DOSSIERS
Alle dossiers

Fiscaal  

IEF 3935

Op verzoek van Barbados

bbd.gifKamerstuk  31020, nr. 1, 1e/2e Kamer. Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en Barbados tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen, met Protocol; Bridgetown, 28 november 2006 (Trb. 2007, 73); Brief van de minister van Buitenlandse Zaken
 
“Royalty's (artikel 12). Wat royalty’s betreft kon Barbados niet instemmen met een woonstaatheffing voor royalty’s conform het Nederlandse verdragsbeleid. Uiteindelijk is overeenstemming bereikt over een woonstaatheffing voor royalty’s met betrekking tot het (recht van) gebruik van een auteursrecht op een werk op het gebied van letterkunde, kunst of wetenschap – daaronder begrepen films en uitzendrechten voor radio en televisie- en een bronheffing van maximaal 5 percent voor alle andere royalty betalingen zoals gedefinieerd in het derde lid.

Op verzoek van Barbados is de definitie van royalty’s uitgebreid met uitzendrechten voor radio en televisie in navolging van het modelverdrag van de Verenigde Naties voor belastingverdragen (zie www.un.org, hierna: ‘het VN-modelverdrag’). Barbados heeft deze toevoeging ook in andere verdragen opgenomen.”

Lees het volledige kamerstuk hier.

IEF 3472

Het ontbreken van een vocaal aspect

pd.gifGerechtshof Amsterdam, 22 januari 2007,  LJN: AZ7369. De fiscale eenheid X Holding B.V. tegen de inspecteur van de belastingdienst.

Fiscaalrecht , maar wellicht dat IE-advocaat er ooit nog eens zijn of haar voordeel mee kan doen: Peepshow is toneelvoorstelling.

“Bij de in geding zijnde peepshows is sprake van een toneel, waarop door een of meer personen een voorstelling wordt gegeven die door een aantal personen tegen betaling kan worden bijgewoond. Het verlenen van toegang tot deze shows is daarvan uitgaande naar het oordeel van het Hof naar zijn aard het verlenen van toegang tot een toneelvoorstelling. Daaraan doet het (erotische) karakter van de voorstelling niet af, evenmin als de omstandigheid dat sprake is van een doorlopende voorstelling waarbij de uitvoerende personen elkaar afwisselen, en dat de tijd die men naar de voorstelling kan kijken afhankelijk is van de betaalde vergoeding. Ook doet daaraan naar het oordeel van het Hof niet af dat de bezoekers van de shows op een meer afgezonderde wijze de voorstelling volgen dan gebruikelijk is voor het bijwonen van toneelvoorstellingen. Het eventueel ontbreken van een vocaal aspect aan de voorstelling ontneemt die voorstelling evenmin het karakter van een toneeluitvoering. In dit verband merkt het Hof volledigheidshalve nog op dat blijkens de tekst van de post pantomimes uitdrukkelijk tot de toneelvoorstellingen worden gerekend.”

Lees het arrest hier.

IEF 3001

Het intellectueel recht

bld.gifHoge Raad, 1 december 2006,  LJN: AV5002. Uitspraak gewezen op het beroep in cassatie van Stichting X te Z betreffende na te melden aanslag in de vennootschapsbelasting.

Voor de liefhebbers van goodwill en  IE-belastingrecht: “Belanghebbende neemt het standpunt in dat onder de activa op de openingsbalans een bedrag moet worden opgenomen voor hetgeen zij aanduidt als "de zogenoemde intellectuele eigendomsrechten waaronder het merkenrecht" (hierna: het intellectueel recht). Het gaat hierbij volgens belanghebbende met name om de clubnaam, het logo, de kleding en de kleurencombinatie.

Uit de conclusie AG  MR. J.A.C.A. Overgaauw: In geschil is of de 'intellectuele rechten' van een BVO op de openingsbalans moeten worden opgenomen, en zo ja, naar welke waarde. De prealabele vraag is dus of deze 'intellectuele rechten', die ik in navolging van partijen zal onderverdelen in merchandisingrechten en sponsoringopbrengsten, activa of (meer specifiek) bedrijfsmiddelen vormen.

