DOSSIERS
Alle dossiers

Foto / beeld  

IEF 10763

Ziggo en XS4ALL moeten The Pirate Bay blokkeren

Rechtbank ´s/Gravenhage 11 januari 2012, LJN BV0549 (Stichting BREIN tegen Ziggo / XS4All) - persbericht

In navolging van IEF 9288 (incident waarin aanhouding werd afgewezen i.v.m. gesteld overeenstemmende Belgische zaak, zie IEF 8974). Auteursrecht. Blokkeren van toegang tot de website The Pirate Bay. Inbreuk door (30% van Ziggo en 4,5% XS4ALL) abonnees.

Inhoudsopgave
0. Samenvatting
1. Tussenpersoon
2. Subsidiariteit
3.a. Proportionaliteit - belang van de abonnees van Ziggo en XS4ALL
3.b. Proportionaliteit belang van Ziggo en XS4ALL
3.c. Proportionaliteit - effectiviteit
4. Artikel 10 EVRM
5. Due process
6. Netneutraliteit
7. Actief toezicht
8. Aansprakelijkheidsbeperking voor providers
9. Arrest Scarlet-Sabam en het stellen van prejudiciële vragen
10. Dictum

0. Samenvatting rechtspraak.nl
Op vordering van BREIN heeft de rechtbank Ziggo en XS4ALL bevolen om de toegang van hun abonnees tot de website The Pirate Bay te blokkeren. BREIN en buitenlandse rechthebbendenorganisaties hebben de afgelopen jaren op verschillende manieren opgetreden tegen (de beheerders van) The Pirate Bay omdat naar hun oordeel via The Pirate Bay op grote schaal mediabestanden, zoals muziek, films en games, worden uitgewisseld zonder toestemming van de rechthebbenden.

In Zweden zijn de beheerders strafrechtelijk veroordeeld. Civielrechtelijk is hen een verbod opgelegd, waaraan de beheerders evenwel geen gevolg hebben gegeven. Ook procedures tegen de hosting providers van The Pirate Bay hebben niet kunnen verhinderen dat The Pirate Bay nog steeds online is. In deze procedure spreekt BREIN Ziggo en XS4ALL aan omdat deze providers een dienst aanbieden (internettoegang) die volgens BREIN door een aantal abonnees wordt gebruikt om mediabestanden uit te wisselen via The Pirate Bay en zodoende inbreuk te maken op auteursrechten. De rechtbank volgt BREIN daarin.

De rechtbank acht bewezen dat circa 30% van de abonnees van Ziggo en 4,5% van de abonnees van XS4ALL recentelijk muziek, films of games hebben uitgewisseld via The Pirate Bay. Vanwege de aard van het zogeheten BitTorrent protocol dat daarbij wordt gebruikt, gaat de rechtbank ervan uit dat die abonnees die bestanden niet alleen hebben gedownload, maar ook hebben geupload en aldus inbreuk hebben gemaakt op auteursrechten. De inbreuk door de abonnees rechtvaardigt naar het oordeel van de rechtbank in dit geval het gevorderde bevel tot blokkering van The Pirate Bay door Ziggo en XS4ALL. Andere mogelijkheden om de inbreuken via The Pirate Bay te stoppen, zoals procedures tegen de beheerders en hosting providers van die website, zijn namelijk niet effectief gebleken. Het treffen van rechtsmaatregelen tegen vele duizenden abonnees die in Nederland via The Pirate Bay bestanden uitwisselen is naar het oordeel van de rechtbank geen minder ingrijpende maatregel die Brein eerst dient te benutten.

1. Tussenpersoon
4.14. Naar het oordeel van de rechtbank zijn Ziggo en XS4ALL te beschouwen als tussenpersonen wier diensten worden gebruikt voor de hiervoor vastgestelde inbreuken als bedoeld in de artikelen 26d Aw en 15e Wnr. Immers, zij verlenen hun abonnees een dienst (internettoegang) die een aantal abonnees gebruiken om inbreuk te maken op het auteursrecht door via The Pirate Bay werken te uploaden. Dit strookt ook met de beschikking van 19 februari 2009 van het Hof van Justitie (C-557/07, LSG-Tele2) waarin is overwogen: 

"Gelet op het voorgaande moet op de eerste vraag worden geantwoord dat een accessprovider, die de gebruiker enkel internettoegang verschaft en geen andere diensten, zoals e-mail, FTP of een filesharing-dienst, aanbiedt noch een juridisch of feitelijk toezicht uitoefent over de gebruikte dienst, een "tussenpersoon" in de zin van artikel 8, lid 3, van richtlijn 2001/29 is."

4.15. Op grond van het voorgaande moet dus worden geconcludeerd dat is voldaan aan de vereisten van de artikelen 26dAw en 15e Wnr dat sprake is van tussenpersonen (Ziggo en XS4ALL) wier diensten (toegang tot het internet en dus tot The Pirate Bay) door derden (abonnees van Ziggo en XS4ALL) worden gebruikt om inbreuk op het auteursrecht, respectievelijk het naburige recht te maken (door illegaal materiaal te uploaden). Naar het oordeel van de rechtbank eisen de artikelen 26d Aw en artikel 15e Wnr niet dat daarnaast nog wordt vastgesteld dat de tussenpersoon zelf onrechtmatig handelt jegens de rechthebbende, zoals XS4ALL stelt.

4.19. Uit het genoemde arrest en latere rechtspraak van het Hof (HvJ EU 24 november 2011, C-70/10, IEPT 20111124, Sabam - Scarlet) blijkt wel dat bij de toepassing van deze bepalingen een juist evenwicht moet worden verzekerd tussen de grondrechten en belangen van alle betrokkenen. Een vergelijkbare eis volgt uit de parlementaire geschiedenis van de artikel 26d Aw en 15e Wnr, waarin wordt benadrukt dat bij de toepassing van die bepalingen de beginselen van subsidiariteit en proportionaliteit in acht moeten worden genomen. Hierna zal worden toegelicht dat in dit geval aan die eisen is voldaan.

2. Subsidiariteit
4.21. Naar het oordeel van de rechtbank is aan het subsidiariteitsvereiste voldaan. Brein en andere collectieve rechtenorganisaties hebben reeds diverse procedures gevoerd tegen The Pirate Bay en haar beheerders en voorts tegen hosting providers van The Pirate Bay. The Pirate Bay is echter nog steeds online omdat (de beheerders van) The Pirate Bay de rechterlijke uitspraken naast zich neerleggen. Aldus kunnen de gebruikers van The Pirate Bay, waaronder een deel van de abonnees van Ziggo en XS4All, doorgaan met hun inbreukmakende handelingen. Anders dan Ziggo stelt, is het treffen van rechtsmaatregelen tegen vele duizenden individuele gebruikers die in Nederland via The Pirate Bay downloaden en uploaden naar het oordeel van de rechtbank geen minder ingrijpende maatregel die Brein eerst dient te benutten. Ook indien Brein de IP-adressen van de individuele gebruikers zou kunnen achterhalen - zoals zij heeft gedaan in het kader van de Brein steekproeven - dan dient zij vervolgens nog de NAW-gegevens bij de diverse access providers op te vragen en ook te krijgen voordat zij individuele gebruikers in rechte zou kunnen betrekken. Dit laatste is tot dusver niet succesvol gebleken, getuige de door Brein overgelegde correspondentie met Ziggo in het kader van het opvragen van de NAW-gegevens van een abonnee van Ziggo en het door Brein overgelegde persbericht van Ziggo waaruit blijkt dat Ziggo niet vrijwillig NAW-gegevens van haar abonnees zal verstrekken (productie 71 van Brein).

4.22. Voorts treedt Brein, zoals XS4ALL zelf heeft gesteld, reeds op tegen Nederlandse commerciële uploaders, zoals Dutch Release Team, 2Lions en DivXNL-Team. Het aanpakken van Nederlandse commerciële uploaders laat onverlet dat ook buiten Nederland op grote schaal illegaal materiaal wordt geupload door commerciële uploaders en release groups die zij niet kan traceren en dus niet kan aanpakken. Ook verandert het aanpakken van commerciële uploaders en van aanbieders van software die het uitwisselen mogelijk maken niet dat er reeds 3,5 miljoen torrents op The Pirate Bay staan.

