Slaafse nabootsing  

IEF 5301

Verzamelde uitspraken

1- Vzr. Rechtbank Zwolle –Lelystad, 4 december 2007, KG ZA 07-499, Paard Natuurlijk V.O.F. c.s. tegen Nederlandse Uitgevers Combinatie(met dank aan Mark Krul, GMW advocaten).

“Paard Natuurlijk c.s. heeft de website www.paardnatuurlijk.nl met daarop informatie over paarden en de activiteiten van Paard Natuurlijk c s. Op deze website is onder meer te vinden het artikel ‘Natuurlijke voeding’ Aan het eind van dit artikel wordt via hyperlinks verwezen naar de webshop van Paard Natuurlijk c.s en het in eigen beheer uitgegeven boek ‘Paard Natuurlijk’, Dit boek wordt alleen via de website van Paard Natuurlijk c s verkocht. NUC  heeft de tekst van dit artikel zonder toestemming van Paard Natuurlijk c.s. geplaatst in het blad ‘HP Vakblad voor de complete paardenbranche (hierna: HP Vakblad)’ d.d. 24 augustus 2007, terwijl voormelde hyperlinks niet zijn overgenomen.”

Lees het vonnis hier.

2- Vzr. Rechtbank Amsterdam, 13 december 2007, KG ZA 07-2288 OdC/MB, International Music Productions B.V.B.A. tegen Lower East Side Records B.V.(met dank aan Nadine van Bodegraven, De Vos & Partners).

“De redelijkheid en billijkheid brengen daarom in dit geval mee dat, nu het album niet door IMP wordt uitgebracht, LESR de desbetreffende nummers wel in het album moet kunnen opnemen. Vanzelfsprekend dient daarvoor aan IMP een licentievergoeding te worden betaald. Over de hoogte daarvan zullen partijen zich nader met elkaar dienen te verstaan. Nu LESR al tot het uitbrengen van het album is overgegaan, zonder dat over dit punt nog overeenstemming is bereikt, zal dit zich moeten oplossen in een door LESR aan IMP te betalen schadevergoeding, waarvan de hoogte nader bepaald zal moeten worden.”

Lees het vonnis hier

3- (Ex Parte) Beschikking vzr. Rechtbank ’s-Gravenhage, 20 december 200, rolnummer: 07/1880.

“Ongeacht of de hoeveelheid van AHD afkomstige gegevens op de site van Kagenaar, vormt de handelwijze van Kagenaar een inbreuk op het databankenrecht van AHD. Immers, zelfs als het maar om een beperkt aantal gegevens zou gaan, is nog immer sprake van het opvragen én hergebruiken van een (niet-substantieel) gedeelte van de inhoud, dat in strijd is met de normale exploitatie van deze databank en aan de belangen van AHD ongerechtvaardigde schade toebrengt. Het publiekelijk ter beschikking stellen van databankgegevens is geen normale exploitatie van de door AHD tegen betaling op de markt gebrachte databanken.”

Lees de beschikking hier.

4- Vzr. Rechtbank ’s-Gravenhage, 21 december 2007, KG ZA 07-1346, Koninklijke Philips Electronics N.V.tegen Kers c.s.

“ 4.6. In dit geval is het verschil tussen merk en teken gelegen in de toevoeging van het beschrijvende ‘Design’ en het weglaten van de letter ‘s’. Naar voorlopig oordeel zal het publiek dat kennisneemt van het teken philip daar gegeven de onbetwiste bekendheid van het merk PHILIPS wel haast automatisch de letter ‘s’ bij denken en in elk geval tussen merk en teken verband veronderstellen. De toevoeging design doet daar niets aan af; versterkt de verwarring eerder omdat Philips ook met haar ‘ontwerpafdeling’ Philips Design een zekere bekendheid heeft verworven. De uitwisselbaarheid van Philips met of zonder ‘s’ blijkt ook uit het gedrag van Kers. In het logo van zijn onderneming voert hij nog steeds het teken Philips Design, met een ‘s’, daarnaast voerde hij eerst de domeinnaam philips-design.nl, waarna hij – na tot overdracht van die naam te zijn verplicht – de domeinnaam philip-design.nl in gebruik heeft genomen. De eerdere inbreuk op het merkrecht van Philips door gebruik van de domeinnaam het teken philips-design.nl vergroot het gevaar voor verwarring, dat in het bijzonder doordat Kers op zijn briefpapier nog het teken Philips Design is blijven gebruiken.”

Lees het vonnis hier.

5- Vzr. Rechtbank Amsterdam, 20 december 2007, KG ZA 07-2247 WT/PvV, Besseling & All Techniek B.V. tegen Brinkman Tuinbouw Techniek B.V. (met dank aan Michiel Ellens, Teurlings & Ellens Advocaten).

