Kwekersrecht  

IEF 4150

Vanwege de interdepartementale overlegstructuur

ehb.gifKamerstukken. Niet-dossierstuk just070356, 2e Kamer. Handhaving. Brief van de minister van Justitie over uitstelbericht Kabinetsstandpunt richtlijn handhaving intellectuele eigendomsrechten

“Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 4 juni 2007

Onder verwijzing naar uw brief van 25 mei 2007, met kenmerk 07-Just-B-033, met het verzoek om uiterlijk dinsdag 5 juni a.s. het kabinetsstandpunt over de richtlijn betreffende de maatregelen en procedures om de handhaving van intellectuele eigendomsrechten te waarborgen aan de Kamer te doen toekomen, deel ik u mee dat de genoemde datum -vanwege de interdepartementale overlegstructuur- helaas niet kan worden gehaald.

Naar verwachting zal het kabinetsstandpunt, dat neergelegd wordt in een BNC-fiche, u in week 25 toekomen. 

De Minister van Justitie, E.M.H. Hirsch Ballin

IEF 3909

Mededelingen voor de land- en tuinbouw

“De opplant van de voorjaarsbloeiende bolgewassen voor het kwekersrechtonderzoek vindt met ingang van seizoen 2008, opplant herfst 2007, plaats bij de Bloembollenkeuringsdienst (BKD) in Lisse.  Dit is de uitkomst van overleg tussen Naktuinbouw en BKD. Nu ligt de onderzoekstaak nog bij het CGN (Centrum voor Genetische Bronnen Nederland) in Wageningen.

De BKD draagt straks de zorg voor de monsterontvangst, bewaring, opplant en verzorging van het gewas. Op basis van deze proeven verrichten medewerkers van Naktuinbouw de waarnemingen. Naar aanleiding daarvan verleent de Raad voor plantenrassen kwekersrechten.”

Lees hier meer (Zibb.nl).

IEF 3896

Implementatie handhavingsrichtlijn

Let op: Vandaag treedt in werking de Wet van 8 maart 2007 tot aanpassing van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, de Auteurswet 1912, de Wet op de naburige rechten, de Databankenwet, de Handelsnaamwet, de Wet van 28 oktober 1987, houdende regelen inzake de bescherming van oorspronkelijke topografieën van halfgeleiderprodukten (Stb. 484), de Zaaizaaden plantgoedwet 2005 en de Landbouwkwaliteitswet ter uitvoering van Richtlijn nr. 2004/48/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten (PbEG L 195).

Lees alle wijzigingen hier nog eens na in Stb 2007, 108.

IEF 3746

Bolroyalty

glady.gifRechtbank ’s-Gravenhage,  28 maart 2007, LJN: BA1817, Holland Bolroy Markt B.V. tegen Novacap Agricola B.V.

Kwekersrecht, merkenrecht. Geschil over door Novacap aan HBM verschuldigde royalty's die betrekking hebben op kwekers- en/of merkenrechtelijk beschermde cultivars van HBM. Alleen de vordering inzake door NovaCap verschuldigde royalties is voor een deel toewijsbaar. De vordering inzake de areaalopgave, de in een teeltjaar beplante oppervlakte, wordt niet toegewezen.

HBM is kwekersrecht- en/of merkrechthoudster van tulpencultivars en handelt in teeltmateriaal, NovaCap maakte haar bedrijf van het verrichten van aan- en verkoop(termijn)transacties in partijen tulpenbollen (cultivars) van nieuwe rassen. De vorderingen uit deze termijntransacties vormden een beleggingsobject.