3.a. Proportionaliteit - belang van de abonnees van Ziggo en XS4ALL

4.28. Onder de gegeven omstandigheden dient de belangenafweging naar het oordeel van de rechtbank in het voordeel van de rechthebbenden uit te vallen. Dat het merendeel van de abonnees van Ziggo en XS4ALL (thans) niet filesharen via The Pirate Bay en dus geen inbreuk maken op de rechten van de rechthebbenden terwijl zij toch worden getroffen door een blokkade, zoals Ziggo en XS4ALL op zich terecht stellen, leidt niet tot een ander oordeel. Voor zover die abonnees van plan waren om via The Pirate Bay illegaal materiaal te gaan uitwisselen en daarbij inbreuk te maken, is dat geen rechtens te respecteren belang. Voor zover zij voornemens waren om The Pirate Bay te bezoeken zonder inbreuk te maken, is hun belang beperkt, gegeven het marginale legale aanbod en de mogelijkheid om via andere websites kennis te nemen van dat legale aanbod. Dat beperkte belang weegt niet op tegen de bescherming van de partijen die bij Brein zijn aangesloten tegen de in aantal omvangrijke inbreuken op hun rechten via The Pirate Bay die door toewijzing van de blokkade kunnen worden voorkomen. Daarbij neemt de rechtbank voorts in aanmerking dat het gaat om het blokkeren van de toegang naar een website waarvan de beheerders door de rechtbank Amsterdam reeds zijn veroordeeld om die website - derhalve met inbegrip van de daarop aangeboden legale content - ontoegankelijk te maken (zie het vonnis van 16 juni 2010).

3.b. Proportionaliteit belang van Ziggo en XS4ALL
4.32. XS4ALL heeft wel gesteld dat het doorvoeren van de gevorderde maatregelen grote organisatorische inspanningen vergt en tot hoge kosten leidt omdat aanpassingen in infrastructuur nodig zijn. Zoals hiervoor al is vastgesteld, zijn de aanpassingen die gedaagden moeten doen om de blokkades uit te voeren in technisch opzicht beperkt. In het licht daarvan kan zonder nadere toelichting, die ontbreekt, niet worden aangenomen dat die aanpassingen wel grote organisatorische inspanningen vergen of hoge kosten meebrengen.

3.c. Proportionaliteit - effectiviteit
4.33. Onder de gegeven omstandigheden dient de afweging tussen enerzijds de bescherming van de auteursrechten en de naburige rechten van de rechthebbenden en anderzijds de bescherming van de vrijheid van ondernemerschap van Ziggo en XS4ALL naar het oordeel van de rechtbank in het voordeel van de rechthebbenden uit te vallen.

4.35. Naar het oordeel van de rechtbank faalt het verweer dat een blokkade niet effectief en daardoor disproportioneel is. Er zullen ongetwijfeld abonnees zijn die de blokkades zullen (weten te) omzeilen zoals Ziggo en XS4ALL stellen. Dat is echter onvoldoende grond om de gevorderde blokkades af te wijzen. De blokkades zullen in ieder geval een extra barrière betekenen. Dat blijkt reeds uit de omstandigheid dat in Italië, getuige de door Brein overgelegde en niet weersproken stukken, nadat de toegang tot The Pirate Bay was geblokkeerd, in enkele maanden het aantal bezoekers van The Pirate Bay afnam van 140.000 naar minder dan 10.000 unieke bezoekers per dag. Een zelfde trend valt te zien bij de blokkade in Denemarken, zoals Brein onweersproken heeft gesteld.

4. Artikel 10 EVRM
4.36. Dat abonnees van Ziggo en XS4ALL die moedwillig een door een rechter bevolen IP-adres- of (sub)domeinblokkade omzeilen daarbij computer beveiligingsrisico's lopen zoals door Ziggo nog is gesteld, moge zo zijn. De schade die deze abonnees hierdoor eventueel lijden, is echter naar het oordeel van de rechtbank geen rechtens te respecteren belang. 4.39. Ziggo en XS4ALL stellen dat uit de zogenaamde Speerpuntenbrief van de staatssecretaris van 11 april 20115 en de reactie van de regering op het verslag van de Vaste Commissie voor veiligheid en Justitie6 naar aanleiding van de Speerpuntenbrief blijkt dat de huidige artikelen 26d Aw en 15e Wnr niet de mogelijkheid bieden de gevorderde bevelen op te leggen. Aan deze documenten komt naar het oordeel van de rechtbank geen doorslaggevende betekenis toe omdat de rechter gehouden is de wettelijke bepalingen uit te leggen aan de hand van de parlementaire geschiedenis en in het licht van de Handhavingsrichtlijn en de Auteursrechtrichtlijn.

4.40. Het bevel moet in dit geval ook worden aangemerkt als noodzakelijk in een democratische samenleving ter bescherming van de rechten van anderen in de zin van artikel 10 lid 2 EVRM. In dit verband kan worden volstaan met een verwijzing naar de voorgaande beoordeling van de subsidiariteit en proportionaliteit, in het bijzonder de proportionaliteit van het bevel ten opzichte van het belang van de abonnees (r.o. 4.23 e.v.).

5. Due process
4.43. De maatregel is ook niet strijdig met het vermoeden van onschuld. De door artikel 1 lid 3bis vereiste toepassing van het vermoeden van onschuld zal blijkens de tekst van die bepaling moeten worden uitgelegd in het licht van het EVRM. In het EVRM wordt de toepassing van het vermoeden van onschuld geëist in - kort gezegd - strafrechtelijke procedures (artikel 6 lid 2 EVRM). Daarvan is in dit geval geen sprake alleen al omdat de gevorderde maatregel geen punitief karakter heeft, maar slechts dient ter beëindiging en voorkoming van inbreuken. Daar komt bij dat uitgangspunt van deze procedure is dat Brein dient te bewijzen dat abonnees van Ziggo en XS4ALL inbreuk hebben gemaakt en dat zonder dat bewijs er geen grond is voor toewijzing van het bevel. Dat bewijs heeft Brein naar het oordeel van de rechtbank geleverd. Ook in dat opzicht is er dus geen sprake van strijd met het vermoeden van onschuld.

4.44. Het voorgaande laat onverlet dat de afwezigheid van de vermeende inbreukmakers in de procedure wel meebrengt dat de rechter terughoudend moet zijn met maatregelen betreffend de toegang tot internet. Die maatregelen kunnen alleen worden getroffen als de gestelde inbreuken met voldoende zekerheid kunnen worden vastgesteld en als de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit in acht zijn genomen. Uit het voorgaande blijkt dat naar het oordeel van de rechtbank die voorwaarden in dit geval zijn vervuld.

6. Netneutraliteit
4.45. Ziggo en XS4ALL stellen daarnaast dat de gevorderde blokkade in strijd is met het nieuwe artikel 7.4a van de Telecommunicatiewet inzake netneutraliteit dat door de Tweede Kamer op 22 juni 2011 is aangenomen ter implementatie van de voornoemde richtlijn.7 Ook dit verweer faalt naar het oordeel van de rechtbank. Nog daargelaten dat de betreffende bepaling nog geen geldend recht is, valt een bevel tot blokkering van een IP-adres of domeinnaam/(sub)domein onder de in artikel 7.4a lid 1 sub d genoemde uitzondering dat een internet service provider een dienst op het internet mag belemmeren ter uitvoering van een wettelijk voorschrift of rechterlijk bevel.

