Reclamerecht  

IEF 2956

Werkafspraken

Tweede kamer, Kamerstuk 30482, nr 5 en twee bijlagen: Vijfentwintig medicijnen tegen te grote macht van de farmaceutische industrie; Brief minister ter aanbieding document met werkafspraken tussen de IGZ en den CGR.

Tussen de inspectie voor de Gezondheidszorg en de Stichting Code Geneesmiddelenreclame zijn werkafspraken gemaakt. Het doel is om te bewerkstelligen dat de regelegeving voor geneesmiddelenreclame zich op heldere en praktisch toepasbare wijze ontwikkelt en voor het veld kenbaar is, en dat de handhaving van zowel wettelijke regels als zelfregulering op het gebied van geneesmiddelenreclame effectief en efficient plaats vindt. Onderwerpen uit de werkafspraken betreffen normontwikkeling, omzetting in beleidsregels, voorlichting en educatie, monitoring en opsporing, melding bij/constateringen dor de inspectie, klachten bij CGR, informatie uitwisseling en afstemming en ten slotte de duur van de afspraken.

Lees hier de brief van de minister, hier de werkspraken en hier de toelichting.

IEF 2928

Zonder grenzen (2)

In aansluiting op dit eerdere bericht, meldt het ANP dat  “Tv-reclame niet meer in de blokken hoeft te worden uitgezonden. Zenders mogen de commercials over het  hele uur spreiden. Wel blijft er een maximum van twaalf minuten per uur.

Ministers van de EU-landen hebben hierover gisteren een compromis bereikt. Het Europees Parlement geeft in december zijn oordeel. Alleen  kinder- en nieuwsprogramma's mogen pas na een half uur worden onderbroken voor reclame. (…) Nederland probeerde in de EU-wet op televisie vergeefs meer bevoegdheid te krijgen over buitenlandse zenders die zich op Nederlandse kijkers richten, maar kreeg onvoldoende steun. De EU-regels voor televisie gaan ook gelden voor programma's via internet en telefoon. Dat betekent dat die ook een minimumaantal programma's van Europese makelij moeten uitzenden.”

Lees hier meer (adformatie.nl).

IEF 2924

Eerst even voor jezelf lezen

Hoge Raad, 10 november 2006, C06/070HR, LJN: AY9317. Astrazeneca c.s. tegen  tegen Menzis c.s. (zorgverzekeraars).
 
“Astrazeneca c.s. hebben aan hun vorderingen ten grondslag gelegd - heel kort samengevat - dat Menzis onrechtmatig jegens hen handelt door huisartsen een financiële vergoeding toe te kennen als zij aan hun patiënten een bepaald geneesmiddel, t.w. (generiek) simvastatine en (generiek) omeprazol, voorschrijven, ten gevolge waarvan Astrazeneca c.s. aanzienlijke en onomkeerbare schade zullen lijden. Het aanbieden van de module rationeel voorschrijven achten zij in strijd met het Reclamebesluit geneesmiddelen, de Wet tarieven gezondheidszorg (Wtg) en, in elk geval, met hetgeen in het maatschappelijk verkeer betaamt.”

De Hoge Raad  verwerpt het beroep. Lees her arrest hier.

IEF 2921

Zonder grenzen

Europees persbericht: MEMO/06/419, 9 november 2006, The modernisation of the Television without Frontiers Directive: Frequently asked questions 

O.a: "At the Council meeting on Monday 13 November 2006, the Finnish Presidency will present to the Council a new text with a cover note stating Member States remaining specific concerns. Through discussion, the Presidency will explore whether there is enough support for the general approach. No firm conclusion of the discussion is expected at this stage. The vote in the European Parliament in December may lead to the Council adopting a Common Position on the Directive in May 2007, under the German Presidency. The second reading in the European Parliament and in the Council is expected to take place under German Presidency.

