden voordelen teniet zullen doen. De Rijksdag vindt dat te gedetailleerde bepalingen inzake transparantie en governance op het gebied van collectief beheer op EU-niveau vermeden moeten worden. Naast het kostenaspect speelt tevens een rol dat gedetailleerde regels het gevaar kunnen creëren dat de werkingssfeer van oplossingen die op nationaal niveau hun nut hebben bewezen wordt beperkt.
De Rijksdag concludeert derhalve dat het voorstel van de Commissie in zijn huidige vorm niet in overeenstemming is met het subsidiariteitsbeginsel.

IEF 11964

Kritische vragen Eerste Kamer over toezichtbeleid

Eerste Kamerbrief 30 oktober, richtlijnvoorstel voor collectief rechtenbeheer en multiterritoriale muzieklicentieverlening voor online toepassingen in de interne markt (E120025) Kenmerk 151539u.

Uit de VOI©E-nieuwsbrief: De Eerste Kamer heeft naar aanleiding van het richtlijnvoorstel over toezicht op collectief beheer en multiterritoriale muzieklicentieverlening kritische vragen gesteld over de Nederlandse inzet.

Zorgen over concurrentiepositie van Nederlandse cbo’s. Zo vindt de VVD-fractie dat het Nederlandse wetsvoorstel toezicht op onderdelen verder gaat dan het richtlijnvoorstel. Daarmee is het wetsvoorstel op deze onderdelen te beschouwen als een zogenaamde nationale kop. De leden van de VVD-fractie zijn daar geen voorstander van. Het wetsvoorstel toezicht heeft daardoor een negatieve invloed op de concurrentiepositie van Nederlandse cbo’s.

Ook de leden van de D66-fractie vragen het kabinet aandacht voor de concurrentiepositie van Nederlandse cbo’s en voor een gelijk Europees speelveld.

Met betrekking tot de Europese plannen voor multiterritoriale muzieklicentieverlening vraagt de D66-fractie of niet het gevaar bestaat dat voor bepaald repertoire, bijvoorbeeld met een beperktere doelgroep, of bepaalde cbo’s, met name in de kleinere landen, de kosten relatief toenemen, waardoor zij op termijn uit de markt gedrukt worden? Dit is niet in het belang van de rechthebbenden of cbo’s en kan uiteindelijk ten koste gaan van een veelzijdig cultuuraanbod. Dit is volgens de D66-fractie bepaaldelijk van betekenis voor Nederland, omdat Nederlandse cbo’s en het Nederlandse repertoire vanwege het kleine taalgebied een moeilijkere concurrentiepositie innemen.

Lees hier de brief van de Eerste Kamer aan minister Opstelten.

IEF 11960

Advies Raad van State waarom een E-reader geen voorwerp voor thuiskopieheffing is

Advies Raad van State betreffende Besluit houdende aanwijzing van de voorwerpen, bedoeld in artikel 16c van de Auteurswet, en tot vaststelling van nadere regels over de hoogte en de verschuldigdheid van de vergoeding, bedoeld in artikel 16c van de Auteurswet, Stcrt. 2012, 22 227.

e-book | e-readerIn navolging van IEF 11759. Naar aanleiding van het advies is de keuze om e-readers niet aan een thuiskopieheffing te onderwerpen nader gemotiveerd in de toelichting. Tevens is in de toelichting nader ingegaan op de motivering van de keuze voor een geldingsduur van het ontwerpbesluit van één jaar. Ten slotte is in de toelichting aandacht besteed aan de uitvoerbaarheid van de regeling voor producenten van dragers die in de bijlage bij het besluit zijn opgenomen. Daarbij is ook de toelichting op de uitvoerbaarheid van artikel 16ga Auteurswet opnieuw bezien.

In het Advies van Raad van State staat het volgende:

1. E-readers
De Afdeling merkt op dat de bijlage in het bijzonder ziet op dragers van muziek of van videobestanden. Zij heeft daarbij de zogenoemde e-readers gemist. Op grond van artikel 16c van de Auteurswet is niet uitgesloten dat ook e-readers aan een thuiskopieheffing worden onderworpen. De Afdeling adviseert in de  toelichting de keuze om e-readers niet aan een thuiskopieheffing te onderwerpen, nader te motiveren en de bijlage bij het ontwerpbesluit zo nodig aan te passen.

2. Tijdelijke karakter
Ten aanzien van de opkomst van nieuwe dragers merkt de Afdeling op dat zij er niet op voorhand van overtuigd is dat de ontwikkelingen zo snel gaan dat de huidige lijst voorwerpen slechts voor de periode van één jaar zou kunnen worden vastgesteld. Uit de toelichting blijkt dat de Stichting Onderhandelingen Thuiskopievergoedingen (SONT) in dit verband een periode van 3 jaar heeft geadviseerd. Daarbij tekent de Afdeling aan dat aanpassing van de bijlage, eventueel na een advies van de SONT, op grond van het voorgestelde artikel 1 altijd tot de mogelijkheden behoort.
(...)
De Afdeling adviseert in de toelichting de relatief korte geldingsduur van het ontwerpbesluit nader te motiveren en zo nodig het ontwerpbesluit aan te passen.

