Slaafse nabootsing  

IEF 2089

Een duidelijk verschil

Gerechtshof Amsterdam, 11 mei 2006, Riho International B.V. tegen Van Loon-Sealskin B.V. (Met dank aan Gregor Vos, Klos Morel Vos & Schaap).

Badenruzie met als inzet het onduidelijke begrip ‘duidelijk verschil’.

Partijen zijn beide fabrikant van onder meer baden. Sealskin heeft Riho in maart 2005 gesommeerd de vervaardiging en verkoop van haar badenlijn te staken en gestaakt te houden. De baden zouden inbreuk maken op de rechten van Sealskin ten aanzien van haar eigen badenlijn. Riho betwist dit, maar stelt daarnaast een nieuwe badenlijn op de markt te zullen brengen.
 
In mei 2005 tekenen partijen een onthoudingsverklaring, waarin o.m. wordt gesteld dat met betrekking tot de nieuwe baden sprake zal zijn van een duidelijk verschil met de baden van Sealskin.

Omstreeks augustus 2005 heeft Riho nieuwe aangepaste baden op de markt gebracht, onder meer een rechthoekig- bad (de Lima), een onregelmatig zeshoekig bad (de Panama) en een regelmatig zeshoekig bad (de Bogota).

Sealskin heeft Riho in november 2005 meegedeeld dat Riho door het op de markt brengen van de nieuwe baden in strijd handelt met de onthoudingsverklaring, nu een duidelijk verschil tussen bedoelde baden en de Senso baden ontbreekt, terwijl Riho zich tevens schuldig maakt aan ongeoorloofde mededinging en heeft Riho gesommeerd om haar handelwijze te staken.
Het hof, dat zowel de oude en nieuwe baden van Riho als de Senso baden ter zitting heeft bekeken en vergeleken, is van oordeel dat bij de Lima wel sprake is van een duidelijk zichtbaar en voelbaar verschil met de Senso 180 van Sealskin, doch dat dit bij de Panama en de Bogota, vergeleken met de Senso 145, respectievelijk de Seriso 6-hoek, niet het geval is.

Het feit dat bij de Lima de strak gevormde platte vlakken die zijn aangebracht op de lengte randen van het bad niet tot het einde toe doorlopen maar iets na de kromming van de kuip stoppen, tezamen met het teit dat bij de Lima de overgang van de lange zijkanten naar de rugleuning hol is, in plaats van bol zoals bij de Senso 180, brengt mee dat kan worden gesproken van een duidelijk verschil in vormgeving tussen beide baden.

Dat het laatste verschil — de overgang naar de rugleuning - al eerder aanwezig was betekent niet dat het thans niet kan meewegen. Met betrekking tot vraag of hij de Panama en de Bogota sprake is van een duidelijk verschil met de Senso 145 en de Senso 6-hoek verenigt het hof zich met het oordeel van de voorzieningenrechter ter zake en neemt dat over.

Nu ten aanzien van de Lima moet worden geoordeeld dat Riho haar verplichtingen uit de onthoudingsverklaring is nagekomen komt het subsidiair gedaan beroep van Sealskin op slaafse nabootsing aan de orde. Dit beroep moet worden verworpen. Aangezien partijen met betrekking tot de vormgeving van de baden duidelijke afspraken hebben gemaakt is daarnaast geen plaats voor een - buiten die afspraken tredend - beroep op slaafse nabootsing, nog daargelaten dat het hof heeft vastgesteld dat tussen de Lima en de Senso 180 een duidelijk verschil bestaat.

De conclusie is dat de grieven slagen voor zover het de Lima betreft en falen voor zover het gaat om de Panama en de Bogota.

Lees het arrest hier.

IEF 2000

Klemvast

Rechtbank. 's-Hertogenbosch, 28 april 2006, KG ZA 06-194: Van Andel Fittings / Korver Holland.

Kort en krachtig vonnis in een slaafse nabootsingszaak pur sang. Van Andel brengt metalen klemkoppelingen op de markt onder de merknaam 'Anbo' en verzet zich tegen de verkoop van gelijkende klemkoppelingen door Korver.

De rechter oordeelt dat er geen sprake is van onrechtmatige slaafse nabootsing door Korver. De klemkoppelingen zijn volgens de rechter op de eerste plaats uitsluitend technisch en functioneel bepaald.

