HvJ EU: onderscheidend vermogen teken hangt af van alle feiten en omstandigheden
HvJ EU 12 september 2019, IEF 18689, IEFbe 2944; ECLI:EU:C:2019:725 (AS tegen Deutsches Patent- und Markenamt) AS verzocht het DPMA om inschrijving van het “#darferdas?“ als merk voor waren, waaronder kledingstukken, schoeisel en hoofddeksels. Het DPMA stelde dat het teken in kwestie onderscheidend vermogen zou missen. De verwijzende rechter overweegt dat de eis van het onderscheidend vermogen niet inhoudt dat het teken in elk denkbaar gebruik als merk te beschouwen is, maar dat er significante en evidente mogelijkheden bestaan om dat teken zo te gebruiken dat het door het publiek zonder moeite als merk kan worden opgevat. Aangezien twijfels bestaan, vroeg de verwijzende rechter om toetsing van de juistheid van deze overwegingen. Slechts als er geen andere aanwijzingen zijn, moet de vraag of er sprake is van onderscheidend vermogen van een teken, worden beantwoord in het licht van de gebruiksvormen die gelet op de gewoonten van de betrokken economische sector, in de praktijk significant kunnen zijn. In eerste plaats moet echter worden gekeken naar alle relevante feiten en omstandigheden, waaronder ook alle waarschijnlijke gebruiksvormen van het teken begrepen.
Uitspraak ingezonden door Peter van Gemert, Bird & Bird.
MS-octrooi niet nieuw en inventief
Hof Den Haag 10 september 2019, IEF 18687, LS&R 1736; ECLI:NL:GHDHA:2019:3690 (Swiss Pharma tegen Biogen) Octrooirecht. Hoger beroep van vonnis 12 juli 2017 [IEF 16959]. Biogen houdt zich bezig met geneesmiddelen en therapieën voor de behandeling van neurologische, zeldzame ziekten en auto-immuunziekten en is houdster van het EP 127 octrooi. Swiss Pharma (SPI) fabriceert en verhandelt generieke geneesmiddelen. SPI stelt dat de conclusies van EP 127 nietig zijn, omdat deze niet nieuw zijn in het licht van Miller, die volgens SPI tot de stand van de techniek behoort, omdat EP 127 geldig beroep kan doen op de prioriteit van P1 en P2. Daarnaast stelt zij dat alle conclusies in het licht van onder meer Tubridy, het Conference Abstract en de Press Release inventiviteit mist. In eerste aanleg heeft de rechtbank het Nederlandse deel van EP 127 vernietigd en geoordeeld dat de conclusies 1, 3 en 4 niet nieuw zijn. In hoger beroep vordert Biogen vernietiging van het bestreden vonnis. Biogen slaagt er niet in de vernietiging hard te maken. Het hof bekrachtigd het vonnis in eerste aanleg.
Eenvoudig herstel fout griffierecht
Rechtbank Den Haag 12 september 2019, IEF 18686; ECLI:NL:RBDHA:2019:9592 (Griffierecht) Kort geding. Intellectuele eigendom. Herstelvonnis. Verbetering m.b.t. berekend griffierecht. Geen herstel van beslissing om aan eiseres 2 in conventie proceskosten toe te wijzen. Er is geen kennelijke fout, zodat hoger beroep de geëigende weg is.
Artikel ingezonden door Auke-Frank Tadema, student LLM-student IT-recht Rijksuniversiteit Groningen.
Opinie A-G Hogan in gevoegde zaken Royalty Pharma en Sandoz
Op 11 september 2019 verscheen de conclusie van A-G Hogan in de gevoegde zaken C-650/17 (Royalty Pharma) en C-114/18 (Sandoz), waarin prejudiciële vragen zijn gesteld over artikel 3 sub a van de ABC-verordening (Vo. 469/2009). Hij borduurt hierbij voort op zaak C-121/17 (Teva/Gilead), waarin werd bevestigd dat het criterium om te bepalen wat het product dat door een van kracht zijnd basisoctrooi wordt beschermd het regime van artikel 69 EOV is, in samenhang met het uitlegprotocol van dit artikel. De reikwijdte van het aanvullend beschermingscertificaat moet daarom worden bepaald aan de hand van de conclusies van het octrooi dat de basis vormt van het ABC. Het product moet daar ofwel expliciet in worden genoemd, ofwel de conclusies moeten daar noodzakelijkerwijs en specifiek ("necessarily and specificly") naar verwijzen. In Teva/Gilead werd geoordeeld dat ten aanzien van een combinatieproduct de octrooiconclusies, in het licht van de beschrijving en tekeningen, noodzakelijkerwijs naar de combinatie van werkzame stoffen moet verwijzen en dat elk van de werkzame stoffen afzonderlijk specifiek identificeerbaar moeten zijn in de leer van het octrooi.