3. Uitvoerbaarheid
Producenten van dragers die in de, ten opzichte van het thans geldende besluit ingrijpend gewijzigde, bijlage bij het ontwerpbesluit zijn opgenomen, hebben slechts een korte periode de gelegenheid zich op de uitvoering van het besluit voor te bereiden.3 Uit de toelichting blijkt niet in hoeverre deze producenten daartoe redelijkerwijs in staat zullen zijn.

De Afdeling adviseert de toelichting in de het licht van het bovenstaande aan te vullen.

IEF 11949

Invoeren van een flexibel systeem, nieuwe beperking voor User-Generated Content

Commissie Auteursrecht, Advies 'Een flexibele regeling voor user-generated content', 21 maart 2012.

Deel 1 van het advies van de Commissie Auteursrecht over de mogelijkheden van het invoeren van een flexibel systeem van beperkingen op het auteursrecht. (Kamerbrief hierbij)

SEO, Flexible Copyright, The Law and Econo mics of Introducing an Open Norm in the Netherlands, SEO-report nr. 2012-60.

Engelstalige rapport van SEO over de juridische en economische aspecten van het introduceren van een open norm (flexibele uitzondering) in de Nederlandse Auteurswet. Bij het specificeren van de open norm is gekeken naar de mogelijkheden die vallen binnen en buiten de kaders van het Europese recht.

Uit't advies:
I. Adviesaanvraag en werkwijze Commissie Auteursrecht
I.1 Adviesaanvraag
I.2 Beraadslaging Commissie Auteursrecht
I.3 Gevolgde aanpak en opbouw advies
II. Een flexibele regeling voor user-generated content
II.1 Een algemene, op de drie-stappentoets gebaseerde open norm
II.2 De vrije bewerking in de zin van art. 13 Aw
II.3 De parodie-exceptie (art. 18b Aw)
II.4 De citaat-exceptie (art. 15a Aw)
III. Conclusie

Zoals in het inleidende hoofdstuk is uiteengezet gaat de Commissie in dit advies alleen in op de bestaande juridische mogelijkheden tot het opnemen van een flexibele regeling voor usergenerated content in de Nederlandse Auteurswet. Het momentum voor het invoeren van zo’n regeling neemt duidelijk toe. In het ‘Groenboek Auteursrecht in de Kenniseconomie’ uit 2008 heeft de Europese Commissie de wenselijkheid van een beperking voor user-generated content reeds onderzocht.5 En in Canada is momenteel een wetsvoorstel aanhangig waarin een expliciete regeling voor (niet-commercieel) creatief hergebruik van werken is opgenomen.

De Commissie stelt dat de vraag naar de juridische mogelijkheden tot het introduceren van een flexibele regeling voor user-generated content moet worden voorafgegaan door het antwoord op de vraag naar het gebruik dat men wel of niet wil toestaan. Een nieuwe regeling voor user-generated content dient ruimte te bieden voor creatief hergebruik in de niet beroeps- of bedrijfsmatige sfeer. Om als user-generated content te worden aanmerken moet in elk geval aan de volgende criteria zijn voldaan. Het moet gaan om een bewerking van bestaande werken voor niet-professionele doeleinden en er moet een creatieve bewerkingsslag hebben plaatsgevonden. Dat wil zeggen, er moet door de gebruiker iets substantieels aan een bestaand werk worden toegevoegd. De wetgever hoeft het begrip user-generated content overigens niet bij wet te definiëren, maar kan de toegestane handelingen ook duidelijk in een wettelijke bepaling beschrijven. In het Canadese wetsvoorstel komt het begrip user-generated content ook niet als zodanig voor. De term kan eventueel in de Memorie van Toelichting nader worden omlijnd.

Als een bewerking op grond van een nieuwe wettelijke regeling wordt aangemerkt als user-generated content, dan moet de maker ook de bevoegdheid hebben om de creatie online beschikbaar te stellen via platforms zoals YouTube, MySpace, Hyves, etc. Het dient voor de toepassing van de regeling niet uit te maken dat de online beschikbaarstelling geschiedt via een commercieel geëxploiteerd kanaal. Dat betekent niet dat voortgezette exploitatie door derden is toegestaan. Indien een exploitant (zoals een wasmiddelenproducent) een als usergenerated content aangemerkte bewerking wil hergebruiken (bijvoorbeeld in een reclamefilmpje), dan moet daarvoor toestemming worden verkregen van zowel de bewerker als de rechthebbende(n) van het oorspronkelijke werk.