7. Actief toezicht
4.46. Anders dan XS4ALL betoogt, is een bevel tot blokkering van IP-adressen en domeinnamen/(sub)domeinen naar het oordeel van de rechtbank niet in strijd met artikel 15 lid 1 van de Richtlijn inzake elektronische handel.8 Uit de rechtspraak van het Hof van Justitie blijkt dat die bepaling zich met name uitstrekt tot maatregelen die een tussenpersoon verplichten tot het actief toezicht houden op alle gegevens van ieder van zijn klanten om elke toekomstige inbreuk op intellectuele-eigendomsrechten te voorkomen (zie het hiervoor geciteerde arrest L'Oréal-eBay, r.o.139). Daarvan is in dit geval geen sprake. Ten eerste is voor de uitvoering van de gevorderde blokkade niet vereist dat gedaagden alle gegevens van hun abonnees controleren. Tussen partijen staat vast dat de gevorderde blokkade van IP-adressen en domeinnamen/(sub)domeinen geen zogeheten deep packet inspection vergt. De maatregel kan dus worden uitgevoerd door controle van slechts de adresgegevens van de verzonden gegevensbestanden, zonder controle van de inhoud van de gegevensbestanden. Ten tweede is de blokkade beperkt tot inbreuken via een specifieke website, The Pirate Bay. De maatregel beoogt dus niet elke toekomstige inbreuk te voorkomen. Op deze twee punten onderscheidt de gevorderde blokkade zich ook van het filtersysteem dat onderwerp van geschil was in het recente arrest Scarlet-Sabam van het Hof van Justitie. In die procedure ging het om een filtersysteem dat veronderstelt: (i) dat de internetprovider uit de volledige elektronische communicatie van al zijn klanten de bestanden selecteert die behoren tot het "peer-to-peer"-verkeer; (ii) dat hij uit dit "peer-to-peer"-verkeer de bestanden selecteert die werken bevatten waarop houders van intellectuele eigendomsrechten beweren rechten te hebben; (iii) dat hij bepaalt welke van deze bestanden illegaal werden uitgewisseld, en (iv) dat hij door hem als illegaal gekwalificeerde uitwisselingen van bestanden blokkeert. Het door Brein gevorderde bevel maakt dergelijke maatregelen niet nodig.

8. Aansprakelijkheidsbeperking voor providers
4.47. Anders dan Ziggo en XS4ALL betogen, staat naar het oordeel van de rechtbank het in artikel 6:196c BW neergelegde aansprakelijkheidsregime voor de internet service providers niet aan toewijzing van een stakingsbevel in de weg. In artikel 6:196c lid 5 BW wordt immers expliciet bepaald dat de in bedoeld artikel opgenomen aansprakelijkheidsbeperkingen (waarbij de dienstverlener onder voorwaarden wordt gevrijwaard van aansprakelijkheid ten opzichte van degene die ten gevolge van de doorgifte van een ander afkomstige onrechtmatige informatie schade heeft geleden) niet in de weg staan aan een rechterlijk verbod of bevel. Uit de parlementaire geschiedenis blijkt dat dit onverkort geldt voor zogenaamde 'mere conduit' of 'access provider's - zoals Ziggo en XS4ALL - als bedoeld in artikel 6:196c lid 1 BW en het gelijkluidende artikel 12 lid 3 van de Richtlijn inzake elektronische handel.910 Dit punt is ook bij de implementatie van artikel 11 van de Handhavingsrichtlijn in artikel 26d Aw en artikel 15e Wnr door de wetgever onder ogen gezien zoals blijkt uit de memorie van toelichting.11 In gelijke zin oordeelde de Hoge Raad in zijn arrest van 25 november 2005.12

9. Arrest Scarlet-Sabam en het stellen van prejudiciële vragen
4.48. De rechtbank heeft bij vonnis van 8 december 2010 de incidenteel door Ziggo gevorderde aanhouding van de zaak althans het verzoek tot het stellen van prejudiciële vragen afgewezen met de overweging dat zulks in dat stadium van de procedure prematuur was. Ziggo heeft bij pleidooi verzocht dat partijen zich mogen uitlaten over het eind november 2011 verwachte arrest Scarlet-Sabam en de rechtbank (wederom) verzocht om prejudiciële vragen te stellen over de verenigbaarheid van de gevorderde maatregelen met het gemeenschapsrecht.

4.49. De rechtbank ziet geen aanleiding om partijen in de gelegenheid te stellen zich bij akte uit te laten over het arrest Scarlet-Sabam dat door het Hof van Justitie is gewezen na pleidooi. Ten tijde van het pleidooi was de conclusie van advocaat-generaal Cruz Villalón reeds bekend en partijen hebben zich hier tijdens pleidooi ook over uitgelaten. In het arrest dat op 24 november 2011 is gewezen, zijn geen gezichtspunten aan de orde gekomen die partijen niet reeds aan de orde hebben gesteld en het Hof van Justitie heeft de lijn van advocaat-generaal Cruz Villalón gevolgd.

4.50. De rechtbank ziet ook geen aanleiding tot het stellen van prejudiciële vragen aan het Hof van Justitie. De beslissing van de rechtbank in de onderhavige procedure is naar het oordeel van de rechtbank, in overeenstemming met de overwegingen van het Hof van Justitie in het arrest Scarlet-Sabam, tot stand gekomen na een afweging van de betrokken grondrechten om een juist evenwicht te verzekeren tussen enerzijds het intellectuele eigendomsrecht van de rechthebbenden en anderzijds de vrijheid om informatie te ontvangen of te verstrekken van de abonnees, en de vrijheid van ondernemerschap van Ziggo en XS4ALL.

10. Dictum
5.3.  beveelt Ziggo en XS4ALL binnen tien werkdagen na betekening van dit vonnis hun sub VI van de dagvaarding bedoelde diensten die worden gebruikt om inbreuk te maken op de auteurs- en naburige rechten van de rechthebbenden wier belangen Brein behartigt, te staken en gestaakt te houden, door middel van het blokkeren en geblokkeerd houden van de toegang van hun klanten tot de domeinnamen/(sub)domeinen en IP-adressen via welke The Pirate Bay opereert, te weten:

IP-adressen:
(i) 194.71.107.15
(ii) 194.71.107.18
(iii) 194.71.107.19

Domeinnamen/(sub)domeinen:
(i) thepiratebay.org;
(ii) www.thepiratebay.org;
(iii) thepiratebay.com;
(iv) thepiratebay.net;
(v) thepiratebay.se;
(vi) piratebay.org;
(vii) piratebay.net;
(viii) piratebay.no;
(ix) piratebay.se;
(x) www.thepiratebay.com;
(xi) www.thepiratebay.net;
(xii) www.thepiratebay.se;
(xiii) www.piratebay.org;
(xiv) www.piratebay.net;
(xv) www.piratebay.no;
(xvi) www.piratebay.se.
(xvii) depiraatbaai.be
(xviii) piratebay.am
(xix) suprnova.com
(xx) themusicbay.net
(xxi) themusicbay.org
(xxii) www.suprnova.com
(xxiii) www.themusicbay.net
(xxiv) www.themusicbay.org

Op andere blogs:
Annotatie Arnbak bij Rb. 's-Gravenhage 11 januari 2012 (Brein / Ziggo & XS4ALL)

IEF 10737

Canvas transfers is een nieuwe exploitatiemogelijkheid

Hof 's-Hertogenbosch 3 januari 2012, LJN BV0773 (Stichting Pictoright tegen Art & AllPosters International B.V.)

Met gelijktijdige dank aan Job Hengeveld, Hengeveld advocaten en Lisette Varossieau, Varossieau IP.

In navolging van IEF 9106. Auteursrecht. Pictoright. Persoonlijkheidsrechten. Uitputtingsleer. 12b Aw. Nieuwe exploitatiemogelijkheid. Middels een chemisch procedé worden afbeeldingen van o.a. de kunstenaars Matisse, Picasso, Miro van een poster (waarvoor licentie) overgezet op een canvasdrager. De Rechtbank Roermond meende dat er geen sprake is van inbreuk op de auteursrechten. In hoger beroep oordeelt het Hof anders.

Eén van de kernvragen spitst zich toe op de vraag of het overzetten van (een deel van) een poster op canvas, met referentie aan het Poortvliet-arrest, een doorbreking van de uitputtingsleer is.

Het hof heeft ter zitting kunnen vaststellen dat die exemplaren vanwege de 'door de afbeelding heen' zichtbare structuur van de canvas-ondergrond en het matte aanzien een ander uiterlijk krijgen. Als gevolg daarvan is er geen sprake meer van een door de rechthebbende in het verkeer gebracht exemplaar in de zin van 12b Aw.

Het hof neemt als uitgangspunt dat de prijzen van 'canvas transfers' hoger liggen dan die van de losse posters. De hogere prijsstelling en de nieuwe vorm brengen mee dat Allposters een andere doelgroep kan bereiken, namelijk consumenten die meer geld willen uitgeven om een ander product aan de muur te hebben dan een poster. Het is aldus een nieuwe exploitatiemogelijkheid. De verhandeling van 'canvas transfers' is een verboden openbaarmaking. De vordering is beperkt tot Nederland , ondersteund met een dwangsom en vergezeld van een door een registeraccountant gecontroleerde opgave.