“Gelet op het voorgaande is voorshands voldoende aannemelijk dat de kasdekreiniger van Brinkman c.s. een nabootsing is van de kasdekreiniger van Besseling. Te meer nu Brinkman c.s. niet heeft betwist dat zij bij toeleveranciers van Besseling heeft verzocht om soortgelijke onderdelen te leveren als die Besseling voor haar kasdekreiniger gebruikt. Daarnaast heeft Brinkman c.s. onvoldoende onderbouwd waarom zij op de elementen die de totaalindruk bepalen, zoals de frameconstructie waaraan de borstels zijn opgehangen geen andere weg heeft ingeslagen. Dat met het nalaten daarvan door Brinkman c.s. verwarring wordt gesticht hij het relevante publiek is voorshands voldoende aannemelijk, te meer nu Brinkman c.s. ter zitting heeft erkend dat zij hij de promotie van haar eigen kasdekreiniger foto’s heeft gebruikt van de kasdekreiniger van Besseling. Geoordeeld wordt daarom dat met de nabootsing door Brinkman c.s. van de kasdekreiniger van Besseling onrechtmatig handelen van Brinkman c.s. oplevert.”

Lees het vonnis hier.

6- Vzr. Rechtbank ’s-Gravenhage, 27 december 2007, KG ZA 07-1306, IDMC tegen Bureau Voor Free Publicity c.s.

“4.8. Daarnaast is voorshands niet in te zien aan welke aan de auteursrechthebbende voorbehouden handeling Free Publicity zich schuldig zou maken. IDMC heeft hierover ter zitting desgevraagd verklaard dat Free Publicity haar titellijst gebruikt door ‘met één druk op de knop’ de publicaties aan dezelfde huis-aan-huisbladen aan te bieden. Dit is echter niet als openbaarmaking of verveelvoudiging van de titellijst aan te merken. Het gebruik dat IDMC wil beletten van de in de lijst opgenomen (afzonderlijke) gegevens kan niet op grond van het auteursrecht worden verboden terwijl IDMC niet stelt, en Free Publicity gemotiveerd heeft bestreden, dat de titellijst kan worden aangemerkt als een databank in de zin van de Databankenwet.”

Lees het vonnis hier.

7- Vzr. Rechtbank ’s-Gravenhage, 27 december 2007, KG ZA 07-1420, Burgzorg tegen Stichting Heden Den Haag

“4.4. Vooralsnog is niet aannemelijk geworden dat het trainingsprogramma aan deze maatstaf voldoet. Burgzorg heeft over de inhoud van het programma weinig meer toegelicht dan dat het programma zich richt op hoog opgeleiden met een ‘dubbel cultureel profiel’ en dat het programma zich kenmerkt door bezoeken aan kunstenaars, musea, veilinghuizen en dergelijke. Dit is voorshands onvoldoende om aanspraak te kunnen maken op auteursrechtelijke bescherming van het programma. De vorderingen zijn op deze grondslag niet toewijsbaar.”

Lees het vonnis hier.

IEF 5062

Vormgevingsuitstraling

KL-ACS-Terwa.gifRechtbank Utrecht, 9 november 2007, KG ZA 07-908, ACS Systems B.V. tegen Terwa B.V. c.s. (met dank aan Lars Bakers, Leidsegracht 3 Advocaten)

Geen auteursrecht of slaafse nabootsing op afneembaar trekhaaksysteem. De vormgeving en de afmetingen van een afneembaar trekhaaksysteem worden in belangrijke mate door de wensen van de trekhaakfabrikanten bepaald. Een eerdere email aan afnemers moet gerectificeerd worden. Proceskosten in reconventie zijn nihil, omdat deze verband houdt met de conventie.

Eiser ACS en gedaagde Terwa zijn producenten van afneembare trekhaaksystemen (halffabricaten die al dan niet in opdracht van een trekhaakfabrikant wordt geproduceerd. Het systeem wordt vervolgens door de trekhaakfabrikant ingebouwd in de complete trekhaak). ACS stelt primair dat Terwa (waar een aantal ex-werknemers van ACS werkzaam zijn) inbreuk maakt op haar auteursrecht met betrekking tot het ACS-systeem. De voorzieningenrecht oordeelt echter, uitgebreid gemotiveerd, dat de vormgeving van het systeem vrijwel uitsluitend technisch bepaald is.

“4.8. Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter vloeit deze vormgeving vrijwel uitsluitend voort uit de wens of noodzaak zekere technische en functionele effecten te bewerkstelligen. Daar dienen tevens onder te worden begrepen wettelijke (vei1igheids)vereisten en zaken als gebruiksvriendelijkheid bij het aan- en afkoppelen van het afneembare trekhaaksystemen. Dit wordt als volgt nader gemotiveerd.

4.8.1.  De totaalindruk van het afneembare trekhaaksysteem van ACS wordt naar voorlopig oordeel in ovenvegende mate bepaald door de technisch bepaalde uiterlijke kenmerken, namelijk een kogelstang waaraan de aanhanger wordt bevestigd, die een naar boven toe gebogen ronde vorm heeft met aan de bovenzijde een kogelvormig gedeelte, een opnamehuis waaraan aan de ene kant de kogelstang gekoppeld moet worden en aan de andere kant het trekhaakframe van de trekhaakfabrikant, en een bedieningsknop voor het vast- en loskoppelen van het systeem. Het verticale systeem heeft dan ook nog een rechthoekig blok. Dat is bij alle afneembare trekhaaksystemen op min of meer overeenkomstige wijze liet geval en in die zin verschilt de totaalindruk daarvan niet of nauwelijks. Het is voldoende aannemelijk dat de vormgevingsaspecten daarbij - indien deze al als auteursrechtelijke relevante vormgevingsaspecten zijn aan te merken - uitermate ondergeschikt zijn aan de technische functie die deze elementen moeten vervullen.

