Rechtspraak  

IEF 7129

Uitingen van een stijl/een modetrend

Rechtbank ‘s-Gravenhage, 1 oktober 2008, HA ZA 07-2131, Hansgrohe AG tegen Tiger Nederland B.V.

Eerst even voor jezelf lezen. (Gemeenschaps-)modellenrecht en auteursrecht op douchekop. Model is geldig, maar heeft beperkte beschermingsomvang en is gedeeltelijk technisch bepaald. Geen inbreuk, andere algemene indruk Auteursrecht niet betwist, maar geen inbreuk. € 61.684,19 niet-betwiste proceskosten.

“4.3. Dat sprake is van een geldig Gemeenschapsmodel laat onverlet dat het eigen karakter van dat Gemeenschapsmodel niet geacht kan worden te zijn gelegen in die elementen die een uiting zijn van een bepaalde stijl of mode. Het enkel volgen van een bepaalde stijl of mode zal er immers niet toe leiden dat bij de geïnformeerde gebruiker een andere algemene indruk wordt gewekt. Daarnaast is van belang dat een recht op een Gemeenschapsmodel niet geldt voor de uiterlijke kenmerken van een voortbrengsel die uitsluitend door de technische functie worden bepaald (art. 8 lid 1 GModVo). De rechtbank wijst voorts op art. 10 lid 2 GModVo, waarin is bepaald dat bij de beoordeling van de draagwijdte van de bescherming van een model rekening dient te worden gehouden met de mate van vrijheid van de ontwerper bij de ontwikkeling van het model.

4.4. De rechtbank is, indachtig hetgeen onder 4.3. is overwogen, van oordeel dat de beschermingsomvang van het Gemeenschapsmodel van Hansgrohe beperkt is. Verschillende aspecten zijn daarbij van belang. De rechtbank stelt in de eerste plaats vast dat zijdens Hansgrohe ter zitting desgevraagd is bevestigd dat de afgeronde (organische) vormen en de chroom-uitvoering van haar Gemeenschapsmodel uitingen zijn van een stijl/een modetrend die ook vóór het depot van haar Gemeenschapsmodel bestond. (…).

4.5. De rechtbank stelt vervolgens vast dat de grootte van de douchekop in verhouding tot de lengte van de handgreep technisch is bepaald. (…) Hoe korter de handgreep, des te groter kan de douchekop worden uitgevoerd. (…) De lengte van de handgreep zal om die reden niet korter worden uitgevoerd dan de breedte van een gemiddelde hand.

4.6. Uitgaande van de beperkte beschermingsomvang van het Gemeenschapsmodel van Hansgrohe, is de rechtbank van oordeel dat dit Gemeenschapsmodel en de Niagara bij de geïnformeerde gebruiker een andere algemene indruk wekken. Hierbij is van belang dat de algemene indruk van het Gemeenschapsmodel in grote mate wordt beïnvloed door de grote douchekop en de in verhouding tot die douchekop korte handgreep, door het gebruik van chromen/verchroomde ronde vormen en het overlopen van de handgreep in de douchekop. De ontwerper die binnen de heersende stijl/modetrend tot een ontwerp van een wellnesshanddouche wil komen, wordt juist op die punten beperkt in zijn vrijheid. (…) De ontwerper had uiteraard een andere technische oplossing kunnen kiezen om dit doorknikken tegen te gaan - hetgeen zou hebben geleid tot een aanmerkelijk andere vormgeving - maar juist omdat de korte greep niets anders is dan een technische oplossing van een technisch probleem, welke vrijelijk mag worden toegepast nu niet is gebleken van enigerlei andere bescherming van de korte greep, is de ontwerper niet gehouden de weg van een andere techniek in te slaan. Daarbij valt op dat de handgreep van de Niagara, indien deze wordt vergeleken met het Gemeenschapsmodel van Hansgrohe, bovendien slanker (en daarmee langer) oogt. De vrijheid die de ontwerper van een wellness-handdouche heeft, is door de ontwerper van de Niagara voorts anders benut dan door de ontwerper van het Gemeenschapsmodel. Zo is de voor het Gemeenschapsmodel (eveneens) kenmerkende platte douchekop bij de Niagara aan de bovenzijde veel boller vormgegeven. Ook het verloop naar de handgreep oogt bij de Niagara veel ronder. Daar komt bij dat de handgreep bij het Gemeenschapsmodel als het ware één is met de douchekop doordat handgreep en douchekop vloeiend in elkaar overlopen. Bij de Niagara wordt door de ‘driehoekconstructie’ bovenop de douchekop veeleer de indruk gewekt dat de douchekop onder de handgreep is komen te hangen.