Uitspraak mede ingezonden door Josine van den Berg, KLOS.
Uitzending hoeft niet van website SBS6 gehaald te worden
Rechtbank Amsterdam 13 september 2019, IEF 18684, IT&R 2862; ECLI:NL:RBAMS:2019:6768 (Millionaire Makelaar tegen Talpa en Vincent TV) Internet. Online uitzending. Media. Millionaire Makelaar (MM) beheert onroerend goed en brengt verhuurders en huurders bij elkaar. Vincent TV produceert het programma Foute Boel, waarin de presentator in actie komt tegen huisjesmelkers. Het programma wordt uitgezonden op de zender SBS6, die door Talpa TV wordt geëxploiteerd. In een uitzending heeft Talpa MM geïnterviewd en geconfronteerd. MM heeft een e-mail gestuurd aan de redactie van Foute Boel waarin hij alle aantijgingen ontkent. Talpa meent deze niet te hebben ontvangen. MM heeft Talpa gesommeerd de online versie van de uitzending van Foute Boel van het internet te verwijderen. Deze zou een eenzijdig en onjuist beeld geven. De online uitzending van MM hoeft niet van de SBS6 website te worden verwijderd.
Dirk Visser: auteursrecht op design, EU-wijd verbod makkelijker
In zijn Cofemel-arrest van 12 september 2019 [IEF 18680] heeft het HvJ EU bevestigd dat het auteursrecht op design Europees is geharmoniseerd. Design kan zowel via het modellenrecht als via het auteursrecht worden beschermd. Auteursrechtelijke bescherming is aantrekkelijker, omdat die geen (tijdige!) registratie vergt en (véél!) langer duurt. Wel kent het auteursrecht een hogere drempel voor bescherming dan het modellenrecht. Hoeveel hoger blijft vaag en een punt van discussie. Omdat nu wel zeker is dat overal in de EU dezelfde norm geldt, wordt het makkelijker om voor de hele EU op basis van auteursrecht een verbod te krijgen.
Merkinbreuk worst met salam-logo onvoldoende aannemelijk
Vzr. Rechtbank Den Haag 30 augustus 2019, IEF 18682; ECLI:NL:RBDHA:2019:9072 (Salam-logo) Uniemerkenrecht en auteursrecht. Eiser ontdekte in de zomer van 2018 dat in winkels in Catalonië worst met het SALAM-logo werd verkocht, terwijl hij met die winkels geen connectie had. Naast het SALAM-logo was er op de worst een sticker geplakt met een andere naam. Gedaagde maakt voldoende aannemelijk dat eiser wel al op de hoogte was van de verkoop. Spoedeisend belang kan niet worden aangenomen. Merkinbreuk wordt niet voldoende geconcretiseerd. Er wordt niet toegelicht waarom het merk en de door gedaagde gebruikte tekens overeenstemmen. De vorderingen worden afgewezen.
HvJ EU: bepaling 'perssnippets' is niet van toepassing zonder mededeling aan Commissie
HvJ EU 12 september 2019, IEF 18681, IEFbe 2939; ECLI:EU:C:2019:716, (VG Media tegen Google LLC) VG Media is een Duitse beheermaatschappij voor auteursrechten. Google zou inbreuk hebben gemaakt op de naburige rechten van de leden, persuitgevers, door op haar zoekmachine en haar geautomatiseerde informatiesite "Google Nieuws" gebruik te maken van zogenoemde "perssnippets". Meer specifiek gaat het erom dat Google fragmenten of samenvattingen van persteksten online zet, zonder daarvoor een vergoeding te betalen. Dit zou in strijd zijn met een Duitse bepaling, strekkende tot de bescherming van persuitgevers, die op 1 augustus 2013 in werking is getreden. Het Landgericht Berlin vraagt antwoord op de volgende vragen: (i) is de bepaling in kwestie een "technisch voorschrift" in de zin van richtlijn 98/34 betreffende normen en technische voorschriften en zo ja, (ii) had het ontwerp van de bepaling aan de Commissie moeten worden voorgelegd, voorafgaande aan de inwerkingtreding van de bepaling in Duitsland?
