Applicatie is geen misleidende of ongeoorloofde vergelijkende reclame
Hof Den Haag 12 mei 2020, IEF 19428, RB 3437, IT 3247; ECLI:NL:GHDHA:2020:1623 (Cosanta tegen Caesar en Chemrade) Misleidende reclame. Zie eerder [IEF 17613]. Cosanta levert een softwareapplicatie onder de naam STOFFENMANAGER, waarin informatie wordt gegeven op het gebied van gevaarlijke stoffen. Cosanta meent dat sprake is van misleidende en ongeoorloofde vergelijkende reclame door Caesar en Chemrade. In eerste aanleg zijn de vorderingen van Cosanta afgewezen. Cosanta vordert alsnog toewijzing van de door haar ingestelde vorderingen. Het relevante publiek zal het teken ‘stoffenmanager’ niet opvatten als aanduiding voor de door Cosanta afkomstige applicatie, omdat het teken ‘stoffenmanager’ beschrijvend is. Van inburgering is evenmin sprake. Daarnaast legt Cosanta aan de misleiding ten grondslag dat Chemrade onterecht de indruk zou wekken dat haar applicatie over dezelfde functionaliteiten beschikt als die van Cosanta, omdat zij gebruik zou maken van een verouderde versie van het algoritme. Niet kan worden aangenomen dat er meerdere versies van het algoritme bestaan. De uitingen van Chemrade zijn voldoende duidelijk, adequaat en niet misleidend. Er is geen sprake is van misleiding of ongeoorloofde vergelijkende reclame. De vorderingen van Cosanta worden afgewezen en het vonnis wordt bekrachtigd.
Uitspraak ingezonden door Sabin Tigu en Martijn Poulus, Ploum.
Geen auteursrechtinbreuk en slaafse nabootsing wanddecoratiesysteem
Rechtbank Den Haag 16 september 2020, IEF 19426, ECLI:NL:RBDHA:2020:9163 (IXXI tegen Bicsy) Auteursrecht. Slaafse Nabootsing. Merkenrecht. IXXI brengt het IXXI-wanddecoratiesysteem op de markt. Bicsy verhandelt ook een wanddecoratiesysteem. Beide wanddecoratiesystemen stellen consumenten in staat om een collage of afbeelding samen te stellen met vierkante kaarten, die door verbindingsstukken aan elkaar worden gekoppeld. IXXI handelt in strijd met waarheidsplicht door het in de procedure verzwijgen van een octrooi van IXXI. Het bestaan van het octrooi van IXXI is relevant in verband met de discussie over de technische bepaalbaarheid van het product van IXXI.
Uitspraak ingezonden door Jeroen van Kampen, Rijksuniversiteit Groningen.
HvJ EU verwerpt beroepen in zaak MESSI
HvJ EU 17 september 2020, IEF 19427, IEFbe 3121; ECLI:EU:C:2020:722 (MESSI) Merkenrecht. Zie eerder [IEF 17657], [IEFbe 2560]. Uit het persbericht: Het HvJ EU verwerpt de beroepen van het EUIPO en een Spaanse vennootschap in de zaak MESSI. Het Gerecht vernietigde de beslissing van het EUIPO, omdat de bekendheid van de voetbalspeler Lionel Messi opweegt tegen de visuele en fonetische overeenstemming tussen zijn merk en het merk MASSI. In tegenstelling tot wat het EUIPO in beroep betoogt, heeft het Gerecht wel degelijk rekening gehouden met de opvattingen van het gehele relevante publiek. Daarnaast heeft het Gerecht, in tegenstelling tot wat de Spaanse vennootschap stelde, terecht geoordeeld dat de reputatie van Messi een relevante factor vormde voor het vaststellen van een conceptueel verschil tussen de tekens ‘Messi’ en ‘Massi’.
