Hof 's-Hertogenbosch 3 december 2015, IEF 15556; ECLI:NL:GHSHE:2015:5025 (Klantgegevens gebruikte caravanhandel)
Handelsnaam. Know how. BTW. Belasting. De (overgedragen) lichamelijke en onlichamelijke zaken tezamen vormden een gedreven bedrijfsonderdeel, die de handel in gebruikte caravans omvatte. Hierbij geldt dat voor de exploitatie van een dergelijk handelsbedrijf met name van belang zijn het voortzetten van de handelsnaam, het cliëntenbestand voor een adequate benadering van de cliënten en het behoud van de cliëntenportefeuille, de telefoon- en internet-gegevens voor het cliëntencontact, de administratieve bescheiden voor het contacteren van de leveranciers en het verzorgen van de handelsvoorraad. Voorts worden de overgedragen zaken in samenhang gebruikt in de onderneming van belanghebbende en met behoud van die samenhang.
Met de overgedragen zaken, mede geduid naar de jurisprudentie van het HvJ EU, kan een autonome economische activiteit worden uitgeoefend, te weten de handel in gebruikte caravans, waarmee deze overdracht is aan te merken als een overgang van een algemeenheid van goederen en niet als een overdracht van enige goederen zonder meer, zoals de verkoop van de voorraad restanten.
4.2. Voor het in artikel 5, lid 8, van de Zesde richtlijn (thans artikel 19 van de BTW-richtlijn) geregelde in de plaats treden van de overdrager, is vereist dat het geheel van overgedragen zaken volstaat om een autonome economische activiteit te kunnen voortzetten. Het begrip economische activiteit is omschreven in artikel 4 van de Zesde richtlijn (thans artikel 9 van de BTW-richtlijn) en omvat alle werkzaamheden van een fabrikant, handelaar of dienstverrichter. Daaronder zijn begrepen (voorbereidende) werkzaamheden die zijn gericht op een duurzaam deelnemen aan het economische verkeer dan wel werkzaamheden die worden verricht ter zake van de beëindiging van een onderneming. De (winst-)doelstelling of de resultaten van de handelingen of werkzaamheden als zodanig zijn daarbij niet relevant (zie HvJ 14 februari 1985, Rompelman, C-268/83, ECLI:EU:C:1985:74, BNB 1985/315, HvJ 26 september 1996, Renate Enkler, C-230/94, ECLI:EU:C:1996:352, V-N 1997, blz. 653, HvJ 29 februari 1996, INZO, C-110/94, ECLI:EU:C:1996:67, V-N 1996, blz. 1396, pt. 27 en HvJ 3 maart 2005, I/S Fini H, C-32/03, ECLI:EU:C:2005:128, V-N 2005/15.8).
4.5. Het Hof leidt uit de bij de overeenkomst overgedragen zaken en de onder 4.3 vermelde toelichtingen en omstandigheden, in onderling verband en samenhang bezien, af dat in het onderhavige geval de (overgedragen) lichamelijke en onlichamelijke zaken tezamen vormden het door [A] gedreven bedrijfsonderdeel, die de handel in gebruikte caravans omvatte. Het Hof neemt hierbij in aanmerking dat voor de exploitatie van een dergelijke handelsbedrijf met name van belang zijn het kunnen voortzetten van de handelsnaam, het cliëntenbestand, waardoor de cliënten adequaat benaderd kunnen worden en de cliëntenportefeuille behouden blijft, de telefoon- en internet-gegevens, om onder meer het cliëntencontact te onderhouden, de administratieve bescheiden, voor het contacteren van de leveranciers en het verzorgen van de handelsvoorraad. Hieraan voegt het Hof toe, dat de bij de overeenkomst overgedragen zaken in samenhang worden gebruikt in de onderneming van belanghebbende en dat de overeenkomst erop gericht was de daarin genoemde zaken over te dragen als een geheel met behoud van de samenhang. Naar het oordeel van het Hof volgt uit deze feiten en omstandigheden, alsmede geduid naar de jurisprudentie van het Hof van Justitie dat met de bij de overeenkomst overgedragen zaken een autonome economische activiteit kan worden uitgeoefend, te weten de handel in gebruikte caravans, waarmee deze overdracht is aan te merken als een overgang van een algemeenheid van goederen en niet als een overdracht van enige goederen zonder meer, zoals de verkoop van de voorraad restanten.
4.6. Hetgeen onder 4.5 is overwogen leidt tot het oordeel dat bij de overeenkomst een algemeenheid van goederen als bedoeld in artikel 31 (thans artikel 37d) van de Wet aan belanghebbende is overgegaan. In dat geval komt op de voet van artikel 8, lid 1, van de Uitvoeringsbeschikking – hetgeen tussen partijen niet in geschil is – aan belanghebbende in verband met het negatieve jaarsaldo over 2007 van [A] een teruggaaf van € 26.900 toe. Met betrekking tot het geschil is het gelijk aan de zijde van belanghebbende.