Portretrecht  

IEF 1738

Maandag portretrechtdag

Na de portretzaak Van Den Bosch van afgelopen maandag (bericht hier), deze maandag de zaak Huisman – Madame Tussaud. De telegraaf bericht vandaag dat “het hoofd van onze tv-ster sinds kort weer op de Dam te bewonderen is. Maar dan wel in de horrorgalerij van het wassenbeeldenmuseum.”
 
“Na achttien jaar trouwe dienst ben ik hergebruikt. Ik hang nu in het museum, maar wel morsdood. Mijn ogen zijn naar boven geschoven. Ik heb een pruik gekregen en mijn hoofd is met bloed overgoten.” Huisman werd door een fan gewezen op de bewerking. Al die jaren heb ik meegewerkt. Maar kennelijk kon er geen briefje af op het moment dat je beeld wordt afgedankt.”

Madame Tussaud’s ondernam wel actie na een telefoontje van Huisman De wassen kop kreeg een nieuwe pruik en werd met wat extra bloed overgoten. De portretrechtelijke tentamenvragen liggen voor de hand. Lees hier meer.

IEF 1654

Een geur van kwakzalverij

Rechtbank Almelo,  8 februari 2006, LJN: AV1674. Eiser tegen Dagblad Tubantia. Rechtmatige publicatie over en geen portrechtrecht voor publiciteitzoekende wonderdokter. Hoog 'Radar' en 'Kassa' gehalte.

Eiser verwijt Tubantia en dat twee gepubliceerde artikelen met foto onnodig tendentieus en negatief zijn en feitelijk onjuist. Door beide partijen wordt gewezen op verschillende publicaties van en over Eiser waarin met veel nadruk door Eiser en zijn volgelingen wordt gesteld dat hij een wetenschappelijke doorbraak tot stand heeft gebracht, te weten de ontdekking dat het mogelijk is kanker met behulp van natuurgeneeswijzen die geen bijwerkingen hebben onder controle te krijgen.

Volgens de rechtbank schuwt Eiser grote woorden niet en roept verder het beeld op van een mondiale samenzwering van het farmaceutisch kartel en de medische wereld tegen de baanbrekende ontdekker van een therapie die de mensheid verlost van kwaadaardige ziekten. Eiser is kennelijk een gedreven man die zich door zijn nogal schelle publiciteit en de reacties daarop tot een publieke figuur heeft gemaakt. Zijn cellulaire geneeskunde plus de door hem beweerde wetenschappelijke doorbraak zijn echter sterk omstreden geven een geur van kwakzalverij af. Zijn stellingen zijn zo boud en worden met zoveel aplomb, zelfs agressiviteit, gebracht dat dat alleen al een kritische en relativerende benadering rechtvaardigt.

De rechtbank acht de verwijten van Eiser dan ook ongegrond. "De artikelen bevatten geen onvertogen woord en zijn ook niet feitelijk onjuist. De toonzetting is ingehouden kritisch, maar dat mag gelet op hetgeen de rechtbank hiervoor over Eiser en zijn omstreden pretenties heeft vastgesteld. (...) Het is legitiem, immers in het algemeen belang, om zich kritisch over kwakzalverij uit te laten."

Portretrecht verweer faalt eveneens. "Eiser maakt ten onrechte bezwaar tegen het opnemen van zijn portret bij het artikel op de binnenpagina. De foto is een geposeerd portret en een vroegere opname, kennelijk met zijn toestemming door of voor Tubantia gemaakt. De rechtbank acht Eiser een publieke figuur. De plaatsing van een portret van een publieke figuur bij een artikel dat weliswaar kritisch is, maar niet in strijd met de normen die in het maatschappelijk verkeer gelden, acht de rechtbank niet onrechtmatig." Lees het vonnis hier. Lees 'Rath verliest rechtszaak tegen TC Tubantia' hier.

IEF 1630

Poortretrecht

Rechtbank Zwolle, 9 november 2005,  LJN: AV1564. Diverse eisers en Stichting Exploitatie Sassenpoort tegen Gedaagde. Zaak doet een beetje denken aan de inmiddels veelbesproken portretrecht op panden-zaak (zie hier).