4.7. Ook op andere (voor de algemene indruk van minder belang zijnde) kenmerken wijkt de Niagara af van het Gemeenschapsmodel. (…)

(…) 4.9. Omdat de Niagara een andere algemene indruk wekt dan het Gemeenschapsmodel van Hansgrohe, is van inbreuk op dat Gemeenschapsmodel geen sprake. De op het Gemeenschapsmodel van Hansgrohe gebaseerde vorderingen dienen daarom te worden afgewezen.

4.10. Niet betwist is dat de Raindance een auteursrechtelijk beschermd werk is. Voor de beantwoording van de vraag of de Niagara een verveelvoudiging van de Raindance is, moet worden beoordeeld of de Niagara de auteursrechtelijk beschermde trekken van de Raindance vertoont, zodanig dat de totaalindrukken overeenkomen. Onder verwijzing naar hetgeen de rechtbank onder 4.4. tot en met 4.8. heeft overwogen inzake de voor het modelrecht van belang zijnde beschermingsomvang en de algemene indruk, stelt zij vast dat (ook) de totaalindruk van de Niagara en die van de Raindance verschillen. Ook de op het auteursrecht gebaseerde vorderingen zullen daarom worden afgewezen.

4.11. Als de in het ongelijk gestelde partij zal Hansgrohe in de kosten worden veroordeeld, tot op heden aan de zijde van Tiger begroot op € 61.684,19, zijnde de door Tiger verantwoordde en door Hansgrohe niet betwiste kosten. “

Lees het vonnis hier.

IEF 7117

Voor haar geen waarde heeft

Gerechtshof 's-Gravenhage, 18 december 2007, 2 september 2008, LJN: BE9566, Hoger beroep van de Inspecteur tegen de uitspraak van de Rb. Rotterdam  ten aanzien van Stichting [X] te [Z].

Aardig om te vermelden, maar veel meer ook niet. IE-argument in belastingzaak. Partijen zijn verdeeld over de waarde die op de waardepeildatum aan de onroerende zaak, De Kunsthal, dient te worden toegekend. 

.“6.1  Het primaire standpunt van belanghebbende houdt in dat de onroerende zaak in economische zin voor haar geen waarde heeft, omdat deze voor haar geen nut oplevert. Het Hof zal belanghebbende niet volgen in deze stelling. Het Hof acht aannemelijk dat de onroerende zaak is ontworpen en gebouwd als museum. Het gebouw wordt ook als zodanig door belanghebbende overeenkomstig haar doelstelling gebruikt. Niet kan worden gezegd dat de onroerende zaak voor belanghebbende geen ander nut oplevert dan dat deze blijft voortbestaan als architectonisch belangwekkend gebouw. De omstandigheid dat aan het gebouwde gedurende de periode dat de intellectuele eigendom van het ontwerp bij de architect berust, geen wijzigingen kunnen worden aangebracht en het ook overigens dient te blijven bestaan, brengt hierin geen verandering.”

Lees het vonnis hier.

IEF 7078

Het kruis tussen de poten ontbreekt

Het Anker: CleopatraRechtbank Arnhem, 27 augustus 2008, HA ZA 07-1380, Montis Design B.V. tegen B.V. Meubelindustrie Het Anker Druten (Met dank aan Titia Deurvorst, Brainich Advocaten). 

Eerst even voor jezelf lezen. Auteursrecht. Tussenvonnis in stoelenzaak. Rechtsverwerking m.b.t. bepaalde modellen. Vaststellingsovereenkomst. Treffen van een dading heeft geen relevantie voor het beroep op rechtsverwerking. Bewijslevering (niet ondertekende) vaststellingsovereenkomst.

“4.4. Met inachtneming van het hierboven genoemde uitgangspunt komt de rechtbank tot het oordeel dat het verweer van Het Anker dat sprake is van rechtsverwerking doel treft. De volgende omstandigheden zijn bij die beoordeling doorslaggevend.
Eind 2003 is Het Anker in kort geding gedagvaard door een meubelfabriek in Oisterwijk (OSP), die stelde dat Het Anker met de productie van de Armada, Twist, Bingo en Cleopatra inbreuk maakte op zijn auteurs/ en modelrechten.
Niet in geschil is dat Het Anker met oog op het door haar in die procedure te voeren verweer enige vorm van bijstand heeft verzocht aan Montis. Montis erkent dat Het Anker haar in ieder geval heeft gevraagd om een modelinschrijving. Voorts staat vast dat de heer P. Van der Aa, directeur van Het Anker Montis in het kader van dit verzoek om bijstand heeft bezocht en dat de toenmalige directeur van Montis, de heer H Van Straaten eveneens minimaal tweemaal een bezoek heeft gebracht aan de showroom van Het Anker. Het Anker heeft onweersproken aangevoerd dat Van Straaten de vier op dat moment, in de procedure van OSP tegen Het Anker, in het geding zijnde stoelen, evenals de hierboven genoemde Rio, uitvoerig heeft bestudeerd en dat hij ook in die stoel heeft gezeten.
Hoewel Montis betwist dat Van Straaten Het Anker op dat moment heeft toegezegd dat de stoelen van Van (sic) Anker geen inbreuk maken op de Charly en de Chaplin, staat onweersproken vast dat Montis na het bekijken van de stoelen evenmin bezwaren, van welke aard ook, heeft geuit tegen één van die stoelen. Van Straaten zou in de showroom hebben geconstateerd dat de Bingo wel veel leek op de Charly en de Chaplin, zo verklaart Montis onweersproken, maar tevens heeft hij volgens het Anker hardop vastgesteld dat het kruis tussen de poten bij de stoelen van Het Anker ontbreekt.
Vast staat ten slotte dat Montis korte tijd later het procesdossier van Het Anker van de procedure tegen OSP – waarin zich ook foto’s van de vier stoelen bevonden – heeft meegenomen. Bij retournering van het dossier heeft Montis opnieuw geen bezwaren geuit.” 