Webdesigner schendt auteursrecht op foto
Rechtbank Rotterdam 11 september 2020, IEF 19425, IT 3246; ECLI:NL:RBROT:2020:8047 (Fotograaf tegen Webdesigner) Auteursrecht. Eiser is professioneel fotograaf. Gedaagde is DJ en webdesigner bij een radiozender. Op de website van de radiozender is een door eiser gemaakte foto bij een nieuwsbericht geplaatst, zonder dat gedaagde hier een licentie voor had. Het eigen logo van de radiozender is over de foto geplaatst alsof de foto van de radiozender is en de naam van eiser die onderaan de originele foto stond, is verwijderd. Gedaagde heeft de foto niet verwijderd. Eiser vordert een schadevergoeding en gedaagde op te dragen de foto te verwijderen van zijn website op straffe van een dwangsom. Het staat onbetwist vast dat eiser auteursrechthebbende is van de foto en dat er geen toestemming is verleend voor het openbaar maken van de foto op de website. Er is dus sprake van inbreuk op het auteursrecht. De openbaarmaking moet worden toegerekend aan degene die verantwoordelijk is voor de website. Gedaagde is bij de SIDN geregistreerd als houder van de domeinnaam en is webdesigner van de site. Gedaagde heeft de stelling dat hij in opdracht van een derde handelde, onvoldoende onderbouwd. De vorderingen van eiser worden toegewezen.
Artikel ingezonden door Roland Wigman, Versteeg Wigman Sprey advocaten.
Roland Wigman: een auteursrechtelijke anomalie
Het Koninkrijk der Nederlanden bestaat uit Nederland, Aruba, Curaçao en St. Maarten. Aldus artikel 1 van het Statuut voor het Koninkrijk (het Statuut). Bonaire, St. Eustatius en Saba (BES-eilanden) zijn sinds de opheffing van de Nederlandse Antillen op 10 oktober 2010 onderdeel van Nederland. De Rijkswet wijziging Statuut in verband met de opheffing van de Nederlandse Antillen zegt het in artikel I lid 2 zo: Bonaire, Sint Eustatius en Saba zijn onderdeel van het staatsbestel van Nederland. Zo stond het eerst ook in het Statuut voor het Koninkrijk. De BES eilanden zijn geen separate staatkundige eenheid. Indien wetgeving geldt voor het hele koninkrijk wordt gesproken van een Rijkswet, indien wetgeving niet van toepassing is voor Aruba, Curaçao en St. Maarten wordt gesproken van Nederland.
Twee auteursrechtelijke regimes
Artikel 47 Auteurswet zegt dat de auteurswet van toepassing is op werken uitgegeven in Nederland. Dat artikel is natuurlijk uit 1912 en met Nederland is hier destijds bedoeld: het Europese deel van het Koninkrijk. In die tijd waren er aparte auteursrechtelijke regelingen voor Nederlands Indië, Suriname en de Nederlandse Antillen (toen nog aangeduid als Curaçao). Maar sinds 2010 is het zo dat voor de staatkundige eenheid Nederland twee auteursrechtelijke regimes gelden: voor een deel van wat sindsdien Nederland is, geldt de Auteurswet en voor een ander deel van datzelfde Nederland geldt de BES Auteurswet. Op grond van artikel 2 van de Invoeringswet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba (hierna: IBES), geldt de BES-Auteurswet op de BES-eilanden. Staatkundig gezien is deze situatie gelijk aan de situatie dat in Amsterdam een ander auteursrechtelijk regime van toepassing zou zijn dan in Rotterdam.
Lees verder.
Nationaal Mediarechtcongres op 26 november 2020
Save the date voor een nieuwe editie van het Nationaal Mediarechtcongres op donderdag 26 november. Dagvoorzitters Remy Chavannes en Madeleine de Cock Buning staan ook deze keer voor een inspirerend programma, met experts uit omroep, wetenschap en advocatuur.
Op de agenda onder meer:
- de Digital Services Act; scope en onderwerpen;
- de Stimuleringsmaatregel culturele producties, Wat betekenen quota, investeringsplicht en andere maatregelen voor de sector;
- een paneldiscussie implementatie DSM-richtlijn, contractenrecht en nog veel meer.
Offline waar het kan en online waar nodig. Het volledige programma staat binnenkort op de website.
Artikel ingezonden door Rudi Holzhauer, The Legal Group.
Rudi Holzhauer: een persoonsnaam als een domeinnaam van iemand anders
Domeinnaam-kapingen zijn een op zich bekend verschijnsel. Domeinnamen van merkproducten worden (soms) gekaapt, en terug gehaald met een beroep op het merkenrecht. Domeinnamen van “bekende instanties” of anderen met een bepaalde mening over iets worden (soms) gekaapt om die instantie of die mening te “weerleggen”.