In het geding is aan de orde de vraag of gedaagde op enige grond kan worden geboden zich in zakelijke uitingen niet langer te bedienen van een afbeelding van de Sassenpoort of van het begrip "letselschade".

De Sassenpoort, gelegen aan de Sassenstraat 53 te Zwolle, is een markante middeleeuwse stadspoort, eigendom van de Dienst Domeinen. Gedaagde heeft tijdelijk samengewerkt met een van de eisers en heeft in het kader daarvan ook zijn intrek in de Sassenpoort genomen. Inmiddels is aan samenwerking en onderhuur een einde gekomen, maar gedaagde gebruikt wel een reklamebrochure met een (gestileerde) afbeelding van de Sassenpoort, die is geplaatst tussen de woorden Loonschade en advies. Onder de afbeelding van de Sassenpoort is vermeld "Zwolle" Daaronder is, in cursief, vermeld: "loonschade, letselschade, verzekeringen".

In dit geding is aan de orde de vraag of gedaagde op enige grond kan worden geboden zich in zakelijke uitingen niet langer te bedienen van een afbeelding van de Sassenpoort of van het begrip "letselschade".

Vooropgesteld dient te worden dat de afbeelding van de Sassenpoort niet als BMW-merkteken is gedeponeerd door een der eisers (zo dit al mogelijk zou zijn). Evenmin valt het gebruik van het begrip "letselschade" onder bescherming van de handelsregisterwet. Eisers hebben dan ook terecht geen beroep gedaan op bepalingen uit de Benelux Merkenwet of de handelsregisterwet. De vraag die derhalve voorligt is of gedaagde overigens onrechtmatig heeft gehandeld jegens eisers.. Bij een bevestigend antwoord op deze vraag, zouden de gevraagde vorderingen immers voor toewijzing gereed kunnen liggen.

Niet valt in te zien dat de stichting en eiser sub 3 rechtstreeks in hun eigen belangen zijn geschaad. Dat zij in hun onderscheidenlijke hoedanigheden van huurder en van bestuurder van die huurder (en dus geen van beide als eigenaar), in hun eigen belangen worden getroffen indien een onderhuurder mogelijk schade lijdt door een beweerde onrechtmatige daad, is niet aannemelijk geworden. Dat zij op andere gronden een rechtens te respecteren belang hebben bij staking van het gebruik van de afbeelding door gedaagde is evenmin gebleken. Reeds om die reden dienen de vorderingen, voor zover zij tegen hen zijn ingesteld, te worden afgewezen.

Voorshands is de voorzieningenrechter van oordeel dat evenmin ten aanzien van eiser sub 1 onrechtmatig is gehandeld. Daarbij geldt als uitgangspunt dat in het handelsverkeer concurrentie regel is en dat allen wanneer de grenzen van het betamelijke worden overschreden, sprake zou kunnen zijn van onrechtmatigheid. Partijen hebben een en ruime marge om elkaar concurrentie aan te doen.

In het onderhavige geval brengt het gebruik van en afbeelding van een zo algemeen beeld van de Sassenpoort, hoezeer ook kenmerkend voor de stad Zwolle, niet mede dat elke ander die van een afbeelding van dit monument gebruik maakt, grensoverschrijdend handelt. In casu handelt gedaagde dan ook niet onrechtmatig door gebruik te maken van de afbeelding van de Sassenpoort (teneinde, naar hij onweersproken heeft gesteld, zijn cliënten en relaties erop te wijzen dat hij een Zwols bedrijf is) wetende dat in de Sassenpoort een letselschadebureau is gevestigd, ook niet in combinatie met het gebruik van het begrip "letselschade".

Dit wordt niet anders door de wijze waarop eiser sub 1 zich in het zakelijk verkeer manifesteert. Een afbeelding van de Sassenpoort maakt geen onderdeel uit van de door hem gehanteerde huisstijl. Zo kent zijn briefpapier die afbeelding niet. De door hem in het geding gebrachte print van zijn website bevat weliswaar de afbeelding, maar het betreft hier in de eerste plaats een plaatsaanduiding of routebeschrijving, en niet een gebruik van de afbeelding met het doel zich van andere ondernemingen te onderscheiden. Verwarring is dan ook niet in een zodanige mate te duchten dat het gebruik van de afbeelding door gedaagde als onrechtmatig heeft te gelden.

