Uitspraak ingezonden door Jeroen van Kampen, Rijksuniversiteit Groningen.
Conclusie A-G Szpunar in VG Bild-Kunst tegen Stiftung
HvJ EU Conclusie A-G 10 september 2020, IEF 19408, IT 3235, IEFbe 3117; ECLI:EU:C:2020:696 (VG Bild-Kunst tegen Stiftung) Prejudiciële verwijzing, [IEF 18591]: vormt de plaatsing van een met toestemming van de rechthebbende op een vrij toegankelijke website beschikbaar gesteld werk op de website van een derde door middel van een frame een „mededeling aan het publiek” in de zin van artikel 3, lid 1, van richtlijn 2001/29/EG wanneer daarbij door de rechthebbende genomen of geïnitieerde beschermingsmaatregelen tegen plaatsing van een frame worden omzeild?
De A-G komt tot de conclusie dat technische voorzieningen ter bescherming tegen het insluiten in een webpagina van auteursrechtelijk beschermde werken die met toestemming van de auteursrechthebbende vrij toegankelijk aan het publiek ter beschikking zijn gesteld op andere websites, op zodanige wijze dat zij, zodra die pagina wordt geopend, daarop automatisch worden weergegeven zonder verder toedoen van de gebruiker, doeltreffende beschermende voorzieningen in de zin van artikel 6 van richtlijn 2001/29 vormen.
Bijzondere zorgplicht voor exploitant software
Vzr. Rechtbank Amsterdam 18 augustus 2020, IEF 19376, IT 3215; ECLI:NL:RBAMS:2020:4059 (PRLG tegen Uniface) Kort geding. PRLG en Uniface zijn allebei exploitant van softwareproducten en diensten, onder meer software ter ondersteuning van lokale overheden bij het uitvoeren van hun taken en bevoegdheden in het sociale domein. De rechtsvoorganger van PRLG maakte gebruik van software van de rechtsvoorganger van Uniface. Voor deze licentie is destijds een VAR-overeenkomst gesloten, waarin tarieven voor de vergoeding voor Compuware (rechtsvoorganger van Uniface) door PRLG zijn afgesproken. Uniface meent dat deze tarieven aan herrijking toe zijn en zegt de VAR-overeenkomst op. PRLG gaat niet akkoord met deze opzegging. PRLG vordert veroordeling van Uniface de VAR-overeenkomst na te blijven komen.
HvJ EU beantwoordt prejudiciële vragen over interpretatie Verhuurrichtlijn
HvJ EU 8 september 2020, IEF 19407, IEFbe 3116; ECLI:EU:C:2020:677 (Recorded Artists tegen Phonographic Performance) Licentievergoedingen muziek. Zie eerder [IEF 18561]. De High Court van Ierland heeft prejudiciële vragen gesteld aan het HvJ EU inzake de uitlegging van artikel 8 van richtlijn 2006/115/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 betreffende het verhuurrecht, het uitleenrecht en bepaalde naburige rechten op het gebied van intellectuele eigendom. Nationale wetgeving bepaalt dat de gebruiker één licentievergoeding betaalt aan een licentieverlenende instantie, maar dat het geïnde bedrag wordt verdeeld tussen de producent en de uitvoerende kunstenaars. Artikel 8, lid 2, van richtlijn 2006/115/EG verzet zich ertegen dat een lidstaat het recht op één enkele billijke vergoeding beperkt ten aanzien van uitvoerende kunstenaars en producenten van fonogrammen en dat de producent van het fonogram in kwestie een vergoeding ontvangt, zonder deze te moeten delen met de uitvoerend kunstenaar die aan dat fonogram heeft bijgedragen.
Aflevering “Moord of zelfmoord” onrechtmatig
Rechtbank Amsterdam 2 september 2020, IEF 19404, IT 3232; ECLI:NL:RBAMS:2020:4247 (Eiser tegen Talpa) Mediarecht. Privacy. Portretrecht. Talpa heeft op SBS6 het tv-programma ‘Moord of zelfmoord’ uitgezonden, waarin de presentator en misdaadjournalist zaken onderzoekt die door de politie als zelfmoord zijn bestempeld. Op 18 januari 2018 wordt een aflevering uitgezonden waarin wordt gesuggereerd dat eiser betrokken was bij de dood van een slachtoffer.
Extra panel over online-zittingen tijdens het Nederlands Octrooicongres
Hoe hebben advocaten en rechter de online-zittingen tot nu toe beleefd? Morgenmiddag deelt een gemixed panel hun ervaringen met online-zittingen tijdens het Nederlands Octrooicongres 2020.
