Slaafse nabootsing  

IEF 6213

Recente rechtspraak

Rechtbank Utrecht, 28 mei 2008, LJN: BD2694, Kwang Yang Motor Co. Ltd. tegen
Asian Imports B.V.

Slaafse nabootsing, niet weersproken. Wel verweer tegen (neven) vorderingen + schade, alle verweren falen.

“4.1.  Luuko heeft erkend dat de door haar op de markt gebrachte scooters Good, Rally 50, Sport en Rizki nagebootste producten waren van de scooters van Kymco. De slaafse nabootsing – hetgeen kwalificeert als onrechtmatig handelen in de zin van artikel 6:162 BW – die Kymco en Kybe aan hun vorderingen ten grondslag hebben gelegd kan derhalve als onbetwist worden aangenomen. Een inhoudelijke beoordeling daarvan kan dus achterwege blijven.

4.2.  Luuko heeft echter betwist dat Kymco en Kybe schade hebben geleden door haar toedoen en dat Luuko voor dergelijke schade aansprakelijk is. Ook heeft zij de noodzaak van en het belang bij toewijzing van de overige vorderingen betwistt (…)”

Lees het vonnis hier.

Rechtbank Alkmaar, 16 april 2008, LJN: BD1686, Falat Iron Co tegen Syngenta Seeds B.V.

“4.31.Tot slot heeft Falat onder 5. gevorderd dat de rechtbank Syngenta hoe dan ook verbiedt direct dan wel indirect groentezaden voor Iran te produceren en/of (in)direct in Iran in te (doen) voeren onder de eigen productnamen van Falat (zoals bijvoorbeeld maar niet uitsluitend genoemd in de fax van 7 juli 1999) op straffe van een dwangsom van [euro] 50.000,- per overtreding.

4.32.Ter toelichting op deze vordering heeft Falat slechts aangevoerd dat deze ziet op de inbreuk die Syngenta kan maken op de intellectuele eigendomsrechten van Falat t.a.v. de namen die Falat aan sommige producten gaf. Syngenta handelt onrechtmatig tegenover Falat indien zij producten onder de productnamen van Falat voor Iran produceert en aldaar invoert. Nu evenwel niet is gesteld of gebleken dat Syngenta zulks heeft gedaan, of voornemens is te gaan doen, ziet de rechtbank geen aanleiding de vordering toe te wijzen.”

Lees het vonnis hier.

Gerechtshof ’s-Gravenhage, 4 juni 2008, LJN: BD3043, Strafzaak tegen Jonas Staal.

Kunst geen bedreiging Geert Wilders. “Het hof acht met de rechtbank in dat verband het volgende van belang. De verdachte heeft op een aantal openbare plaatsen in Rotterdam en Den Haag foto's van een politicus geplaatst, met in de onmiddellijke nabijheid waxinelichtjes, teddybeertjes en bloemen. Hoewel deze uitstallingen kunnen worden geassocieerd met verkeersslachtoffers en dus met de dood, en in die zin genoemd persoon in verband brengen met de dood, gingen de uitstallingen evenwel niet gepaard met enige aankondiging van een ophanden zijnd overlijden van die persoon, laat staan van enige verwijzing naar hoe, wanneer of door wie zulks teweeg zou worden gebracht. Uit de uiterlijke verschijningsvorm valt niet af te leiden dat verdachte de politicus heeft willen bedreigen, en evenmin dat hij bewust de aanmerkelijke kans daartoe heeft aanvaard. Kortom, de omstandigheden ontbraken waaronder in het algemeen een redelijke vrees bij voornoemd persoon kon worden opgewekt dat tegen hem geweld zou worden aangewend. De verdachte heeft ook ontkend dit gewild te hebben. Verdachte heeft daaromtrent verklaard dat de uitstallingen door hem werden gezien als een kunstwerk dat oproept tot een debat over de wijze waarop heden ten dage politiek wordt bedreven, waarvoor hij die politicus als icoon ziet.

Onder die omstandigheden kan niet wettig en overtuigend worden bewezen dat sprake is van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht in de zin van artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht, zodat de verdachte van het onder 2 tenlastegelegde dient te worden vrijgesproken.”

Lees het arrest hier

HvJ Eg, 5 juni 2008, C-395/07, Commissie EU tegen Bondsrepubliek Duitsland

Het Hof stelt vast dat de Bondsrepubliek Duitsland, door niet alle wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen vast te stellen die nodig zijn om te voldoen aan richtlijn 2004/48/EG1 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten, althans door deze bepalingen niet aan de Commissie mee te delen, de krachtens deze richtlijn op haar rustende verplichtingen niet is nagekomen.

Lees het arrest hier.

IEF 6169

Stop de tijd!

1.bmpVrz. Rb. ’s-Gravenhage 28 mei 2008, KG ZA 08-493 Present Time c.s. tegen Dake en Blokker 

Inbreuk op niet-ingeschreven Gemeenschapsmodellen, cross border verbod voor de hele EU. Auteursrecht. Slaafse nabootsing. Vonnis met plaatjes.

Present Time brengt vier klokken (Marily, peakaboo, zwarte en witte diamand) op de markt die zij heeft laten ontwerpen. De ontwerpers treden ook op als eiser. Ook brengt Present Time een aardewerken fritesbak op de markt.

Met Blokker heeft Present Time een vaststellingsovereenkomst gesloten t.a.v. de Marilyn klok en de Peakaboo klok, en wel op 28 april, dezelfde dag dat de dagvaarding was uitgebracht.

Present Time vordert een “verbod op inbreuk op hun rechten van intellectuele eigendom, alsmede een verbod op slaafse nabootsing met betrekking tot alle producten afgebeeld in de catalogi van Present Time uit de afgelopen zeven jaar plus alle nog te verschijnen catalogi, met de gebruikelijke nevenvorderingen.”