Ook in de samenwerkingsovereenkomst kan geen grondslag voor de vorderingen worden gevonden. In de overeenkomst valt voor gedaagde geen verplichting te ontwaren die erop neerkomt dat hij zich na beëindiging van de overeenkomst niet langer van het begrip "letselschade" mag bedienen. De litigieuze bepaling heeft veeleer de strekking dat gedaagde (gedurende de samenwerking) op het briefpapier eveneens het begrip "letselschade" zou vermelden teneinde mogelijke letselschadegevallen door te spelen aan eiser sub 1. Een verbod om ná beëindiging van de samenwerking zich te bedienen van het begrip "letselschade", kan daarin niet worden gelezen.

Uit de samenwerkingsovereenkomst valt voor gedaagde al helemaal niet een verplichting af te leiden dat hij zich van gebruik van de afbeelding van de Sassenpoort (na beëindiging van) de overeenkomst dient te onthouden. Lees het vonnis hier.

IEF 1489

Diffamerende effect

Rechtbank Amsterdam, 13 december 2005, LJN: AU9606. Eiser tegen de TROS / Opgelicht. Acteur wil liever niet in beeld.

Eiser vordert, kort gezegd, de Tros te veroordelen om in het programma Opgelicht het portret van eiser niet te tonen dan wel op zodanige wijze dat de onherkenbaarheid is gegarandeerd en de naam eiser in het programma niet te noemen behoudens indien dat geschiedt met de initialen S.B., alles op straffe van een dwangsom. Eiser stelt hiertoe dat hij een redelijk belang als bedoeld in artikel 21 van de Auteurswet heeft om zich tegen openbaarmaking van zijn portret te verzetten, omdat hij als acteur niet herkenbaar in beeld wenst te komen betreffende zaken die in het verleden in de publiciteit hebben gespeeld.

De Tros heeft verklaard dat zij in het programma Opgelicht van 13 december 2005 bepaalde feiten over het betalingsgedrag van eiser aan de orde wil stellen en dat zij daaruit de conclusie wil trekken dat er een patroon van oplichting in zit. Voorts wil zij mensen tegen eiser waarschuwen. Eiser ontkent niet dat hij schulden heeft gemaakt, zowel in het verleden als ook nog in dit jaar, maar ontkent wel dat er sprake is van een bepaald patroon en dat hij de opzet heeft mensen op te lichten.

De vrijheid van meningsuiting van de Tros brengt mee dat zij op basis van bepaalde feiten conclusies mag trekken, mits zij hierbij de nodige zorgvuldigheid betracht. De door haar in het onderhavige geval te trekken conclusies zijn niet van elke grondslag ontbloot. Voorstelbaar is dat de Tros een bepaald patroon in de handelingen van eiser ziet. Eiser ontkent de door de Tros gestelde feiten niet, wel de door haar daaraan verbonden conclusies. Nu de Tros ter zitting wederom de mogelijkheid aan eiser heeft gegeven om een weerwoord in het programma naar voren te brengen, kan voorshands niet gezegd worden dat zij niet de nodige zorgvuldigheid heeft betracht en het programma, zoals ter zitting door de Tros is toegelicht, onrechtmatig is jegens eiser.

Verder heeft eiser een beroep gedaan op zijn portretrecht. In beginsel mag de Tros het portret van eiser tonen, tenzij een redelijk belang van eiser zich tegen de openbaarmaking verzet. eiser heeft een dergelijk belang, gezien het diffamerende effect dat van het tonen van zijn foto in het programma Opgelicht uitgaat. Het tonen van de foto is derhalve in beginsel in strijd met artikel 21 van de Auteurswet, tenzij het belang van de Tros zwaarder weegt.