Lees het vonnis hier.

IEF 7067

De onderbouwing van een ingrijpende maatregel

Crocs - BlokkerRechtbank ’s-Gravenhage, 6 augustus 2008, KG RK 08/1319, Crocs inc. tegen Blokker B.V.

Ex parte beschikking. Modellenrecht, auteursrecht. Modellenrechtelijek vordering afgewezen, omdat de voor de beslissing van belang zijnde feiten niet volledig en naar waarheid zijn aangevoerd. Auteursrechtelijke vordering toegewezen. Verbod op ‘schoeisel dat vrijwel identiek is aan het schoeisel van Crocs’.

“2.2. Krachtens artikel 21 Rv zijn partijen verplicht de voor de beslissing van belang zijnde feiten volledig en naar waarheid aan te voeren. Verzoeksters hebben in strijd met deze bepaling verzuimd in het verzoekschrift melding te maken van een bij het Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt aanhangige nietigheidsprocedure met betrekking tot het Gemeenschapsmodelrecht met registratienummer 000257001-0001. Reeds om die reden dient het verzoek, voor zover het is gebaseerd op dit Gemeenschapsmodelrecht, te worden geweigerd. Overigens dient dat verzoek ook te worden geweigerd, omdat het gelet op de nietigheidsprocedure niet in overeenstemming wordt geacht met de aan de onderbouwing van een ingrijpende maatregel als een ex parte verbod te stellen hoge eisen, in het bijzonder ten aanzien van de aannemelijkheid van de geldigheid van het Gemeenschapsmodelrecht dat aan het verzoek ten grondslag is gelegd.

2.3. Het voorgaande laat onverlet dat verzoeksters een beroep kunnen doen op het auteursrecht. Voorshands uitgaande van de auteursrechtelijke bescherming op het schoeisel Crocs Cayman en gelet op de grote mate van overeenstemming tussen dit schoeisel en de door gerekwestreerden aangeboden kunststof zomerschoen, ziet de voorzieningenrechter, gezien de onherstelbare schade die verzoeksters thans stellen te lijden, voldoende aanleiding voor toewijzing van het op het auteursrecht gebaseerde verzoek op de wijze als hierna vermeld.

2.4. Het verzoek om te bepalen dat het bevel zich uitstrekt over alle lidstaten van de Europese Gemeenschap zal worden geweigerd, reeds omdat verzoeksters niet, althans onvoldoende gemotiveerd hebben gesteld dat gerekwestreerden in al die landen inbreuk maken op het auteursrecht. De enkele stelling dat Blokker ook buiten Nederland winkels heeft, volstaat daartoe niet.

Lees de beschikking hier.

IEF 7066

De indruk van een stilistische bloem

Glazen kandelaarsRechtbank ’s-Gravenhage, 1 augustus 2008,  KG RK 08/1292, Cleybergh tegen Van Roon B.V.

Ex parte beschikking. Modellenrecht. Verbod op inbreukmakende glazen kandelaar (klik op afbeeldingen voor vergroting).

 “13. Van Roon biedt de Inbreukmakende Kandelaar aan via het internet aan klanten die zowel binnen als buiten de Benelux gevestigd zijn en die de producten middels de webcatalogus kunnen bestellen. Daarnaast presenteert zij haar producten op verschillende internationale beurzen.

(…) 16. De enige manier om aan deze internationale verhandeling van Inbreukmakende Kandelaar op korte termijn een einde te kunnen maken, is door snel op te treden en door zo spoedig mogelijk de verhandeling van de Inbreukmakende Kandelaar te doen staken. De Nederlandse kort geding praktijk toont aan dat zelfs die procedure in het algemeen al te lang duurt om de verhandeling van dit soort inbreukmakende producten effectief te kunnen stoppen. Tegen de tijd dat in zo’n procedure een verbod is gewezen en betekend, is het vaak al te laat en zijn alle inbreukmakende producten al verkocht. Aangezien de inbreukmaker in die procedure al weet dat hij kan worden geconfronteerd met een verbodvordering, blijkt in de praktijk dat de nog aanwezige inbreukmakende producten nog voor het wijzen van het vonnis ofwel tegen nog lagere prijzen worden uitverkocht ofwel snel worden doorverhandeld naar verbonden of bevriende ondernemingen, al dan niet in het buitenland. Gezien de internationale clientèle van Van Roon, zal dit ertoe leiden dat de Inbreukmakende Kandelaar ook buiten Nederland op grote schaal verkrijgbaar zal zijn.”