(…)  De merchandisingrechten omvatten onder meer het recht op de merknaam en op het logo en de clubkleuren. Deze rechten kwalificeren als respectievelijk merkenrecht en modellenrecht. Het begrip 'merchandisingrechten' is ook geen intellectueel eigendomsrecht als zodanig, maar is een in de praktijk gangbare term waaronder meerdere intellectuele eigendomsrechten worden begrepen. Het kan dan gaan om bijvoorbeeld auteursrechten, merkenrechten en modellenrechten. Meestal verkrijgt een derde een licentie om deze rechten te exploiteren, de rechten zijn, als afzonderlijke vermogensrechten, ook overdraagbaar. Het in licentie geven van de rechten ligt meer voor de hand.

Stellig voldoen de merchandisingrechten aan voornoemde definitie van Jacobs (een bedrijfsmiddel is een tot het ondernemingsvermogen behorende zelfstandige waardedragende factor, zodra en zolang deze direct of indirect langer dan één productieperiode als zodanig kan worden aangewend met het oog op een ondernemingsdoel). In BNB 1992/42(14) oordeelde de Hoge Raad dat merkenrechten kwalificeerden als een bedrijfsmiddel. Het merkenrecht is een van de intellectuele eigendomsrechten die worden begrepen onder de onderhavige merchandisingrechten.

Lees het arrest hier.

IEF 2795

Wel een volwaardige artiest

Update bij ''Geen volwaardige artiest' (eerder bericht hier): De Minister van Financiën heeft de motie geaccepteerd en aangegeven dat per 1 januari a.s. de belastingregels zullen worden aangepast. Daarmee is onder andere een feit dat DJ's in fiscaal opzicht de artiestenstatus krijgen en onder het 6% BTW tarief gaan vallen.

IEF 2761

Strafproza

rbz.bmpRechtbank Zutphen 10 oktober 2006, LJN: AY9805. Strafzaak.

Verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, proeftijd 2 jaar voor belastingontduiking en overtreding van de Auteurswet.

Aan de verdachte is o.a. ten laste gelegd dat:  “Hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2001 tot en met 30 november 2005 in de gemeente Groenlo en/of (elders) in Nederland meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk één of meer voorwerpen, te weten om en nabij 15.000 muziekwerken, alhans een grote hoeveelheid muziekwerken, waarvan een gedeelte is vermeld op de aan de dagvaarding gehechte lijst, waarin met inbreuk op eens anders auteursrecht, immers het auteursrecht berustte niet bij verdachte, (een) werk(en), te weten muziekwerken met of zonder woorden, was/waren vervat, openlijk ter verspreiding heeft aangeboden en/of heeft doen aanbieden, en/of ter verveelvoudiging of ter verspreiding voorhanden heeft gehad, en/of voorhanden heeft doen hebben, en/of heeft ingevoerd en/of heeft doen invoeren, en/of heeft doorgevoerd en/of heeft doen doorvoeren, en/of heeft uitgevoerd en/of heeft doen uitvoeren, en/of heeft bewaard uit winstbejag en/of heeft doen bewaren uit winstbejag, terwijl hij, verdachte van het plegen van de misdrijven, zoals hierboven vermeld, zijn beroep heeft gemaakt en/of het plegen van deze misdrijven als bedrijf heeft uitgeoefend;  art 31b Auteurswet 1912

Naar het oordeel van de rechtbank is voor het overige wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het (…) ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat: “Hij in de periode van 1 januari 2001 tot en met 30 november 2005 in de gemeente Groenlo en/of elders in Nederland, meermalen, telkens opzettelijk voorwerpen, waarin met inbreuk op eens anders auteursrecht een werk was vervat, immers het auteursrecht berustte niet bij verdachte, te weten een grote hoeveelheid muziekwerken met of zonder woorden, openlijk ter verspreiding heeft aangeboden en ter verveelvoudiging of ter verspreiding voorhanden heeft gehad, en heeft bewaard uit winstbejag , terwijl hij, verdachte het plegen van deze misdrijven als bedrijf heeft uitgeoefend.