Rechtbank Den Haag acht zich exclusief bevoegd ex artikel 81 en 82 lid Gemeenschapsmodellen verordening (GmodV) en art. 3 Uitvoeringsweg. “Voor het aannemen van de bevoegdheid volstaat dat de vorderingen in de dagvaarding worden gebaseerd op Gemeenschapsmodellen.”

De klokken en de fritesbak mogen niet meer verhandeld worden. T.a.v. de drie klokken wijst de rechter een crossborder verbod voor de hele EU toe (overigens zonder beperking in duur).

 

Marilyn klok
De rechter verwerpt het nieuwheidsverweer van Blokker. Daaruit leidt hij ook af dat de klok ene eigen karakter heeft. De klok van Blokker wekt geen andere algemene indruk, hetgeen ook niet betwist is.

De rechter vindt dat gezien de grote mate van overeenstemming, behoudens een steekhoudende verklaring – die ontbreekt – voorshands moet worden aangenomen dat er sprake is van namaak in de zin van artikel 19 lid 2 GmodV.
Omdat met Blokker een vaststellingsovereenkomst t.a.v. deze klok is gesloten worden de vorderingen alleen t.a.v. Dake toegewezen.

Diamand klok
Ook de diamand klok is nieuw en heeft een eigen karakter volgens de rechter.

Een model met de voornoemde kenmerken of een model dat anderszins eenzelfde algemene indruk wekt, komt naar voorlopig oordeel niet voor in het door partijen overgelegde overzicht van het vormgevingserfgoed. De overgelegde afbeeldingen van klokken, horloges en andere voorwerpen maken weliswaar duidelijk dat het gebruik van (imitatie) diamanten om de minuten of uren aan te geven als zodanig niet nieuw is. De specifieke vorm van de in de Diamond klok gebruikte diamanten, de wijze waarop die worden geplaatst om de minuten en uren aan te geven en de combinatie van de klassieke uitstraling en “feel rich look” komen echter niet terug.

Een andere klok die op de diamand klok lijkt heeft geen strakke robuuste kast, heeft geen witte of zwarte wijzerplaat, gebruikt geen stenen om de minuten aan te geven en gebruikt ronde (in plaats van rechthoekige) stenen om de uren aan te geven. Door deze verschillen wekt de klok een andere algemene indruk dan de Diamond klokken. Derhalve moet worden geconcludeerd dat de Diamond klokken nieuw zijn en een eigen karakter hebben.

Ook de algemene indruk is gelijk. De verschillen (zoals het grotere formaat van de klok, de aanwezigheid van een secondewijzer, de afwezigheid van imitatie diamanten op de wijzers, het andere formaat, en de andere vorm en kleur van de rechthoekige diamanten) zijn te klein.

Ook deze klok is namaak in de zin van artikel 19 lid 2.

Peakaboo
De Peakaboo klok krijgt het auteursrechtelijke beschermingstempel mee. De klok van Blokker en Dake heeft geen andere totaalindruk. Het feit dat de koe op bepaalde punten anders is getekend en dat het formaat van de klok anders is, weegt daar niet tegenop. Gezien de gelijkenis is er sprake van ontlening.

Fritesbak
4.30 Voor het slagen van een beroep op slaafse nabootsing is vereist dat het nagebootste product een eigen plaats inneemt op de markt, dat wil zeggen dat het zich aanmerkelijk onderscheidt van de andere producten op de markt. Naar voorlopig oordeel is daarvan in dit geval sprake. Blokker en Dake hebben op dit punt slechts aangevoerd dat er een plastic fritesbak bestaat met een vrijwel identieke vormgeving. Bij de beoordeling of de aardewerk fritesbak van Present Time een eigen plaats inneemt op de markt, dienen schalen van plastic
echter buiten beschouwing te blijven (vgl. HR 15 maart 1968, NJ 1968, 268). Het karakteristieke van de fritesbak van Present Time bestaat er immers juist in dat de fritesbak in aardewerk is uitgevoerd, in tegenstelling tot de gebruikelijke uitvoering in plastic. Door die materiaalkeuze wordt, zoals eisers hebben aangevoerd, de fritesbak verheven van een wegwerpartikel tot een duurzaam bruikbare schaal. Dat er geen andere fritesbakken van aardewerk op de markt zijn, laat staan aardewerk fritesbakken met een vergelijkbare vormgeving als de fritesbak van Present Time, is als zodanig niet weersproken en staat derhalve vast.
4.31. Evenmin weersproken is dat de vormgeving van de fritesbak van Present Time en de vormgeving van de aangevochten fritesbak gelijk zijn en dat door die gelijkenis verwarring bij het publiek kan ontstaan. Daarnaast hebben eisers onweersproken aangevoerd, en met vele voorbeelden toegelicht, dat gekozen had kunnen worden voor een andere vormgeving zonder af te doen aan de deugdelijkheid en bruikbaarheid van het product. Derhalve moet worden geconcludeerd dat Blokker en Dake in strijd hebben gehandeld met de op hen rustende verplichting om bij nabootsing van een produkt van een ander alles te doen wat redelijkerwijs mogelijk en nodig is om te voorkomen dat door gelijkheid de kans op verwarring ontstaat of vergroot wordt.

Vorderingen
Present Time probeert nog om inbreuken op haar hele catalogus te verbieden, maar die eis treft geen doel.

Verhandeling van de Marilyn Klok en Diamand Klok mag niet meer in de hele EU ex artikel 82 lid 1 GmodV. De verbodsvorderingen t.a.v. de Peakaboo klok en fritesbak worden alleen toegewezen voor Nederland.

Opvallend is nog dat de nevenvorderingen worden afgewezen.
4.36. De nevenvorderingen gaan verder dan noodzakelijk is om tegemoet te komen aan het spoedeisend belang van eisers en zullen derhalve worden afgewezen.

En omdat Present Time haar proceskosten zelf matigt tot € 18.000,- doet de rechter dat niet ook nog eens.

Lees het vonnis hier.