Persoonsnamen zijn ook een categorie domeinnamen. Mag iemand anders zich een persoonsnaam toeëigenen, en daar iets “mee gaan doen”? Rudi Holzhauer kwam met dit probleem in aanraking toen een oud-collega (emeritus hoogleraar) zich bij hem meldde met de vraag waarom hij zijn website niet onder zijn eigen naam in de lucht kon brengen. Lees hier over Rudi's verbazing.
Geen inbreuk sterk gelijkende domeinnaam als handelsnaam
Vzr. Rechtbank Limburg 3 september 2020, IEF 19423, IT 3244; ECLI:NL:RBLIM:2020:6611 (Terhagen tegen Witran) Kort geding. Handelsnaamrecht. De domeinnaam “[domeinnaam 1]” staat sinds 2009 geregistreerd bij de SIDN op naam van een (voormalige) eenmanszaak van de bestuurder en enig aandeelhouder van Terhagen. Terhagen heeft met Witran in 2015 een overeenkomst gesloten op grond waarvan Witran tot juni 2020 het alleenrecht heeft op exploitatie van [domeinnaam 1]. Witran heeft in juni 2020 [domeinnaam 2] laten registreren bij de SIDN en voert tevens de handelsnaam "[domeinnaam 2]". Terhagen vordert veroordeling van Witran om de handelsnaam [domeinnaam 2], dan wel [domeinnaam 1], te verwijderen van al haar bedrijfsuitingen en deze naam op geen enkele wijze meer te bezigen op grond van art. 5 Hnw. Centraal staat de vraag of Witran met het gebruik van [domeinnaam 2] en de handelsnaam “[domeinnaam 2]” inbreuk maakt op het handelsnaamrecht van Terhagen. Terhagen heeft niet aannemelijk gemaakt dat zij het handelsnaamrecht op [domeinnaam 1] heeft verworven, noch heeft zij aangetoond dat de handelsnaam ooit door haar zelf is gevoerd, zodat de vorderingen worden afgewezen.
Octrooi elektronische kaartlezer niet inventief
Hof Den Haag 23 juni 2020, IEF 19422; ECLI:NL:GHDHA:2020:1622 (CDVI tegen Impro) Octrooirecht. Zie eerder [IEF 18113]. CDVI meent dat Impro inbreuk maakt op conclusie 1 van haar octrooi, EP 1 245 006 B1, voor een elektronische kaartlezer. In eerste aanleg heeft de rechtbank geoordeeld dat het octrooi van CDVI vernietigbaar is, omdat het niet inventief is. De vorderingen van CDVI werden afgewezen. CDVI vordert in hoger beroep dat vernietiging van het vonnis van de rechtbank en dat de vorderingen van CDVI alsnog worden toegewezen. Conclusie 1 ontbeert inventiviteit op grond van de bekende leesrichting in combinatie met de algemene vakkennis van de gemiddelde vakman. Het door CDVI voorgestelde hulpverzoek kan haar niet baten, omdat die maatregel ook niet inventief is. Het bestreden vonnis wordt bekrachtigd.
Artikel ingezonden door Terry Häcker, juridisch marktonderzoeker.
Het marktonderzoek in Lacoste tegen Hema
Op 11 augustus 2020 wees het hof Den Haag een kennelijk spraakmakend arrest waarin Hema een pan-Europees inbreukverbod werd opgelegd ten aanzien van al het Hema-krokodillenondergoed [IEF 19365].
In dit arrest wordt uitdrukkelijk stilgestaan bij en ingegaan op de marktonderzoeken die van beide zijden werden ingebracht. Weliswaar stelt het hof dat resultaten van marktonderzoeken in het algemeen moeten worden gerelativeerd, maar anderzijds ook dat dit er niet aan af doet dat zij als hulpmiddel van belang kunnen zijn. Als marktonderzoeker kan ik niet anders dan het hiermee eens zijn, en ik ben blij met de uitgebreide aandacht die de ingebrachte onderzoeken in het arrest krijgen.
Helaas echter moet ik constateren dat de beoordeling van de uitgevoerde marktonderzoeken en de interpretatie van de uitkomsten daarvan vanuit marktonderzoek-perspectief te wensen over laat. Of en in hoeverre een naar mijn oordeel meer correcte beoordeling van de marktonderzoeken tot een ander oordeel van het hof zou hebben geleid, kan ik niet overzien. Hieronder ga ik in op met name de vraagstellingen die door de partijen in de onderzoeken werden gehanteerd, en ook kort op het begrip ‘marktleiderseffect’.
Lees verder.