“2.2. Gelet op de grote mate van overeenstemming tussen de kandelaar Josephine en het gedeponeerde Beneluxmodel met registratienummer 33632-00, ziet de voorzieningenrechter voldoende aanleiding voor toewijzing van het verbod”

Lees de beschikking hier.

IEF 7040

Exquisite Legging

Vzr. Rechtbank ´s-Gravenhage, 4 september 2008, KG ZA 08-633, Bonnie Doon Europe B.V. tegen Angro Hosiery B.V. c.s. (met dank aan Lars Bakers en Gitta van der Meer, Leidsegracht Advocaten).

Eerst even voor jezelf lezen. Ongeregistreerd gemeenschapsmodel legging, ontlening. Indictietarieven IE: eenvoudige zaak: E.15.000,-

“Nu per 1 september 2008 de functie van procureur is vervallen, zijn in de kop van dit vonnis, bij gebreke van het indienen van een B-formulier (wijziging advocaat) op de voet van artikel 7.3. van het landelijk rolreglement, de bij de rechtbank geregistreerde voormalige procureurs aangemerkt als behandeld advocaat. Tot 1 september 2008 is voor Bonnie Doon mw. mr. G.H. van der Meer, advocaat te Amsterdam opgetreden en voor Angro rnr. A.A.H.M. van der Wijst, advocaat te Boxtel.

5.7. Het verweer dat een presentatie in de showroom van Bonnie Doon waarbij de Exquisite Legging aan een selecte groep afnemers wordt getoond niet kan worden aangemerkt als aan het publiek beschikbaar stellen in de zin van artikel 11 GModVo, wordt verworpen. Die presentatie heeft immers, gelet ook op de hiervoor genoemde bestellingen, onmiskenbaar tot doel gehad het ter verkoop aanbieden van de Exquisite Legging, een handeling die kwalificeert als het n de handel brengen van het betrokken model aan ingewijden in de sector als bedoeld in artikel 11 GModVo. Voor zover uit de stellingen van Angro in dit verband voorts nog moet worden begrepen dat zij stelt dat het tonen van ontwerptekeningen / afbeeldingen niet kan worden aangemerkt als het beschikbaar stellen aan het publiek, wordt Angro daarin niet gevolgd omdat dit niet anders is dan het afbeelden van een tweedimensionaal model in een publicatie zoals een catalogus, een handeling waarvan Angro in ieder geval vindt dat dat een beschikbaarstelling is. De toets is uiteindelijk of de ingewijden in de betrokken sector kennis hebben kunnen nemen van het model, hetgeen in deze zaak voorshands bevestigend wordt beantwoord.

(…) 5.9. Nu Bonnie Doon naar voorlopig oordeel haar Exquisite Legging als eerste aan het publiek beschikbaar heeft gesteld, wordt voldaan aan het nieuwheidsvereiste van artikel 5 GModVo. Tussen partijen is verder niet in geschil dat de Exquisite Legging, ervan uitgaande dat deze voor het eerst aan het publiek beschikbaar is gesteld, een eigen karakter heeft in de zin van artikel 4 OModVo (vgl. pleitnota mr. Van der Wijst, positum 30), zodat de Exquisite Legging van Bonnie Doon voldoet aan de in artikel 4 GModVo genoemde beschermingsvoorwaarden. Dat betekent dat Bonnie Doon zich ut hoofde van haar niet-ingeschreven Gemeenschapsmodelrecht in beginsel kan verzetten tegen het gebruik daarvan door Angro, mits dat gebruik voortvloeit uit het namaken van het beschermde model.

5.10. Gelet op het feit dat de Exquisite Legging eerder dan de Angro Legging aan het publiek beschikbaar is gesteld en deze laatste legging een nagenoeg klakkeloze kopie betreft van de Exquisite Legging, wordt voorshands aangenomen dat van ontlening sprake is. Hetgeen Angro daartegen heeft ingebracht maakt dit niet anders (…)”

Lees het vonnis hier (inmiddels de doorzoekbare versie van de Rechtbank Den Haag).