4.8.2. Ook indien de vormgeving van de elementen waar volgens ACS auteursrecht op rust op detailniveau worden bezien, geldt dat het voldoende aannemelijk is dat deze in overwegende mate het resultaat is van technische en functionele vereisten. Dit wordt als volgt nader gemotiveerd. [volgt uitgebreide  beschrijving van blok, lasverbinding, kogelstang, bedieningsknop en opnamehuis].

 4.8.3. Gelet op de omstandigheid dat het voldoende aannemelijk is dat de vormgeving en de afmetingen van een afneembaar trekhaaksysteem in belangrijke mate door de wensen van de trekhaakfabrikanten worden bepaald, is het alleszins denkbaar dat een derde, onafhankelijk van ACS, bij het maken van een afneembaar trekhaaksysteem tot nagenoeg hetzelfde resultaat als het GCS-systeem komt. Ook deze omstandigheid levert een aanwijzing op dat de vomgeving van de elementen van het ACS-systeem niet auteursrechtelijk is beschermd omdat het geen eigen oorspronkelijk karakter heeft. De stelling van ACS dat de andere op de markt verkrijgbare afneembare trekhaaksystemen ieder "een eigen uitstraling" of "eigen identiteit" hebben in de zin van vormgevingsuitstraling wordt als onvoldoende aannemelijk verworpen.

4.9. Het voorgaande leidt ertoe dat het onvoldoende aannemelijk is dat op het afneembare trekhaaksysteem van ACS een auteursrecht rust.”

Ook van slaafse nabootsing is i.c. geen sprake volgens de voorzieningenrechter. Verwarring is niet te duchten, nu het ACS systeem zich onvoldoende onderscheid van de rest van de markt.

“4.15. In het voorgaande ligt besloten en tevens blijkt uit de ter zitting getoonde verschillende afneembare trekhaaksystemen dat niet kon worden geconcludeerd dat het horizontale en verticale ACS-systeem zich uiterlijk van de andere in de handel zijnde afneembare trekhaaksystemen aanmerkelijk onderscheidt. De vormgeving van het afneembare trekhaaksysteem is immers in zeer overwegende mate technisch en functioneel bepaald. Dat het ACS-syteem onderscheidend vermogen heeft is dan ook onvoldoende aannemelijk. De vordering zoals weergegeven in 3.1 onder e zal dan ook reeds om die reden worden afgewezen.

4.16. Ten overvloede wordt nog overwogen dat (…) onvoldoende aannemelijk is dat ACS als eerste een afneembaar trekhaaksysteem heeft ontworpen en geopenbaard dat alle karakteristieken bevat waarvan ACS stelt dat die door Terwa c.s. slaafs zijn nagebootst.”

De vordering van ACS worden afgewezen en ACS moet een eerder emailbericht aan afnemers rectificeren. ACS heeft volgens de voorzieningenrechter met deze beweringen Terwa in diskrediet gebracht bij de trekhaakfabrikanten door te stellen dat de trekhaaksystemen van Terwa inbreuk zouden maken en dat Terwa bij de vervaardiging van haar trekhaaksystemen op onrechtmatige wijze gebruik zou hebben gemaakt en maakt van de ervaring en know how van voormalige werknemers van ACS.

De proceskosten kosten in reconventie worden begroot op nihil. De reconventie houdt verband met de conventie en in conventie is ACS al in de werkelijke kosten veroordeeld. Deze kosten (€14.731,00)worden geacht ook betrekking te hebben op de reconventionele vorderingen van Terwa.

Lees het vonnis hier. Grotere afbeeldingen hier.

IEF 4817

Er zijn geen strakke spelregels

pnn.gifRechtbank ’s-Gravenhage, 2 oktober 2007, KG ZA 07-976, Velopa B.V. tegen GTV Tools

Kort geding. Auteursrecht, modellenrecht, slaafse nabootsing. Inbreuk op auteursrecht aangenomen. Inbreuk op modellenrecht afgewezen. Gedaagde is verschenen zonder procesvertegenwoordiging, maar dat is een reden voor matiging van de proceskostenveroordeling.

Velopa ontwikkelt en levert producten en materialen voor de inrichtingen van openbare buitenruimtes. Velopa heeft in het najaar van 2003 een zogenaamde “pannafield” – een klein, geheel met hekwerk omheind, voetbalveld voor het relatief nieuwe straatvoetbalspel “panna” – ontwikkeld.  Voor een bepaald soort model goaltje heeft Velopa op 15 januari 2004 een Gemeenschapsmodel gedeponeerd.

Van Lin heeft een eenmanszaak en heeft in de periode december 2005 tot en met januari 2007 vijf verschillende goaltjes ontwikkeld. Deze goaltjes heeft zij tot op de dag van de zitting aangeboden via haar website.

Velopa is van mening dat type 3 van de door Van Lin ontwikkelde goaltjes inbreuk maakt op haar rechten.

De Voorzieningenrechter oordeelt dat voorshands van modelrechtinbreuk geen sprake is, omdat de buizen van het goaltje van Van Lin anders dan volgens het ingeroepen Gemeenschapsmodel geheel van ronde buizen is vervaardigd. Het gebruik van ronde in plaats van vierkante buizen is doorslaggevend voor het verschil in totaalindruk.