"De rechter deelt niet de mening van Van Andel dat uit de overgelegde foto’s blijkt dat andere in de handel zijnde klemkoppelingen er beduidend anders uitzien dat de Anbo-klemkoppelingen. Klemkoppelingen van andere merken verschillen weliswaar op details maar qua totaalindruk zijn ze gelijk. Naar het oordeel van de rechter zal de gemiddelde consument, wanneer hij exact dezelfde klemkoppelingen als die van Van Andel aantreft bij een andere onderneming dan Van Andel, niet direct aan de Anbo-klemkoppelingen van Van Andel denken. Daarvoor springen de details van de Anbo-klemkoppelingen volstrekt onvoldoende in het oog. Bovendien wordt op geen enkele wijze aandacht gevraagd voor de herkomst van de klemkoppelingen als zijnde afkomstig van Van Andel. Zo is op de Anbo-klemkoppelingen geen logo gestanst waaruit zulks zou kunnen worden opgemaakt. De totale uitstraling van het product zal dan ook niet veranderen wanneer Korver enkele details op een andere wijze zou uitvoeren. Daarbij komt dat Korver de van haar afkomstige koppelingen inmiddels heeft voorzien van het woordmerk “Riko”, daarmee redelijkerwijs die maatregel nemend die herkomstverwarring voorkomt. Een en ander zou wellicht anders hebben gelegen wanneer Van Andel de herkomst van de klemkoppelingen op een creative wijze in de vorm ervan tot uitdrukking zou hebben gebracht en Korver die vorm zou hebben nagebootst. Dit doet zich in casu evenwel niet voor; elke franje die zou kunnen bijdragen tot onderscheidend vermogen is afwezig." Lees hier vonnis.
IEF 1824

Tentenbouwers

De Stentor bericht dat “tentenbouwer Gerjak uit Harfsen wordt beschuldigd van plagiaat. Het gaat om een vouwwagen die precies zou lijken op die van zijn concurrent Holtkamper. Vooral op de driehoekige vormen van de ramen en het tentdoek zit auteursrecht, meent tentenbouwer Holtkamper uit Emmen.

Concurrent Gerjak  is zich van geen kwaad bewust. Het principe van een vouwwagen brengt volgens hem automatisch met zich mee dat er met driehoekige vlakken wordt gewerkt. Omdat de tent namelijk als een soort waaier wordt uitgeklapt."

Lees hier meer (over de opstelling van het bewijs).

IEF 1779

Gevoelige leeftijd

Rechtbank Arnhem, 15 maart 2006, KG ZA 06-94. Kwang Yang Motor Co. Ltd tegen Brittijn Import B.V. Kleine verschillen bepalen de totaalindruk. (Met dank aan Marten van Hasselt, Pesman Advocaten).

‘Proefproces’ van de Taiwanese producent van de “Filly”scooters, en de Nederlandse importeur van deze scooters tegen een Nijmeegs importeur van Chinese “Filly” imitatiescooters. (Eerder bericht hier).

Slaafse nabootsing. “De overgelegde foto’s van bromscooter modellen tonen dat in de loop der jaren veel bromscooters een steeds aerodynamischer uiterlijk hebben gekregen, met diagonale lijnen, V-vormen en bijpassende (extra) verlichting. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter zijn dat veranderingen in stijl die het gevolg zijn van modetrends. Een stijl kan op zichzelf niet gemonopoliseerd worden, maar de overgelegde foto’s laten zien dat binnen die aërodynamische stijl ieder model net iets anders ban vormgeving is dan de andere modellen. Het publiek wordt grotendeels gevormd door jongeren vanaf 16 jaar. Die groep is niet alleen gevoelig voor trends, maar heeft ook oog voor kleine verschillen in vormgeving die kunnen maken dat men erbij hoort of zich juist onderscheid. Die oplettendheid van het relevante publiek maakt dat kleine verschillen de totaalindruk van een bromscooter bepalen. Als gevolg daarvan heeft de Filly voldoende onderscheidend vermogen.