Een mooie toevoeging aan het programma met o.a. Freyke Bus (Rechtbank Den Haag), Margot Kokke (Rechtbank Den Haag) en Daan de Lange (Brinkhof)
Voor de late inschrijvers: aanmelden voor het Nederlands Octrooicongres deel 2 is nog mogelijk! Neem contact op via info@delex.nl, of meld je aan via de website.
Uitspraak ingezonden door Josine van den Berg, Mount Law.
Humans of Filmfestival mag documentaire vertonen
Vzr. Rechtbank Amsterdam 4 september 2020, IEF 19402, IT 3231; ECLI:NL:RBAMS:2020:4397 (Advaita c.s. tegen Stichting Humans of Film) Kort geding. Auteursrecht. Portretrecht. Advaita c.s. vormen een religieuze groepering. Stichting Humans of Film organiseert het Humans of Filmfestival. Advaita c.s. vorderen in kort geding om de stichting te verbieden om tijdens het Humans of Filmfestival de documentaire "The Ashram Children: I Am No Body, I Have No Body” openbaar te maken. In deze film worstelt de maker met zijn verblijf als kind in de Indiase ashram van goeroe Sri Adwayananda en bezoekt hij lotgenoten die inmiddels afstand hebben genomen van de leer van de goeroe. Advaita c.s. leggen aan hun vordering ten grondslag dat de stichting inbreuk maakt op hun portret- en auteursrechten. Het is niet aannemelijk dat vertoning van de film een inbreuk op de portretrechten van Advaita c.s. oplevert. Daarnaast is het gebruik van het materiaal geoorloofd op grond van de artikelen 15a en 18a Auteurswet. Het materiaal maakt slechts een klein deel van de film uit, is van ondergeschikte betekenis afgezet tegen de hele film en gaat niet verder dan noodzakelijk om het doel van de film te bereiken. De vorderingen van Advaita c.s. worden afgewezen.
Artikel ingezonden door Carja Mastenbroek, Good Law.
Commentaar Carja Mastenbroek op uitspraak Puma tegen gedaagde
Commentaar van mw. mr. Mastenbroek, advocaat van Puma, naar aanleiding van het publiceren van de uitspraak tussen Puma en gedaagde d.d. 22 juli jl. [IEF 19396].
Wat Puma betreft is deze uitspraak met name opvallend, omdat de rechtbank (Den-Haag!) het door gedaagde in verband met het auteursrecht overlegde Umfeld heeft geaccepteerd, terwijl dit niet gedateerd is. Op basis van dit vormgevingserfgoed heeft de rechtbank overwogen: “Wat betreft de auteursrechtelijke bescherming van twee schoenen van Puma, gaat het om een combinatie van elementen die als zodanig bekend zijn in het vormgevingserfgoed”. Dit is voor de rechtbank reden om te oordelen dat er in een andere totaalindruk was tussen de door gedaagde verkochte schoenen en de sneakers van Puma en dus geen sprake van auteursrechtinbreuk.
Ook al zou de rechtbank rechtens wel gebruik hebben mogen maken van het vormgevingserfgoed, dan geldt dat geen enkele sneaker uit het Umfeld van gedaagde een “bolletjes-zool” had, het onderscheidende element van de zool van Puma. Terwijl de rechtbank zelf ook aangeeft – in verband met het modelrecht – dat het eigen karakter (en daarmee de beschermingsomvang van het model) met name bepaald wordt door de bolletjesstructuur.
Met betrekking tot het modelrecht neemt de rechtbank verder wel heel kleine verschillen aan als een andere totaalindruk veroorzakend: de in het model weergegeven bolletjes zouden allemaal dezelfde vorm hebben, namelijk die van een cilinder die aan beide uiteinden is voorzien van een halve bol (gelijkend op het snoepje tictac). De bolletjes in de zool van de sneakers van gedaagde zouden hoekiger en ongelijkmatiger gevormd zijn, niet rond, maar drie-, vier-, vijf- of zeshoekig met veelal ongelijke zijden. Daarnaast wordt overwogen dat de zool van de door gedaagde verkochte sneakers een verdikte lijn toont, maar het geregistreerde model van Puma niet. Voornoemde verschillen zijn echter onbelangrijke details waarin de kenmerken van de zolen verschillen. Dit zou er dus niet in de weg moeten staan aan het oordeel dat de zolen identiek moeten worden geacht.