De grief betreft de persoonlijkheidsrechten en heeft hiermee ook geen afzonderlijk belang. De vordering voor wat betreft de afbeeldingen op de website is niet voldoende gepreciseerd en zal daarom worden afgewezen, echter de afbeeldingen van canvas transfers van bepaalde kunstenaars dienen te worden verwijderd op haar website en op andere websites welke het publiek beweegt of zou kunnen bewegen om de 'canvas transfers' te bestellen.

4.7.7. Uit deze omschrijving volgt dat het exemplaar, de papieren poster, zoals dat door de Rechthebbenden in het verkeer is gebracht, wordt vervangen door iets anders, namelijk een afbeelding op een canvasdoek op een houten frame. Het losmaken van de drukinkt van het papier en de overbrenging daarvan op canvas vormt een verandering in de toestand van de betrokken exemplaren die van een wezenlijk andere aard is dan het inlijsten van de bewuste poster. Het hof heeft ter zitting kunnen vaststellen dat die exemplaren vanwege de 'door de afbeelding heen' zichtbare structuur van de canvas-ondergrond en het matte aanzien een ander uiterlijk krijgen.

4.7.8. Allposters heeft betwist dat de kleur van de 'canvas transfer' verschilt van die van de poster, maar zij heeft niet weersproken dat op haar website bij het aanbod van 'canvas transfer' staat vermeld: 'Canvas Color Depth', hetgeen aannemelijk maakt dat er enige wijziging in de waarneming van de kleur optreedt. Het hof heeft daarnaast ter zitting kunnen waarnemen dat de kleur van de 'canvas transfer' een ander aanzien heeft dat de kleur van de poster.

4.7.9. Dit heeft tot gevolg dat de 'canvas-transfer' die Allposters op de markt brengt niet meer kan worden beschouwd als het door de rechthebbende in het verkeer gebrachte 'exemplaar' in de zin van art. 12b Aw, resp. het 'materiaal' in de zin van art. 4 lid 2 Richtlijn Auteursrecht waarop de uitputting blijkens die bepalingen betrekking heeft (nog daargelaten dat ten aanzien van de posters die Allposters voor de 'canvas transfer' gebruik overigens nog niet vaststaat dat die inderdaad door of met toestemming van de rechthebbende in dee EER in het verkeer gebracht zijn; zie hiervoor r.o. 4.6.2).

 

4.7.11. Het hof neemt tot uitgangspunt dat voor de beoordeling of de nieuwe vorm tot een nieuwe exploitatiemogelijkheid voor Allposters leidt, de prijs van 'canvas transfeers' niet moet worden vergeleken met die van een ingelijste poster, maar met die van de losse poster waarvan de 'canvas transfer' wordt gemaakt. (...) Deze hogere prijsstelling en de nieuwe vorm die 'canvas transfers' hebben ten opzicht van de posters waarvan ze worden vervaardigd, brengen mee dat Allposters een anderee doelgroep kan bereiken, namelijk de consumenten die meer geld willen uitgeven om een ander product aan de muur te hebben dan een poster. (...)

 

4.7.12. Gelet op het voorgaande is het hof van oordeel dat de nieuwe vorm die is ontstaan door de wijziging van het exemplaar samen met de hogere prijsstelling van 'canvas transfers', Alposters een  nieuwe exploitatiemogelijkheid verschaffen.

Lees het vonnis hier (grosse HD 200.079.66, LJN, schone pdf).

Op andere blogs:
Wieringa advocaten (I en II)

IEF 10702

Roofdrukken, dus per definitie geen toestemming

Beschikking Vzr. Rechtbank Amsterdam Verzoek om verlof tot leggen van conservatoir beslag en gerechtelijke bewaring 17 december 2011, ongenummerd (Schafthuizen tegen Stichting Openbare Bibliotheek Amsterdam (OBA)) en Ex-parte Bevel Vzr. Rechtbank Amsterdam Verzoek 17 december 2011, ongenummerd (Schafthuizen tegen Stichting Openbare Bibliotheek Amsterdam (OBA))

Met dank aan Manon Rieger-Jansen en Thijs van den Heuvel, Bird & Bird.

Auteursrecht. Nalatenschap Gerard Reve. Roofdrukken die in de Openbare Bibliotheek Amsterdam zullen worden geëxposeerd. Conversatoir beslag toegewezen, gerechtelijke bewaring afgewezen, ex parte verzoek toegewezen onder last van een dwangsom. De Openbare Bibliotheek Amsterdam heeft verklaard dat de ten toon te stellen werken in bruikleen zijn ontvangen van een verzamelaar. Naar schatting gaat het voor 80% om reeds eerder gepubliceerde werken en 20% om niet eerder openbaar gemaakte werken.

De voorzieningenrechter acht voorhands voldoende aannemelijk dat OBA werken aanwezig heeft die inbreuk maken op het auteursrecht van Gerard Reve, dat thans bij Schafthuizen berust. Het gaat immers naar OBA erkent om roofdrukken, dus per definitie om verveelvoudigingen waarvoor geen toestemming van de rechthebbende is verkregen. Bij afzonderlijke beschikking is verlof verleend daarop beslag te leggen.

De voorgenomen tentoonstelling van genoemde werken zoals in het verzoekschrift vermeld is een nieuwe openbaarmaking. Hiermee dreigt een inbreuk op een recht van intellectuele eigendom die de verzochte voorziening bij voorraad rechtvaardigt. De voorzieningenrechter wijst op de mogelijkheid een vordering in te stellen tot herziening van het gegeven bevel, zie artikel 1019e lid 3 Rv.

Bij het executoriaal beslag is de deurwaarder bevoegd de in beslag genomen zaken aan een bewaarder in gerechtelijke bewaring te geven, 'indien dit voor het behoud van deze zaken redelijkerwijs noodzakelijk is'. De gerechtelijke bewaring bij een conservatoir beslag is volgens art. 709 Rv slechts mogelijk na verlof van de voorzieningenrechter. Maar deze dient hetzelfde doel. (...)

De voorzieningenrechter is van oordeel dat niet kan worden gezegd dat de gerechtelijke bewaring altijd bevolen moet worden als de beslagene de inbeslag genomen zaken niet nodig heeft voor de bedrijfsvoering; bepalend is of de vrees bestaat dat de beslagene de in beslag genomen zaken aan het beslag zal onttrekken. De voorzieningenrechter is van oordeel dat er geen grond is aan te nemen dat de Openbare bibliotheek de zaken - zo lang zij onder beslag liggen - aan het beslag zal onttrekken, nu zij ter zitting uitdrukkelijkh heeft verklaard dat niet te zullen doen en een instelling als OBA daarin kan worden vertrouwd, bovendien is OBA er op gewezen dat zij door zo te handelen een strafbaar feit zou plegen (art. 198 Sr.). Dit onderdeel van het verzoek zal daarom worden afgewezen.

Dictum Conservatoire Beschikking: Verleent verlof tot het leggen van conservatoir beslag in de zin van artikel 28 Auteurswet en artikel 730 Wetboek van burgerlijke rechtsvordering op de in het verzoekschrift omschreven inbreukmakende goederen (zogenaamde roofdrukken), voor zover deze aanwezig zijn bij OBA.

Dictum Ex parte bevel: De Voorzieningenrechter:
I. Beveelt de Stichting Openbare Bibliotheek Amsterdam de tentoonstelling van de in dit verzoekschrift omschreven inbreukmakende goederen (de zgn. roofdrukken) binnen vier uur na betekening van deze beschikking te staken en gestaakt te houden;
II. Veroordeelt de Stichting Openbare Bibliotheek Amsterdam tot een dwangsom van € 5.00,- (vijfduizend Euro) voor iedere dag dat de Stichting Openbare Bibliotheek Amsterdam het onder I bedoelde bevel geheel of gedeeltelijk niet nakomt, met een maximum van €25.000,-

IEF 10668

Flodder format en scenario´s exploiteren

Hof Amsterdam 14 december 2011, zaak 200.042.617/01 (Maas tegen Armada Productions BV.)

Met dank aan Roland Wigman, Versteeg Wigman Sprey advocaten en Jacqueline Schaap, Klos Morel Vos & Schaap. In navolging van IEF 9900 (tussenarrest).

Auteursrecht. Bescherming van een format. Uitleg van auteursrechtcontracten. In een tussenvonnis, waarin is gesproken over formats, scenario’s, overdrachten, faillissementen en handtekeningen, een summier eindarrest. Overdracht van het auteursrecht op een scenario is nog geen overdracht van de rechten van het format.