IEF 6590

Romina, Samira, Christy, Melissa, Isabella, Irena en Naomi

Rechtbank Rotterdam, 21 mei 2008, LJN BD8858, Meubelco BVBA tegen Sefa Meubel

Wel gemeld, nog niet samengevat. Meubellijnen. Modellenrecht, auteursrecht. “De enkele beschikbaarstelling van de meubelen aan derden doet aan de nieuwheid niet af, nu zeker niet ondenkbaar is dat deze aankopen zijn geschied ten gevolge van misbruik jegens ontwerper Meubelco. Advertentie is geen bewijs voor verkoop.

Meubelco vordert onder meer een verbod op de verhandeling van meubels uit de lijnen ‘Romina’, ‘Samira’, ‘Christy’, ‘Melissa’ en ‘Naomi’. In deze procedure stelt eiser Meubelco dat haar het model- en/of auteursrecht toekomt op de door haar onder de namen ‘Romina’ en ‘Samira’ gevoerde meubellijnen en daarnaast het auteursrecht op de door haar onder de namen ‘Christy’, ‘Melissa’ en ‘Naomi’ gevoerde meubellijnen. De door Sefa Meubel aangeboden meubels maken volgens Meubelco inbreuk op die rechten.

De Voorzieningenrechter beoordeelt eerst de modelrechtelijke vorderingen. Om voor modelregistraties in aanmerking te komen is, zo blijkt uit artikel 3.3 Benelux- verdrag intellectuele eigendom (hierna: BVIE), vereist dat het model nieuw is en dat het over een eigen karakter beschikt.

Allereerst komt de nieuwheid aan bod. Tussen partijen is niet in geschil dat de meubellijnen ‘Romina’ en ‘Samira’ door Meubelco reeds sinds 2005 op de markt zijn gebracht en dat Meubelco de modelrechten op ‘Romina’ en ‘Samira’ heeft doen registreren op respectievelijk 24 april 2007 en 16 mei 2007. Het, op het eerste gezicht wat dubieuze oordeel van de voorzieningenrechter is, dat nu artikel 3.3 BVIE ziet op het vóór de datum van de depotaanvraag op de markt brengen van identieke modellen door een ander dan degene die de aanvraag heeft ingediend, het feit dat Meubelco zelf reeds voor de data van het verkrijgen van de modelrechten de meubellijnen ‘Romina’ en ‘Samira’ op de markt heeft gebracht niet af doet aan de geldigheid van de verkregen modelrechten.

Meubelco heeft ter zitting aangevoerd en onderbouwd, dat door haar (dan wel door haar werknemers) de meubellijnen ‘Romina’ en ‘Samira’ zijn ontworpen. Sefa Meubel stelt zelf ook wel eens meubels uit deze lijnen bij Meubelco te hebben gekocht. Vervolgens heeft Meubelco de betreffende meubelen in China laten produceren. De enkele beschikbaarstelling van de meubelen aan derden waar de door Sefa Meubels overgelegde aankoop- facturen op zien - nog daargelaten dat die stukken nog wel enige vragen oproepen - doet aan de nieuwheid niet af, nu zeker niet ondenkbaar is dat, zoals Meubelco ter zitting heeft gesteld, deze aankopen zijn geschied ten gevolge van misbruik door Kar Trading International, Rosella Meubelen en/of (een van) de Chinese ontwerper(s) jegens de ontwerper Meubelco.

De voorzieningenrechter concludeert vervolgens dat is voldaan aan de eis van een eigen karakter. De door Meubelco gevoerde meubellijnen genaamd ‘Romina’ en ‘Samira’ genieten naar voorlopig oordeel dan ook modelrechtelijke bescherming.

Met betrekking tot de vraag of er inbreuk wordt gemaakt op het modelrechten op ‘Romina’ en ‘Samira’ door de verkoop door Sefa Meubels van ‘Isabella’ en ‘Irena’ stelt de rechter dat een advertentie in een krant waarin die laatstgenoemde meubels zijn afgebeeld niet voldoende bewijst dat die meubels ook daadwerkelijk verkocht worden. Het zou gaan om een vergissing: Dat de gepubliceerde advertenties in ‘Merhaba’ onder de namen ‘Isabella’en ‘Irena’ de meubels van de lijnen ‘Romina’ en ‘Samira’ weergeven is op zichzelf erkend, maar Sefa Meubels stelt dat het hier een vergissing betreft. Hoewel die stelling op zichzelf niet zeer aannemelijk is kan, gelet op de excuusbrief d.d. 3 maart 2008 (zie onder 2.7) aangaande de in de krant ‘Merhaba’ verschenen advertenties aangaande de meubelen ‘Isabella’en ‘Irena’ binnen dit kort geding, waar voor verdere bewijsvoering geen plaats is, niet het - voorshands - bewijs worden ontleend dat Sefa Meubels de in de advertentie afgebeelde meubelen ook werkelijk heeft verkocht.