Het bewezene levert op de misdrijven: “Het als bedrijf uitoefenen van het plegen van de misdrijven, als bedoeld in artikel 31a, aanhef onder a, b en d van de Auteurswet 1912, meermalen gepleegd;”

(…)  Verder acht de rechtbank bewezen dat verdachte bedrijfsmatig gedurende een zeer groot aantal jaren de Auteurswet 1912 heeft overtreden door onder meer het stelselmatig ongeautoriseerd leveren van het [repertoire] aan horecaondernemingen.

De rechtbank rekent het verdachte met name zwaar aan dat hij, ondanks diverse door hem verloren civiele procedures, opgelegde en verbeurde dwangsommen en strafrechtelijke veroordelingen, onverdroten met zijn kwalijke praktijken doorgaat, te weten het ongeautoriseerde gebruik van [repertoire]. Verder getuigt zijn “non-coöperatieve” houding niet van enig respect in welke vorm dan ook voor de rechtshandhaving. Het behoeft geen betoog dat de handelwijze van verdachte niet alleen grote schade berokkent aan de auteursrechthebbenden - die immers geen enkele vergoeding ontvangen voor het gebruik van hun repertoire - maar tevens een ernstige verstoring van de markt teweegbrengt. Door niet de voor het gebruik van [repertoire] verschuldigde vergoeding te betalen, verkrijgt verdachte een voorsprong op zijn concurrenten, die wel over de vereiste toestemming beschikken en daarvoor een vergoeding betalen.

Met oplegging van een hogere onvoorwaardelijke gevangenisstraf dan door de officier van justitie geëist, wil de rechtbank enerzijds de ernst van het bewezen verklaarde tot uitdrukking brengen en anderzijds deze strafoplegging dienstbaar maken aan het voorkomen van nieuwe soortgelijke strafbare feiten.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Deze strafoplegging is gegrond op:

Wetboek van Strafrecht      artt. 1, 10, 14a, 14b, 14c, 57, 63, 91
Algemene wet inzake rijksbelastingen    artt. 68, 69
Auteurswet 1912      artt. 31a, 31b, 33

De rechtbank v eroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 (twaalf) maanden.  Bepaalt, dat een gedeelte van deze gevangenisstraf, groot 3 (drie) maanden niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van twee jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.

Lees het vonnis hier.

Bericht in de Tubantia hier.

 

IEF 2735

Mogelijkheden om in te grijpen

hbl.bmpIn aansluiting op deze berichte, meldt o.a. nu.nl dat er voorlopig toch geen heffing op mp3-spelers komt. “Als de voorzitter van de Stichting Onderhandelingen Thuiskopievergoeding (SONT) wel al snel met zo'n heffing zou willen komen, zal het kabinet ingrijpen. "Ik heb me inmiddels georiënteerd op mogelijkheden om in te grijpen", zei minister Ernst Hirsch Ballin (Justitie) dinsdag in de Tweede Kamer.

 

(…) Hirsch Ballin wees erop dat de onderhandelingen met de branche nog gaande zijn en er helemaal nog geen besluit is genomen. Met zijn aanpak te wachten op een standpunt van de Europese commissie sluit hij overigens aan bij die van zijn onlangs afgetreden voorganger Piet Hein Donner.”

Lees hier meer.