Het principaal appel slaagt. Het vonnis, waarvan beroep, zal worden vernietigd en de vorderingen van Maas zullen alsnog (deels) worden toegewezen onder last van dwangsom. Maas is rechthebbende op het format FLODDER. Armada wordt in reconventie toegestaan de rechten met betrekking tot de scenario's van de films en tv-series te exploiteren zonder inbreuk op de scenario's van de drie Flodderfilms en gerealiseerde tv-series.

Het hof gebiedt Armada inbreuk op het format FLODDER te staken onder last van een dwangsom ad €25.000 met een maximum van €250.000 (voor verlening van toestemming aan derden om uit te zenden) of €150.000 voor ieder afzonderlijk filmwerk, de tv-serie incluis.

Proceskostenveroordeling aan de zijde van Armada in eerste aanleg ad €20.000 en in hoger beroep tot €17.000 (gematigd a.d.h.v. de indicatietarieven).

2.12.2. ). Maas heeft bestreden dat Armada auteursrechten op de Flodderfilms en op de Flodder televisieseries heeft. Het hof verwerpt deze stelling, ten eerste omdat Armada, door het overleggen van de overeenkomst die zij met de curator heeft gesloten, voldoende heeft aangetoond dat zij de auteursredhten op de (scenario's van de) drie Flodderfilms en op de (scenario's van de) gerealiseerde tv-uitzendingen heeft verkregen, en ten tweede, ook al zou het voorgaande anders liggen, omdat Maas bij zijn betwisting geen belang heeft nu gesteld noch gebleken is dat hij over deze rechten beschikt.

2.12.3. De door Armada verkregen rechten op de Flodderfilms en Flodder tv-series omvatten, zo volgt uit hetgeen hiervoor werd overwogen, mede de formatrechten die nodig zijn voor de realise-ring van het desbetreffende scenario. In zoverre heeft Armada het recht om op basis en binnen de grenzen van de door haar verkregen auteursrechten op de films en de tv-uitzendingen, nieuwe verveelvoudiging te maken en in zoverre komt de vordering voor toewijzing in aanmerking. Voor het overige heeft Armada met de (algemene) formatrechten van Maas rekening te houden. Het laatste zinsdeel van de gevorderde verklaring voor recht zal om die reden worden afgewezen.

2.13.1 De derde vordering van Armada houdt in dat Maas wordt  geboden bij de exploitatie van hem toekomende formatrechten geen inbreuk te maken op aan Armada toekomende rechten uit hoofde van haar rechten op de Flodderfilms en de Flodder tv-series.

2.13.2. Gezien hetgeen hiervoor is overwogen komt ook deze vordering voor toewijzing in aanmerking, binnen de grenzen van de door Armada verkregen rechten als hiervoor omschreven.

2.14. Het bewijsaanbod wordt aan beide zijden gepasseerd omdat het hetzij te vaag is hetzij niet betrekking heeft op feiten die, indien bewezen, tot een andere beslissing zouden leiden.

IEF 10657

Geschat op een bedrag

Kantonrechter Rechtbank Arnhem 11 november 2011, LJN BU7615 (fotograaf (eiser) tegen Wychens Weekblad Wegwijs B.V.)

Schadevordering op grond van publicatie foto zonder toestemming beroepsfotograaf. Artt. 1 juncto 5 juncto 10 sub 9 en artikel 25 lid 1 sub a en sub c van de Auteurswet. Gedaagde heeft zonder toestemming, zonder vermelding van de naam van eiser en zonder het betalen van een vergoeding, een foto van eiser gepubliceerd, welke foto auteursrechtelijk beschermd. Deze foto is overgenomen uit de digitale nieuwsbrief van de geportretteerde heer [X].

Eiser vordert daarom, conform de Algemene Voorwaarden van de Fotografenfederatie, een bedrag van € 600,00 aan schade en conform artikel 1019h Rv, werkelijke proceskosten ad € 3.678,50.

De kantonrechter heeft overwogen dat deze voorwaarden niet van toepassing zijn, omdat er geen overeenkomst tussen partijen tot stand is gekomen. Daarom heeft de kantonrechter wat betreft de hoogte van de schade aansluiting gezocht bij artikel 6:96 BW. Nu de omvang van de schade niet nauwkeurig kon worden vastgesteld heeft de kantonrechter de schade, gelet op artikel 6:97 BW, geschat op een bedrag van € 300,00, met compensatie van kosten.

4.2.  (...) Wijchens Weekblad heeft verweer gevoerd tegen de gevorderde schadevergoeding. Voorts heeft Wijchens Weekblad betwist dat, voor wat betreft de schadevergoeding, aansluiting kan worden gezocht bij de Algemene Voorwaarden van de Fotografenfederatie. De kantonrechter volgt Wijchens Weekblad in deze stelling nu er geen overeenkomst tussen partijen tot stand is gekomen en de genoemde voorwaarden dus niet van toepassing zijn op de verhouding tussen partijen.
Gelet op het bovenstaande zal de kantonrechter wat betreft de hoogte van de schadevergoeding geen aansluiting zoeken bij de Algemene Voorwaarden van de Fotografenfederatie, maar bij de wet. Artikel 6:96 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) bepaalt dat vermogensschade zowel geleden verlies als gederfde winst omvat. Niet is gesteld of gebleken dat het gevorderde bedrag ten titel van schadevergoeding bestaat uit geleden verlies of gederfde winst. Ook heeft Wijchens Weekblad gemotiveerd verweer gevoerd tegen de hoogte van het gevorderde bedrag aan schadevergoeding. Nu de gevorderde schadevergoeding alleen is onderbouwd met het beroep op de Algemene Voorwaarden, kan de omvang van de schade niet nauwkeurig worden vastgesteld.
De kantonrechter zal, ingevolge artikel 6:97 BW, de schade schatten en wel op een bedrag van € 300,00, uitgaande van een bedrag van € 100,00 dat [eisende partij] voor de publicatie van de foto zou hebben ontvangen en rekeninghoudende met het feit dat Wijchens Weekblad de foto zonder vermelding van de naam van [eisende partij] heeft gepubliceerd en zij die foto heeft gewijzigd.
De conclusie is dan ook dat de kantonrechter een bedrag van € 300,00 aan schadevergoeding toewijst. Hierbij tekent de kantonrechter aan dat BTW als verrekenpost voor [eisende partij] reeds daarom niet als schade kan worden gevorderd.

4.3.  Partijen worden over en weer in het ongelijk gesteld. De kantonrechter zal daarom de proceskosten compenseren als hierna te melden.

Lees het vonnis hier: LJN / schone pdf

IEF 10646

Op zoek naar de mooiste foto's

Gerechtshof 's-Hertogenbosch 6 december 2011, LJN BU7206 (XTERIOR c.s. tegen Windscreen B.V.)

Hoger beroep na kort geding. Auteursrecht. Quasi-executiegeschil. Activatransactie na faillissement. Fotowedstrijd.

Windscreen houdt zich bezig met de ontwikkeling en verkoop van professionele terrasschermen en parasols. Xterior B.V. houdt zich bezig met de productie van en handel in terrasgerelateerde buitenproducten. Een leverancier van Xterior, [Z], schrijft een wedstrijd uit:

"ter actualisering van onze publicaties zijn wij op zoek naar de mooiste foto’s van locaties van [Z.]® grote schermen… Door deelname aan onze fotowedstrijd doet u c.q. doet uw fotograaf tevens afstand van de auteursrechten en andere rechten die met de aan ons toegestuurde foto’s zijn verbonden."

De voorzieningenrechter overwoog dat het niet relevant is wie de foto heeft gemaakt nu de veroordeling betrekking heeft op het verwijderen van door of in opdracht van Windscreen en of GS Windscreen gemaakte foto’s. De rechter stelt dat voorkomen moet worden dat met het plaatsen van foto's op de site van Xterior verwarring wordt veroorzaakt of onrechtmatig wordt geprofiteerd van het bedrijfsdebiet.

Windscreen betwist niet dat de foto voorkomt in de brochure van [Z.], die deze als leverancier aan onder meer Xterior B.V. ter beschikking heeft gesteld, noch dat zij het auteursrecht van die foto heeft overgedragen aan [Z.]. Evenmin betwist Windscreen dat Xterior c.s. deze foto rechtstreeks van [Z.] heeft verkregen met als doel deze op haar website te plaatsen.