Op basis van ander bewijsmateriaal oordeelt de Voorzieningenrechter dat het bed van de door Sefa Meubels gevoerde slaapkamermeubellijn ‘Isabella’ naar voorlopig oordeel inbreuk maakt op het modelrecht van het door Meubelco gevoerde modelrecht op het tweepersoonsbed van de door haar gevoerde meubellijn ‘Romina’.  Daarnaast is er voor zover het het tweepersoonsbed uit de slaapkamerlijn ‘Isabella’ betreft sprake van onrechtmatig handelen door Sefa Meubel, nu uit voornoemd feitenbestand blijkt dat sprake is van een slaafse nabootsing.

Een inbreuk op de modelrechtelijke bescherming, dan wel onrechtmatig handelen door Sefa Meubel, van de overige meubels uit de lijn ‘Romina’ (een kaptafel, een garderobekast en een nachtkastje) en de meubellijn ‘Samira’ is voorshands binnen dit kort geding onvoldoende aannemelijk geworden.

Voorts heeft Meubelco aangevoerd, hetgeen door Sefa Meubels wordt betwist, dat Sefa Meubels inbreuk maakt op haar auteursrechten aangaande de door haar gevoerde meubellijnen onder de namen ‘Christy’, ‘Melissa’ en ‘Naomi’.

Voor het auteursrecht is van belang of de door Meubelco gevoerde modellijnen ‘Christy’, ‘Melissa’ en ‘Naomi’ voldoen aan de uit het auteursrecht voorvloeiende vereisten van nieuw en oorspronkelijk werk dat het persoonlijk stempel van de maker draagt. Voorshands is binnen dit kort geding door Meubelco niet aannemelijk gemaakt dat de meubels in deze modellijnen als nieuw en oorspronkelijk werk zijn aan te merken. Meubelco heeft ter zitting ook zelf aangegeven dat een gedeelte van dit assortiment door leveranciers al gedurende lange tijd op de markt wordt gebracht. Nu naar voorlopig oordeel door Meubelco niet aannemelijk is gemaakt dat zij op de meubellijnen ‘Christy’, ‘Melissa’ en ‘Naomi’ auteursrecht bezit, zal de vordering voor zover het deze meubellijnen betreft worden afgewezen. Gelet op het voorgaande is er daarnaast geen sprake van onrechtmatig handelen door Sefa Meubels dienaangaande, nu niet is gebleken van slaafse nabootsing(en) welke een vorm van ongeoorloofde mededinging oplevert.

Er wordt onder meer een ruim verbod toegewezen en een kostenveroordeling van € 25.000,--.

Lees het vonnis hier.

IEF 6572

Eerst even voor jezelf lezen

lptst.gifRechtbank ’s-Gravenhage, 31 juli 2008, KG ZA 08-685, Vlaar Ergonomie c.s. tegen Markant Nederland c.s.

Auteursrecht, modellenrecht. Foto van Laptopstandaard.        

“4.4. Voorshands is niet in te zien dat onder ‘een voortbrengsel waarin het model is verwerkt of waarop het is toegepast’ ook moet worden begrepen een foto van dit voortbrengsel. Bovendien wekt een tweedimensionale afbeelding van een voortbrengsel, waarin het Gemeenschapsmodel is verwerkt, per definitie een andere algemene indruk dan het driedimensionale Gemeenschapsmodel. Het vorenstaande brengt met mee dat eisers zich niet op grond van het modelrecht kunnen verzetten tegen het gebruik door een derde van een foto van de laptopstandaard.

(…) 4.10. Bij de beantwoording van de vraag of 3D Tradelink inbreuk maakt op het auteursrecht op de fotografische afbeelding van de laptopstandaard met laptop komt het erop aan of sprake is van ontlening. De voorzieningenrechter stelt vast dat in de advertentie van 3D Tradelink een afbeelding van de laptopstandaard met laptop is opgenomen, die identiek is aan het auteursrechtelijk beschermde werk, hetgeen door gedaagden ook is erkend. Inbreuk op het auteursrecht van eisers is daarmee gegeven. Dat de foto is opgenomen in een meeromvattend werk, de advertentie, doet daar niet aan af. Voor wat betreft de toestemming voor het gebruik van de fotografische afbeelding door eisers aan 3D Tradelink (oud) geldt, zoals hiervoor is overwogen, dat 3D Tradelink zich in beginsel niet op die aan een andere rechtspersoon gegeven toestemming kan beroepen.”

Lees het vonnis hier.

fmx.gifRechtbank ’s-Gravenhage, sector bestuursrecht, 30 juli 2008, AWB 07/3547 OCT95, E.L. du Pont de Nemours and Company tegen Octrooicentrum Nederland (met dank aan Martijn de Lange,  Octrooicentrum Nederland).

“5. Verweerder heeft het ABC beperkt tot de samenstelling van werkzame stoffen, genoemd in de handelsvergunning. Eiseres meent daarentegen dat aansluiting moet worden gezocht bij het basisoctrooi.