De Voorzieningenrechter oordeelt voorts dat voorshands sprake is van auteursrechtinbreuk die een inbreukverbod in kort geding rechtvaardigt. Het is onbestreden dat het definitieve ontwerp van het “panna”-goaltje van Velopa is namelijk ook van ronde buizen vervaardigd. Ook dit definitieve ontwerp van Velopa is ouder dan het goaltje van Van Lin. Evenmin is bestreden dat het ontwerp van Velopa een eigen, oorspronkelijk karakter heeft, dat het persoonlijk stempel van de maker draagt en zodoende een werk is in de zin van de Auteurswet.

Voor zover in het summiere verweer van Van Lin een beroep op het (geheel) technisch bepaald zijn van het ontwerp moet worden gezien, wordt dit afgewezen door de Voorzieningenrechter. Er zijn volgens de rechter meer dan voldoende elementen in de vormgeving die niet technisch bepaald zijn en juist die elementen zijn bepalend voor de totaalindruk. Bovendien heeft Van Lin niet weersproken dat het ontwerp van Velopa technisch gezien niet de meest voor de hand liggende is en evenmin de goedkoopste om te fabriceren.

De Voorzieningenrechter acht het goaltje van Van Lin een ongeoorloofde verveelvoudiging van het ontwerp van Velopa. Omtrent het ontbreken van ontlening overweegt hij dat Van Lin zijn verweer onvoldoende heeft onderbouwd. Ook het verweer dat het betreffende goaltje niet langer door Van Lin wordt gevoerd, wordt afgewezen. Het goaltjes stond nog op internet tot op de dag van de zitting, er is geweigerd een onthoudingsverklaring te tekenen, en er is erkend dat Van Lin het gewraakte goaltje eerder wel op de markt heeft gebracht.

De rechter ziet geen reden voor matiging van de proceskostenveroordeling. Niet is onderbouwd dat de financiële situatie van de startende eenmanszaak van Van Lin precair is. Het niet inschakelen van een advocaat en het daardoor oplopen van de proceskoten van de eiser komt voor eigen risico van Van Lin en is geen reden om de proceskosten van eiser te matigen. Volgens de Voorzieningenrechter mag van een deelnemer aan het economische verkeer verwacht worden dat deze zich ter zake informeert en zich bij geschillen als de onderhavige van de benodigde rechtsbijstand voorziet. Wel corrigeert de Voorzieningenrechter de hoogte van de vordering op twee punten, namelijk ten aanzien van de uren besteedt aan de dagvaarding en de kosten van de modellengemachtigde. 

Lees het vonnis hier.

IEF 4805

Eerst even voor jezelf lezen

Rechtbank ’s-Gravenhage, 2 oktober 2007, KG ZA 07-976, Velopa B.V. tegen GTV Tools.  (met dank aan Theo Bosboom, Dirkzwager)

“Velopa vordert - samengevat - een Gemeenschapsmodelinbreukverbod, een auteursrechtinbreukverbod, alsmede een verbod tot slaafse nabootsing en diverse nevenvorderingen, te weten een registeraccountantsgerectificeerd bevel van het aantal geproduceerde, ingekochte, verkochte. geleverde, voorradig of bestelde inbreukmakende pannadoeltjes, van professionele afnemers daarvan, alsmede van de daarmee behaalde bruto- en nettowinst, alles op straffe van dwangsommen, waarbij aanspraak wordt gemaakt op een
proceskostenveroordeling volgens art.  1019h Rv.”

Lees het vonnis hier. 'Schone' versie Rechtbank Den Haag hier.

Gerechtshof ’s-Gravenhage, 20 september 2007, rolnr. 06/50, Bonar Technical Fabrics N.V. tegen Ludvig Svensson International B.V.(met dank aan Wilfred Steenbruggen en Gertjan Kuipers, De Brauw Blackstone Westbroek).

“Slotsom van het vorenstaande is dat de vordering van Bonar tot vernietiging van het octrooi van LSI afgewezen dient te worden en dat de grieven in het principale beroep falen, wat er ook zij van de overwegingen van de rechtbank. In het principale beroep zal het vonnis mitsdien worden bekrachtigd en Bonar als na te meiden worden veroordeeld in de kosten aan de zijde van LSI gevallen.”

Lees het arrest hier. Eerder bericht + vonnis rechtbank: IEF 1184).

IEF 4706

Afstand nemen

2xsb.gifRechtbank Zwolle-Lelystad, 18 september 2007, rolnr. 07/384, Schunselaar h.o.d.n. Mahoton Slaapsystemen tegen Jade B.V. (vonnis en afbeeldingen links met dank aan Selale Dogan, Van der Steenhoven, afbeeldingen rechts met dank aan Christel Jeunink, Dirkzwager )

Slaafse nabootsing inzake gezondheidskussen niet aangenomen. Het kussen heeft geen eigen plaats in de markt en er is onvoldoende gevaar voor verwarring. Artikel 1019h Rv is niet van toepassing nu het gaat over slaafse nabootsing.