Hof: "het valt dan niet in te zien waarom Xterior c.s. verwarring met de onderneming van Windscreen zouden veroorzaken door een foto uit de brochure van [Z.], waarvan het auteursrecht bij [Z.] rust, pas 32 dagen na het vonnis van 22 juni 2010 van hun website te verwijderen. (...) Evenmin is aannemelijk geworden dat  met de plaatsing van de bewuste foto op hun website op enigerlei wijze, laat staan op een onrechtmatige wijze, van het bedrijfsdebiet van Windscreen heeft geprofiteerd.
Aldus beschouwd moeten de woorden in de veroordeling van 22 juni 2010 ‘verwijderen van door of in opdracht van Windscreen en of GS Windscreen gemaakte foto’s’ worden uitgelegd in bovenvermelde zin. Het hof volgt dus niet de letterlijke uitleg die Windscreen aan de bewoordingen van de veroordeling geeft."

Het Hof vernietigt het vonnis waarvan beroep en dus zijn geen dwangsommen verbeurd.

4.2.4. Naar het voorlopig oordeel van het hof is niet voldoende aannemelijk dat Xterior c.s. in strijd met hun veroordeling in het vonnis van 22 juni 2010 hebben gehandeld door pas na de brief van Windscreen van 28 juli 2010 de bewuste foto onmiddellijk te verwijderen. Bij dit oordeel is van belang dat Windscreen, althans haar voorgangster, ruim vóór het vonnis van 22 juni 2010 vrijwillig het auteursrecht van die foto heeft overgedragen aan [Z.]. Xterior c.s. hebben derhalve geen inbreuk op enig auteursrecht van Windscreen gemaakt. Vooralsnog valt evenmin in te zien waarom Xterior c.s. door pas 32 dagen na hun veroordeling de foto te verwijderen, voor verwarring met de onderneming van Windscreen zouden hebben gezorgd. Niet in discussie is dat [Z.] als leverancier van Xterior B.V. optreedt. Gesteld noch gebleken is dat Xterior B.V. jegens Windscreen onrechtmatig handelt door een rechtsverhouding met [Z.] als leverancier te onderhouden of door de brochure van [Z.] te gebruiken. Verder is gesteld noch gebleken dat [Z.] de brochure, waarin de bewuste foto is opgenomen, uitsluitend heeft opgesteld voor gebruik door Xterior B.V. zodat moet worden aangenomen dat de brochure door meerdere afnemers van [Z.] wordt gebruikt.
Gelet op de wederzijdse stellingen van partijen valt dan niet in te zien waarom Xterior c.s. verwarring met de onderneming van Windscreen zouden veroorzaken door een foto uit de brochure van [Z.], waarvan het auteursrecht bij [Z.] rust, pas 32 dagen na het vonnis van 22 juni 2010 van hun website te verwijderen. Evenmin is aannemelijk geworden dat Xterior c.s. met de plaatsing van de bewuste foto op hun website op enigerlei wijze, laat staan op een onrechtmatige wijze, van het bedrijfsdebiet van Windscreen heeft geprofiteerd.
Aldus beschouwd moeten de woorden in de veroordeling van 22 juni 2010 ‘verwijderen van door of in opdracht van Windscreen en of GS Windscreen gemaakte foto’s’ worden uitgelegd in bovenvermelde zin. Het hof volgt dus niet de letterlijke uitleg die Windscreen aan de bewoordingen van de veroordeling geeft. Al hetgeen Windscreen verder heeft aangevoerd, brengt het hof niet tot een ander oordeel.
Op grond van het voorgaande komt het hof tot het voorlopig oordeel dat Xterior c.s. geen dwangsommen hebben verbeurd.

4.2.5. De eerste grief slaagt derhalve. Ook de vierde grief, waarin Xterior c.s. aanvoeren in eerste aanleg ten onrechte in de proceskosten te zijn veroordeeld, slaagt. Bij behandeling van de tweede en derde grief hebben Xterior c.s. geen belang meer.

IEF 10611

Afweging is niet aan de pers om te maken

HvJ EU 1 december 2011, zaak C-145/10 (Eva Maria Painer) - perscommuniqué

In navolging van eerdere noot Dirk Visser IEF 9560 en korte samenvatting IEF 10606.  Met samenvatting van Marieke Poulie en Bart ten Doeschate, Hogan Lovells

In steekwoorden: Auteursrecht, reproductierecht, creatieve keuzes, excepties opsporingsdoeleinden, gebruik door de pers, citaatrecht, bevoegdheid nationale rechter, internationaal privaatrecht.


1. Casus
2. Auteursrecht / reproductierecht
3. Persexceptie versus artikel 5 lid 3 sub e Richtlijn 2001/29
4.  Het citaatrecht
5. Bevoegdheidskwestie

1. Casus
Auteursrecht. Portretfoto’s. Krantenuitgevers gebruiken na de ontsnapping van Natascha Kampusch aan haar ontvoerder bij hun berichtgeving foto’s die een schoolfotograaf van haar maakte vóór haar ontvoering en die toentertijd door de politie voor opsporingsdoeleinden zijn gebruikt. Omdat actuele foto’s van Natascha Kampusch direct na de ontvoering nog niet beschikbaar waren, publiceren de kranten ook montagefoto’s, gebaseerd op de oude foto’s, om aan te geven hoe zij er inmiddels waarschijnlijk uit zou zien.

2. Auteursrecht/reproductierecht
Na beantwoording van de eerste prejudiciële vraag (inzake bevoegdheid, zie hieronder) beantwoordt het Hof eerst de vierde prejudiciële vraag van de Oostenrijkse verwijzingsrechter. Die had opheldering gevraagd over de beschermingsomvang van portretfoto's, nu verweersters meenden dat de maker bij het maken ervan een beperkt aantal vormgevingsmogelijkheden heeft, omdat een portretfoto een 'realistische opname' is. De verweersters menen derhalve dat de beschermingsomvang van de portretfoto's beperkt is. Het Hof verwijst naar het Infopaq-arrest waarin reeds is uitgemaakt dat een werk wordt beschermd door Richtlijn 2001/29, wanneer het 'oorspronkelijk is in die zin dat het gaat om een eigen intellectuele schepping van de auteur ervan', waarin de persoonlijke keuzes van de maker worden uitgedrukt. Die persoonlijkheid blijkt uit het tot uiting laten komen van de creatieve bekwaamheden van de maker, waartoe hij creatieve en vrije keuzes maakt. Bij het maken van portretfoto's kan de maker dergelijke keuzes maken door het bepalen, van bijvoorbeeld 'camera-instelling, de invalshoek of de gecreëerde sfeer' (r.o. 91). Maar ook bij het ontwikkelen van de foto's kan de maker keuzes maken. Derhalve is de auteur van een portretfoto in staat zijn werk 'een persoonlijke noot te geven' (r.o. 92). Al met al is de beperkingsomvang van een portretfoto 'niet noodzakelijkerwijs beperkt of zelfs nihil' (r.o. 93). Het is aan de nationale rechter om de bovenstaande factoren mee te wegen.

Voor de toelaatbaarheid van bewerkingen alsmede de reproductie van de foto's bepaalt het Hof dat de omvang van het recht van de maker niet wordt bepaald 'door verschillen in de mogelijkheden van artistieke schepping bij de totstandbrenging van (…) werken' (r.o. 97). De beschermingsomvang van artikel 2 sub a van Richtlijn 2001/29 is bij portretfoto's dan ook niet kleiner (r.o. 98). De mate waarin er voor de auteur dus ruimte bestaat om keuzes te maken, heeft dus geen invloed op de beschermingsomvang die de maker geniet met betrekking tot reproducties en bewerkingen.

3. Persexceptie versus artikel 5 lid 3 sub e Richtlijn 2001/29
De rechter wenste met zijn derde vraag te vernemen (a) wanneer openbaarmaking voor opsporingsdoeleinden is toegestaan en (b) of media zelfstandig een beroep kunnen doen op de bepaling met betrekking tot opsporingsdoeleinden.