De Sachs 49er wordt, onweersproken, in China gefabriceerd door afgietsels te maken van onderdelen van de Filly, waardoor de vormgeving identiek is, maar de scooter een stuk goedkoper. De onderdelen van de Filly zijn te vervangen door onderdelen van de Sachs 49er en omgekeerd. Daarmee is sprake van een slaafse nabootsing die niet nodig is, omdat andere wegen ingeslagen hadden kunnen worden binnen de bestaande vormgevingstrends voor bromscooters.

Gedaagde voert nog aan dat de FiIlly niet meer wordt gemaakt, maar de rechtbank oordeelt dat het verwarringsgevaar daarmee niet is geweken. Het nieuwe model Filly ziet er weliswaar iets anders uit, maar het publiek zou kunnen denken dat met  Sach 49er het oude model onder een  nieuwe naam op de markt wordt gebracht.

Kymco kan zich slechts verzetten tegen de handel in de Sachs 49er. Het gaat te ver om de teruggenomen Sachs 49er scooters te laten vernietigen. Het staat gedaagde Brittijn vrij om met de Sachs 49er bromscooters te doen wat zij wil, zolang zij ze niet als replica van de Filly in de handel brengt.

Lees het vonnis hier.

IEF 1657

De geest van de waarschuwing (3 & 4)

Gerechtshof ’s-Gravenhage, 16 februari 2005. Eén kort geding, twee arresten: (1) Goliath B.V. tegen Canenco B.V en (2) Jakks Pacific Inc. tegen Canenco B.V. Het Haagse Hof nuanceert de feiten en vernietigt dit vonnis van de Haagse voorzieningenrechter.
 
De voorzieningenrechter stelde eerder vast dat Goliath en Jakks jegens de afnemers gesteld zouden hebben dat er sprake zou zijn van inbreuk, maar dat er bij marginale toetsing geen sprake is van inbreuk op auteursrecht of (ongeregistreerd) modellenrecht, en dat Goliath en Jakks daarom onrechtmatig gehandeld hebben.

Het hof acht echter aannemelijk dat distributeur Goliath aan Intertoys, Bart Smit en Toys ‘r Us slechts heeft meegedeeld dat Jakks, de producent van Fly Wheel, aan concurrent Canenco heeft laten weten dat zij bezwaar heeft tegen de verkoop van de Rip Racer omdat daarmee intellectuele eigendomsrechten van Jakks geschonden zouden worden. Deze mededeling kan niet als in strijd met de waarheid worden aangemerkt en er is dus geen sprake van onrechtmatig handelen. Of er wel of geen sprake is van inbreuk kan volgens het hof in het midden blijven.

Ook Jakks kan niet worden tegengeworpen dat zij de mededeling aan haar distributeur heeft gedaan. Afgezien van de uiteindelijke rechtsgeldigheid van de aanspraken, is het voor het hof aannemelijk dat de mededeling serieus was bedoeld.

Tussen Jakks en Goliath is over deze zaak overleg geweest en  Goliath beschikte over een (concept-)brief van de Franse advocaat van Jakks. Tussen Jakks en Goliath bestaat daarnaast een contractuele relatie en zij hebben een gezamenlijk en gerechtvaardigd belang bij handhaving van eventuele intellectuele eigendomsrechten op de Fly Wheel. Aan het kan niet worden tegengeworpen dat zij 'samen optrekken'. Niet aannemelijk is geworden dat Jakks en Goliath welbewust hebben samengespannen tegen Canenco met het oogmerk Canenco te schaden en dat de mededeling aan Canenco als een loos dreigement moet worden aangemerkt."

Op hun beurt vorderen Goliath en Jakks Canenco te gelasten een rectificatiebrief te sturen. Zij moesten immers na betekening van het vonnis van de voorzieningenrechter gedwongen rectificatiebrieven sturen met een onjuiste inhoud. Het hof overweegt dat het versturen van een rectificatie - een zuiver feitelijk doen - zich naar haar aard niet leent voor ongedaanmaking. Een eventuele waardevergoeding (art. 6:210 lid 2) dient in een afzonderlijke procedure aanhangig gemaakt te worden. 

Maar eigenlijk hebben Goliath en Jakks onvoldoende belang bij de vordering tot ongedaanmaking. Het staat hen immers vrij na vernietiging van het vonnis zelf een brief sturen aan haar afnemers. Een rectificatie van de wederpartij zou daar weinig aan toevoegen in de ogen van het hof.