 

IEF 6167

Eerst even voor jezelf lezen

Rechtbank 's-Gravenhage 28 mei 2008, KG ZA 08-493. Present Time B.V. tegen Blokker B.V.

Niet-ingeschreven Gemeenschapsmodelrecht, auteursrecht en slaafse nabootsing. "4.32. Uit het voorgaande vloeit voort dat een verbod op inbreuk op rechten van intellectuele eigendom en of slaafse nabootsing toewijsbaar is. Anders dan eisers betogen, is er echter geen grond voor een verbod ten aanzien van alle  producten die zijn afgebeeld in de catalogi van Present Time uit de afgelopen zeven jaar en alle nog te verschijnen catalogi. Gesteld noch gebleken is immers dat eisers intellectuele eigendomsrechten bezitten met betrekking tot al deze producten en dat Blokker en Dake daarop inbreuk maken of dreigen te maken. Evenmin is voldoende gesteld om te kunnen beoordelen of er ten aanzien van al die producten sprake kan zijn van slaafse nabootsing."

Lees het vonnis hier.

Gerechtshof 's-Gravenhage 24 april 2008, rolnr. 06/398. Ragasco AS tegen Kompozit-Praha S.R.O.

Octrooirecht. "11. Het hof zal Ragasco toelaten tot tegenbewijs tegen zijn voorlopige oordeel dat de gascontainer Compolite CS tenminste vanaf einde 1995 in de handel is gebracht."

Lees het arrest hier.

Gerechtshof 's-Gravenhage 28 februari 2008, rolnr. 05/1708. Roland International B.V. tegen Agripa Holdings Ltd.

Octrooirecht. "5. Als uitgangspunt heeft te gelden dat, nu in de bodemzaak vonnis is gewezen, de (appèl)rechter in kort geding zijn beslissing in beginsel dient af te stemmen op het oordeel van de  bodemrechter, ongeacht of het vonnis al dan niet in kracht van gewijsde is gegaan. Daarbij behoeft de kort-gedingrechter niet de eventuele kans op vernietiging van het bodemvonnis in beroep te betrekken. Onder omstandigheden kan er plaats zijn voor het aanvaarden van een uitzondering op dit beginsel, hetgeen het geval zal kunnen zijn indien het vonnis van de bodemrechter klaarblijkelijk op een misslag berust en de zaak dermate spoedeisend is dat de beslissing op een tegen dit vonnis aangewend rechtsmiddel niet kan worden afgewacht."

Lees het arrest hier.

Gerechtshof 's-Gravenhage 27 september 2007, rolnr. 04/1486. Zilka c.s. tegen Kesselreinigung Rüegg GmbH

Octrooirecht. "10. Gelet hierop zal het hof - ten einde het risico van een verrassingsbeslissing te voorkomen - de zaak naar de rol verwijzen opdat beide partijen zich bij akte desgewenst kunnen uitlaten over het genoemde arrest en hun stellingen/verweer, zo nodig, kunnen aanpassen."

Lees het arrest hier.

Rechtbank 's-Gravenhage 23 mei 2008, KG RK 08/893. Container Centralen c.s. tegen L. Schalkoort Beheer B.V. c.s.

Ex parte. "Met betrekking tot de in het verzoekschrift onder 9 afgebeelde klem stelt de voorzieningenrechter vast dat op de foto is te zien dat de bovenzijde van het rechterdeel is omgeboden, maar dat voldoende aannemelijk is gemaakt dat de klem hetzelfde uiterlijk vertoont als het model van Container Centralen. De voorzieningenrechter zal het verzoek toestaan voorzover het is gebaseerd op het Beneluxmerk en het Beneluxmodel van Container Centralen."

Lees de beschikking hier.

IEF 6165

Lounging

Rechtbank 's-Gravenhage 20 mei 2008, KG ZA 08-316. Dedon Gmbh tegen Sprento B.V. c.s

Modelrechten. Auteursrechten. Slaafse nabootsing.

Dedon vordert een inbreukverbod op de Gemeenschapsmodellen ter zake van de Lounge collectie en de Daydream collectie, alsmede een verbod deze collecties slaafs na te bootsen, een en ander te versterken met dwangsommen, alsmede een kostenveroordeling conform art. 1019h Rv.

“4.2 De spoedeisendheid van de gevorderde voorzieningen vloeit wat de Lounge collectie betreft voort uit de gestelde voortdurende inbreuken op de Gemeenschapsmodelrechten en auteursrechten van Dedon. Met betrekking tot de Daydream collectie is van een voortdurende inbreuk of van dreiging van inbreuk niet gebleken. Dedon stelt dat met de op het internet onder het nummer BGB-N011 aangeboden meubelstuk inbreuk wordt gemaakt op haar Gemeenschapsmodel met het nummer 103296-0001. De afbeelding van het onder het nummer BGB-011 aangeboden meubelstuk is eind januari 2008, meteen na de eerste aanschrijving, van de website www.lekkerdezomerin.nl verwijderd. Gesteld noch gebleken is dat Suprento B.V. en/of De Schiffart nadien inbreukmakende handelingen met betrekking tot de Daydream collectie hebben verricht. Gesteld noch gebleken is dat en waarom te vrezen is dat dit alsnog zal gebeuren. De voorzieningenrechter wijst er bovendien op dat De Schiffart een onthoudingsverklaring heeft ondertekend, welke weliswaar niet afzonderlijk aan Dedon is toegezonden, maar zich wel bij de stukken bevindt. Gelet op het voorgaande is de voorzieningenrechter van oordeel dat een spoedeisend belang bij de gevorderde voorziening ontbreekt voor zover dit de Daydream collectie betreft. De vorderingen worden gelet op het voorgaande afgewezen voor zover dit Gemeenschapsmodel 103296-0001 (de Daydream collectie) betreft.”