In 1988 heeft de vader van Schunselaar een gezondheidskussen met de naam Butterfly ontworpen (beide afbeeldingen onder). Dit kussen wordt al een geruime tijd verkocht. De Butterfly zou verschillen van de traditionele hoofdkussens door een afwijkende maat, de uitsparing aan de onderzijde, de ventilatiegaatjes en de cirkelvormige inkeping in het midden van het kussen.

In mei 2007 heeft Jade het gezondheidskussen Silvana Lavit (beide afbeeldingen boven) op de markt gebracht. Mahoton komt hiertegen op in kortgeding en vordert op grond van slaafse nabootsing een verbod en de gebruikelijke opgaven.

Het door Jade opgeworpen niet-ontvankelijkheidsverweer dat Mahoton en niet de eenmanszaak Mahoton Slaapsystemen de Butterfly heeft verhandeld, wordt verworpen. Het is de voorzieningenrecht genoegzaam gebleken dat sinds eind januari 2006 de onderneming wordt gedreven voor rekening van Schunselaar. De overgelegde correspondentie uit 2005 is geadresseerd aan Mahoton Slaapsystemen.

De voorzieningenrechter oordeelt dat er geen sprake is van slaafse nabootsing.

Op basis van een viertal kussens die Jade op de zitting heeft getoond komt de voorzieningenrechter tot het voorlopige oordeel dat de Butterfly geen eigen plaats op de markt heeft:
“Jade heeft aan de hand van deze vier (andere) gezondheidskussens voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat er naast de Butterfly verscheidene gelijksoortige producten in de handel zijn en dat de Butterfly zich van andere in de markt zijnde gezondheidskussens niet aanmerkelijk onderscheidt.”

Hoewel het Silvana Lavit kussen meer op de Butterfly lijkt dan op de andere vier door Jade meegebrachte gezondheidskussens, is er geen gevaar voor verwarring, aldus de voorzieningenrechter.
“Indien de Silvana Lavit naast de Butterfly gelegd wordt, zijn de door Schunselaar gestelde overeenkomsten inderdaad waar te nemen. Daartegenover staan echter onbetwiste verschillen zoals de voor de hoes gebruikte stof, de vorm van de uitsparing aan de onderzijde, het eigen label dat de beide kussens dragen en de omstandigheid dat de naam Silvana in het kussen van Jade is verwerkt. Bovendien is het gezondheidskussen van Jade van een ander materiaal en zijn de inkepingen in beide kussens op een geheel andere wijze uitgevoerd.”

“Jade heeft tenslotte in dit kader nog aangevoerd dat het voor haar onmogelijk was om meer afstand te nemen van de Butterfly, nu de overeenstemmende kenmerken tussen de Silvana Lavit en de Butterfly van functionele aard zijn.”

De voorzieningenrechter wijst de vordering af. De Voorzieningenrechter verwerpt het beroep op artikel 1019 h Rv ,nu het niet gaat om een geschil inzake het intellectueel eigendomsrecht, maar om slaafse nabootsing. 

Lees het vonnis hier. Grotere afbeeldingen  hier en hier.

IEF 4614

Betreffende nanometers

badotherm.pngGerechtshof ’s-Gravenhage, 30 augustus 2007, rolnr. 05/0346. Nuova Fima SPA tegen Badotherm Procesinstrumentatie B.V. (met dank aan Michiel Rijsdijk, Van der Steenhoven)

Tussenarrest: merkinbreuk en slaafse nabootsing betreffende nanometers.MGS stemt niet overeen met BDT (18), stelling slaafse nabootsing mag nader onderbouwd worden.

Nuova Fima ontwikkelt, fabriceert een exporteert drukmeters, thermometers en andere procesinstrumenten. Als productcode voor drukmeters heeft zij onder meer de aanduiding MGS gehanteerd. Nuova Fima heeft het teken MGS op 10 mei 2001 als merk geregistreerd. Badotherm heeft vanaf 1999 tot en met 1998 drukmeters van Nuova Fima verkocht alsmede drukmeters van andere fabrikanten en door haar zelf gefabriceerde drukmeters.

De rechtbank heeft in eerste aanleg geoordeeld dat Badotherm geen inbreuk heeft gemaakt op de merkrechten van Nuova Fima, omdat niet is komen vast te staan dat Badotherm nog na 10 mei 2001 het merk MGS zou hebben gebruikt. De rechtbank heeft daarnaast de vordering van Nuova Fima dat er sprake zou zijn van slaafse nabootsing verworpen.

In hoger beroep is het hof niet genegen de grieven te volgen, een relevante gelijkenis tussen het merk MGS en het teken BDT (18) ziet het hof niet.

“4 (…) Nu Nuova Fima in hoger beroep volstaat met de stelling dat zij “betwijfeld of Badotherm inderdaad geen gebruik meer heeft gemaakt van het merk na 10 mei 2001”, zij geen enkel stuk heeft overlegd waaruit dit gebruik zou kunnen blijken en terzake ook geen (concreet) bewijs heeft aangeboden, gaat het hof aan haar stelling dat Badotherm het teken MGS na 10 mei 2001heeft gebruikt als onvoldoende onderbouwd voorbij.”

