IEF 22374
14 november 2024
Uitspraak

IE-klassieker: Endstra

 
IEF 22373
14 november 2024
Uitspraak

Hof oordeelt over bevoegdheid octrooigemachtigde na vertrek opdrachtnemer

 
IEF 22332
14 november 2024
Uitspraak

Geen inbreuk op persuitgeversrecht, auteursrecht en databankenrecht met nieuws-signaleringen

 
IEF 18709

Geen inbreuk op octrooirecht ASSIA vastgesteld

Rechtbank Den Haag 25 sep 2019, IEF 18709; ECLI:NL:RBDHA:2019:10064 (ASSIA tegen KPN en Nokia), https://delex.nl/artikelen/geen-inbreuk-op-octrooirecht-assia-vastgesteld

Rechtbank Den Haag 25 september 2019, IEF 18709, IT 2880; ECLI:NL:RBDHA:2019:10064 (ASSIA tegen KPN en Nokia) ASSIA is rechthebbende van het octrooirecht op een digitaal communicatiesysteem. Het gaat met name om een DSL-technlogie die ertoe dient om overspraak tegen te gaan door middel van "vectoring" in combinatie met onafhankelike energielocatie. Overspraak houdt in dat niet alleen verzonden signalen aan het einde van een modem worden ontvangen, maar ook vervormde signalen die op naburige koperparen worden verzonden. Volgens ASSIA is het genoemde octrooirecht geschonden door KPN en Nokia. Nokia levert de Digital Subscriber Line Access Multiplexer (kort: "DSLAM") die onderdeel uitmaakt van het netwerk-systeem van KPN en tevens wordt gebruikt door Telfort en X4ALL (dochterondernemingen van KPN). KPN past hierbij de G.vector standaard toe en maakt dus eveneens gebruik van "vectoring". Is het octrooirecht van ASSIA geldig en maken KPN en Nokia daar inbreuk op? Het octrooirecht van ASSIA is ongeldig. Los daarvan is onvoldoende gesteld om een inbreuk op dit octrooirecht door KPN en Nokia te kunnen constateren. Het is niet gebleken of het genoemde model bij de DSLAM uitsluitend na de initialisatie werd gemaakt of ook tijdens initialisatie, waarbij het model nog kan worden aangepast. Op grond van het gemankeerde debat en omdat onduidelijk was of een aktewisseling nodig was geweest, zijn de vorderingen van ASSIA afgewezen.

IEF 18708

Dirk Visser: kabelrecht weer op de schop waarbij er niets verandert (?)

De wettelijke auteursrechtelijke regeling met betrekking tot kabeldoorgifte en andere uitzendvormen wordt weer ingrijpend gewijzigd. Daarbij is het de bedoeling dat er in de praktijk (bijna) niets verandert. Is dat ook zo?

Begin september 2019 is door het Ministerie van Justitie een concept-wetsvoorstel in consultatie gegeven  waarmee de Europese ‘online omroep richtlijn’ moet worden geïmplementeerd (2).  Om de voorgestelde wijzigingen te kunnen plaatsen is een korte schets van de lange voorgeschiedenis nodig.

IEF 18707

Studiemiddag VvA vrijdag 4 oktober

De VvA organiseert een studiemiddag op vrijdag 4 oktober a.s. om 14:00 uur in de Tolhuistuin, IJpromenade 2 te Amsterdam. De titel luidt 'Radio en TV in Nederland: nieuwe regelgeving in een convergerend medialandschap'.

Mede gedreven door de concurrentie van o.a. Google, Netflix en Disney blijven de Nederlandse media verder convergeren. Een mediabedrijf is zelden nog alleen producent, uitgever, omroep of distributeur. En men beperkt zich zelden nog tot één distributieplatform. Omroepen versterken hun online aanwezigheid en breiden hun VOD aanbod uit; distributeurs bieden een totaalpakket van lineair, terugkijken, VOD, eigen radio en TV kanalen en producties; uitgevers gaan tv programma’s produceren; producenten gaan TV zenders verzorgen; enzovoorts. In dit nieuwe landschap ontstaan nieuwe conglomeraten en samenwerkingen.