The new directive would extend the benefits of the “country of origin” principle – which has helped Europe’s broadcasting industry to flourish since 1989 – to new non-linear (on-demand) audiovisual services (in particular video on demand), so as to improve their prospects for commercial success. For such on-demand services, the “country of origin” principle would apply across Europe with a minimum of necessary harmonisation. This would allow audiovisual media service providers to offer audiovisual content complying with the laws of their own Member State for reception in other Member States, without having to vary this content to comply with the laws of each Member State concerned.

Relaxing rules on the insertion of advertising in TV programmes and daily advertising limits, as well as openness to new forms of advertising (such as split- screen, virtual or interactive advertising), would benefit not only advertisers but the whole audiovisual industry in Europe, by strengthening their economic base. Providing a clear legal framework for product placement would secure new revenues for Europe’s audiovisual industry, help to boost Europe’s creative economy and thus reinforce cultural diversity."

Lees hier veel meer.

IEF 2912

Handhavend optreden

ca.gifDe Eerste Kamer heeft op 7 november de Wet handhaving consumentenbescherming (Whc) aangenomen. Op basis van deze wet krijgt de Consumentenautoriteit bevoegdheden om haar taak met betrekking tot consumentenbescherming uit te voeren. 

De Consumentenautoriteit kan handhavend optreden tegen overtredingen.Organisaties als bijvoorbeeld de Stichting Reclame Code spelen een belangrijke rol bij het beschermen van consumenten. Uitgangspunt is dat de Consumentenautoriteit wordt gebouwd op dit ‘private fundament’. Dit betekent dat de Consumentenautoriteit geen taken of bevoegdheden van bestaande organisaties overneemt. Zo zal de Consumentenautoriteit bijvoorbeeld met de Stichting Reclame Code afspreken dat inbreuken op de regels van misleidende reclame in beginsel door de SRC zullen worden behandeld. Als een aanbieder zich onttrekt aan de reclamecode of een oordeel van de SRC in de wind slaat, kan de Consumentenautoriteit optreden. Kort gezegd geldt: waar mogelijk werkt het toezicht door de Consumentenautoriteit aanvullend op de activiteiten van de genoemde organisaties, waar nodig versterkend

Behalve de Consumentenautoriteit worden in de Whc ook de Autoriteit Financiële Markten, het Commissariaat voor de Media, de Inspectie Verkeer & Waterstaat, de Inspectie voor de Gezondheidszorg en de Voedsel en Warenautoriteit aangewezen als bevoegde autoriteit om op te treden tegen grensoverschrijdende inbreuken voorzover die betrekking hebben op hun werkterrein.

Lees hier en hier meer. 

IEF 2906

Zelfs het tappen van een glas bier

vvrr.bmpPersbericht Vereniging voor Reclamerecht (VvRr): Definitie Alcoholreclame in de Drank-en Horeca- wet gaat te ver.

Binnenkort zal de ministerraad zich buigen over een wetsvoorstel voor wijziging van de Drank-en Horecawet. In dit wetsvoorstel is een zeer ruime definitie van alcoholreclame opgenomen, die is afgekeken van de definitie van reclame in de Tabakswet. Gelet op de grote praktische en juridische problemen die de Tabakswet heeft veroorzaakt, heeft de VvRr een studiecommissie ingesteld om over de definitie van alcoholreclame in de Drank- en Horecawet te adviseren.

Het advies, dat door de VvRr vorige week dinsdag met haar leden is besproken, is op 3 november aan de Ministerraad gestuurd. De conclusie van het advies is dat de voorgestelde definitie niet helder en onnodig ruim is. Toepassing van de definitie in de toekomst door de Minister van VWS zal al snel leiden tot strijd met de vrijheid van meningsuiting.

Een parallel met de Tabakswet is er bovendien niet, nu de overheid beoogt alle gebruik van tabak tegen te gaan, terwijl in het geval van alcohol het overheidsbeleid alleen gericht is op het bestrijden van misbruik, maar niet van verantwoord gebruik . Voor alcohol wordt daarom ook niet zoals bij tabak gedacht aan een totaal- verbod voor reclame. Dat moet gevolgen hebben voor de manier waarop reclame wordt gedefinieerd.