Novacap betwist enkele van de ingeroepen kwekers- en merkrechten. “Voorts - zo voert NovaCap aan - is HBM onduidelijk ten aanzien van de rechtsgevolgen die zij inroept: als een tulpenras kwekersrechtelijk is beschermd, mag men die tulp niet vermeerderen; is het ras (enkel) merkenrechtelijk beschermd, dan mag men die tulp wel vermeerderen, maar niet verhandelen, terwijl ook de vraag rijst of het merk niet beschrijvend is, zoals - in nader verband - bijvoorbeeld Bintje voor de betreffende aardappel.” (4.1)

De rechtbank volgt dit ontvankelijkheidsverweer niet “Het is echter ongegrond op grond van het volgende. Bedoelde lijst vermeldt 131 bolsoorten. Met betrekking tot alle niet door NovaCap genoemde soorten heeft zij kennelijk geen tekortkomingen of beperkingen ten aanzien van het kwekersrecht of het merkrecht kunnen ontdekken. Bij die stand van zaken kunnen de door NovaCap gesignaleerde bevindingen niet tot de conclusie leiden dat de basis van HBM's vorderingen zo gebrekkig of ondoorzichtig is dat die vorderingen niet voor een inhoudelijke beoordeling in aanmerking zouden komen. Ook ten aanzien van die vorderingen zelf - de door HBM ingeroepen rechten - is ongegrond de stelling van NovaCap dat deze rechten onvoldoende zouden zijn gespecificeerd, terwijl de rechtbank in de lijst met 131 namen van tulpencultivars geen enkele naam is tegengekomen die kan worden gezien als beschrijvend voor een bepaalde tulp of tulpenbol. (4.2)

Omdat maar een deel van de bollen verkocht is, is ook maar een deel van de vordering opeisbaar:

“Artikel 5.a. [algemene voorwaarden] houdt in dat de gerechtigde als "verkoper" gehouden is om een Bolroyalty te betalen aan kweker groot 3% van "de verkoopwaarde (=stuks x prijs) van de (lees: het) bij de transactie betrokken plantgoed en/of leverbare bollen". Door HBM is uitvoerig aangetoond dat NovaCap in de problemen is gekomen, doordat zij voor hoge prijzen bollen aankocht en er zeer moeizaam in slaagde deze weer door te verkopen. In HBM's rapportage wordt vermeld dat NovaCap op 15 juli 2003 al voor € 67,8 miljoen bollen had aangekocht en op die datum nog slechts voor € 6 miljoen had verkocht. Zoals ook door beide partijen wordt aangevoerd, zijn er - met name nadien - verkopen door SBC gefingeerd. De rechtbank houdt het ervoor dat dit met name is geschied ten aanzien van verkopen op naam van NovaCap. Zij schat dat NovaCap, die voorafgaand aan het faillissement van SBC voor ruim € 73 miljoen aan bollen had gekocht (r.o. 2.1.), daarvan in oktober/november 2003 daadwerkelijk voor ruim € 18 miljoen (25%) bollen had verkocht. Aldus komt de rechtbank in goede justitie tot de conclusie dat HBM's subsidiaire vordering b.1. inzake de royalties toewijsbaar is voor € 381.916,72 (25% van € 1.527.666,94).” (4.16)

“Zowel de primaire vordering als de subsidiaire  inzake de areaalopgave is strak gekoppeld aan een boetebedrag per verkochte cultivar. Hoewel op zich zelf wel vaststaat dat NovaCap de areaalopgave-verplichting gedurende drie seizoenen niet is nagekomen, staat - zo volgt uit het voorgaande - die strakke koppeling aan toewijzing van beide vorderingen in de weg: een boete per verkochte cultivar is hoe dan ook niet aan de orde en kan derhalve hoe dan ook niet worden toegewezen.” 4.22.

Lees het vonnis hier.

IEF 3729

Aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden

stb.gifStaatsblad 2007, 108. Publicatie implementatiewetgeing handhavingsrichtlijn: Wet van 8 maart 2007 tot aanpassing van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, de Auteurswet 1912, de Wet op de naburige rechten, de Databankenwet, de Handelsnaamwet, de Wet van 28 oktober 1987, houdende regelen inzake de bescherming van oorspronkelijke topografieën van halfgeleiderprodukten (Stb. 484), de Zaaizaaden plantgoedwet 2005 en de Landbouwkwaliteitswet ter uitvoering van Richtlijn nr. 2004/48/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten (PbEG L 195)

'Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.  Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten: Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het nodig is het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, de Auteurswet 1912, de Wet op de naburige rechten, de Databankenwet, de Handelsnaamwet, de Wet van 28 oktober 1987, houdende regelen inzake de bescherming van oorspronkelijke topografieën van halfgeleiderprodukten (Stb. 484), de Zaaizaad- en plantgoedwet 2005 en de Landbouwkwaliteitswet aan te passen aan Richtlijn nr. 2004/48/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten (PbEG L 195).