IEF 18706

Reserveer nu je plek voor de Mr. S.K. Martens Academie 2019 - 2020

Wat is de Mr. S.K. Martens Academie?
De Mr. S.K. Martens Academie is de officiële opleiding voor IE procesrecht-specialisten.
In 10 masterclasses leer je alles over het intellectuele eigendomsrecht. Niet alleen leer je de essentie, maar je krijgt ook nieuwe inzichten en praktische tools om IE rechten te verkrijgen en te handhaven. 
De opleiding is geschikt voor jou als jij…

1) Niet alleen de essentiële theorie, maar ook de praktische vaardigheden wilt leren hoe je intellectuele eigendom het beste kan beschermen en handhaven
2) Jouw succesratio wilt verhogen door te leren aan de hand van actuele jurisprudentie, recente praktijkvoorbeelden en echte business cases
3) Je kennis wilt vergroten met ervaringen vanuit de wetenschap, rechtspraak, rechtspraktijk en het bedrijfsleven  
4) Adviezen wilt geven en processtrategieën wilt toepassen die je cliënten echt nodig hebben
5) Interessante mensen wilt ontmoeten die je verder willen helpen
6) Nieuwe inzichten wilt ontdekken die bedrijfskansen opleveren
7) Een methode in de vingers wilt krijgen waarmee je zelfs complexe IE problemen snel oplost

IEF 18703

BMM Student Award

Elk jaar wordt de BMM Student Award toegekend voor een scriptie en/of artikel van een student over het recht inzake merken, modellen en/of tekeningen, handelsnamen alsmede de auteursrechtelijke aspecten van deze rechtsgebieden.

De BMM roept iedereen die in 2017-2019 als student een uitstekende scriptie of artikel heeft geschreven op om deze vóór 15 oktober 2019 per e-mail toe te zenden aan het secretariaat van de BMM.

Aan de Award is een geldprijs van 1.000 euro verbonden. De winnende bijdrage zal daarnaast, eventueel in verkorte vorm, gepubliceerd worden in het BMM bulletin. De eeuwige roem mag bovendien niet vergeten worden. Zie het reglement voor de BMM Student Award voor de voorwaarden.

IEF 18701

Geen verwarringsgevaar ten aanzien van diensten gericht tot professioneel publiek

Gerecht EU (voorheen GvEA) 20 sep 2019, IEF 18701; ECLI:EU:T:2019:642 (The Logistical Approach tegen EUIPO), https://delex.nl/artikelen/geen-verwarringsgevaar-ten-aanzien-van-diensten-gericht-tot-professioneel-publiek

Gerecht EU 20 september 2019, IEF 18701, IEFbe 2950; ECLI:EU:T:2019:642 (The Logistical Approach tegen EUIPO) Naar aanleiding van de weigering van het verzoek door het EUIPO op grond van een vermeend ouder merk waardoor verwarringsgevaar is ontstaan, is verzoekster - The Logistical Approach - in oppositie gegaan. Betwist wordt de beoordeling van de kamer van beroep van het EUIPO inzake het relevante publiek, de vergelijking van diensten, de vergelijking van tekens en het bestaan van verwarringsgevaar. Er is wel sprake van verwarringsgevaar voor wat betreft de diensten die betrekking hebben op het brede relevante publiek. Echter er bestaat geen verwarringsgevaar ten aanzien van de diensten die gericht zijn tot het professionele publiek.

Aangezien de kamer van beroep, zoals het EUIPO betoogt, in de punten 56 en 57 van de bestreden beslissing heeft geoordeeld dat het verwarringsgevaar evenzeer bestond voor de diensten die zich zowel tot vaklui als tot het grote publiek richten, als voor de diensten die zich uitsluitend tot vaklui richten, kon zij inderdaad om redenen van proceseconomie de identificatie van de gemiddelde consument voor elke betrokken dienst achterwege laten.