De Tros heeft aangevoerd dat zij in het programma, dat misstanden zoals oplichting aan de kaak stelt, een waarschuwing jegens eiser wil doen uitgaan. Nu, zoals hiervoor overwogen, de waarschuwing niet van elke grondslag is ontbloot, heeft de Tros belang bij het op de een of andere manier bekend maken van de identiteit van eiser. Door dat te doen met een portret en de aanduiding eiser dient de Tros dit belang op een niet onredelijke wijze. De belangenafweging valt daarom uit in het voordeel van de Tros.

Onder de gegeven omstandigheden kan niet gesproken worden van een dusdanige inbreuk op het recht op bescherming van de persoonlijke levenssfeer van eiser, dat dit een beperking van het recht op vrijheid van meningsuiting van de Tros rechtvaardigt.  De vorderingen worden dan ook afgewezen. Lees het vonnis hier.

IEF 1480

Mooi plaatje

Rechtbank 's-Hertogenbosch, 11 januari 2006, LJN:AU9504. Peter van Rijswijk tegen Galeries.nl. Zaak over rechten op een portret zonder dat het verder over het portretrecht gaat.

Gedaagde, die één of meer websites exploiteert, heeft een door een aan haar door een gallerie toegezonden (publiciteits)foto van eiser, die beroepsfotograaf is, ingescand en zonder toestemming op internet gezet. Tevens ontbrak een vermelding van eisers fotopersbureau Pevry Press. [Eiser] heeft [gedaagde] drie facturen toegestuurd, waarop hij naast copyright voor het gebruik van de foto ook schadevergoeding wegens nalaten van een naamsvermelding in rekening heeft gebracht. [gedaagde] heeft de facturen niet voldaan. Zij heeft de foto wel onmiddellijk na ontvangst van de facturen van haar site(s) verwijderd. Eiser vordert een schadevergoeding, aangezien hij schade heeft geleden doorat gedaagde de foto zonder zijn toestemming heeft openbaargemaakt.

Het verweer richt zich op het feit dat er geen sprake is van inbreuk op het auteursrecht,  gedaagde niet aansprakelijk is omdat zij kan worden vergeleken met een internet service provider, die volgens inmiddels gecodificeerde rechtspraak geen onderzoeksplicht heeft. (Gedaagde beroept zich op artikel 6:196c lid 4 van het Burgerlijk Wetboek, dat de aansprakelijkheid van hosting providers onder omstandigheden beperkt).

Tot slot is gedaagde niet aansprakelijk voor eventuele schade, omdat de openbaarmaking haar niet kan worden verweten met een beroep op artikel 45 lid 1 van het TRIPs-verdrag.

"De rechtbank stelt voorop dat [eiser] als maker van de foto het uitsluitend recht heeft die foto openbaar te maken (artikel 1 Auteurswet). Daarnaast heeft hij als maker van de foto recht op vermelding van zijn naam bij openbaarmaking van de foto (artikel 25 Auteurswet). Als regel mogen derden de foto dus niet zonder zijn toestemming en zonder vermelding van zijn naam openbaarmaken. [...] [gedaagde] voert ook aan dat het gaat om een publiciteitsfoto, die volgens haar zonder gevaar van auteursrechtschending kan worden verspreid. Uit het enkele feit dat het gaat om een portretfoto die werd gebruikt op een uitnodiging voor een expositie, kan niet worden afgeleid dat de foto niet auteursrechtelijk wordt beschermd."

Het beroep op artikel 6:196c lid 4 BW treft evenmin doel. "De rol van [gedaagde] is niet beperkt tot het louter opslaan van van derden afkomstige informatie. Blijkens de verklaring van de directeur van [gedaagde] ter zitting scant haar medewerkster de door de galerieën toegezonden foto's meestal in en zet zij de gegevens in de toepasselijke, in het contentmangementsysteem van [gedaagde] voorkomende vakjes. Daarbij gaat [gedaagde] volgens haar directeur zeer zorgvuldig te werk en worden bijvoorbeeld typefouten uit de tekst gehaald, teksten weleens ingekort en nagezonden informatie toegevoegd. Ook in dit concrete geval is de foto door de medewerkster van [gedaagde] ingescand en vervolgens door haar op internet gezet. Gelet op deze actieve rol van [gedaagde] en de beperkingen die blijkens de voorgaande overweging gelden voor de bescherming krachtens artikel 6:196c lid 4 BW, kan [gedaagde] zich naar het oordeel van de rechtbank niet met succes op die bepaling beroepen."