De Commissie onderzoekt daarom of en in hoeverre in Nederland een flexibele regeling voor user-generated content kan worden ingevoerd, waarbij enerzijds zoveel mogelijk ruimte wordt gelaten voor creatief hergebruik, maar anderzijds niet wordt afgedaan aan aanspraken op een eventuele vergoeding voor rechthebbenden voor gebruik dat niet onder de regeling valt. Daarbij wordt nauwlettend in het oog gehouden welk gebruik op grond van de huidige Nederlandse Auteurswet al is toegestaan, welke aanpassingen nodig zijn en in hoeverre deze aanpassingen op grond van de Auteursrechtrichtlijn kunnen worden doorgevoerd.

De Commissie merkt op dat het introduceren van een nieuwe beperking die specifiek ziet op user-generated content vanuit Europeesrechtelijk perspectief problematisch is. De bestaande, limitatieve lijst van beperkingen in de Auteursrechtrichtlijn biedt daarvoor geen ruimte. Ook het invoeren van een nieuwe – op de drie-stappentoets gebaseerde – fair usebepaling die de kaders van de in de Auteursrechtrichtlijn opgesomde beperkingen te buiten gaat, staat op gespannen voet met de bestaande communautaire regelgeving (para. II.1).

Het is wel denkbaar dat voor het introduceren van flexibiliteit om user-generated content mogelijk te maken wordt aangehaakt bij bestaande bepalingen. De Commissie onderzoekt of en in hoeverre het mogelijk is om het gebruik van werken voor user-generated content onder voorwaarden toe te staan door user-generated content aan te merken als ‘vrije bewerking’ in de zin van art. 13 Aw (para. II.2); aan te haken bij de parodie-exceptie van art. 18b Aw (para. II.3); en/of aan te haken bij de citaat-exceptie van art. 15a Aw (para. II.4). Zoals hieronder wordt uiteengezet voelt de Commissie het meest voor deze laatste mogelijkheid.

IEF 11941

Kabinetsformatie en de IE/IT-praktijk

Brief van de informateurs Wouter Bos en Henk Kamp in de Kabinetsformatie 2012, Kamerstukken II 2012-2013, nr. 15.

In de bijlage staan wat aardige bulletpoints:

  • Het auteursrecht wordt zo gemoderniseerd dat recht wordt gedaan aan de bescherming van creatieve prestaties zonder dat de gebruiksmogelijkheden voor consumenten in het gedrang komen.
  • Het verdrag ter bestrijding van namaak (ACTA) krijgt in de huidige vorm geen steun.
  • We moderniseren het kansspelbeleid. Online kansspelen, sportweddenschappen en pokerevenementen worden strikt gereguleerd. Het illegale aanbod aan kansspelen dringen we daarmee terug. Op de naleving van de aan de vergunning verbonden voorwaarden wordt strikt toegezien. Het aanbieden van gokspelen is geen kerntaak van de overheid, daarom wordt Holland Casino onder voorwaarden verkocht.
  • We gaan digitaal procederen in het bestuursrecht mogelijk maken.
  • De Raad van State wordt gesplitst in een rechtsprekend deel en een adviserend deel. Het rechtsprekende gedeelte wordt samengevoegd met de Centrale Raad van Beroep en het College van Beroep voor het Bedrijfsleven.
  • De privacytoezichthouder, het College Bescherming Persoonsgegevens, krijgt meer bevoegdheden, waaronder de bevoegdheid meer boetes uit te delen. Bij de bouw van systemen en het aanleggen van databestanden is bescherming van persoonsgegevens uitgangspunt. Daar hoort een zogenaamd privacy impact assessment (PIA) standaard bij. Inbreuken door de overheid zijn voorzien van een horizonbepaling en worden geëvalueerd.
  • Bij nieuwe wetgeving wordt netneutraliteit strikt gehandhaafd.
IEF 11940

Negen openbare reacties op internetconsultatie Richtlijn collectief beheer

Uit de VOI©Email nieuwsbrief: De internetconsultatie over de Richtlijn collectieve beheersorganisaties is op 19 oktober jl. gesloten. De reacties zijn inmiddels gepubliceerd. Doel van de internetconsultatie was de standpunten van Nederlandse belanghebbenden over bepaalde onderwerpen in deze richtlijn te inventariseren en zicht te krijgen op de verwachte effecten van de richtlijn voor de praktijk. De inventarisatie zal gebruikt worden om het Nederlandse standpunt voor de onderhandelingen in Brussel nader te bepalen.

De reacties, voor zover ze openbaar zijn, kunt u hieronder nalezen.

Deze standpunten zullen worden gebruikt om de Nederlandse positie voor de onderhandelingen in Brussel nader te bepalen.

Film Producenten Nederland,
RoDAP
,
ABMD
,
Buma/Stemra
,
Platform Makers
,
Consumentenbond
,
FOBID Netherlands Library Forum,
NLkabel
,
Kobalt Neighbouring Rights Ltd.