6. Ter beoordeling staat derhalve wat in dit geval als prooduct in de zin van de Verordening moet worden beschouwd. 7. Ingevolge artikel 1, onder 8, en artikel 8, eerste lid, aanhef en onder b van de Verordening, in onderlinge samenhang bezien, is de omschrijving van de werkzame stof of van de samenstelling van werkzame stoffen van het gewasbeschermingsmiddel in de handelsvergunning bepalend voor het antwoord op deze vraag.

8. In de handelsvergunning van 26 juli 2002 is in paragraaf IV de samenstelling van het gewasbeschermingsmiddel vermeld. Daarbij zijn als werkzame stoffen aangeduid: cymoxanil en famoxadone. Hieruit blijkt dat de combinatie van deze twee werkzame stoffen als het in de handelsvergunning geïdentificeerde product moet worden beschouwd.

9. Niet in geschil is dat de handelsvergunning is verleend voor de combinatie van vorengenoemde twee werkzame stoffen. Voor dit product heeft verweerder aan eiseres een ABC verleend. Voor een andere productomschrijving, zoals bijvoorbeeld famoxadone is geen handelsvergunning gevraagd of verkregen.

10. Het betoog van eiseres dat het product niet op basis van de handelsvergunning maar aan de hand van de -ruimere- omschrijving in het octrooi moet worden gedefinieerd. gaat voorbij aan artikel 3 van de Verordening.”

Lees het vonnis hier.

IEF 6503

Na summier onderzoek aannemelijk te maken

capelli.gifVzr. Rechtbank ’s-Gravenhage 14 juli 2008, KG ZA 08-593, Capelli Europe GmbH tegen Crocs Europe B.V. c.s.

Wel gemeld, nog niet samengevat. Modellenrecht. Geen opheffing conservatoir douanebeslag. De rechtbank gaat in deze zaak uit van een geldig modelrecht, ondanks de vernietiging van het modelrecht door het Bureau in eerste instantie en een negatieve Duitse uitspraak. Afbeeldingen in vonnis.

Capelli en Crocs verhandelen kunststof schoeisel. Crocs is houdster van een Gemeenschapsmodel voor schoeisel en brengt onder de namen Beach en Cayman twee typen schoen op de markt. (de populaire felgekleurde plastic gatenklompen).

Het Gemeenschapsmodellenbureau heeft het Gemeenschapsmodel van Crocs nietig verklaard omdat dit model ten opzichte van eerder door Crocs zelf geopenbaarde modellen geen eigen karakter heeft. Crocs heeft tegen deze beslissing beroep ingesteld.

Het Landgericht Düsseldorf heeft in een procedure tussen Crocs en een andere partij geoordeeld dat het gemeenschapsmodel niet als nieuw in de zin van de Gemeenschapsmodellenverordening kan worden aangemerkt.

In een eerder kort geding vonnis gewezen tussen Crocs en twee andere schoenhandelaren heeft de voorzieningenrechter van de Haagse rechtbank een verbod op grond van het in eerste instantie vernietigde modelrecht van Crocs afgewezen. De vorderingen van Crocs op grond van het auteursrecht zijn wel toegewezen

In de onderhavige zaak eist Capelli opheffing van gelegde conservatoire beslagen. De douane heeft met toepassing van de Anti-piraterij verordening een zending schoenen bestemd voor Capelli tegengehouden. Crocs heeft beslag laten leggen en ook een tweede tegengehouden zending voor Capelli is door Crocs in beslag genomen.

Volgens de Voorzieningenrechter ligt het nu op de weg van degene die opheffing van het conservatoire beslag vordert (in dit geval Capelli) om, met inachtneming van de beperkingen van dit kort geding, aannemelijk te maken dat de door de beslaglegger (in dit geval Crocs) gepretendeerde vordering ondeugdelijk is of dat het voortduren van het beslag om andere redenen niet kan worden gerechtvaardigd.

Vervolgens oordeelt de Voorzieningenrechter dat de nietigverklaringdoor het OHIM, waarvan het beroep (met schorsende werking) nog loopt,  onvoldoende reden is om de beslagen op te heffen. In deze procedure moet volgens de Voorzieningenrechter de geldigheid van het Gemeenschapsmodel inhoudelijk worden beoordeeld aan de hand van de stellingen van Capelli. Volgens de Voorzieningenrechter slaagt Capelli er niet in om de geldigheid van het Gemeenschapsmodel onderuit te halen.

Ook het beroep van Capelli op het arrest Montex/Diesel wordt afgewezen. De inbeslaggenomen schoenen zouden worden doorgevoerd naar Duitsland waar deze volgens Capelli kunnen worden verkocht zonder inbreuk te maken op het modelrecht van Crocs (zie uitspraak Landgericht Düsseldorf). Nu in de procedure moet worden uitgegaan van de geldigheid van het Gemeenschapsmodel, moet volgens de Voorzieningenrechter eveneens worden aangenomen dat Crocs dat recht ook in Duitsland kan inroepen omdat het geldt voor de gehele Gemeenschap. Dat de Duitse rechter in een procedure tussen andere partijen en op grond van anders tellingen de geldigheid van het modelrecht anders heeft beoordeeld, heeft voor deze procedure geen consequenties.