Lees arrest 1 hier, arrest 2 hier.

IEF 1600

Stellingen: Echte liefde verjaart niet.

Op 13 december 2005 promoveerde mr. Rogier de Vrey aan de Universiteit Utrecht op zijn proefschrift Towards a European Unfair Competition Law: A Clash between Legal Families. A comparative study of English, German, and Dutch law in light of existing European and international legal instruments.

De stellingen bij het proefschrift luiden als volgt:

1. (Nodeloze) verwarring is een noodzakelijk vereiste voor een succesvolle vordering op  basis van slaafse nabootsing onder Nederlands recht. Het is in dit licht onbegrijpelijk  dat veel lagere rechters er (te) weinig belang aan hechten wanneer een nabootser, ter  onderscheiding van zijn waren, een eigen handelsmerk op de nagebootste producten  aanbrengt en/of een geheel andere verpakking gebruikt (zie hoofdstuk  3.5.5.2a en  6.5).

2. Het feit dat de huidige stand van wetgeving betreffende ongeoorloofde mededinging  binnen de Europese Unie een beeld geeft van een lappendeken, bestaande uit een  aantal zeer specifieke Europese regels die de lidstaten volop de ruimte geeft om in  eigen nationale wetgeving maatregelen op te nemen die een potentiële belemmering  kunnen opleveren voor het intracommunautair handelsverkeer, gepaard met de  behoefte aan een eenduidige regeling waarop het bedrijfsleven zijn Europese  marketingstrategie kan baseren en de consument zijn beslissing tot het doen van een  grensoverschrijdende aankoop, leiden tot de conclusie dat een (vrijwel) gehele  harmonisatie van het ongeoorloofde mededingingsrecht de voorkeur geniet (zie  hoofdstuk 2.3.2 en 7).

3. De introductie van consumentenbescherming in het (Europees) ongeoorloofde  mededingingsrecht heeft enerzijds het rechtsgebied een noodzakelijke impuls gegeven  en anderzijds ervoor gezorgd dat het rechtsgebied langzaam zijn consistentie is  verloren (zie hoofdstuk 2.4, 2.6.2.2c).

4.  De onderlinge verhouding tussen de richtlijn Oneerlijke Handelspraktijken en de  gecastreerde richtlijn Misleidende en Vergelijkende Reclame is hogere wiskunde (zie  hoofdstuk 2.6.2.2c).

5.  Het ongeoorloofde mededingingsrecht is van een andere orde dan het intellectueel  eigendomsrecht. Door het (te ruim) toepassen van het ongeoorloofde  mededingingsrecht naar analogie van het intellectueel eigendomsrecht waarbij ‘quasi- intellectuele eigendomsrechten’ worden gecreëerd (b.v. in geval van  prestatiebescherming of ‘misappropriation’), wordt afbreuk gedaan aan de  grondgedachte dat bij afwezigheid van een duidelijke maatschappelijke en politieke  rechtvaardiging voor het creëren van een monopolie, het beginsel van de vrijheid van  handel voor moet gaan (zie hoofdstuk 7).

6. De richtlijn Oneerlijke Handelspraktijken is het ultieme voorbeeld van het gegeven  dat (zeker op Europees niveau) ministeries en departementen onderhevig zijn aan  onderlinge concurrentie met gevolg dat ze vrijwel geheel langs elkaar heen werken  (zie hoofdstuk 2.6 en 2.6.2.2c).

7. Ondanks het feit dat de richtlijn Misleidende Reclame ruimte openlaat voor de  lidstaten om strengere regels op te stellen zijn de wetten van de lidstaten, mede door  de rechtspraak van het Hof van Justitie en de daarop aansluitende rechtspraak van de  hoogste nationale rechters (in het bijzonder het Duitse Bundesgerichtshof), in hoge  mate geconvergeerd (zie hoofdstuk 6.3).

8. Er is onvoldoende aansluiting tussen het ongeoorloofde mededingingsrecht, met name  het reclamerecht, en het verbintenissenrecht in het bijzonder met betrekking tot het  leerstuk van de dwaling (6:228 BW) en de conformiteitseis ex art. 7:17 BW.  Indicatief in dit opzicht is artikel 3 lid 2 van de richtlijn Oneerlijke Handelspraktijken.