Lounge collectie

Het nieuwheidsverweer van De Schiffart wordt gepasseerd. “4.4 (…) De voorzieningenrechter dient ingevolge art. 85 lid 1 GMoVo uit te gaan van de geldigheid van de Gemeenschapsmodellen, tenzij dit door de gedaagde bij een reconventionele vordering tot nietigverklaring wordt bestreden. Deze bepaling ziet allereerst op de bodemprocedure en kan in deze procedure, die gericht is op het treffen van voorlopige en beschermende maatregelen, niet onverkort worden toegepast omdat een reconventionele vordering tot nietigverklaring in deze procedure niet mogelijk is. Niettemin is het vermoeden van geldigheid ook in deze procedure tot uitgangspunt te nemen.

4.5 De Schiffart en Suprento kunnen ook los van enige procedure in Nederland bij het in de GMoVo bedoelde Bureau een vordering tot nietigverklaring instellen. Zolang dat niet is gebeurd - hetgeen gesteld noch gebleken is - brengt het vermoeden van geldigheid mee dat in deze procedure moet worden uitgegaan van de geldigheid van de Gemeenschapsmodellen.”

“4.7 De volgende vraag die de voorzieningenrechter gelet op het voorgaande dient te beantwoorden, is de vraag of de onder 2.7 bedoelde Sofa's inbreuk op de Gemeenschapsmodellen van Dedon maken. Het gaat er daarbij om of de betreffende modellen een andere algemene indruk wekken dan die van Dedon. Bij de beoordeling van
de draagwijdte van de bescherming wordt ingevolge art. 10 lid 2 GMoVo rekening gehouden met de mate van vrijheid van de ontwerper bij de ontwikkeling van het model. De Schiffart heeft niet gesteld dat de mate van vrijheid van de ontwerper van de in geding zijnde Gemeenschapsmodellen beperkt was. Bij de bepaling van de beschermingsomvang is tevens van belang vast te stellen in hoeverre een model een eigen karakter heeft, dus in hoeverre de algemene indruk die het model bij de geïnformeerde gebruiker wekt verschilt van de algemene indruk van modellen die reeds eerder voor het publiek ter beschikking zijn gesteld. De Schiffart heeft geen echter inzicht gegeven in het van belang zijnde omveld ten tijde van het depot. De voorzieningenrechter ziet gelet hierop voorshands geen aanleiding de beschermingsomvang beperkt op te vatten.”

Vierkante tafel

“4.9 (…) De Schiffart heeft ten onrechte een vergelijking gemaakt met de modellen zoals Dedon die op de markt brengt. De door Marisch B.V. geïmporteerde tafel moet worden vergeleken met het door Dedon geregistreerde Gemeenschapsmodel. Voor deze vergelijking is in dit geval niet van belang dat de tafel van Marisch B.V. van een andere kunststofvezel is vervaardigd. Gesteld noch gebleken is waarom dit van invloed is op de algemene indruk. Ook de afmetingen zijn in het onderhavige geval niet van belang. Op basis van de modelregistratie is niet duidelijk welke afmetingen het Gemeenschapsmodel heeft. Mogelijk dat iets valt te zeggen over de diverse verhoudingen tussen bijvoorbeeld de hoogte en de breedte van de tafel, maar daarover stelt De Schiffart niets. De voorzieningenrechtser is voorshands bovendien van oordeel dat op dit punt geen verschillen zijn waar te nemen tussen de registratie van Dedon en de tafel van Marisch B.V. Gedeponeerd is een lage vierkante tafel betreft, met een strakke belijning en rechte hoeken, gesloten zijkanten tot bijna aan de grond, vlechtwerk en lage poten. De tafel van Marisch B.V. is eveneens vierkant en wordt net als het Gemeenschapsmodel van Dedon
gekenmerkt door gesloten zijkanten, strakke lijnen en rechte hoeken, vlechtwerk en lage poten. Van een andere algemene indruk is gelet hierop voorshands geen sprake. Dat Marisch B.V. haar model heeft gebaseerd op een Aziatische of enig andere stijl is, gelet op hetgeen de voorzieningenrechter onder 4.7 heeft overwogen omtrent de beschermingsomvang en gelet op het ontbreken van een andere algemene indruk, niet van belang.”

Hoekmodule

“4.11 (…) Een aantal van de door De Schiffart genoemde verschillen valt bij vergelijking met het geregistreerde model van Dedon op. Dat de hoekmodule van Marisch B.V. in verhouding tot het zitvlak een smallere rug- en zijleuning kent en de kleine (vierde) poot van Dedon bij de module van Marisch B.V. hetzelfde formaat heeft als de andere drie poten en de poten bij Dedon iets naar binnen verspringen, is in het onderhavige geval (met inachtneming van hetgeen onder 4.7 is overwogen) echter onvoldoende om van een andere algemene indruk te kunnen spreken. Ondanks genoemde verschillen blijft in beide modellen sprake van een hoekmodule, welke wordt gekenmerkt door dezelfde strakke lijnen, tot bijna aan de grond gesloten zijden, vlechtwerk en platte poten.”

Tussenmodule

De tussenmodule wordt eveneens inbreukmakend geacht (r.o. 4.12).

Fauteuil

“4.14. Anders dan bij de Gemeenschapsmodellen het geval is, is van een vermoeden van geldigheid (een vermoeden dat sprake is van een voortbrengsel met een eigen oorspronkelijk karakter dat het persoonlijk stempel van de maker draagt) geen sprake.2 Het is gelet hierop Dedon die, omdat De Schiffart gemotiveerd betwist dat de fauteuil een eigen oorspronkelijk karakter heeft, zal moeten bewijzen dat de fauteuil een voortbrengsel is met een eigen, oorspronkelijk karakter dat het persoonlijk stempel van de maker draagt. Gelet op het feit dat eerst ter zitting duidelijk is geworden dat Dedon ook de fauteuil aan haar vordering ten grondslag legt, zal het niet verbazen dat het dossier geen aanknopingspunten biedt om te kunnen oordelen dat de fauteuil een werk is in de zin van de auteurswet. Zijdens Dedon is aangeboden op dit punt nader bewijs over te leggen, maar omdat de onderhavige procedure niet geschikt is voor nadere bewijsvoering, wordt daar niet aan toegekomen en dient het
gevorderde in zoverre te worden afgewezen.”