Ook zeer opvallend is dat de rechtbank ten aanzien van het relevante publiek overweegt dat de geïnformeerde gebruiker geacht wordt in hoge mate aandachtig te zijn, terwijl er veel Europese uitspraken zijn waar wordt bepaald dat het bij sneakers niet gaat om een professionele gebruiker en niet om goederen die een hoog aandachtsniveau vereisen bij de aanschaf daarvan. Het publiek is dan ook in mindere mate aandachtig in tegenstelling tot wat de rechtbank nu heeft overwogen.
Tenslotte was het door gedaagde ingebrachte kostenoverzicht echt onder de maat. Vrijwel niets bleek daar uit; zo was er onder meer geen dossierreferentie, geen omschrijving van de werkzaamheden en datum waarop de werkzaamheden waren verricht en hoeveel uur per activiteit. In andere vonnissen wordt daar korte metten mee gemaakt. Volgens de rechtbank stond dit er echter in dit geval niet aan in de weg dat het overzicht voldoende helder is en dat de kosten niet onredelijk of onevenredig zijn.
Het lijkt er op dat de rechtbank de gedaagde, die stelde bijna geen inbreukmakende exemplaren te verkopen, dus wel heel erg heeft geholpen.
Puma beraadt zich op dit moment over het instellen van hoger beroep.
Artikel ingezonden door Dirk Visser, Visser Schaap & Kreijger.
Repliek Visser op reactie Pictoright
Op vrijdag 4 september 2020 reageerden Hanneke Holthuis en Vincent van den Eijnde [IEF 19400] op de oproep van, in hun woorden, ‘24 vooraanstaande auteursrechtgeleerden’, om gebruik in het online klaslokaal onder de vrijstelling van artikel 12 lid 5 Auteurswet te brengen [IEF 19392]. Deze reactie vraagt om een weerwoord, zowel inhoudelijk als vanwege het feit dat gesuggereerd wordt dat hoogleraren auteursrecht misbruik maken van hun gezag en dat de Corona-crisis er ten onrechte bijgehaald wordt.
Laat ik vooropstellen dat ik de reactie van Holthuis en Van den Eijnde begrijp. Zij zijn bestuurders van de collectieve incasso-organisatie van beeldmakers Pictoright die als enige taak heeft zoveel mogelijk geld binnen te brengen voor beeldmakers. Deze beeldmakers hebben het altijd moeilijk, zoals alle kunstenaars, en ongetwijfeld hebben zij het in tijden van corona ook moeilijk. Beeldmakers zijn vermoedelijk inderdaad de enige makers die in de toekomst mogelijk iets minder, of minder extra collectief geïncasseerde vergoeding zouden kunnen krijgen door de invoering van het aanbevolen amendement.
Dan de suggestie dat hoogleraren auteursrecht hier misbruik maken van hun gezag. De ondertekenaars zijn overigens niet allemaal hoogleraar en niet allemaal hoogleraar of universitair docent auteursrecht. Het zijn wel deels personen die deskundig zijn op het gebied van het auteursrecht en daarom weten dat momenteel een wetsvoorstel bij de Tweede Kamer ligt ter implementatie van een Europese richtlijn die onder andere tot doel heeft bepaalde uitzonderingen op het auteursrecht die betrekking hebben op onderwijs uit te breiden tot online situaties. In die richtlijn valt te lezen:
“Wat het toepassingsgebied van die uitzonderingen of beperkingen betreft, is het onduidelijk of zij ook gelden voor digitale vormen van gebruik. Bovendien is het onduidelijk of die uitzonderingen of beperkingen zouden gelden wanneer het onderwijs online en op afstand wordt gegeven. Voorts voorziet het bestaande rechtskader niet in een grensoverschrijdend effect. Deze situatie zou een belemmering kunnen vormen voor de ontwikkeling van digitaal ondersteund onderwijs en afstandsonderwijs. Derhalve is de invoering van een nieuwe verplichte uitzondering of beperking noodzakelijk om te zorgen voor volledige rechtszekerheid wanneer onderwijsinstellingen werken of andere materialen gebruiken in digitale onderwijsactiviteiten, ook online en over de grenzen heen”.