Concluderend overweegt de Voorzieningenrechter als volgt: “4.18. Uit het voorgaande volgt dat vooralsnog niet summierlijk is gebleken van de ondeugdelijkheid van de door Crocs gestelde inbreuk op haar modelrecht en het recht op afgifte van de inbreukmakende goederen. Crocs heeft daarmee gerechtvaardigd belang bij het door haar gelegde conservatoir beslag. Een nadere (af)weging kan achterwege blijven, nu Capelli geen feiten en omstandigheden heeft aangevoerd die, gegeven dit gerechtvaardigde belang van Crocs, de stelling kunnen dragen dat het gelegde conservatoire beslag om andere redenen zou moeten worden opgeheven. Of sprake is van inbreuk op een aan Crocs toekomend auteursrecht kan in het midden blijven.”

Lees het vonnis hier.  

IEF 6496

Een duidelijk verschil

rho.gifRechtbank Breda, 16 juli 2008, HA ZA 07-384, Riho International B.V. tegen Van Loon-Sealskin B.V. (met dank aan Klos Morel Vos & Schaap).

Bodem in badenzaak. Contractueel IE-recht. Auteursrecht, modellenrecht en/of slaafse nabootsing komen niet (meer) ter sprake. Geschil draait om de woorden ‘duidelijk verschil’in de onthoudingsverklaring.

Vertonen, wat Sealskin bestrijdt,  de nieuwe baden van Riho een duidelijk verschil met de baden van Sealskin? De Rechtbank Breda voegt nog de criteria  ‘in het oog springend verschil’ en (duidelijk of goed) ‘waarneembaar’ en/of ‘voelbaar’ verschil aan toe en concludeert  dat er inderdaad sprake van een duidelijk verschil is.

“4.5. (…) In de eerste plaats oordeelt de rechtbank van belang bij de uitleg dat het gaat om een schriftelijke onthoudingsverklaring van een professionele partij, gericht tot een andere professionele partij, beide producenten van baden en uit dien hoofde bij uitstek deskundig ten aanzien van de (verschillen) in vormgeving van ligbaden en "de rest van de markt". In de tweede plaats is van belang dat de verklaring werd voorbereid enerzijds en beoordeeld anderzijds door advocaten, die over de tekst en de achtergronden daarvan hebben gecorrespondeerd. Dit geeft reden om aan de taalkundige betekenis van de schriftelijke overeenkomst in beginsel veel betekenis toe te kennen. In de derde plaats is van belang dat Sealskin een op IE-recht gebaseerd kort geding aanhangig had geinaakt, zodat de advocaten over een weer moesten/mochten verwachten dat het begrippen apparaat uit het IE-recht bekend was, waaronder de betekenis van "de rest van de markt".

Als eerste constatering geldt dan dat de woorden "duidelijk verschil" niet een begrip vormen dat in het ( IE-)recht gangbaar en begripsmatig is omlijnd Daar is geen hulp voor de taalkundige uitleg te vinden. In beginsel is het dus, naar algemeen spraakgebruik, een goed waarneembaar verschil. Ter beoordeling staat vervolgens of er feiten zijn die reden geven om deze taalkundige inhoud van een nadere omlijning te voorzien. In het voetspoor van genoemd arrest is zeer zwaarwegend wat de correspondentie tussen de advocaten van de partijen inhield. In dit geval heeft Sealskin geen voorafgaande correspondentie overgelegd en betreft het uitsluitend de brieven van de advocaat van Riho van 6 en 12 mei 2005. Temeer zijn deze belangrijk omdat het een eenzijdige onthoudingsverklaring van Riho betreft en Riho in deze brieven haar bedoelingen omtrent de inhoud en de betekenis daarvan heeft uiteengezet. “

(…) 4.13. Op grond van al hetgeen hiervoor is overwogen komt de rechtbank tot het oordeel dat de baden met de namen Lima, Panama en Bogota die door Riho zijn vervaardigd en op de markt zijn gebracht elk voor zich een duidelijk verschil, als bedoeld in de door Riho ondertekende onthoudingsverklaring van 23 mei 2005, vertonen met respectievelijk de Senso 180, de Senso 145 en de Senso 6-hoek van Sealskin. De reeconventionele vorderingen worden daarom integraal afgewezen.”

Schadevergoeding: €158,000,-  Proceskosten  €20.000,- (incl. 2 x salaris procureur  €8000,- (4 punten x tarief €2000,- ).

Lees het vonnis hier.