9. De nieuwe Duitse ongeoorloofde mededingingswet (UWG 2004) vormt een mooi  uitgangspunt voor harmonisatie met zijn algemene clausule met beperkte strekking,  vergezeld door een ‘bagatel-clausule’, en aangevuld met nauw omschreven specifieke  handelingen die ongeoorloofde mededinging kunnen opleveren (zie hoofdstuk 6.2 en  7 ).

10. Zo op het eerste gezicht is intellectueel eigenDOM een contradictio in terminis  (Evelyn de Vrey).

11. De Drank en Horecawet is een sterk staaltje van wetgeving vol met uitermate wollig  taalgebruik. Wie het niet al is wordt zeker dronken, daar de definities, die staan in  artikel 1 en die eerder desillusioneren dan definiëren, nopen tot overmatige alcoholconsumptie.

12. Het matriarchaat is de meest gunstige voorwaarde voor economische ontwikkeling -  zeker in de derde wereld - (Gerard de Vrey).

13. Echte liefde verjaart niet.

De promotiecommissie bestond uit: prof. mr. F.W. Grosheide (promotor), prof. mr. E.H. Hondius, prof. mr. J.J. Brinkhof, prof. mr. J.J.C. Kabel, prof. dr. R.M. Hilty en prof. dr. M. Blakeney. Het proefschrift is verkrijgbaar bij Brill Academic Publishers.

IEF 1553

Groeten uit Haarlem

Rechtbank Haarlem, 25 januar1 2005, LJN: AV0363. Matix Souvenirs B.V. tegen Deco World. Windmolens strijden voor de verandering eens tegen elkaar. Geen auteursrecht, geen slaafse nabootsing. Aardig is dat de windmolens van beide partijen in dezelfde Chinese fabriek worden gemaakt.

Matix stelt dat Deco c.s. inbreuk maakt op de auteursrechten van Matix, dan wel Matix slaafs nabootst omdat Deco c.s. souvernir-molentjes verkoopt die grote gelijkenis vertonen met de souvenir-molentjes van Matix, zowel wat betreft het concept als wat betreft de vormgeving.

In een brief van 15 januari 2004 van Deco c.s. aan Matix is, voor zover van belang, vermeld:

“Op de beurs Regards 2002 heb je een eigen serie kunsthars molens geïntroduceerd, hetgeen je goed recht is. Aangezien jouw molens er gedetailleerder uitzagen en bovendien zeer gunstig in de prijs liggen, waren wij hier zakelijk gezien niet blij mee. That’s business, en wij accepteerden ons verlies resp. nederlaag t.a.v. de kwaliteit en prijs. Het idee echter van Nederlandse kunsthars molens in de vorm zoals wij deze reeds 10 jaar hebben, en jij de imitatie 1 jaar, is van Deco !

We hebben nu op de beurs Regards 2003 onze eigen serie molens ten toon gesteld, die we reeds 10 jaar op de markt brengen. Inderdaad fraaier dan onze oude serie, de techniek verbetert en we zijn nooit te oud om iets te leren. De modellen hebben wij al 10 jaar in de collectie! In principe heb je nu hetzelfde gevoel, dat wij tijdens de beurs Regards 2002 hadden t.a.v. de door jou van ons geïmiteerde serie kunsthars molens! Heet dit “een koekje van eigen deeg” ? Jouw opstelling is kinderachtig te noemen.(...)”

De rechtbank overweegt als volgt:
 
Zoals de rechtbank uit eigen waarneming heeft kunnen constateren staat vast dat geen van de 6 modellen van Deco c.s. identiek zijn aan de 4 modellen van Matix. (…) Op grond van die ontwikkeling is bij de laatste versie van de molentjes van Deco c.s. een stijlbreuk te constateren ten aanzien van haar oudere modellen. Vast staat voorts dat de molentjes van Deco c.s. sinds 2003, nadat Matix in 2002 haar eigen serie van 4 molentjes op de markt heeft gezet, op een soortgelijke voetplaat zijn bevestigd als de molentjes van Matix. Dat de kleurstelling van de molentjes van Deco c.s. van 2003 grote gelijkenis vertonen met Matix, ontkent Deco c.s. op zichzelf niet.