IEF 2722

Heffingsberichten (3)

stdt.bmpPersbericht  Stichting de Thuiskopie, in aansluiting op de brandbrief van de bracheorganisaties (eerder bericht hier) m.b.t. de voorgestelde nieuwe heffingen: 

Rechthebbenden steunen invoering Thuiskopievergoeding op MP3-spelers en DVD recorders. Branche organisaties van consumentenelektronica hebben een brief aan de minister van Justitie gestuurd om een rechtenvergoeding voor het privé kopiëren op MP-3 spelers en DVD recorders tegen te houden. Stichting de Thuiskopie maakt bezwaar tegen de eenzijdige argumentatie van deze organisaties en zal de minister uitvoerig informeren over haar standpunten.

In Stichting de Thuiskopie zijn auteurs, producenten, acteurs en musici vertegenwoordigd. Deze organisatie is door de minister van Justitie belast met de incasso van vergoedingen voor het privé kopiëren van muziek, tekst en beeld en audiovisuele werken zoals films en televisiedrama. Volgens de Nederlandse wetgeving hebben rechthebbenden recht op een financiële compensatie voor het privé kopiëren van genoemde werken. Er wordt dan een kleine vergoeding berekend op voorwerpen die bestemd zijn om beeld en of geluid vast te leggen. Sinds vele jaren wordt daarom al een vergoeding betaald op blanco bandjes, CD’s en DVD’s. Ook MP-3 spelers en DVD recorders vallen onder die wettelijke regeling. Introductie van een vergoeding op die voorwerpen is dan ook hard nodig om rechthebbenden te compenseren voor het privé kopiëren. Over deze regeling zijn partijen al bijna twee jaar in onderhandeling onder leiding van de voorzitter van de onderhandelingstichting, prof. H. Vonhoff. In die onderhandelingen zijn vele argumenten gewisseld en uitgesproken.

Volgens André Beemsterboer, directeur van Stichting de Thuiskopie, is het nu tijd dat rechthebbenden de financiële compensatie krijgen waarop zij nu al lange tijd wachten. “Door de branche organisaties worden juichende berichten gepubliceerd over de enorme hoeveelheden consumentenelektronica die worden verkocht. Dat is natuurlijk goed nieuws voor die industrie en wij gunnen ze dat van harte. Het is echter wel zaak dat nu, geheel volgens de bestaande regelgeving, rechthebbenden vanaf 1 januari 2007 worden gecompenseerd voor de grote hoeveelheden beschermde werken die consumenten voor hun privé gebruik kopiëren op die voorwerpen.” aldus Beemsterboer.

Door de branche organisaties wordt gesteld dat Nederland op ontwikkelingen in Europa moet wachten voordat de Nederlandse regeling kan worden uitgebreid. André Beemsterboer vindt dat volkomen onterecht:” Van de 25 lidstaten hebben 20 landen een wettelijke regeling voor het thuiskopiëren. Daarvan kennen 12 landen ook een vergoeding op DVD recorders en 14 ook op MP3-spelers. In die landen is die financiële compensatie voor rechthebbenden dus al lang van toepassing.”

In een kort onderzoek naar de mening van consumenten dat in opdracht van Thuiskopie door bureau Veldkamp is uitgevoerd, blijkt dat 91% van de ondervraagden de principes van het auteursrecht kent en ondersteunt. Daarvan steunt 77% het systeem van financiële compensatie voor rechthebbenden middels een thuiskopievergoeding.

Kortom:
1. de onderhandelingen onder leiding van prof. H. Vonhoff zijn zeer zorgvuldig gevoerd en moeten nu tot een afronding komen
2. introductie van een vergoeding op MP-3 spelers en DVD recorders past geheel in de Nederlandse regelgeving
3. in een zeer groot aantal landen binnen de EU is een dergelijke vergoeding al lang van kracht
4. consumenten steunen de principes van het auteursrecht en de financiële compensaties middels Thuiskopievergoedingen”

Stichting de Thuiskopie

IEF 2721

Heffingsberichten (2)

Volledige brandbrief brancheorganisaties, in aansluiting op dit eerdere bericht over het protest van de brance tegen de door de SONT aangekondige nieuwe heffingen. Enkele citaten:

“In deze door de minister aangewezen stichting dreigt de op voorhand omstreden beslissing al op korte termijn genomen te worden. Dit terwijl de minister recentelijk aan de SONT heeft aangegeven dat, vóór ze hier überhaupt een beslissing over mag nemen, moet zijn voldaan aan bepaalde voorwaarden.