Het Hof stelt vast dat het aan de lidstaat is te bepalen wanneer sprake is van een geval van openbare veiligheid (r.o. 102). Daarbij is de lidstaat gebonden aan o.a. Unierechtelijke beginselen, het hoofddoel van de Richtlijn en de driestappentoets van art. 5 lid 5 van Richtlijn 2001/29. Vanwege de omvang van deze afweging, kan het een medium niet worden toegestaan op eigen initiatief een door beschermd werk te gebruiken met een beroep op een doel van openbare veiligheid. Aan die veiligheid kan een medium door publicatie wel bijdragen, maar het initiatief hiertoe dient bij de bevoegde autoriteiten te liggen, nadat zij tot een afweging van de belangen zijn gekomen (r.o. 113). Een beroep door verweersters op de persvrijheid gaat mank, nu artikel 5 lid 3 sub e ziet op de afweging die de lidstaat moet maken. Deze afweging is, zo blijkt uit r.o. 112, niet aan de pers om te maken.

4.  Het citaatrecht
Ten aanzien van het citaatrecht concludeert het Hof eerst dat citeren ook mogelijk is in een persartikel dat op zichzelf geen auteursrechtelijk beschermd werk is. Die eis komt namelijk niet voor in artikel 5 lid 3 sub d, noch volgt het anderszins uit Richtlijn 2001/29.

Vervolgens komt het Hof toe aan de citaatrechtelijke hamvraag in deze zaak: staat het niet-vermelden van de auteur aan de toepassing van artikel 5 lid 3 sub d in de weg? Met andere woorden mag er rechtmatig worden geciteerd zonder vermelding van de naam van de maker? Normaliter ontvangen media foto's via een persbureau, waarbij het bureau de naam van de maker vermeldt. Laat de krant de naamsvermelding vervolgens na, dan is de publicatie onrechtmatig in de zin van artikel 5 lid 3 sub d. In casu liggen de zaken echter anders. De kranten hadden de foto's overgenomen uit een opsporingsbericht van de recherche in het kader van de ontvoering van Kampusch. De foto's zijn dus ter beschikking gesteld door de 'nationale met de veiligheid belaste autoriteiten', in de zin van artikel 5 lid 3 sub e, die daarvoor de naam van de auteur niet hoefden te vermelden ex artikel 5 lid 3 sub d (r.o. 145-147). Nu het niet de taak van de pers is om te verifiëren wat de reden van het ontbreken van de naamsvermelding is, kan zij 'onmogelijk de naam van de auteur identificeren en/of vermelden'. De pers is in dergelijke gevallen dan ook vrijgesteld van de verplichting de naam te vermelden (r.o. 148).

5. Bevoegdheidskwestie
De eerste prejudiciële vraag was meer procedureel van aard en had, kort gezegd, betrekking op de vraag op de bevoegdheid van de Oostenrijkse rechter ten opzichte van publicaties in de Duitse kranten. Het Hof antwoordt dat artikel 6 lid 1 de EEX-Verordening (44/2001) aldus moet worden uitgelegd dat in het geval van een inhoudelijk identieke inbreuk, aan toepassing van deze bepaling niet in de weg hoeft te staan dat de vorderingen zich richten tegen meerdere verweerders op per lidstaat verschillende nationale rechtsgrondslagen. De nationale rechter dient gelet op alle omstandigheden van het geval te beoordelen of er bij afzonderlijke berechting gevaar bestaat voor onverenigbare beslissingen.

IEF 10606

Eva-Maria Painer

HvJ EU 1 december 2011, zaak C-145/10 (Eva Maria Painer tegen Uitgevers) - perscommuniqué

In navolging van eerdere noot Visser IEF 9575. Uitgebreide samenvatting volgt.

In steekwoorden, in't kort: Auteursrecht. Portretfoto’s. Krantenuitgevers gebruiken na de ontsnapping van Natascha Kampusch aan haar ontvoerder bij hun berichtgeving foto’s die een schoolfotograaf  van haar maakte voor haar ontvoering en die toentertijd door de politie voor opsporingsdoeleinden zijn gebruikt. Omdat actuele foto’s van Natascha Kampusch direct na de ontvoering nog niet beschikbaar waren, publiceren de kranten ook montagefoto’s, gebaseerd op de oude foto’s, om aan te geven hoe zij er inmiddels waarschijnlijk uit zou zien.

Perscommuniqué: Een portretfoto geniet dezelfde auteursrechtelijke bescherming als ieder ander werk De media mogen een dergelijke foto echter zonder toestemming van de auteur openbaar maken indien zij in het kader van een rechercheonderzoek openbaar wordt gemaakt om de politie te helpen bij een opsporingsonderzoek 

1)  Artikel 6, punt 1, van verordening (EG) nr. 44/2001 van de Raad van 22 december 2000 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken, moet aldus worden uitgelegd dat het enkele feit dat vorderingen die tegen meerdere verweerders wegens inhoudelijk identieke inbreuken op het auteursrecht zijn ingediend, op per lidstaat verschillende nationale rechtsgrondslagen berusten, aan toepassing van die bepaling niet in de weg staat. De nationale rechter dient gelet op alle elementen van het dossier te beoordelen of er bij afzonderlijke berechting van de vorderingen gevaar bestaat voor onverenigbare beslissingen.

2)      Artikel 6 van richtlijn 93/98/EEG van de Raad van 29 oktober 1993 betreffende de harmonisatie van de beschermingstermijn van het auteursrecht en van bepaalde naburige rechten, moet aldus worden uitgelegd dat een portretfoto krachtens die bepaling in aanmerking komt voor auteursrechtelijke bescherming mits – hetgeen de nationale rechter in ieder afzonderlijk geval dient na te gaan – een dergelijke foto een intellectuele schepping van de auteur is die de persoonlijkheid van deze laatste weerspiegelt en tot uiting komt door de vrije creatieve keuzen van die auteur bij de totstandkoming van die foto. Wanneer is vastgesteld dat de betrokken portretfoto de hoedanigheid heeft van een werk, geniet dit een bescherming die niet geringer is dan die waarvoor ieder ander werk, een fotografisch werk daaronder begrepen, in aanmerking komt.

3)      Artikel 5, lid 3, sub e, van richtlijn 2001/29 van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2001 betreffende de harmonisatie van bepaalde aspecten van het auteursrecht en de naburige rechten in de informatiemaatschappij, gelezen in samenhang met artikel 5, lid 5, van die richtlijn, moet aldus worden uitgelegd dat een medium, zoals een persuitgever, niet op eigen initiatief een door een auteursrecht beschermd werk mag gebruiken met een beroep op een doel van openbare veiligheid. Het kan echter niet worden uitgesloten dat een persuitgever in individuele gevallen tot de bereiking van een doel van openbare veiligheid kan bijdragen door een foto van een gezochte persoon te publiceren. Het initiatief daartoe moet worden genomen in het kader van een beslissing of actie van de bevoegde nationale autoriteiten die ertoe strekt de openbare veiligheid te verzekeren, en in overleg en in coördinatie met die autoriteiten, om te voorkomen dat tegen de door deze laatste getroffen maatregelen wordt gehandeld. Een concrete, actuele en uitdrukkelijke oproep van de met de veiligheid belaste autoriteiten om ten behoeve van een onderzoek een foto te publiceren is echter niet noodzakelijk.

4)      Artikel 5, lid 3, sub d, van richtlijn 2001/29, gelezen in samenhang met artikel 5, lid 5, van die richtlijn, moet aldus worden uitgelegd dat het feit dat een artikel in de pers waarin een werk of ander materiaal wordt geciteerd geen door het auteursrecht beschermd werk van letterkunde is, aan toepassing van die bepaling niet in de weg staat.

5)      Artikel 5, lid 3, sub d, van richtlijn 2001/29, gelezen in samenhang met artikel 5, lid 5, van die richtlijn, moet aldus worden uitgelegd dat aan de toepassing ervan de verplichting gekoppeld is dat de bron – waaronder de naam van de auteur of de uitvoerend kunstenaar – van het geciteerde werk of ander materiaal wordt vermeld. Indien die naam overeenkomstig artikel 5, lid 3, sub e, van richtlijn 2001/29 echter niet is vermeld, moet bedoelde verplichting worden geacht te zijn nageleefd indien enkel de bron is vermeld.

Meer over dit arrest:
IEF 11268 (Noot Paul Geerts)
IEF 10611, uitgebreide bespreking.
Dirkzwagerieit (Zaak Natascha K.: portretfoto's beschermd, hergebruik voor opsporingsdoeleinden mogelijk)
IViR I (Conflict of Laws (M. van Eechoud): Multiple defendants and territorial intellectual property rights:
Painer revisits Roche through Freeport)
IViR II (Annotatie Van Eechoud bij HvJ EU Painer / Standard Verlags)

IEF 10558

Technische tekeningen geen werk

Rechtbank Breda 23 november 2011, LJN: BU5696 (Vissers Heftruck Service BV tegen VGM Special Products en VGM Visser & De Goeij Machines B.V.)