Suzanne Poelmann-Teijgeler, voorzitter van de studiecommissie licht toe: “Volgens de nieuwe Drank- en Horecawet is straks alles alcoholreclame. Zelfs het tappen van een glas bier door de barman in een café valt eronder. Dat kan natuurlijk niet de bedoeling zijn. Het geeft veel gedoe en het is net als bij de Tabakswet straks de rechter die het probleem mag gaan oplossen. Dat kost alle betrokkenen, waaronder de overheid, veel tijd en geld. Het zou beter zijn een heldere definitie te formuleren waarmee je dat soort problemen op voorhand voorkomt. Wij hebben daartoe een voorstel gedaan, op basis van andere definities van reclame die in de praktijk hun waarde hebben bewezen”.

De Studiecommissie staat onder leiding van Suzanne Poelmann-Teijgeler (advocaat bij De Brauw Blackstone Westbroek teAmsterdam) en bestaat verder uit Janna van Olst (advocaat bij Stibbe teAmsterdam), Kees Schillemans (advocaat bij Freshfields Bruckhaus Deringer teAmsterdam), SimoneWesseling (lid VvRr) en Willem Leppink, secretaris van deVvRr. Om belangenconflicten te voorkomen heeft het bestuur in de studiecommissie geen bedrijfsjuristen van de drank industrie laten plaatsnemen.

Lees het advies hier.

IEF 2863

De gekozen vergelijking

Voorzieningenrechter Rechtbank Breda, 25 oktober 2006, LJN: AZ0888. Nederlandse Zuivel Organisatie tegen Alpro Nederland B.V. c.s.

Reclamezaak over melk, soya, cholesterol en gezondheid. NZO is de brancheorganisatie van de Nederlandse zuivelindustrie. Gedaagden brengen onder meer sojamelk en desserts op de markt. Sinds kort wordt op de Nederlandse televisie een reclamespotje voor sojamelk van het merk Alpro soya uitgezonden. In dat spotje wordt volgens NZO met voornoemde reclame-uitingen ten onrechte de indruk gewekt alsof de sojaproducten van gedaagden melkproducten zijn, zodat sprake is van misleidende reclame.

Verder zouden gedaagden onrechtmatig handelen door bij het grote publiek met zoveel woorden de indruk te wekken dat er een voedingskundig- en gezondheidsprobleem zou zijn doordat in zuivelproducten cholesterol zit en door zuivelproducten in verband te brengen met cholesterol. De voorzieningenrechter wijst de vorderingen grotendeels toe.

- De suggestie dat sojamelk een (zuivel)product is dat met echte melk kan worden vergeleken, is gelet op de definitie van het begrip melk in art. 2 van de EG-Verordening 1898/87, misleidend ten aanzien van de aard en de herkomst van het product.

- De verklaring dat de uiting het karakter heeft van een grap waarbij met de slogan “Kies je voor melk met of zonder cholesterol?”, humoristisch gerefereerd wordt aan melk, volgt de voorzieningenrechter niet. Van enig humoristisch, parodiërend effect dat de vergelijking zou kunnen excuseren blijkt daaruit immers niet, met name niet in het licht van de dominante positie die toekomt aan de keuze “met of zonder cholesterol”.

- Juist deze nevenschikking van echte melk en sojamelk acht de voorzieningenrechter misleidend. Omdat gedaagden hun sojamelk bewust plaatsen naast de echte melk van zuivelproducenten, is sprake van een directe vergelijking van hun eigen sojaproduct met het zuivelproduct en daarmee van vergelijkende reclame.

- Weliswaar kan de vergelijking tussen beide producten inzake het cholesterolgehalte worden aangemerkt als objectief, maar naar het oordeel van de voorzieningenrechter is voldoende aangetoond dat het in melk aanwezige cholesterolgehalte dermate laag is dat het niet als een kenmerkend, representatief element van echte melk kan worden aangemerkt.