28      Deze benadering is echter slechts verenigbaar met de beginselen die met name uit de in de punten 18 en 23 hierboven aangehaalde rechtspraak blijken wanneer de kamer van beroep geen blijk geeft van een onjuiste opvatting door te oordelen dat het verwarringsgevaar zowel bestaat voor de diensten die zich richten tot een publiek dat bestaat uit het grote publiek met een gemiddeld aandachtsniveau én het professionele publiek met een hoog aandachtsniveau, als voor de diensten die zich uitsluitend richten tot het professionele publiek.

29      Indien het in punt 28 hierboven bedoelde oordeel van de kamer van beroep daarentegen onjuist is omdat enkel voor één van de betrokken publieken verwarringsgevaar bestaat, moet de onderhavige grief van verzoekster daarentegen worden aanvaard en moet de bestreden beslissing op die grond worden vernietigd. De relevantie van de onderhavige grief hangt dus ervan af of het oordeel van de kamer van beroep in de punten 56 en 57 van de bestreden beslissing gegrond is, hetgeen hieronder zal worden onderzocht.

30      In casu heeft de kamer van beroep in de punten 25 tot en met 32 van de bestreden beslissing geoordeeld dat de betrokken diensten dezelfde waren. Verzoekster betwist deze vaststellingen. In dit stadium moet echter om redenen van proceseconomie worden uitgegaan van de hypothese dat de door de conflicterende merken aangeduide diensten dezelfde zijn. Bij de beoordeling van het bestaan van verwarringsgevaar moet worden nagegaan of, uitgaande van deze premisse, de kamer van beroep terecht heeft geoordeeld dat verwarringsgevaar bestond (zie de punten 65 tot en met 70 hieronder).

[…]

65      In casu vertonen de betrokken tekens een geringe mate van overeenstemming op visueel, fonetisch en begripsmatig vlak (zie de punten 49, 56 en 61 hierboven). Een van de factoren waarmee bij de beoordeling van het verwarringsgevaar rekening moet worden gehouden, is met name het aandachtsniveau van het relevante publiek voor de betrokken diensten. In casu heeft de kamer van beroep geoordeeld dat een deel van de diensten zich uitsluitend richtte tot het professionele publiek dat blijk geeft van een hoog aandachtsniveau en de tijd neemt om de conflicterende merken te bestuderen.

66      In de veronderstelling dat de betrokken diensten dezelfde zijn, zoals de kamer van beroep heeft geoordeeld (zie punt 30 hierboven), en rekening houdend met het normale onderscheidend vermogen van het oudere merk (zie punt 64 hierboven), had de kamer van beroep het bestaan van verwarringsgevaar moeten uitsluiten, althans voor de diensten die zich uitsluitend richtten tot het professionele publiek, dat blijk zal geven van een hoog aandachtsniveau. Wegens het hoge aandachtsniveau bij de keuze van de betrokken diensten en gelet op de geringe mate van overeenstemming van de betrokken tekens, met name wegens hun verschillende structuren, hetgeen niet aan de aandacht van een bijzonder omzichtig en oplettend publiek zal ontsnappen, kan er immers geen sprake zijn van verwarringsgevaar met betrekking tot de commerciële herkomst van deze diensten.

67      Dienaangaande moet worden opgemerkt dat, anders dan de kamer van beroep in punt 57 van de bestreden beslissing heeft gesteld, de omstandigheid dat vaklui slechts zelden de mogelijkheid hebben om de verschillende merken rechtstreeks met elkaar te vergelijken, maar moeten afgaan op het onvolmaakte beeld dat hun van die merken is bijgebleven, niet tot de conclusie kan leiden dat het beeld van de betrokken merken in casu grotendeels wordt bepaald door hun gemeenschappelijke element „idea”.

68      Hoewel het element „idea” deel uitmaakt van een van de dominerende bestanddelen van het aangevraagde merk en het onderscheidende bestanddeel is van het oudere merk, zal het door de vaklui immers niet worden beschouwd als het enige element aan de hand waarvan de betrokken merken kunnen worden geïdentificeerd.

