Rechtbank ’s-Gravenhage, 13 februari 2008, HA ZA 07-1689, Merck Sharp & Dohme Manufacturing tegen Ratiopharm Nederland B.V.
“5.2. Ook het betoog van de Generieken dat sprake zou zijn van ontoelaatbare "dubbele octrooiering" faalt. Merck voert terecht aan dat de herroeping van EP 292 terugwerkende kracht heeft, zodat formeel thans geen sprake meer is van het gelijktijdig van kracht zijn van twee octrooien die dezelfde uitvinding onder bescherming stellen. In het vigerende octrooirechtstelsel is het primair een taak van de verlenende instantie, in dit geval het EOB, om te waken tegen dubbele octrooiering. Het gevaar van dubbele octrooiering heeft in het onderhavige geval overigens bepaald bestaan, nu het EOB de vrijwillig afgesplitste aanvraag voor EP 904 ondanks verscheidene third party observations die wezen op verboden dubbele octrooiering in verband met EP 292, desalniettemin in behandeling heeft genomen, onder naar het wil voorkomen rechtens onjuiste verwerping van dit bezwaar.
Lees hier meer.
HvJ EG, 14 februari 2008, C-244/06, Dynamic Medien Vertriebs GmbH tegen Avides Media AG
“Artikel 28 EG verzet zich niet tegen een nationale regeling als aan de orde in het hoofdgeding, houdende een verbod op de verkoop en de overdracht per postorder van beelddragers die niet door een hoogste autoriteit van het Land of een nationale instantie voor zelfregulering zijn gekeurd en geclassificeerd met het oog op de bescherming van de minderjarigen en waarop geen van deze autoriteit of instantie afkomstige vermelding is aangebracht van de leeftijd vanaf welke de beelddragers kunnen worden bekeken, tenzij blijkt dat de bij de betrokken regeling vastgestelde procedure voor keuring en classificatie van en het aanbrengen van een vermelding op beelddragers niet gemakkelijk toegankelijk is of niet binnen een redelijke termijn kan worden afgesloten, dan wel dat tegen het besluit tot weigering niet in rechte kan worden opgekomen.”
Lees het arrest hier.
GvEA, 14 februari 2008, zaak T-189/05, Usinor SA tegen OHIM/Corus UK Ltd.
Oppositie nationaal woordmerk GALVALLIA tegen Gemeenschapswoordmerkaanvrage GALVALLOY.
“71. In the present case, since the goods in question are identical and there are significant visual, phonetic and conceptual similarities between the marks at issue, it cannot be ruled out that even an attentive public, such as the relevant public in this case, could be led to believe that the goods in question come from the same undertaking or economically-linked undertakings, despite the limited distinctiveness of the earlier mark. That is particularly so as the mark applied for contains an element, ‘alloy’, which is even less distinctive than the element that is common to the marks at issue, ‘galva’; the market is oligopolistic; and the mark applied for may appear to be a simple translation of the earlier mark.”
Lees het arrest hier(geen Nederlandse versie beschikbaar).
GVEA, 14 februari 2008, zaak T-378/04, Orsay GmbH tegen OHIM / José Jiménez Arellano.
Oppositie ouder woord/beeldmerk D’ORSAY tegen Gemeenschapswoord/beeldmerkaanvrage Orsay.
“45. Die Beschwerdekammer hat daher zu Recht das Bestehen von Verwechslungsgefahr bejaht und folglich dem Widerspruch gegen die Eintragung der Wortbildmarke „Orsay“ für die Waren „Bekleidungsstücke; Stiefel, Schuhe und Hausschuhe; Kopfbedeckungen“ der Klasse 25 unter Bestätigung der Widerspruchsentscheidung stattgegeben.”
Lees het arrest hier (geen Nederlandse versie beschikbaar).
GVEA, 14 februari 2008, zaak T-39/04, Orsay GmbH tegen OHIM / José Jiménez Arellano, SA.
Oppositie ouder woord/beeldmerk D’ORSAY tegen Gemeenschapswoord/beeldmerkaanvrage ‘O Orsay’
“55. Die Beschwerdekammer hat daher zu Recht das Bestehen von Verwechslungsgefahr bejaht und folglich dem Widerspruch gegen die Eintragung der Wortbildmarke „O orsay“ für die Waren „Bekleidungsstücke; Stiefel, Schuhe und Hausschuhe; Kopfbedeckungen“ der Klasse 25 unter Bestätigung der Widerspruchsentscheidung stattgegeben.”