Het feit dat de bepaling in kwestie een regel is brengt mee dat het gaat om een "technisch voorschrift" in de zin van de richtlijn betreffende normen en technische voorschriften. De bepaling strekt voornamelijk tot de bescherming van persuitgevers tegen inbreuken op het auteursrecht door online zoekmachines. Een dergelijke bescherming is alleen noodzakelijk tegen systematische aanvallen op de werken van online-uitgevers door dienstverleners van de informatiemaatschappij. Bijgevolg is de bepaling specifiek gericht op de diensten van de informatiemaatschappij. Het ontwerp van het technische voorschrift had voorafgaand aan de inwerkingtreding aan de Commissie moeten worden meegedeeld. Het ontbreken van deze mededeling heeft de niet-toepasselijkheid van de bepaling ten gevolge. Zie ook [IEF 18187] en [IEF 17053].
HvJ EU: geen auteursrechtelijke bescherming modellen louter vanwege esthetisch effect
HvJ EU 12 september 2019, IEF 18680, IEFbe 2938; ECLI:EU:C:2019:721 (Cofemel tegen G-Star Raw) Bij de Supremo Tribunal de Justica in Portugal is een procedure gestart tussen Cofemel en G-Star naar aanleiding van G-Stars beschuldigingen dat Cofemel jeans, sweatshirts en T-shirts zou hebben geproduceerd en verkocht die namaak vormen op de eigen modellen van G-Star. Cofemel zou inbreuk hebben gemaakt op het auteursrecht van G-Star. Auteursrechten overeenkomstig de richtlijn inzake het auteursrecht komen toe aan auteurs van "werken". Dit geeft de auteur het exclusieve recht om reproductie, mededeling aan het publiek en distributie toe te staan of te verbieden. Daarnaast bestaat voor modellen afzonderlijke bescherming, gebaseerd op de richtlijn inzake de rechtsbescherming van modellen en de verordening betreffende Gemeenschapsmodellen. Naar nationaal Portugees recht bestaat daarnaast nog de mogelijkheid om tekeningen en modellen auteursrechtelijk te beschermen, echter zonder aan te geven aan welke voorwaarden moet zijn voldaan om deze bescherming en de daaraan verbonden rechten te kunnen uitoefenen. De rechtsvraag die centraal staat, luidt: staat de richtlijn inzake het auteursrecht in de weg aan auteursrechtelijke bescherming van modellen naar Portugees auteursrecht op grond van het teweegbrengen van een specifiek esthetisch effect?
De vraag of een model kan worden aangemerkt als "werk" heeft niet te maken met het esthetisch effect dat al dan niet teweeg wordt gebracht. Om van een "werk" te kunnen spreken is vereist: (i) het voorwerp in kwestie is met voldoende nauwkeurigheid en objectiviteit identificeerbaar, en (ii) het voorwerp is een intellectuele schepping waardoor de keuzevrijheid en de persoonlijkheid van de auteur worden weergespiegeld. Geconcludeerd wordt dat een specifiek esthetisch effect dat door een model wordt teweeggebracht niet rechtvaardigt dat dergelijke modellen als "werken" worden aangemerkt. Zie ook [IEF 17471] en [IEF 18448].
Uitspraak is ingezonden door Yves Jansen, Huver Advocaten.
Gebruiksrecht handelsnaam Derma is niet exclusief
Rechtbank Limburg 2 september 2019, IEF 18679; (Derma tegen Qill) Eiser heeft een onderneming met handelsnaam 'Huidkliniek Derma'. Verweerder Qill houdt zich bezig met schoonheidsverzorging en detailhandel via internet en heeft onder meer de volgende handelsnamen geregistreerd: TC Derma Roermond en Derma Huidkliniek Roermond. In 2017 moet eiseres wegens omstandigheden stoppen met het bedrijf. De inventaris verkoopt ze aan de verhuurder van de bedrijfsruimte, die op zijn beurt de invenatris doorverkoopt aan Qill. Eiseres vordert het gebruik van de handelsnaam DERMA in al haar uitingen te staken en gestaakt te houden. Dit omvat mede de uitingen op pand, bedrijfskleding en voertuigen. Ook vordert ze de handelsnaam aan te passen zodat er geen gelijkenis met de handelsnaam Derma meer bestaat. Alle vorderingen worden afgewezen. Het gebruiksrecht is niet exclusief zoals dat in het merkenrecht of het octrooirecht het geval is. De stelling van eiseres dat de handelsnaam haar eigendom is - zodat reeds daarom sprake is van een inbreuk op haar recht - is dus niet juist.