69      Bijgevolg dient het onderhavige middel te worden aanvaard voor zover het ziet op de diensten van het aangevraagde merk die zich uitsluitend richten tot een professioneel publiek.

IEF 18705

HvJ EU: geen recht op verwijdering links op alle versies zoekmachine

HvJ EU 24 sep 2019, IEF 18705; (Google tegen CNIL), https://delex.nl/artikelen/hvj-eu-geen-recht-op-verwijdering-links-op-alle-versies-zoekmachine

HvJ EU 24 september 2019, IEF 18705, IT 2879, IEFbe 2954; C-136/17 (Google tegen CNIL) Google werd door de CNIL aangemaand om over te gaan tot verwijdering van links naar webpagina’s uit de resultatenlijst die wordt weergegeven na een zoekopdracht op de naam van de betrokken persoon. Google was gelast tot verwijdering van die links naar aanleiding van een prejudiciële uitspraak [IEF 18704] (HvJ EU 24 september 2019, ECLI:EU:C:2019:773, Verzoekers tegen CNIL).
De exploitant van een zoekmachine is verplicht om de door derden gepubliceerde links naar websites, inhoudende informatie over een persoon, te verwijderen uit de resultatenlijst die wordt weergegeven na een op naam uitgevoerde zoekopdracht. Bij inwilliging tot verwijdering is hij niet verplicht de links op alle versies van zijn zoekmachine. Het recht op bescherming kent geen absolute gelding, maar moet altijd worden afgewogen tegen andere grondrechten. De exploitant van een zoekmachine krijgt op grond van unierecht wel de verplichting opgelegd om die links te verwijderen voor alle lidstaatspecifieke versies van zijn zoekmachine en maatregelen te treffen teneinde de effectieve bescherming van de grondrechten van de betrokkene te garanderen.

IEF 18704

HvJ EU: verbod op verwerking persoonsgegevens eist belangenafweging door exploitanten van zoekmachines

HvJ EU 24 sep 2019, IEF 18704; ECLI:EU:C:2019:773 (Verzoekers tegen CNIL), https://delex.nl/artikelen/hvj-eu-verbod-op-verwerking-persoonsgegevens-eist-belangenafweging-door-exploitanten-van-zoekmachine

HvJ EU 24 september 2019, IEF 18704, IT 2878, IEFbe 2953; ECLI:EU:C:2019:773 (Verzoekers tegen CNIL) Eisers hebben elk een verzoek bij Google ingediend tot verwijdering van links naar webpagina’s van derden. Die links worden in de resultatenlijst van de Google-zoekmachine weergegeven wanneer een zoekopdracht op de respectievelijke namen van eisers wordt verricht. Google heeft dit geweigerd en ook het CNIL heeft vervolgens de vorderingen om Google op grond hiervan aan te manen, afgewezen.
De exploitant is in beginsel verplicht tot inwilliging van verzoeken tot verwijdering van links naar webpagina’s die onder de genoemde categorieën vallende persoonsgegevens bevatten. In gevallen die zijn uitgezonderd in de richtlijn 95/46, kan de inwilliging van een dergelijk verzoek wel worden geweigerd, mits er is voldaan aan alle andere rechtmatigheidsvoorwaarden uit de richtlijn, behoudens bijzondere situaties waarin de betrokkene in verzet mag gaan. Er moet worden nagegaan of de opname van een link in de resultatenlijst, weergegeven na een zoekopdracht op de naam van deze betrokken, strikt noodzakelijk blijkt met het oog op de bescherming van het recht op vrijheid van informatie van de mogelijk geïnteresseerde internetgebruikers.
Wanneer informatie inzake gerechtelijke procedures niet langer overeenkomt met de actuele situatie, is de exploitant verplicht tot verwijdering van de links in kwestie. Mits vaststaat dat de gewaarborgde grondrechten van de betrokkene zwaarder wegen dan het recht op informatie van geïnteresseerde internetgebruikers.