“5. Badotherm heeft na 10 mei 2001 het teken (de codering) BDT - een afkorting van Badotherm, begrijpt het hof – (18) gebruikt. Nuova Fima meent kennelijk - nu zij spreekt over "verwarring, althans associatiegevaar", er sprake is van soortgelijke waren en niet gesteld of gebleken is dat sprake is van een bekend merk - dat Badotherm door het gebruik van het teken BDT (18) inbreuk als bedoeld in artikel 2.20, lid 1, sub b Benelux-verdrag inzake de intellectuele eigendom (BVIE) - voorheen artikel 13A, lid 1, sub b BMW - maakt op haar rechten met betrekking tot het merk MGS.

6.(…) Naar het oordeel van het hof is er in geen enkel opzicht een relevante gelijkenis tussen het merk MGS en het teken BDT (1 8), laat staan een zodanige gelijkenis dat de totaalindruk die door merk en teken worden opgeroepen overeenstemt.”

Met betrekking tot de slaafse nabootsing laat het hof nadere onderbouwing toe: 

“9. (…) Voor de vraag of sprake kan zijn van relevante verwarring is van belang of de drukmeters van Nuova Fima zich wat betreft hun uiterlijk relevant onderscheiden van andere op de markt zijn de drukmeters. Nu Nuova Fima zich over de stellingen in de memorie van antwoord en - de eerst daarna gedeponeerde - drukmeters nog niet heeft uitgelaten, zal het hof haar in de gelegenheid stellen dat alsnog te doen bij akte.”

Nuova Fima zal moeten aantonen dat haar nanometers zich onderscheiden van andere nanometers die op de markt verkrijgbaar zijn. Het Hof verwijst de zaak naar de rol van 18 oktober 2007 voor akte na tussenarrest.

Lees het arrest hier.

IEF 4610

Eerst even voor jezelf lezen

Rechtbank Almelo, 31 augustus 2007, KG ZA 07-166, Stichting Vestia Groep tegen Stichting Vestion Wonen (Met dank aan Fulco Blokhuis, Boekx).

Handelsnaamrecht of merkenrecht? “De vorderingen van Vestia dienen te worden afgewezen. Naar het oordeel van de voorzieningenrechters is er voorshands bij het grote publiek en de gemiddelde consument geen gevaar voor verwarring te duchten ten aanzien van de namen Vestia en Vestion. Dit verwarringsgevaar dient te worden beoordeeld aan de hand van de omstandigheden van het geval.”

Lees het vonnis hier.

Rechtbank Zutphen, KG ZA 07-231, Doornewaard tegen Air Force Ltd & Gerechtshof ’s-Gravenhage, 24 mei 2007, Rolnr. 03/650, Air Force Ltd. Tegen Smillie Beheer B.V. & Silic Nova B.V.  (Beide uitspraken met dank aan  Marleen van den Horst, BarentsKrans).

Vonnis in de eerder gesignaleerde Zutphense octrooizaak (IEF 4566) en het in hetzelfde artikel genoemde arrest van het hof Den Haag.

“Aangezien de ondeugdelijkheid van het door de beslaglegger ingeroepen recht slechts kan blijken uit een beoordeling van de vraag over de geldigheid en handhaving van octrooien, is krachtens het bepaalde in artikel 80 lid 2 aanhef en onder a. van de Rijksoctrooiwet 1995 de voorzieningenrechter van de rechtbank te 's-Gravenhage in kort geding in Nederland bij uitsluiting bevoegd van de vordering tot opheffing van het onderhavige beslag kennis te nemen.”

Lees het vonnis hier en het arrest hier.

Gerechtshof ’s-Gravenhage, 30 augustus 2007, Rolnr. 05/436, Nuova Firm SpA tegen Badotherm Procesinstrumentatie B.V. (Met dank aan Michiel Rijsdijk, Van der Steenhoven).

“Uit de stellingen van Nuova Fima begrijpt het hof dat zij Badotherm verwijt al sedert 1993 of eerder drukmeters te verkopen die door derden zijn gefabriceerd en die aan de buitenkant exacte kopieën lijken van, althans sterke gelijkenis vertonen met de drukmeters van Nuova Fima.”

Lees het arrest hier.

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba, 31 augustus 2007, A.R. 326/03-H.220/06, &-Eleven Inc. Tegen Laprior(Met dank aan Leonie Kroon, DLA Piper).

Antillenzaak over normaal gebruik. “De omstandigheid dat sinds 1988 op één van de eilanden van de Nederlandse Antillen een kleine supermarkt wordt gedreven onder de naam 7-Alive (Grocery) met een op 7- Eleven gelijkend beeldmerk, kan niet worden aangemerkt als "geldige reden" om geen normaal gebruik te maken van het merk.”

Lees het arrest hier.

IEF 4467

Ponyville

mlfpmlp.JPGRechtbank Rotterdam, 30 juli 2007, LJN: BB0755. Hasbro Inc. tegen Simba Toys.

Kort geding. Inbreuk op auteursrecht en slaafse nabootsing aangenomen.

Hasbro heeft in 1982 de serielijn “My little pony” geïntroduceerd. Simba heeft eveneens zogenaamde Pony-producten. Hasbro is van mening dat de Pony-producten van Simba inbreuk maken op haar auteursrecht met betrekking tot de “Ponyville” en hiervan een slaafse nabootsing vormen.