Het ministerie voelt voor Europese harmonisatie, en een van de voorwaarden die het nadrukkelijk aan de SONT stelt, is dat ze met de introductie van nieuwe vergoedingen op blanco dragers of apparatuur wacht op de op handen zijnde Europese aanbeveling. Die wordt later dit najaar van de Europese Commissie verwacht. In andere landen vertonen de thuiskopieregelingen onderling grote verschillen, of ontbreken helemaal. Dat leidt tot een onduidelijke en onrechtvaardige situatie.

Een andere voorwaarde die de minister aan de SONT stelt, is dat de stichting eerst grondig kijkt naar de criteria die ze hanteert bij het toepassen van de thuiskopievergoeding. Daarbij valt onder meer te denken aan de beschikbaarheid van technologische beveiligingsvoorzieningen: deze zouden de huidige thuiskopieregeling –die dateert uit de analoge jaren negentig- zelfs volledig overbodig kunnen maken.

Daarnaast heeft de minister van Justitie eerder in de Tweede Kamer al aangegeven dat pas over een mogelijke uitbreiding van de regeling kan worden gesproken “als de problemen bij Stichting de Thuiskopie definitief tot het verleden behoren”. Hiermee reageerde de minister op Kamervragen over de nog steeds ondoorzichtige financiële huishouding van deze stichting, die de genoemde consumentenopslag – vorig jaar in totaal circa €30 miljoen- moet verdelen onder auteursrechthebbenden.”

Lees hier meer. Het compromisvoorstel van de Stichting Onderhandelingen Thuiskopievergoeding (SONT) is (nog) niet gepubliceerd.

IEF 2715

Heffingsberichten

“Tot 25 euro kopieerheffing op mp3-speler. Producenten en importeurs van mp3-spelers krijgen mogelijk al snel te maken met een kopieerheffing die afhankelijk van de opslagcapaciteit varieert van 80 eurocent tot 25 euro. Dat blijkt uit een compromisvoorstel van voorzitter H. Vonhoff van de Stichting Onderhandelingen Thuiskopievergoeding (SONT).”

Lees hier meer (nu.nl).

“De heffing voor consumenten op mp3-spelers en harddiskrecorders in Nederland wordt mogelijk al per 1 januari 2007 een feit. Dat blijkt uit een brandbrief van drie verontruste branche-organisaties aan de Minister van Justitie Hirsch Ballin. De branche-organisaties STOBI, FIAR en ICT-Office wil dat de minister ingrijpt bij de SONT, de Stichting Onderhandelingen Thuiskopieregeling.

Volgens de organisaties zou de minister recentelijk aan de SONT hebben aangegeven dat, voor er überhaupt een beslissing over de heffing genomen wordt, moet zijn voldaan aan bepaalde voorwaarden. Zo zou er eerst meer duidelijkheid moeten komen over het Europese standpunt over een kopieerheffing.”

Lees hier meer (nu.nl).

IEF 2006

Een fabrieksnaam- of handelsmerk

Rechtbank Haarlem,  27 maart 2006, LJN: AW6168. X B.V. tegen de inspecteur van de Belastingdienst.

Belastingzaak met eigen definitie van trademarks (onder trademarks moet in dit verband worden verstaan het recht van het handelsmerk gebruik te maken). Voor de liefhebber.

In geschil is of de douanewaarde van de ingevoerde koffiecups dient te worden verhoogd met de betaalde royalty's. De rechtbank oordeelt dat het de koper vrijstond de goederen bij andere, niet met de verkoper verbonden leveranciers aan te kopen..