De ondertekenaars zijn echter vooral ook docenten die, evenals al hun collega’s, ten gevolge van corona vrijwel al hun onderwijs online moeten geven en daardoor geconfronteerd worden met een nieuwe situatie, omdat alleen het gebruik van auteursrechtelijk beschermde werken bij onderwijs op locatie door de wetgever is vrijgelaten. Dientengevolge kunnen zij online geen gebruik maken van deze werken en mogen zij ook geen plaatjes opnemen in hun PowerPoints die online worden getoond of achteraf beschikbaar worden gesteld aan studenten. Daar stellen Holthuis en Van den Eijnde ongetwijfeld tegenover dat dat niet de schuld van Pictoright is, maar de schuld van de universiteiten die de ‘billijke vergoeding’ niet willen betalen. Dat is vanuit hun perspectief een begrijpelijk standpunt.
Lees hier het gehele artikel.
Artikel ingezonden door Hanneke Holthuis en Vincent van den Eijnde, Pictoright.
Pictoright: hoogleraren auteursrecht misbruiken hun titel
Deze week werden we verrast met een initiatief van 24 vooraanstaande auteursrechtgeleerden, die een amendement [IEF 19392] voorstellen op het wetsvoorstel ter implementatie van de DSM richtlijn.
Nu zou je denken dat als al deze knappe koppen zich over zo’n belangrijke zaak buigen,ze dan wel met een oplossing zullen komen voor een zeer prangende kwestie. Ze zouden bijvoorbeeld een goed uitgewerkt idee kunnen hebben over hoe om te gaan met artikel 17, de regeling die tot doel heeft dat platforms vergoedingen gaan betalen voor de werken die massaal worden geüpload en gedeeld. Of ze zouden voorstellen kunnen doen met betrekking tot artikel 12, de mogelijkheid die de richtlijn biedt voor uitgebreide licenties (Extended Collective Licensing). Er zijn nog talloze andere onderwerpen te bedenken: een oplossing voor de problematiek rondom audiovisuele makers. Al tijden is daar gedoe over. Of een onderkenning van het probleem van het gebruik van framed links naar afbeeldingen, waardoor fotografen en fotobureaus nu al tijden ontzettend veel inkomsten mislopen.
Helaas is de treurige conclusie dat deze hoogleraren met zijn allen niet veel verder zijn gekomen dan een beetje navelstaren: ze hebben met elkaar overlegd, met elkaar gemaild, hebben elkaar gebeld en elkaar misschien wel in zaaltjes ontmoet, uitsluitend om een eigen belang te behartigen: ze willen een wetswijziging zodat hun werkgevers minder hoeven te gaan betalen voor gebruik van werken ter toelichting bij het onderwijs.
Het voorstel is misleidend en in feite meer politiek dan wetenschappelijk gemotiveerd. De universiteiten wensen een lager bedrag te betalen voor het gebruik van werken ter toelichting bij het onderwijs. Dit gebruik is toegestaan, maar er dient aan de rechthebbenden een billijke vergoeding te worden betaald. Dit doen onderwijsinstellingen al jaren. De onderhandelingen met universiteiten gaan de afgelopen tijd echter moeizaam, omdat de universiteiten eenvoudigweg kosten willen terugbrengen en zich daardoor ongevraagd in vreemde bochten hebben gewrongen. Hierdoor hebben docenten nu het idee gekregen dat sommige vormen van gebruik niet zijn toegestaan. Een meer uitgebreid en genuanceerd beeld over de problemen rondom deze onderhandelingen is hier en hier te vinden.
Vernietiging octrooi Richter wegens gebrek aan nieuwheid
Rechtbank Den Haag 29 juli 2020, IEF 19398, LS&R 1854; ECLI:NL:RBDHA:2020:7089 (Biogen c.s. tegen Richter) Octrooirecht. Inbreuk. Nietigheid. Richter is houdster van EP 667 voor: ‘Pharmaceutical anti-TNF-alpha Antibody Formulation’. Biogen c.s. heeft later geneesmiddel Imraldi® op de Europese markt gebracht. Biogen c.s. vordert vernietiging van het Nederlandse deel van het octrooi, omdat het niet nieuw, dan wel niet inventief is ten opzichte van Manning, Bender en Humira, en het niet nawerkbaar is. Richter vordert om Biogen c.s. te verbieden inbreuk op haar octrooi te maken met de Imraldi-producten. De zaken worden samen behandeld. Conclusie 1 van EP 667 is ongeldig, wegens gebrek aan nieuwheid, ook in de voorgestelde gewijzigde vorm van de hulpverzoeken. De vordering tot vernietiging van het Nederlandse deel van het octrooi wordt toegewezen. In de inbreukzaak worden de vordering afgewezen, nu op een nietig octrooi geen inbreuk gemaakt kan worden.