Het beroep op slaafse nabootsing van de fauteuil wordt afgewezen (r.o. 4.15).

Wie maken inbreuk?

"4.18 Uit hetgeen onder 2.4 tot en met 2.6 is overwogen valt op te maken dat de wijze waarop een en ander op de website is en wordt weergegeven ertoe heeft geleid dat niet duidelijk is wie wat namens wie doet. Deze onduidelijkheid wordt nog vergroot doordat de vermelde adressen, telefoonnummers en namen voeren naar andere (rechts)personen dan de aangeduide rechtspersoon, dan wel naar rechtspersonen die niet (langer) bestaan. De voorzieningenrechter kan er niet omheen dat de op de site genoemde gegevens in ieder geval ook zijn te herleiden tot De Schiffart en Suprento. De Schiffart heeft bovendien in persoon een onthoudingsverklaring getekend nadat Marisch B.V. was aangesproken op inbreukmakend handelen. Suprento en De Schiffart hebben ter zitting getracht een en ander op te helderen. Dat er op de site onjuistheden staan, heeft volgens betrokkenen te maken met onzorgvuldigheden. Oude gegevens zouden zijn ten onrechte op de site zijn blijven staan. Voorts - althans zo begrijpt de voorzieningenrechter - is het op de site genoemde telefoonnummer weliswaar aangesloten op het huisadres van De Schiffart, maar is dit niet zijn privé-nummer. Het betreffende nummer zou zowel het nummer van zijn handelsonderneming als dat van zijn B.V. zijn. Zijdens Suprento is er voorts op gewezen dat De Schiffart de aandelen in Marisch B.V. heeft overgedragen nadat de B.V. was leeggehaald en is de naam nadien gewijzigd in Suprento B.V. Suprento handelt sindsdien volgens Schoute alleen nog maar in kerstpakketten. De Schiffart en Suprento onderbouwen een en ander echter in het geheel niet. De verklaringen kunnen voorts niet overtuigen. Zo stelt Schoute weliswaar dat hij de aandelen in een lege B.V. heeft gekocht en dat die B.V. (Suprento) zich richt op de verkoop van kerstpakketten, maar dit verhoudt zich slecht met het handelsregister. Daaruit blijkt dat Suprento een holdingmaatschappij is.

4.19 Het voorgaande leidt ertoe dat de voorzieningenrechter voldoende aanleiding ziet om de vorderingen met betrekking tot de Gemeenschapsmodellen met de nummers 103296-0038, 103296-0039 en 103296-0041 als nader in het dictum bepaald jegens zowel De Schiffart als Suprento toe te wijzen. Gelet hierop heeft Dedon (met betrekking tot deze modellen) geen belang meer bij een afzonderlijke beoordeling van de gestelde slaafse nabootsing. Het gevorderde zal in zoverre worden afgewezen. Voor een hoofdelijke veroordeling als gevorderd ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding.” Lees het vonnis hier.

IEF 6081

Aan de natuur ontleende vormen

Trianon-links-Revillon-.gifRechtbank ‘s-Hertogenbosch 16 april 2008, HA ZA 06-2073, Trianon Chocolatiers B.V. tegen Revillon Chocolatiers Société par Actions Simplifiée.

(vorm)merkenrecht en slaafse nabootsing. De gemiddelde consument is niet gewend om de herkomst van de waar bij gebreke van enig grafisch of tekstueel element af te leiden uit de vorm ervan

Revillon (gedaagde) is houdster van een vormmerk voor een driedimensionaal staafje voor klasse 30 (samengevat: chocolade). Trianon (eiseres) brengt chocoladestaafjes in een geslingerde vorm op de markt. Eiseres vordert vernietiging en doorhaling van het vormmerk, gedaagde vordert in reconventie een inbreukverbod met diverse nevenvorderingen, alsmede het staken van het onrechtmatig handelen en vergoeding van de daardoor geleden schade.

De rechtbank gaat bij de beoordeling van het onderscheidend vermogen uitgebreid in (r.o. 4.3) op de primaire functie van een merk, de herkomstaanduiding van in dit geval een vormmerk. De rechtbank overweegt dat de gemiddelde consument niet gewend is om de herkomst van de waar bij gebreke van enig grafisch of tekstueel element af te leiden uit de vorm ervan. Tenzij het merk op significante wijze afwijkt van de norm of van wat in de betrokken sector gangbaar is en derhalve de essentiële functie van herkomstaanduiding vervult.

Feit van algemene bekendheid is (r.o. 4.3.2) dat chocola te koop is in “veel uiteenlopende vormen, waaronder talrijke aan de natuur ontleende vormen, zoals bloemen, dieren, schelpen, koffiebonen etc., abstracte vormen als rondjes, vierkanten etc., om nog maar te zwijgen over letters”. Ook staafvormen acht de rechtbank gangbaar.

Ook als feit van algemene bekendheid ziet de rechtbank dat al deze vormen doorgaans niet als merk worden gebruikt. De enigszins slingerende vorm met kleine uitstulpinkjes (die de rechtbank doet denken aan een wijnrank, waar de vorm echt op is gebaseerd blijkt niet uit het vonnis) zal door het relevante publiek dan ook niet als herkomstaanduiding worden opgevat. Het onderscheidend vermogen ontbreekt en daarmee acht de rechtbank de vorderingen van Trianon gegrond.