Ingevolge artikel 32, eerste lid, aanhef en onderdeel c, van het CDW, juncto artikel 157, tweede lid, van de UCDW wordt, voor zover hier van belang, voor het vaststellen van de douanewaarde met toepassing van artikel 29 van het CDW de voor de ingevoerde goederen werkelijk betaalde of te betalen prijs verhoogd met royalty’s en licentierechten met betrekking tot de goederen waarvan de waarde dient te worden bepaald, die de koper, als voorwaarde voor de verkoop van deze goederen, hetzij direct, hetzij indirect moet betalen, voorzover deze royalty’s en licentierechten niet in de werkelijk betaalde of te betalen prijs zijn begrepen.

Artikel 159, aanhef en derde gedachtestreepje, van de UCDW, luidt als volgt:

“De royalty of het licentierecht betreffende het recht van een fabrieksnaam- of handelsmerk gebruik te maken wordt slechts aan de voor het ingevoerde goed werkelijk betaalde of te betalen prijs toegevoegd, indien: -  het de koper niet vrijstaat dergelijke goederen bij andere, niet met de verkoper verbonden leveranciers aan te kopen.”

Artikel 160, van de UCDW, luidt als volgt: “Wanneer de koper een royalty of een licentierecht aan een derde betaalt, worden de (...) voorwaarden geacht slechts vervuld te zijn indien de verkoper of een met deze verbonden persoon die betaling van de koper verlangt”.

Partijen zijn het er over eens dat de royalty voor zover het de ingevoerde goederen betreft slechts betrekking heeft op trademarks. Onder trademarks moet in dit verband worden verstaan het recht van het handelsmerk gebruik te maken. Gelet op artikel 25 van de General License Agreement dient E weliswaar toestemming te verkrijgen (“prior approval”) van de licensor alvorens zij de goederen bij andere, niet met de licensor verbonden leveranciers aankoopt, echter naar het oordeel van de rechtbank betekent dit niet dat het E om die reden niet vrij zou staan de goederen bij andere, niet met de licensor verbonden leveranciers aan te kopen.

Uit de door artikel 25 van de General License Agreement gegeven waarborg kan immers niet worden afgeleid dat E feitelijk geen goederen zou kunnen aankopen bij andere leveranciers dan de licensor en die onder de merknaam kunnen doorverkopen. De opneming van een dergelijke clausule biedt de licentiegever - zonodig - de mogelijkheid de kwaliteit van haar producten te waarborgen. De rechtbank neemt voorts in aanmerking dat de gemachtigde van eiseres in zijn pleitnota onweersproken heeft gesteld dat zusterondernemingen van E, die gelijkluidende overeenkomsten met de licensor zijn overeengekomen, ook daadwerkelijk gebruik maken van de mogelijkheid om producten die eveneens onder de General License Agreement vallen te kopen bij een niet-verbonden verkoper. Het voorgaande leidt de rechtbank tot de conclusie dat het E vrij staat in de zin van artikel 159, aanhef en derde gedachtestreepje, van de UCDW, om goederen als door de licensor vervaardigd en geleverd, aan te kopen bij andere leveranciers. Voor een verhoging van de transactieprijs op grond van artikel 32, eerste lid, aanhef en onderdeel c, van het CDW is dan geen plaats.

De rechtbank verwerpt verweerders ter zitting ingenomen standpunt dat artikel 159, derde gedachtestreepje, van de UCDW, alleen kan worden toegepast in de situatie waarin sprake is van twee partijen en dat wanneer zoals in het onderhavige geval sprake is van meerdere betrokken partijen, alleen artikel 160 van de UCDW toepassing kan vinden; dit betoog vindt geen steun in het recht.

Uit het onder 4.1 tot en met 4.5 overwogene volgt dat in het onderhavige geval geen plaats is voor een verhoging van de transactiewaarde van de ingevoerde goederen met de royaltybetalingen. Het beroep dient mistdien gegrond te worden verklaard.

Lees de uitspraak hier.