Ook het beroep op  de zaak Scientology/XS4ALL treft geen doel, aangezien naar het oordeel van de rechtbank gedaagde niet met een service provider op één lijn kan worden gesteld. Gedaagde geeft geen gelegenheid tot openbaarmaking, maar maakt zelf openbaar.

Ten aanzien van het beroep op art. 45 TRIPs-verdrag overweegt de rechtbank als volgt: "Voor zover artikel 45 van het TRIPs-verdrag directe werking heeft in de Nederlandse rechtsorde, doet dat niet af aan uitgebreidere bescherming van het intellectueel eigendomsrecht krachtens het nationale recht. Blijkens artikel 2 van de Handhavingsrichtlijn laat ook die richtlijn ruimte voor een uitgebreidere bescherming krachtens het nationale recht, zodat richtlijnconforme interpretatie niet tot een ander resultaat leidt dan in het navolgende wordt weergegeven."

Voor het begroten van de schade wegens het zonder toestemming openbaarmaken van de foto knoopt de rechtbank aan bij de vergoeding, die [eiser] bedongen zou kunnen hebben, indien hem toestemming voor het plaatsen van de foto op internet zou zijn gevraagd (de gederfde licentievergoeding).

Lees hier het vonnis. Lees hier de brief aan de Fotografenfederatie en eerder bericht hier. Persbericht van een tevreden St. Brein hier.

IEF 1476

Pittoresk & Hooggeleerde noot (3)

Lex Bruinhof van Wieringa Advocaten reageert in een artikel op Wieringa's corporate weblog op vonnis en Visser in de Portretrecht voor Panden-zaak (eerdere berichten hier):

"(...) Stevige taal. En ik moet u zeggen: het spreekt mij wel aan. Wie iets dat zo nabij staat als een eigen huis in de vorm van een afbeelding commercieel gaat exploiteren, kan zich er maar beter verdraaid goed rekenschap van geven dat de eigenaar daarmee accoord is. Simpelweg om redenen van, de kantonrechter zei het wat mij betreft uitstekend, "eigendom en privacy".

Toch is er ook kritiek. Hoogleraar auteursrecht prof. D.J.G. Visser schrijft op IEForum.nl dat het vonnis volgens hem onjuist is. Er bestaat immers geen 'portretrecht' op huizen, zo stelt hij, "en dat moeten we maar zo houden". Ook vindt hij het vreemd dat op deze manier aan de eigenaar een recht toekomt dat de architect niet eens heeft (en daar heeft hij gelijk in, sinds de wijziging van de Auteurswet in september 2004 is toestemming van de architect niet meer nodig).

Ik vind dit echter te star vanuit het auteursrecht gedacht. Er is nog veel meer onrechtmatige daads-recht out there dan wordt gecovered door de Auteurswet. "Inbreuk op eens anders recht" kan ook heel goed inbreuk op een privacy of eigendomsrecht zijn. De kantonrechter heeft dat goed gezien." Lees volledige artikel hier.

IEF 1465

Hooggeleerde noot

Noot prof. mr D.J.G. Visser bij Rechtbank Rotterdam, 3 januari 2006, LJN: AU9212. Eisers tegen Fortis Bank N.V. (lees het vonnis hier).

Dit vonnis lijkt mij onjuist. Er bestaat geen 'portretrecht' op huizen en/of natuurschoon en dat moesten we maar zo houden. Het zou ook nogal vreemd zijn dat wanneer, - sinds de recente wijziging van art. 18 Aw - , een architect zich níet kan verzetten tegen dit soort gebruik (vgl de zaak van de Leguaan-woningen), de eigenaar van een bouwwerk dat wel zou kunnen.