Lees het arrest hier(geen Nederlandse versie beschikbaar).
GVEA, 14 februari 2008, T-146/06, Sanofi-Aventis SA tegen OHIM / GD Searle LLC.
Oppositie ouder nationaal woordmerk URION tegen Gemeenschapswoordmerkaanvrage ATURION.
“73. Dans ces conditions, et eu égard aux circonstances de l’espèce, il y a lieu de considérer que, selon une appréciation globale, il n’existe pas de risque que le public pertinent soit amené à croire que les produits revêtus de la marque verbale ATURION proviennent de l’entreprise titulaire de la marque verbale antérieure URION ou d’une entreprise économiquement liée à cette dernière. C’est donc à bon droit que la chambre de recours a conclu à l’absence de risque de confusion entre ces marques, au sens de l’article 8, paragraphe 1, sous b), du règlement n° 40/94.”
Lees het arrest hier (geen Nederlandse versie beschikbaar).
Gerechtshof ’s-Gravenhage, 31 januari 2008, rolnr. 06/971, Holierhoek tegen Rob Hauwer Film & TV Producties B.V. c.s. (met dank aan Marc de Kemp, Houthoff Buruma).
“Ook indien rekening wordt gehouden met de in de latere arresten van toepassing geachte Haviltex-maatstaf is het naar het oordeel van het hof de bedoeling van partijen geweest dat Holierhoek zich heeft verbonden alle rechten over te dragen betreffende alle tegenwoordige en toekomstige (exploitatie)vormen, systemen van de cinematografie, hun toepassingsmogelijkheden, met inbegrip van het recht van overbrenging of uitzending per draad, door radio en televisie, de vergunning tot publieke ontvangst en het recht van overbrenging/exploitatie op videocassette/beeldplaten en heeft hij deze rechten overgedragen, waarbij wordt opgemerkt dat de term ‘etc’ klaarblijkelijk ziet op beeld/geluiddragers die door de voortgeschreden technische ontwikkeling in de plaats van de videocassette komen.”
Lees het arrest hier.
Gerechtshof ’s-Hertogenbosch, 12 ebruari 2008, KG C0700233/RO, Driessen tegen Europochette(met dank aan Diederik Stols Diederik Stols, DLA Piper).
“4.7. Driessen heeft zich ten slotte op het standpunt gesteld dat de uiterlijke kenmerken van de Europochette uitsluitend door de technische functie worden bepaald. Ook dat standpunt verwerpt het hof. Reeds uit het enkele feit dat - zoals uit de producties van Driessen blijkt - er andere bestekhouders, dan die waarvoor Europochette haar modelrecht verkreeg, op de markt zijn die voor hetzelfde gebruik geschikt zijn, doch een andere vorm hebben, volgt dat de vormgeving van de bestekhouder van Europochette niet noodzakelijk is voor het bereiken van het technische effect (het op gemakkelijke, snelle en smaakvolle wij ze presenteren van bestek, al dan niet tezamen met een servet). Blijkens die producties zijn vele variaties en mogelijkheden denkbaar, zoals een ander maatvoering, andere lengte/breedteverhouding, gesloten modellen (waarin het bestek geheel verdwijnt) of juist geopende (waarbij het bestek uitsteekt), de wij ze waarop het voor- of onderblad zijn afgesneden en het al dan niet omvouwbaar maken van het onderblad. Het valt dan ook niet in te zien dat het slaapzakmodel met een recht afgesneden voorblad, waarop Europochette het modelrecht houdt, noodzakelijk is voor het verkrijgen van bovenomschreven technisch effect en dat het model op die grond geen bescherming zou genieten.”
Lees het arrest hier.
Rechtbank Utrecht, 13 februari 2008, KG ZA 07-1271, Verbond van Verzekeraars c.s. tegen Stichting Pensioenfonds Zorg en Welzijn(Met dank aan Arnout Groen, De Brauw Blackstone Westbroek).
“4.26. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter hebben de Verzekeraars onvoldoende aannemelijk gemaakt dat het publiek aan de confrontatie met de naam ‘PGGM’een onjuist indruk op het gebied van de aard, het karakter, de betekenis of de voortbrengselen van de onderneming zal overhouden en daardoor zal worden misleid.”
Lees het vonnis hier.