Op zichzelf genomen is het idee om een serie souvenirs van bepaalde molentypes te vormen door Matix noch door Deco c.s. te monopoliseren. Op grond van de constatering dat elk van de 10 verschillende modellen een andere uitvoering van een molen voorstelt waarbij de plaatsing en de vorm van de bijgebouwen, de boompjes en de poppetjes bij elk model verschillend zijn, is de rechtbank van oordeel dat de individuele molentjes van Deco c.s. niet zijn aan te merken als verveelvoudigingen van de molentjes van Matix en dat op grond daarvan geen sprake is van inbreuk op mogelijke auteursrechten ten aanzien van de afzonderlijke modellen.

Matix kan zich ook niet beroepen op bescherming van haar serie molens op grond van de gemeenschappelijke kenmerken van de individuele molentjes. Het auteursrecht geeft geen bescherming aan een bepaalde stijl waarin bepaalde werken zijn gemaakt. Dit geldt temeer waar het hier gaat om souvenir-molentjes die een nogal realistische weergave zijn van molens zoals die het Nederlandse landschap in werkelijkheid sieren.

Dat Deco c.s. voor de versie van 2003 dezelfde rechthoekige wieken voert die Matix ook op haar molens gebruikt, doet aan het voorgaande niet af. In het midden kan dan ook blijven of Deco, zoals zij heeft aangevoerd, al sinds 1990 deze wieken voert voor andere molentjes uit haar collectie en reeds in 2002 deze rechte versie van de wieken los had besteld bij haar fabrikant teneinde alle schuin toelopende wieken op haar oude modellen 12 cm molens te vervangen. Dat zowel bij Matix als bij Deco c.s. de molentjes zijn geplaatst op een bruin-rode voetplaat, met een soortgelijk goudkleurig plaatje met opschrift, kan Matix evenmin baten.

Blijkens de getoonde catalogi komt het gebruik van een voetplaat, al dan niet met een aanduiding met de tekst “Holland” bovendien veelvuldig voor bij andere fabrikanten in de souvenirbranche en ook bij andere artikelen dan molentjes. Matix kan zich ook ten aanzien van de maatvoering van haar molentjes niet beroepen op auteursrechtelijke bescherming. Daarbij verdient nog opmerking dat de molentjes van Deco c.s. weliswaar voorheen 11 cm maten en thans – net als die van Matix – 12 cm meten, maar de rechtbank heeft kunnen constateren dat dit hoogteverschil geheel verklaard wordt door de toegevoegde voetplaat. De conclusie is dat de molentjes van Deco c.s. geen inbreuk maken op enig auteursrecht van Matix.

Evenmin is sprake van slaafse nabootsing door Deco c.s. van de molentjes van Matix. De serie molentjes van Matix vertoont weliswaar grote gelijkenis met de serie molentjes van Deco c.s. van 2003, maar die borduren op hun beurt overduidelijk voort op de eerdere versies van de door haar op de markt gebrachte modellen. Deco c.s. heeft, onder meer door plaatsing van poppetjes die bij Matix niet aanwezig zijn, haar modellen verder gedetailleerd.

Het enkel navolgen van een bepaalde stijl brengt nog niet met zich dat sprake is van nabootsing. Bovendien valt niet uit te sluiten dat de overeenkomsten mede het gevolg zijn van het feit dat Matix haar molentjes kennelijk laat vervaardigen door dezelfde Chinese producenten waarvan Deco c.s. haar molentjes al vele jaren betrekt. De rechtbank komt daarom op grond van de ontwikkeling die de Deco-molentjes hebben doorgemaakt en waarbij de afzonderlijke modellen van Deco c.s. in essentie steeds dezelfde basisvormen en compositie van gebouwen hebben behouden, tot het oordeel dat geen sprake is van nabootsing van Matix door Deco c.s. De vorderingen van Matix zullen worden afgewezen.

Lees het vonnis hier.

IEF 1547

Modieus bericht

De Amsterdam International Fashion Week (AIFW) is gisteren weer begonnen. Van 25 - 30 januari worden in Amsterdam diverse modeshows gehouden waar designers hun nieuwe collecties presenteren. Tijdens de fashionweek zal eveneens in de RAI de Modefabriek plaatsvinden op 29 en 30 januari. Gedurende deze beurs zullen 425 labels hun herfst/wintercollecties 2006/2007 presenteren.