IEF 18700

Prejudiciële vragen over mededeling aan publiek door downloaden peer-to-peernetwerk

HvJ EU 29 jul 2019, IEF 18700; (M.I.C.M tegen BVBA Telenet), https://delex.nl/artikelen/prejudici-le-vragen-over-mededeling-aan-publiek-door-downloaden-peer-to-peernetwerk

Ondernemingsrechtbank Antwerpen (afdeling Antwerpen) 29 juli 2019; IEF 18700, IEFbe 2949, IT&R 2877; C-597/19 (M.I.C.M tegen BVBA Telenet) Auteursrecht. Peer-to-peer. Via MinBuza: M.I.C.M is een vennootschap naar het Cypriotisch recht en is houder van bepaalde rechten op pornografische films. Via een bepaald systeem is zij in het bezit van duizenden IP-adressen die verwijzen naar klanten van de verwerende partij, de BVBA Telenet, als internetserviceprovider. Via de connecties waar deze IP-adressen naar verwijzen zouden films uit haar catalogus zijn geüpload, gebruikmakend van het BitTorrent-protocol. M.I.C.M maakt nu aanspraak op de identificatie van deze klanten door Telenet, die zich hier principieel tegen verzet. 

De BitTorrent-technologie bestaat erin dat een bestand in kleine onderdelen ('pieces') wordt gesegmenteerd, die door de gebruiker kunnen worden gedownload en weer tot het oorspronkelijke bestand worden samengesteld. Het uploadproces wordt 'seeding’ genoemd. Zo kan het door vele gebruikers tegelijk worden gedownload. De groep aan downloaders wordt 'swarm' genoemd. Er hoeft dus geen band meer te bestaan tussen de oorspronkelijke seeder en de downloaders. De downloaders worden zelf in de regel seeders: de software is er gewoonlijk standaard zo op ingesteld nu het systeem hiervan afhangt.

IEF 18699

Uitspraak ingezonden door Marjolein Driessen, Legaltree.

Geen auteursrechten ontwerper prototype wegens ontbreken creatieve leiding

Rechtbank Midden-Nederland 2 sep 2019, IEF 18699; (Biek tegen FarmCamps), https://delex.nl/artikelen/geen-auteursrechten-ontwerper-prototype-wegens-ontbreken-creatieve-leiding

Rechtbank Midden-Nederland 2 september 2019, IEF 18699; (Biek tegen FarmCamps) Akoestiekfabriek, waarvan Biek enig aandeelhouder en bestuurder is, en FarmCamps zijn in samenwerking getreden en hebben gezamenlijk ontwerptekeningen gemaakt. Hiervan heeft Akoestiekfabriek vervolgens een prototype gemaakt. Na opzegging van de samenwerking door FarmCamps, heeft FarmCamps met een derde een aangepaste versie - de Barntent - van het prototype geproduceerd en geëxploiteerd. Akoestiekfabriek stelt dat FarmCamps wanprestatie heeft gepleegd en inbreuk heeft gemaakt op de auteursrechten dan wel in strijd heeft gehandeld met hetgeen in het maatschappelijk verkeer betaamd. Het gaat dus om de vraag (i) aan wie de auteursrechten op het definitieve ontwerp toekomen, (ii) of het interieurontwerp auteursrechtelijk is beschermd, en, zo ja, of FarmCamps daarop inbreuk maakt, en (iii) welke afspraken tussen partijen golden in het kader van hun samenwerking. Het is niet gebleken dat Akoestiekfabriek tijdens het creatieve ontwerpproces van het definitieve ontwerp een leidende en beslissende rol had. Daarnaast heeft het interieur van de prototype een andere totaalindruk dan de Barntent. Dit brengt mee dat Akoestiekfabriek noch van de prototype noch van het interieur auteursrechthebbende is. Tevens faalt de vordering op grond van wanprestatie dan wel onrechtmatige daad, aangezien uit de tussen partijen geldende afspraken niet valt af te leiden dat FarmCamps is tekortgeschoten in haar verplichtingen jegens Akoestiekfabriek, hetzij contractueel hetzij in het maatschappelijk verkeer betaamd.