- Aangezien cholesterol door de hier als maatstaf te nemen gewone, gemiddeld geïnformeerde en oplettende consument wordt geassocieerd met hart- en vaatziekten, moet de door gedaagden gekozen vergelijking van hun product met een niet kenmerkend, representatief element van melk worden aangemerkt als oneerlijk jegens en schadelijk voor zuivelproducenten. Vanwege het geringe gehalte aan cholesterol kan melk ook niet worden aangemerkt als ongezond, temeer omdat het menselijk lichaam cholesterol nodig heeft. Dat melk op andere gronden ongezond is, is niet gebleken. Ook op dit punt wordt de reclame op televisie en in advertenties voor Alpro soya Natural Fresh aangemerkt als onrechtmatig.

- Het yoghurtproduct Alpro soya Yofu wordt in de reclame-uitingen aangeduid als “toetje”, hetgeen zodanig algemeen is dat van een misleiding van het publiek inzake aard en herkomst van dit product niet kan worden gesproken.

- Wel plaatst ook deze reclame dit sojaproduct als zijnde gezond (impliciet) tegenover ongezonde toetjes. Zeker in Nederland, waar het toetje veelal een zuivelproduct is, zet dit sojaproduct zich daarmee af tegen in ieder geval de yoghurt van zuivelproducenten. Met betrekking tot het cholesterolgehalte en de gezondheid van yoghurt overweegt de voorzieningenrechter hetzelfde als hij hiervoor met betrekking tot melk heeft overwogen.

Lees het vonnis hier.

IEF 2796

Onderweg

Persbericht Rechtbank ’s-Gravenhage. De rechtbank heeft vandaag uitspraak gedaan in een civiele rechtszaak tussen de ANWB en Route Mobiel. Het ging in deze zaak enerzijds om uitingen in een reclamecampagne van Route Mobiel waarin een vergelijking werd gemaakt tussen Route Mobiel en de ANWB en de schade die de ANWB daardoor mogelijk heeft geleden, anderzijds om een voorwaarde die de ANWB stelt bij het overstappen van ANWB-leden naar Route Mobiel en uitlatingen van de ANWB over Route Mobiel. Beide partijen zijn door de rechtbank gedeeltelijk in het gelijk gesteld.

Lees het persbericht hier.

IEF 2849

Gut Springenheide

(gemiddelde consument)

HvJ EG 16 juli 1998, zaak C-210/96, Gut Springenheide/Steinfurt

Verordening betreffende bepaalde handelsnormen voor eieren. Bij misleidings-vragen moet worden uitgaan van de vermoedelijke verwachting van een gemiddeld geïnformeerde, omzichtige en oplettende gewone consument.

Gut Springenheide bracht onder de aanduiding ‘6 – Korn – 10 frische Eier’ voorverpakte eieren in het verkeer. Het voer van de kippen bestond slechts voor 60 % uit zes graansoorten. Volgens de Oberkreisdirektor des Kreises Steinfurt — Amt für Lebensmittelüberwachung was dat misleidend.

NJ 2000/374
NTER 1998/10, m.nt. H.A.G. Temmink

Artikel 10 lid 2 sub e van Verordening (EEG) nr. 1907/90 van de Raad van 26 juni 1990 betreffende bepaalde handelsnormen voor eieren (PB L 173, blz. 5) bepaalt dat een aantal bijkomende vermeldingen op de verpakking van eieren niet mogen misleiden.

Volgens de Duitse feitenrechter ‘kon een niet te verwaarlozen deel van het publiek worden misleid door de aanduiding ‘6 – Korn – 10 frische Eier’, die tevens een handelsmerk is, en door het ingesloten informatieblaadje, daar ten onrechte wordt gesuggereerd dat het voeder van de kippen uitsluitend uit zes graansoorten bestaat en dat de eieren bijzondere kwaliteiten hebben’.