De Voorzieningenrechter wijst de vorderingen van Hasbro af voor zover deze zien op de aan Simba “gelieerde rechtspersonen”, nu eventuele toewijzing ervan in strijd zou komen met beginselen van behoorlijke procesvoering. “De omschrijving “gelieerde rechtspersoon” is te vaag geformuleerd en onvoldoende geconcretiseerd om een behoorlijk verweer mogelijk te maken. Een “gelieerde rechtspersoon” is geen wettelijk criterium en onduidelijkheid zou (kunnen) bestaan over de vraag of een rechtspersoon zich aangesproken zou moeten voelen en/of zich de inhoud van het vonnis zou moeten laten welgevallen, nog daargelaten dat de “gelieerde rechtspersonen” niet in de gelegenheid zijn geweest zich te verweren.”

Hasbro’s vorderingen ten aanzien van twee van de vier litigieuze Pony-producten van Simba worden eveneens afgewezen, nu deze producten thans niet op de Nederlandse markt zijn en Hasbro niet (voldoende) aannemelijk heeft gemaakt dat deze producten in de toekomst door Simba op de Nederlandse markt worden gebracht. De Voorzieningenrechter heeft zich beperkt tot de pony’s van Simba met de naam “Styling Pony” en “Little Fairy & Pony” (foto poppetjes) in relatie to Hasbro’s “My little pony, Ponyville” (foto t-shirt).

De Voorzieningenrechter is voorshands van oordeel dat Hasbro’s “My little pony, Ponyville” auteursrechtelijke bescherming toekomt. Vervolgens oordeelt de Voorzieningenrechter dat de “Styling Pony” niet de combinatie van de kenmerkende elementen die zo karakteristiek zijn voor de “Ponyville” bezit. De “Little Fairy & Pony” maakt naar het voorlopig oordeel van de Voorzieningenrechter wel inbreuk op het auteursrecht van Hasbro. Slechts bij nauwkeurige observatie zijn op een beperkt aantal onderdelen van de pony marginale verschillen te vinden, terwijl binnen het idee van de pony’s vele concrete uitvoeringen denkbaar en mogelijk zijn. Hasbro beroept zich dan ook terecht op auteursrechtelijke bescherming.

Ook wordt slaafse nabootsing aangenomen. De proceskosten worden gecompenseerd.
Lees het vonnis hier.

 

IEF 4295

Filly, Top Boy, Cobra en de Killerbees

scooters.bmpRechtbank Zutphen 6 juni 2007, HA ZA 06-1254. Kymco en Kybe B.V. tegen Rozendaal Sports on Wheels V.o.f. (met dank aan Jan-Kees Govers, GoversVanZoest).

Slaafse nabootsing. Totaalbeeld van de van de uiterlijke verschijningsvorm moet onderscheidendzijn. Slaafse nabootsing is geen IE-recht en dus is er geen ruimte voor werkelijke proceskostenvergoeding.

Kymco heeft in 1996 en 1997 de zelf ontworpen scooters Filly, Top Boy en Cobra op de markt gebracht. Kybe is exclusief licentiehoudster en distributeur in Nederland van Kymco-producten. Rozendaal distribueert en verhandelt scooters, onder meer de Killerbee, die treffende gelijkenissen vertonen met de Kymco-scooters. De vordering van Kymco en Kybe strekt in de kern genomen tot een verbod om de desbetreffende Killerbee scooters te verkopen.

Kymco en Kybe doen geen beroep gop modelrecht of auteursrecht, maar hebben hun vorderingen alleen gebaseerd op slaafse nabootsing.

Voor de toewijsbaarheid van een op slaafse nabootsing gebaseerde vordering is volgens de rechtbank eerst vereist dat komt vast te staan dat het nagebootste product zich qua uiterlijk van de andere in de handel zijnde modellen aanmerkelijk onderscheidt. De rechtbank kent hierbij een groot gewicht toe aan de totaalindruk. Vergelijking met door Rozendaal in het geding gebrachte afbeeldingen van scooters die niet van Kymco en Kybe afkomstig zijn, laat zien dat het totaalbeeld van de uiterlijke verschijningsvorm van de Filly, Top Boy en Cobra zich niet onderscheidt, dat gezegd kan worden dat bedoelde scooters op de markt een eigen plaats innemen. Derhalve handelt Rozendaal niet onrechtmatig jegens Kymco en Kybe. Alle vorderingen worden afgewezen.

De rechtbank toetst ambtshalve of Rozendaal aanspraak maakt op vergoeding van de redelijke en evenredige gerechtskosten. Nu slaafse nabootsingsbescherming geen intellectueel eigendomsrecht is, is de Handhavingsrichtlijn niet van toepassing.

Lees het vonnis hier.

IEF 4265

Eerst even voor jezelf lezen

1- Gerechtshof Amsterdam, 28 juni 2007, 1989/06 SKG en 1987/06 KG. Schoenfabriek Wed. J.P. van Bommerl B.V/ tegen La Nuova Alelchi S.P.A. & Van Woensel B.V. (met dank aan Peter Kits, Holland Van Gijzen).

Het hof vernietigt het vonnis waarvan beroep. “Ter zitting heeft het hof geconstateerd dat de schoenen weliswaar niet ídentiek’ zijn (…) doch wel een gelijkenis vertonen die te treffend is om nog toevallig te zijn.” (…) “Dit betekent dat in dit geding voorshands voldoende aannemelijk is geworden dat de omstreden modellen als eerste door Van Bommel op de markt zijn gebracht.