Link met IE: Greenberg Traurig advocaten (Amsterdam) en Olswang (Londen) organiseren een seminar over de "legals do's en dont's in the fashion industry". Alle shows zijn helaas "by invitation only". Voor de ordinary people is er gelukkig het Openbaar Inspiratie Programma. Meer over de AIFW hier, Modefabriek hier, Legal Seminar hier. AIFW Openbaar Inspiratie Programma hier.

IEF 1358

Inklappen en uitvouwen

Rechtbank Den Haag, 16 december 2005, KG 05/1386. Pozo Negro Beheer B.V. en Holbox B.V. tegen Kappa. Octrooirecht, geen auteursrecht en slaafse nabootsing

Pozo Negro is houdster van een Nederlands octrooi voor een 'draagstructuur voor displays, plano, samenstel en werkwijzen voor het in en uitklappen van de draagstructuur'. Pozo heeft aan Holbox een licentie verleend voor het produceren en verhandelen van de draagstructuur van het octrooi. De rechtbank geeft weer dat conclusie 1 het inklappen van de draagstructuur betreft: "...in het inklappen wordt voorzien door de harmonica constructie die ontstaat door de samenwerking van de vouwlijnen langs de hoeken tussen zijwanden en voor- en achterwand en de vouwlijnen door het midden van de zijwanden." Conclusie 2 betreft het opvouwen van het ingeklapte pakket. Conclusies 3 t/m 6 lossen het probleem van de materiaal ophoping op dat ontstaat bij toepassing van conclusie 2.

Opvallend is dat bij de beoordeling van de rechter conclusie 1 nergens genoemd wordt, terwijl de rechter wel oordeelt over de conclusies 2 - 6. Omdat de draagstructuur van Kappa niet voorzien is van een vouwlijn als bedoeld in conclusie 2 van het octrooi, is er geen sprake van inbreuk. "Het probleem dat het octrooi beoogt op te lossen is bij de draagstructuur van Kappa derhalve opgelost op een geheel eigen wijze welke geen inbreuk maakt op het octrooi. Daaraan wordt niet afgedaan doordat Kappa wel de maatregel bedoeld in de conclusies 3 tot en met 6 toepast."

De beroepen van Holbox op het auteursrecht en de slaafse nabootsing worden door de rechter afgewezen. Omdat de uiterlijke vorm van de draagstructuur hoofdzakelijk technisch bepaald is, is er geen sprake van een eigen oorspronkelijk karakter en persoonlijk stempel van de maker zoals vereist voor auteursrechtelijke bescherming van een werk.

Het beroep op slaafse nabootsing wordt afgewezen omdat van slaafse nabootsing eerst sprake kan zijn indien Kappa zonder afbreuk te doen aan de eisen van deugdelijkheid en bruikbaarheid voor de draagstructuur ook een andere vorm had kunnen kiezen en door dit niet te doen verwarring veroorzaakt. Van verwarring is in casu geen sprake. De draagstructuur van Holbox heeft immers geen eigen gezicht. Er komt geen onderscheidend vermogen aan toe, waardoor de mogelijkheid van verwarring niet ontstaat. Lees het vonnis hier

IEF 1337

European Unfair Competition Law

Vanochtend promoveerde Rogier W. de Vrey (hopelijk kijkt hij inmiddels wat vrolijker) aan de Universiteit van Utrecht.  Zijn lezenswaardige proefschrift 'Towards a European Unfair Competition Law, A Clash Between Legal Families" werpt een blik op het reeds bestaande acquis communautaire op het gebied van de ongeoorloofde mededinging. De Vrey beperkt het ongeoorloofde mededingingsrecht tot de onderdelen die nog niet geheel zijn geharmoniseerd, te weten, misleidende reclame, het afbreken van een concurrent, de slaafse nabootsing, prestatiebescherming en de bescherming van bedrijfsgeheimen. Hij onderzoekt alleereerst hoe in drie verschillende rechtstfamilies (Romaans, Germaans en Common Law) het ongeoorloofde mededingsrecht wordt vormgegegeven. Vervolgens onderzoekt hij wat de oorzaak zou kunnen zijn van het moeizame Europese harmoniseringsproces op het gebied van de ongeoorloofde mededinging. Lees hier meer.