Aan de inbreukvordering in reconventie komt de rechtbank dan ook niet meer toe. De vordering mbt slaafse nabootsing wordt afgewezen. Ondanks het feit dat de chocoladestaafjes van beide partijen vrijwel identiek zijn, bezit Revillon geen monopolie op de vorm van haar staafjes. Kopiëren mag dus, tenzij dat onrechtmatig zou zijn. Daar de staafjes van Revillon geen eigen plaats op de markt van chocoladewaar in Nederland hebben, wordt het publiek door de staafjes van Trianon niet nodeloos in verwarring gebracht en is er van onrechtmatigheid geen sprake. 

Er is geen verweer gevoerd tegen de volledige proceskostenveroordeling, die daarom in zijn geheel toegewezen ad € 31.253,37.

Lees het vonnis hier. Grotere afbeeldingen hier.

IEF 6000

Roze gesloten bloemen met roze donkerrode druppelvormen

r7.gifVzr. Rechtbank ‘s-Gravenhage, 16 april 2008, KG ZA 08-319, Room Seven B.V. tegen Zinos C.V.

Kleurig en fleurig kort geding vonnis over auteursrecht, ongeschreven modelrecht en slaafse nabootsing op en van  kinderbeddengoed. Inbreuk aangenomen op 5 van de 7 prints.

Room Seven ontwerpt, fabriceert en verkoopt o.a. beddengoed voor kinderen. Zinos biedt op haar website www.zinos.nl en in diverse winkels o.a. (kado)artikelen aan op het gebied van de inrichting van kinderkamers.

De door Room Seven ingeroepen model- en auteursrechten op 7 verschillende (in het vonnis afgebeelde) prints worden – desgevraagd - niet betwist, op één print na. Dat betreft de Blue Mini Check print. De voorzieningenrechter is met Zinos van oordeel dat deze print een eigen karakter ontbeert (r.o. 4.6).  Inbreuk wordt aange-nomen bij vijf van de zes overige prints.

White bubbles: De voorzieningenrechter oordeelt dat deze print van Zinos geen andere algemene indruk, dan wel totaalindruk wekt, zowel op basis van het au-teursrecht, als op basis van het ongeschreven Gemeenschapsmodellenrecht.

Om een indruk te geven van de hersengymnastiek van de rechter: “In beide prints is een combinatie te vinden van roze gesloten bloemen met roze donkerrode drup-pelvormen, in combinatie met open bloemen welke open bloemen in beide prints worden gekenmerkt door een roze buitenrand omgeven door rode stippellijnen en een donkerrood hart, dat is omgeven door vijf lichtblauwe druppelvormen welke worden afgewisseld met lichtbruine takjes/blaadjes. In beide prints komen voorts lichtroze kelken voor, alsmede een gestileerde vlinder en een blauw/groene vorm, welke een blad zou kunnen voorstellen. In beide prints is bovendien een halve lichtroze bloem te vinden met een hart dat is omgeven door een cirkel en waaruit donker rode takjes/blaadjes lopen. Ook kennen beide prints een sterbloem en een gestileerde vlinder. De witte ruimten worden in beide prints voorts opgevuld met stippen in diverse afmetingen.” (r.o. 4.10 en 4.11).

Voor de overwegingen m.b.t. de andere prints wordt verwezen naar het vonnis. Heel kort: De Stripe Flower: Beide prints wekken dezelfde totaalindruk (4.13). Multi color stripe: Niet betwist wordt dat print van Zinos identiek is aan die van Room Seven (4.14). Billy: Niet betwist wordt dat de print van Zinos dezelfde totaal indruk wekt (4.15). Het feit dat er nog geen producten met deze print verhandeld zijn, doet niet af aan de inbreuk dreiging (4.16). Ocean dream: Niet betwist wordt dat de print van Zinos dezelfde totaalindruk wekt. Evenals bij de vorige print, wordt dreiging van inbreuk aangenomen (4.17).  Pink blue patchwork quilt: De quilt van Zinos heeft een ander patroon, met ook andere prints. Ondanks dezelfde kleurstelling wordt daarom een andere totaalindruk gewekt. Ook geen sprake van slaafse na-bootsing, nu - gelet op de andere totaalindruk – van verwarring geen sprake zal zijn (4.18).

Nevenvorderingen worden afgewezen bij gebrek aan spoedeisend belang (4.21). Zinos wordt veroordeeld in de kosten (4.22). Nu Room Seven heeft verklaard dat zij BTW kan verrekenen, wordt de BTW in mindering gebracht op het door Room Seven gevorderde bedrag ( € 15.080,80 - €  2.407,86 = € 12.672,94).

Lees het vonnis hier.

IEF 5997

Eerst even voor jezelf lezen

Rechtbank ’s-Gravenhage,16 april 2008, KG ZA 08-319, Room Seven B.V. tegen Zinos C.V.

Auteursrecht en Gemeenschapsmodellen diverse prints kinderbeddengoed. “4.17. Ook met betrekking tot de Ocean dream-print heeft Zinos volstaan met te stellen dat zij geen kopie van deze print op de markt brengt. Zij had weliswaar een dekbedovertrek met de betreffende print op haar kantoor aanwezig, maar ook deze overtrek zou niet in productie zijn genomen. Nu niet is betwist dat de onder 2.5. sub G getoonde print dezelfde totaalindruk maakt als de Ocean dream, gaat de voorzieningenrechter er voorshands, in lijn met hetgeen hiervoor onder 4.16 is overwogen, vanuit dat er ook met betrekking tot de Ocean dream-print van voldoende dreiging van inbreukmakend handelen sprake is om een verbod te rechtvaardigen.”

Lees het vonnis hier.

IEF 5652

Eerst even voor jezelf lezen

Rechtbank ’s-Gravenhage,  19 februari 2008, KG ZA 07-1504 Meubelfabriek Vermeer B.V. tegen Marcel Van Dam Meubelen Import-Export B.V.