Lees het arrest hier.

2- Benelux Gerechtshof, 28 juni 2007, A 2005/1/16. Bovemij Verzekeringen tegen BMB(met dank aan Pieter Veeze, BBIE).

“Het bepaalde in artikel 13, C, lid 1, BMW (thans artikel 2.20, lid 4, BVIE) brengt niet mee dat voor het verkrijgen van onderscheidend vermogen van een uit één of meer woorden van een officiële taal binnen het Beneluxgebied bestaand teken door het gebruik daarvan, als bedoeld in artikel 3, lid 3, van de Richtlijn, vereist is dat ook de vertaling van dat teken in de andere in het Beneluxgebied gesproken officiële talen in de gebieden waar die talen worden gesproken, door het in aanmerking komende publiek als merk wordt opgevat.”

Lees het arrest hier.

3- Rechtbank Zutphen, 6 juni 2007, HA ZA 06-1254. Kwang Yang Motor Co. Ltd. C.s. tegen Rozendaal Sports on Wheels V.O.F. c.s. (met dank aan Jan-Kees Govers, GoversVanZoest).

“Nu de “Filly”, “Top Boy” en “Cobra”-scooter zich ieder voor hun in hun uiterlijke verschijningsvorm niet van een aantal in de handel zijnde scooters, die niet afkomstig zijn van Kymco, aanmerkelijk onderscheidt en die modellen van Kymco op de scootermarkt derhalve geen eigen plaats innemen, handelt Rozzendaat niet onrechtmatig jegens Kymco en Kybe door de “KB 50”-scooter en de “KB 50 Rally”-scooter in Nederland in het verkeer te brengen en te verhandelen. “

Lees het vonnis hier.

4- Rechtbank Zwolle, 28 juni 2007, KG ZA 07-259. 1850 B.V. c.s. tegen KPN B.V.(met dank aan Michael Kellogg, KPN).

“Het door KPN B.V. in haar hoedanigheid van exploitant van een netwerk verwijzen naar het eigen informatienummer schendt in die omstandigheid dan ook de op haar rustende en jegens 1850 B.V. c.s. in acht te nemen zorgplicht (…) Dit leidt echter niet tot toewijzing van (een van) de vorderingen. De gevraagde voorzieningen zijn daarvoor –nu net van het gestelde opzettelijk handelen van KPN B.V. c.s. kan worden uitgegaan, niet gebleken is van de gesteld onrechtmatige wijze van oplossen en afhandelen van de klachten – te verstrekkend dan wel kan er niet van uit worden gegaan dat zij feitelijk uitvoerbaar zijn.”

Lees het vonnis hier.

5- Rechtbank Leeuwarden, 27 juni 2007, HA ZA 06-364. Lucky Locked Limited tegen Van der Meulen Sneek B.V. (met dank aan Evert van Gelderen, De Gier & Stam)

3e Leeuwarder Jurkjeszaak. “Uit de wetsgeschiedenis en jurisprudentie blijkt immers genoegzaam dat het auteursrecht mede bedoeld is om het uiterlijk van producten met een gebruiksfunctie te beschermen.” (…) “De rechtbank gaat er daarom vanuit dat de Dragonfly auteursrechtelijk beschermd is en dat dit auteursrecht aan Lucky Locket toekomt.”

Lees het vonnis hier.

6- Nederlanse Mededingingsautoriteit, 10 mei 2007. Fresh FM tegen Buma (met dank aan Anja Kroeze, Buma/Stemra).

“Het verzoek van Fresh FM dat de Raad verklaart dat Buma misbruik maakt van haar economische machtspositie door het hanteren van prijsdiscriminatie tussen verschillende radio-omroepinstellingen en/of een excessief tarief zou hanteren ten opzichte van Fresh FM wordt derhalve afgewezen.”

Lees het besluit hier.

7- Rechtbank ’s-Gravenhage, sector bestuursrecht, 12 juni 2007, AWB 06/4910 OCT95. Hollandsche Beton Groep N.V. c.s.  tegen  Octrooicentrum Nederland / Janssen de Jong Infra B.V.

“De conclusie uit het vorenstaande is dat verweerder, gezien de door de derde partij ingestelde nietigheidsactie, de inschrijving daarvan in het octrooiregister en het ontbreken van toestemming van de derde partij tot de afstand, het verzoek tot inschrijving van de akte van gedeeltelijke afstand terecht heeft geweigerd”

Lees de uitspraak  hier.

8 - HvJ EG, 28 juni 2007, zaak C-20/05. Conclusie A-G Verica Trstenjak. Pubblico Ministero tegen Karl Josef Wilhelm Schwibbert.

Voorstel voor prejudiciële beslissing over de navolgende vragen: “Is het aanbrengen van het teken SIAE verenigbaar met richtlijn 92/100/EEG1 van de Raad betreffende het verhuurrecht, het uitleenrecht en bepaalde naburige rechten op het gebied van intellectuele eigendom, alsmede met artikel 3 van het Verdrag en de artikelen 23 tot en met 27 van het EG-Verdrag. Is het eveneens verenigbaar met de richtlijnen 83/189/EEG2 en 88/182/EEG3 van de Raad?”

Lees de conclusie hier.