(…) Deze wet treedt in werking met ingang van de eerste dag van de tweede kalendermaand na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst (Uitgegeven de tweeëntwintigste maart 2007, d.w.z. in werking per 1 mei 2007 – IEF) . Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden. Gegeven te ’s-Gravenhage, 8 maart 2007.'

Lees de gehele wet hier.

IEF 3625

Gecertificeerd pootgoed

exq.bmpRechtbank ’s-Gravenhage, 7 maart 2007, rolnummer 27052 / HA ZA 06-2617. Saatzucht Firlbeck GmbH & Co KG tegen Stet Holland B.V. (met dank aan Tjeerd Overdijk, Steinhauser Hoogenraad).

Bevoegdheidsincident in een kwekersrechtelijke zaak over aardappelsoort Exquisa. Het geschil spitst zich toe op de vraag of het arbitragebeding in de licentieovereenkomst geschillen, welke zijn ontstaan na ontbinding van de overeenkomst, aan de competentie van de rechter onttrekt. De rechter oordeelt dat dat niet het geval is. Reden daarvoor is de ongeldigheid van het arbitragebeding.

Firlbeck is houdster van het communautaire kwekersrecht dat is verleend voor het door haar ontwikkelde aardappelras Exquisa. In 1998 hebben Firlbeck en Stet een licentieovereenkomst gesloten, waarbij Firlbeck aan Stet een exclusief licentierecht heeft verleend om gecertificeerd pootgoed van het ras Exquisa te (laten) vermeerderen en in het verkeer te brengen (eerder bericht hier) Deze overeenkomst wordt beheerst door Duits recht. Firlbeck heeft de overeenkomst bij brief van 15 juni 2005 tegen 1  augustus 2006 opgezegd. Omdat Stet na 1 januari 2006 is doorgegaan met het verrichten van vermeerderingshandelingen, maakt Stet volgens Firlbeck inbreuk op haar communautaire kwekersrecht.

Stet beroept zich op  de onbevoegdheid van de rechtbank. Het geschil zou beslecht dienen te worden door de RUCIP arbitrage commissie. In de licentieovereenkomst wordt in art. 9 verwezen naar arbitrage en in art.  3.4 is een verwijzing opgenomen naar de RUCIP voorwaarden (Für alle Lieferungen gelten die RUCIP Bedingungen).

Partijen verschillen van mening over de reikwijdte van het RUCIP arbitragebeding: Stet stelt dat dit ziet op alle geschillen voortvloeiend uit de overeenkomst, Firlbeck stelt dat dit alleen ziet op geschillen met betrekking tot de levering van pootaardappelen.

De rechtbank stelt vast dat de licentieovereenkomst niet alleen een licentie omvat. Er zijn ook elementen die behoren bij een exclusieve distributieovereenkomst. Tevens is in art. 3.4 is een regeling opgenomen voor leveringen van uitgangsmateriaal, welke leveringen vallen onder de RUCIP voorwaarden en het daarin opgenomen arbitragebeding.

De poging van Stet om het arbitragebeding van art.3.4  op te rekken tot de hele overeenkomst mislukt. Voor de overeenkomst als geheel zijn partijen in art. 9 een afzonderlijke geschillenregeling overeengekomen. Art. 9 is echter niet van toepassing nu partijen hieraan geen uitvoering hebben gegeven doordat zij anders dan voorzien in de overeenkomst geen arbitraal forum en reglement hebben aangewezen.

Gegeven de betwisting van de arbitrale bevoegdheid door Firlbeck is onaannemelijk dat RUCIP arbiters zich bevoegd zullen achten de overeenkomst als geheel te beoordelen. De rechtbank blijft bevoegd op grond van art. 101 Verordening inzake het communautaire kwekersrecht. 