“2.17. De gelijkenis tussen de meubels van Vermeer en Lapere en de meubels uit de Equatorlijn is zodanig dat vooralsnog moet worden aangenomen dat Van Dam Meubelen de meubels van Vermeer en Lapere heeft nagemaakt in de zin van artikel 19 lid 1 GeMoV. Het gevorderde verbod is dus in beginsel toewijsbaar. Het verbod dient te worden beperkt tot de lidstaten van de Europese Gemeenschap. Het verbod kan zich tot alle lidstaten uitstrekken op grond van het bepaalde in artikel 90 lid 3 GeMoV. Het verbod is op deze grondslag in tijd beperkt tot september 2008. Omdat de kasten voorshands tevens moeten worden aangemerkt als een slaafse nabootsing van de meubels van Vermeer en Lapere geldt het verbod ook nadien, maar uitsluitend voor Nederland. De auteursrechtelijke grondslag kan onbesproken blijven omdat deze grondslag niet kan leiden tot een ruimere toewijzing van de vorderingen.”.

Lees het vonnis hier.

GvEA, 18 februari 2008, beschikking in zaak T-410/07 R, Jurado Hermanos, SL tegen OHIM.

Doorhaling Gemeenschapsmerk. Gerecht bevestigt de afwijzing door de afdeling merkenadministratie en juridische aangelegenheden van het verzoek tot herstel in de vorige toestand dat is ingediend door verzoekster, licentiehoudster voor het merk waarop het geding betrekking heeft, op grond dat de inschrijving van het merk is doorgehaald omdat de merkhouder die inschrijving niet heeft vernieuwd.

Lees de beschikking hier (geen Nederlandse versie beschikbaar). 

HvJ EG, 14 februari 2008, zaakC-450/06, Varec SA tegen de Belgische Staat.

Prejudiciële vragen over overheidsopdrachten en het evenwicht tussen beginsel van hoor en wederhoor en recht op eerbiediging van zakengeheimen. “Het Hof van Justitie (Derde kamer) verklaart voor recht: (…) dat de voor de beroepsprocedures verantwoordelijke instantie (…) de vertrouwelijkheid en het recht op eerbiediging van zakengeheimen moet waarborgen met betrekking tot de informatie die is vervat in door de betrokken partijen, in het bijzonder door de aanbestedende dienst, aan haar overgelegde dossiers, ook al kan zijzelf van deze informatie kennis nemen en deze in haar beschouwing betrekken. Het staat aan deze instantie om te oordelen in welke mate en op welke wijze de vertrouwelijkheid en het geheime karakter van deze informatie moet worden gewaarborgd, rekening houdend met de vereisten van een effectieve rechtsbescherming en van de eerbiediging van het recht van verweer van de procespartijen en, in het geval van een beroep bij een rechter of bij een instantie die een gerecht is in de zin van artikel 234 EG, met het vereiste dat de procedure op alle onderdelen het recht op een eerlijk proces eerbiedigt.”

Lees het arrest hier.

IEF 5437

Kasdekreinigers

kasdek-k.gifVzr. Rechtbank Amsterdam, 20 december 2007, KG ZA 07-2247 WT/PvV, Besseling & All Techniek B.V. tegen Brinkman Tuinbouw Techniek B.V. (met dank aan Michiel Ellens, Teurlings & Ellens Advocaten)

Wel gemeld, nog niet samengevat. Slaafse nabootsing kasdekreiniger. Gebruiken van foto’s product wederpartij voor eigen promotie.

Besseling is een bedrijf dat zich richt op machinebouw en installatietechniek voor de agrarische sector. Zij produceert en verkoopt onder meer kasdekreinigers. Brinkman is toeleverancier  voor glastuinbouw. Partijen hebben in het verleden onder meer een exclusiviteitsovereenkomst gesloten met betrekking tot de exclusieve samenwerking op het gebied van kasdekreinigers, zij hebben een intentieverklaring gesloten over de verkoop van dakwassystemen en Binkman heeft een geheimhoudingsverklaring ondertekend met betrekking tot vertrouwelijke informatie over Besseling in het kader van een mogelijke overname door Brinkman van Besseling. Brinkman kondigt op een gegeven moment aan een nieuwe kasdekreiniger te zullen introduceren, die op de Horti-Fair door Brinkman is getoond.

“Gelet op het voorgaande [grote gelijkenis, irrelevante verschillen en de rest van de markt, IEF] is voorshands voldoende aannemelijk dat de kasdekreiniger van Brinkman c.s. een nabootsing is van de kasdekreiniger van Besseling. Te meer nu Brinkman c.s. niet heeft betwist dat zij bij toeleveranciers van Besseling heeft verzocht om soortgelijke onderdelen te leveren als die Besseling voor haar kasdekreiniger gebruikt. Daarnaast heeft Brinkman c.s. onvoldoende onderbouwd waarom zij op de elementen die de totaalindruk bepalen, zoals de frameconstructie waaraan de borstels zijn opgehangen geen andere weg heeft ingeslagen. Dat met het nalaten daarvan door Brinkman c.s. verwarring wordt gesticht hij het relevante publiek is voorshands voldoende aannemelijk, te meer nu Brinkman c.s. ter zitting heeft erkend dat zij hij de promotie van haar eigen kasdekreiniger foto’s heeft gebruikt van de kasdekreiniger van Besseling. Geoordeeld wordt daarom dat met de nabootsing door Brinkman c.s. van de kasdekreiniger van Besseling onrechtmatig handelen van Brinkman c.s. oplevert.”

Het door Besseling gevorderde verbod op de kasdekreiniger van Brinkman op grond van slaafse nabootsing wordt toegewezen, samen met een aantal nevenvorderingen (waaronder een rectificatie).

Lees het vonnis hier. Grotere afbeeldingen hier..

IEF 5334

Eerst even voor jezelf lezen

Vakantieperiode is voorbij, uitgebreidere samenvatting gaan weer volgen.

1- Gerechtshof Amsterdam, 25 oktober 2007, LJN: BC1420, Dicom Art Invest B.V. c.s. Iag Group B.V.