‘Om uit te maken of een vermelding ter bevordering van de verkoop van eieren de koper in strijd met […] bepaalde handelsnormen voor eieren kan misleiden, moet de nationale rechter uitgaan van de vermoedelijke verwachting van een gemiddeld geïnformeerde, omzichtige en oplettende gewone consument. Het gemeenschapsrecht verzet er zich evenwel niet tegen dat hij, wanneer hij bij de beoordeling van het misleidend karakter van de vermelding bijzondere moeilijkheden ondervindt, overeenkomstig de regels van zijn nationaal recht ten behoeve van zijn oordeelsvorming een opinie- of een deskundigenonderzoek gelast.’ (Dictum).

‘Bij gebreke van enige gemeenschapsbepaling terzake, dient de nationale rechter die een dergelijk onderzoek onontbeerlijk acht, overeenkomstig zijn nationaal recht te bepalen, welk percentage misleide consumenten hem voldoende significant lijkt om in voorkomend geval een verbod van die reclame-uiting te rechtvaardigen.’ (Ov. 36).

Voor de merkenrechtelijke verwarringsvraag is dit criterium overgenomen in de zaak Lloyd/Loints.

IEF 2848

Siemens/VIPA

(gebruik van dezelfde bestelnummers)

HvJ EG 23 februari 2006, zaak C-59/05, Siemens/VIPA
Artikel 3 bis lid 1 sub g Vergelijkende Reclamerichtlijn

Gebruik van dezelfde bestelnummers is onder omstandigheden geen oneerlijk voordeel trekken.

VIPA gebruikte bestelnummers die gedeeltelijk overeenstemmen met de bestelnummers van de producten van Siemens, waarmee ze compatibel waren. Siemens maakte daar bezwaar tegen.

IER 2006/47, m.nt. JK

VIPA verkoopt componenten die met de ‘Simatic’-besturingssystemen van Siemens compatibel zijn en waarvoor zij een identificatiesysteem gebruikt dat nagenoeg overeenkomt met dat van Siemens. Het eerste deel van de tekencombinatie in de bestelnummers van Siemens wordt namelijk vervangen door het letterwoord ‘VIPA’, gevolgd door het kernelement van het bestelnummer van het originele product van Siemens. Deze bestelnummer-kern verwijst naar de kenmerken van het betrokken product en naar het gebruik ervan in het automatiseringsplatform; dit nummer moet in dit platform worden ingevoerd om de besturing te activeren.

Vergelijkende reclame beoogt consumenten de mogelijkheid te bieden, zoveel mogelijk profijt van de interne markt te trekken, aangezien reclame een zeer belangrijk middel is om overal in de Gemeenschap voor alle goederen en diensten reële afzetmogelijkheden te scheppen. Vergelijkende reclame heeft ook tot doel, in het belang van de consument, om de concurrentie tussen de leveranciers van goederen en diensten te stimuleren.

‘In casu zouden de gebruikers, wanneer VIPA het kernelement van de bestelnummers van haar aanvullende componenten voor de besturingssystemen van Siemens veranderde, de bestelnummers van de overeenkomstige producten van Siemens in een vergelijkende lijst moeten opzoeken. Dat zou, zoals de verwijzende rechter vaststelt, nadelen voor de consumenten en VIPA opleveren. Een beperkend effect op de mededinging op de markt van aanvullende componenten voor Siemens-besturingssystemen is dus niet uit te sluiten.’ (Ov. 26).

‘Artikel 3 bis lid 1 sub g [Vergelijkende reclamerichtlijn] moet aldus worden uitgelegd dat een concurrerende leverancier die in zijn catalogi gebruikmaakt van het kernelement van een in vakkringen bekend onderscheidend kenmerk van een fabrikant, in omstandigheden als die in het hoofdgeding geen oneerlijk voordeel trekt uit de bekendheid van dit onderscheidend kenmerk.’ (Dictum).