Lees het vonnis hier.

 

IEF 3604

Eerst even voor jezelf lezen

tsh1st.gif- Rechtbank ’s-Gravenhage, 7 maart 2007, HA ZA 06-2617, Saatzucht Firlbeck GmbH & Co tegen Stet Holland B.V. (met dank aan Tjeerd Overdfijk, Steinhauser Hoogenraad)

Bevoegdheidsincident in een kwekersrechtelijke zaak over aardappelsoort Exquisa. Het geschil spitst zich toe op de vraag of het arbitragebeding in de licentieovereenkomst geschillen, welke zijn ontstaan na ontbinding van de overeenkomst, aan de competentie van de rechter onttrekt. De rechter oordeelt uiteindelijk dat dat niet het geval is. Reden daarvoor is de ongeldigheid van het arbitragebeding.

Lees het vonnis hier.

- HvJ EG, 8 maart 2007, conclusie A-G Juliane Kokott, zaak  C-334/05 P, OHIM tegen Shaker di L. Laudato & C. Sas. (Nederlandse versie nog niet beschikbaar)

Conclusie in de Limonchello-zaak. „Wenn man die Ausgangsprämisse in dieser Weise auf die Fälle einschränkt, in der komplexe Marken ausschließlich durch einen dominierenden Bestandteil unter Verdrängung aller anderen Bestandteile geprägt werden, so widerspricht sie nicht dem nachfolgend ergangenen Urteil des Gerichtshofs in der Sache Medion. Dort hat der Gerichtshof eine Verwechslungsgefahr aus einem nicht dominierenden Bestandteil abgeleitet.“

Lees de conclusie hier.

IEF 3546

Kwekersrecht voor kwekers

naktuinbouw.gifDe Stichting Nederlandse Algemene Kwaliteitsdienst Tuinbouw (Naktuinbouw) biedt vanaf juni 2007 een internationale cursus over kwekersrecht aan. De cursus is speciaal bedoeld voor kwekers die zich hebben gespecialiseerd in het ontdekken van nieuwe planten waarvoor zij kwekersrecht willen aanvragen. Er zal er veel aandacht zijn voor praktijkopdrachten, zoals het testen van rassen op identiteitsaspecten, het beoordelen van rasnamen, het gebruik van biochemische en moleculaire technieken en beeldanalyse. Tijdens de opleiding worden lezingen gegeven door gastsprekers van ondere andere het UPOV en het CPVO). Verder worden er lezingen verzorgd door de Raad voor plantenrassen en Naktuinbouw. Het programma bevat ook diverse excursies.

Lees hier meer.

IEF 3518

Dood of de gladi(d)olen

tuinidols.jpgExamenvraag. Betoog gemotiveerd waarom de initiatiefnemer van tuinidols.nl gebruik mag maken van het inmiddels bekend veronderstelde Idols-logo. Betrek hierin alle relevante aspecten van het merkenrecht en kwekersrecht. Lees hier meer.

IEF 3394

Consult the organism

cpvo.gifKwekersrecht: Via de website van het Communautair Bureau Voor Plantenrassen (CPVO) kan vanaf deze week een databank met kwekersrecht-rechtspraak uit de meeste EU landen worden geraadpleegd. De databank staat nog in haar kinderschoenen, maar is een potentieel zeer nuttige bron van informatie voor iedereen die met het kwekersrecht begaan is.

Blijkens de introductie zou de databank zelf ook nog wel eens voor kwekersrechtelijke bescherming in aanmerking kunnen komen: “The database is a living system which is not yet complete. Data will regularly be added. It is also an interactive system which allows users to ask questions or communicate additional information and cases to the CPVO.

Please note that the documents supplied are not the official version of the decisions taken by jurisdictions within the EU. If you wish to have access to the official text, please directly consult the organism which officially took the decision concerned. You may use the data for personal use. The CPVO does its most to provide data of the highest quality possible.

Raadpleeg de databank hier. Website CPVO hier