Samenvatting rechtspraak.nl: “Garantstelling voor nakoming van financiële verplichtingen die voortvloeien uit een transactie waarbij intellectuele eigendomsrechten zijn overgedragen. De eigendomsrechten zelf staan niet ter discussie. Geding strekt niet tot handhaving daarvan. Handhavingsrichtlijn en het bepaalde in artikel 1019h RV zijn niet van toepassing.”  

Lees het arrest hier.

2- Gerechtshof Amsterdam, 13 december 2007, M-Media B.V. tegen Taminiau Televison B.V.(met dank aan Diederik Donk, Intellectueel Eigendom Advocaten).

Narrowcasting, een vaststellingsovereenkomst en onbetaalde facturen. “4.11. (…) De in art. 6:94 BW opgenomen maatstaf dat voor matiging slechts reden kan zijn indien de billijkheid dit klaarblijkelijk eist, brengt mee dat de rechter pas als de toepassing van een boetebeding in de gegeven omstandigheden tot een buitensporig en daarom onaanvaardbaar resultaat leidt, van zijn bevoegdheid tot matiging gebruik mag maken. Daarbij zal de rechter niet alleenmoeten letten op de verhouding tussen de werkelijke schade en de hoogte van de boete, maar ook op de aard van de overeenkomst, de inhoud en de strekking van het beding en de omstandigheden waaronder het is ingeroepen (NJ 2007, 262).”

Lees het arrest hier.

3- Rechtbank Amsterdam, 19 december 2007, LJN: BC1301, A. tegen ARMADA PRODUCTIONS B.V.

Samenvatting rechtspraak.nl: Auteursrecht, bestaan en overdracht van het recht op het format van de Flodderfilms en de Flodder TV-serie Art. 2 Aw Gedaagde heeft van de curator uit de boedel van FFF de auteursrechten op de Flodderfilms en –TV serie overgenomen. Eiser stelt dat daarin niet is begrepen het recht op het format van de Flodderfilms en -TV-serie, omdat dat recht nooit aan FFF is overgedragen en wenst een verbod op het vervaardigen van nieuwe afleveringen. Gedaagde betwist primair het bestaan van een format en stelt subsidiair dat de formatrechten in de overdracht door FFF waren begrepen. De rechter is van oordeel dat voor het bestaan van een format niet noodzakelijk is dat dit vooraf schriftelijk is vastgelegd.

Ook indien vanuit één werk later op basis van de in het aanvankelijke werk besloten liggende stramien nieuwe werken worden gemaakt, kan aan dat stramien, mits het voldoende uitgewerkt is en overigens voldoet aan de eis dat het een eigen en oorspronkelijk karakter heeft en het de persoonlijk stempel van de maker draagt, als format auteursrechtelijke bescherming toekomen. Dat is hier het geval. Als eiser het formatrecht heeft overgedragen (ook als dat aan een ander is dan FFF) heeft hij geen actie meer tegen gedaagde op grond van het auteursrecht. Of het formatrecht is overgedragen moet worden beoordeeld op basis van artikel 2 Aw. Gedaagde krijgt een bewijsopdracht.”

Lees het vonnis hier.

4- Vzr. Rechtbank ’s-Gravenhage, 20 december 2007, LJN: BC1006, Vereniging Zorgverzekeraars Nederland tegen Koninklijke Nederlandse Maatschappij ter bevordering der Pharmacie.

Samenvatting rechtspraak.nl: Oneerlijke mededinging, actie apothekers. Ter beoordeling is of gedaagde bij het voeren van de campagne 'Slikt u alles van uw zorgverzekeraar?' onrechtmatig heeft gehandeld jegens eiseressen, meer in het bijzonder of de reclame-uitingen van gedaagde kunnen worden beschouwd als misleidend in de zin van artikel 6:194 BW. Bij die beoordeling geldt als uitgangspunt dat het ingevolge artikel 6:195 BW aan gedaagde is om de juistheid van de in die uitingen vervatte stellingen of suggesties aannemelijk te maken.

Lees het vonnis hier

5- Rechtbank ’s-Gravenhage, 9 januari 2008, KG ZA 07-1257, Diamantgereedschap Nederland B.V. tegen Delasco.

Diamantgereedschap. “4.7. Met technisch/utilitair bepaalde ingrepen kan men zich in het modelrecht (en ook in het auteursrecht) niet onderscheiden van de markt. Het leerstuk van de slaafse nabootsing hanteert geen andere maatstaven.”

Lees het vonnis hier.

6- Rechtbank Utrecht, 21 december 2007, KG ZA 07-1091, Riviera Maison tegen Hoogendam International V.O.F. c.s.(met dank aan Milica Antic, De Vos & Partners).

Manden en andere gevlochten artikelen. “5.4. Ook een beroep op slaafse nabootsing kan Riviera Maison niet baten. Hoogendam c.s. hebben hun producten immers niet ontleend aan de producten van Riviera Maison. Hoogendam C.S. hebben deze producten slechts ingekocht bij Uman. Bovendien moeten de producten in kwestie een aanmerkelijk onderscheidend vermogen hebben vooraleer er sprake kan zijn van slaafse nabootsing. Dit onderscheidend vermogen wordt evenmin aanwezig geacht.”

Lees het vonnis hier.

7- Rechtbank Groningen, 21 december 2007, KG ZA 07-365, Runner Hardloopcentrum Groningen B.V. tegen Dijk.(met dank aan Margot Span - Köster Advocaten).

Handelsnaamrecht, vervolg op eerder geschil. “4.5. De voorzieningenrechter overweegt dat de kenmerkende of centrale woorden 'Run' en 'Runner' inmiddels, door zowel de toename van de (populariteit van de) hardloopsport als door de internationalisering van die sport, algemeen bekende en algemeen gebruikelijketermen zijn geworden. Daarbij geldt dat het gebruik van Engelse termen in het Nederlandse taalgebruik is toegenomen.”

Lees het vonnis hier.