IEF 1132

De nieuwe kleren van de leraar

Een geanominiseerd portretrecht-vonnis van de Rechtbank Den Haag van 26 oktober 2005. Leraar A poseerde voor een amateurschildersgroep welke onder leiding stond van B. B vroeg na afloop van de posseersessie of hij foto's van A mocht maken. De verklaring van B aan A voor het maken van de foto's was dat het lesmateriaal betrof om de betreffende naaktstudies van A op een andere avond af te kunnen maken. A heeft hiervoor toestemming verleend. De foto van A is vervolgens door B op zijn website te koop aangeboden. De naakt foto van A is vervolgens op de school waar hij lesgeeft gaan circuleren.

A heeft B aansprakelijk gesteld voor de door hem geleden schade. De rechtbank wijst de vordering tot vergoeding van de materiele schadevergoeding af. A heeft geen sluitende afspraken gemaakt omtrent eventuele openbaarmaking of verveelvoudiging van de naaktfoto's door de cursisten. A heeft volgens de rechtbank bewust een risico genomen dat zijn naakt foto's in de openbaarheid terecht zouden kunnen komen. De rechtbank verwerpt het door A gestelde psychisch letsel. A heeft zich niet onder behandeling behoeven te stellen. Bovendien verwerpt de rechtbank de stelling van A dat het voor hem onmogelijk zou zijn om voor de door hem opgenomen Bapu-uren vervangende uren te verwerven, vanwege gemis aan causaliteit.

De immateriele schadevergoeding (E 4.500) wordt wel toegewezen, omdat meer dan voldoende is komen vast te staan dat A ten gevolge van het onrechtmatig handelen van B in zijn eer en goede naam is aangetast en/of vanwege de inbreuk op zijn portretrecht op andere wijze in zijn persoon is aangetast. De rechtbank houdt daarbij rekening met het beroep van B op matiging ex art. 6:109, met name vanwege zijn niet rooskleurige financiele situatie. Naaktfoto's verkopen loont kennelijk niet altijd.  Lees hier de uitspraak.

IEF 1129

De stellige suggestie

Uit een overzicht van ingezonden brieven aan Fanny & Alma, een wekelijkse rubriek in het Parool (tentamenvraag: denkt deze acteur terecht dat hij een zaak heeft?): “Dames, Ik heb in de PS van de Week van 27 november 2004, op bladzijde 20 en 2, een interview gelezen van uw hand met ‘Sinterklaas”. Mijns inziens banale vragen en banale antwooorden. Ik acteer elk jaar als de Amsterdamse Sinterklaas, u plaatst een foto van mij als Sinterklaas en wekt daarmee de stellige suggestie dat ik degene ben die de antwoorden heb gegeven. Dit is niet het geval en u schaadt mijn aanzien hiermee. Ik neem hiermee geen genoegen en onderneem juridische stappen tegen u. A. (Parool, 29 oktober 2005)
IEF 1000

Nieuwe fase koninklijk portretrecht

Meer dan een jaar na de uitspraak van het EHRM in de zaak over het portretrecht van prinses Caroline van Monaco (hier) gaat de RVD nu ook echt gebruik maken van deze handige jurisprudentie. Het Nederlands Dagblad bericht dat "Het verboden is foto's te publiceren van de vier zoons van prinses Margriet en professor Pieter van Vollenhoven en hun gezinnen. Wie toch foto's maakt en plaatst, wordt voor de rechter gesleept. Het gaat om foto's die in de privé-sfeer zijn gemaakt. Alleen wanneer de prinsen Maurits, Bernhard, Pieter-Christiaan en Floris een officiële rol vervullen, zoals op Koninginnedag, kunnen ze vrij worden gefotografeerd. 

(...) Het Europese Hof in Straatsburg bepaalde vorig jaar dat 'publieke figuren' aanspraak kunnen maken op een privé-leven, ook in het openbaar, Alleen als een foto bijdraagt aan 'een debat van algemeen belang' wint de persvrijheid het van het recht op privacy. Publicaties die alleen maar dienen om de nieuwsgierigheid naar het privé-leven te bevredigen, zijn niet toegestaan, aldus het Europese hof voor de rechten van de mens. Met dat arrest in de hand heeft de RVD een mediacode opgesteld." Lees hier iets meer.