Auteursrecht, onrechtmatige daad, slaafse nabootsing en merkenrecht. artikel 1019h Rv.

VHS houdt zich bezig met de verhuur en verkoop van machines in het algemeen en van verreikers. De ManiRail is een verreiker van het merk Manitoe die middels een technische aanpassing geschikt gemaakt voor gebruik op het spoorwegnet. Werknemers hebben tekeningen van de Manirail aan VGM c.s. gegeven en deze heeft op haar beurt de Telerailer gemaakt, welke een inbreuk op auteursrechten vormt, althans een geval van slaafse nabootsing betreft.

Echter de technische tekeningen kunnen niet worden aangemerkt als werk in de zin van artikel 10 Aw. Ze zijn gemaakt met het oog op realisatie van een technisch effect. Ten overvloede meldt de rechtbank dat er er geen verkrijging van octrooirecht van rechtswege is en daartoe is zij ook niet bevoegd.

Geen slaafse nabootsing, daartoe heeft VHS niet voldaan aan haar stelplicht.

VHS stelt dat zij de naam bij (lees: door) Manitou Holding heeft geregistreerd in het merkenregister. VHS is dus geen merknaamhouder en niet ontvankelijk gelet op art. 2.19 lid 2 BVIE. Voorts volgt nog een niet-succesvolle schadevergoedingsactie stellende dat [x] een ManiRail wilde kopen en door toedoen van VGM c.s. niet is ingegaan op de offerte van VHS, hiertoe is geen causaal verband gevonden. Proceskostenveroordeling ex 1019h Rv ad €2.944.

3.6. De technische tekeningen die met het oog op de ontwikkeling van de “ManiRail” zijn gemaakt en het uiteindelijke product de “ManiRail” kunnen niet worden aangemerkt als een werk in de zin van artikel 10 Aw. Het werkbegrip van de Auteurswet vindt namelijk zijn begrenzing waar het eigen, oorspronkelijk karakter van het gemaakte werk enkel datgene betreft wat noodzakelijk is voor het verkrijgen van een technisch effect. De “Manitou” verreiker bestond al. De tekeningen en modellen die ten behoeve van de ontwikkeling van de “ManiRail” zijn gemaakt, zijn gemaakt met het oog op de realisatie van een technisch effect ten aanzien van die “Manitou” verreiker, te weten een voor het spoorwegnet geschikte verreiker die roterende bewegingen kan maken. De persoonlijke invulling van de maker stond daarbij niet voorop. VHS kan zich dan ook niet beroepen op een auteursrecht betreffende de “ManiRail” om nabootsing ervan te verbieden. De overige discussiepunten ten aanzien van het auteursrecht kunnen onbesproken blijven. Om voormelde reden is bescherming op grond van het Beneluxverdrag intellectuele eigendom (BVIE) ook niet aan de orde. Artikel 3.2. van dat verdrag sluit tekeningen en modellen waarbij het gaat om het technische effect van bescherming uit.

3.7. Artikel 2 van de Rijksoctrooiwet (ROW) bepaalt dat vatbaar voor octrooi zijn uitvindingen op alle gebieden van de technologie die nieuw zijn, op uitvinderswerkzaamheid berusten en toegepast kunnen worden op het gebied van de nijverheid. De uitvinding van de “ManiRail” is er één op het gebied van de technologie en derhalve vatbaar voor een Nederlands octrooi, indien aan de eisen van artikel 2 ROW en de overige eisen van de ROW wordt voldaan. Ook bescherming op grond van het Europees Octrooi Verdrag (EOV) kan aan de orde zijn indien aan de eisen van dat verdrag wordt voldaan. Zowel voor de ROW als het EOV geldt dat zij een octrooirecht niet van rechtswege toekennen, terwijl VHS zich ook niet heeft beroepen op bescherming op grond van de ROW of het EOV. Bovendien zou deze rechtbank onbevoegd zijn te oordelen over het bestaan van een octrooirecht of bescherming op grond van de ROW of het EOV; die beoordeling is voorbehouden aan de rechtbank in ’s-Gravenhage.

Slaafse nabootsing
3.12. De rechtbank moet vaststellen dat VHS in de kern niet meer stelt dan dat het totaalbeeld van de twee machines gelijk is. Wanneer een product, dat niet door een recht van intellectuele eigendom tegen nabootsing wordt beschermd, door een concurrent wordt nagebootst, zodanig dat tussen de beide producten gelijkenis bestaat, betekent dat nog niet dat van onrechtmatig handelen sprake is, zelfs niet indien door die gelijkenis bij het relevante publiek verwarring mocht ontstaan. Van onrechtmatig handelen is slechts sprake indien die gelijkenis onnódig is in de in 3.10. weergegeven zin. VHS heeft echter niets gesteld over hetgeen voor VGM c.s. redelijkerwijs, zonder afbreuk te doen aan de deugdelijkheid of bruikbaarheid van de “Telerailer”, mogelijk is om van de “ManiRail” onderscheidende elementen aan te brengen. Dat was van haar in het kader van haar stelplicht wel te vergen. Waar VHS niet aan haar stelplicht heeft voldaan moet de conclusie luiden dat niet komt vast te staan dat van slaafse nabootsing door VGM c.s. sprake is.

Handelsnaam / merknaam
3.16. Voor zover VHS heeft gesteld dat zij de naam “ManiRail” heeft bedacht en als handelsnaam voert en dat het VGM c.s. om die reden verboden is die naam te gebruiken, wordt die stelling verworpen. Wanneer sprake is van een handelsnaam in de zin van de Handelsnaamwet is het een ander verboden een handelsnaam te voeren die kort gezegd verwarring wekt over wie de onderneming drijft of die het merk van een ander bevat. VHS heeft niet gesteld dat VGM c.s. als handelsnaam “ManiRail” voeren. Uit de stellingen van VHS maakt de rechtbank op dat zij erop doelt dat zij de merknaam “ManiRail” heeft bedacht. Zij stelt dat zij de naam bij “Manitou” heeft laten registreren. Zij stelt ook dat haar holdingmaatschappij het merk als zodanig inmiddels heeft laten registreren. Bij gebreke van een nadere toelichting op een en ander van VHS moet de rechtbank het ervoor houden dat de holdingmaatschappij toestemming heeft verkregen van VHS voor de registratie van de merknaam in het Benelux merkenregister en dat VHS zich niet tegen de inschrijving heeft verzet.

3.17. Artikel 2.19., lid 1 BVIE bepaalt dat alleen de merkhouder in rechte bescherming kan inroepen tegen gebruik van een teken. Artikel 2.20., lid 1 BVIE bepaalt dat de houder van een merk het uitsluitend recht heeft het gebruik van een teken te verbieden. Waar de holdingmaatschappij de merknaam “ManiRail” heeft ingeschreven is zij de merkhouder. Alleen zij kan gelet op voormelde artikelen een vordering instellen tot een verbod op het gebruik van het teken “ManiRail”. VHS behoort in deze vorderingen dan ook, gelet op artikel 2.19., lid 2 BVIE, niet-ontvankelijk te worden verklaard. Wanneer de rechtbank ten onrechte heeft aangenomen dat inschrijving bij het Benelux merkenregister heeft plaatsgehad, behoort VHS eveneens op grond van artikel 2.19., lid 2 BVIE niet-ontvankelijk te worden verklaard. Er is dan immers geen sprake van een merkhouder.

Schadevergoedingsactie
3.18. De rechtbank beoordeelt nu de vordering tot schadevergoeding van VHS. VHS stelt dat zij schade heeft geleden ten bedrage van EURO 57.500,- omdat [x] in oktober 2009 slechts bereid was EURO 200.000,- voor een “ManiRail” van VHS te betalen, terwijl [x] door toedoen van (uiteindelijk) VGM c.s. niet is ingegaan op de offerte van augustus 2008 van VHS ten bedrage van EURO 257.500,-.

3.19. Naar aanleiding van het verweer van VGM c.s. dat geen causaal verband bestaat tussen enig handelen van VGM c.s. en de door VHS geclaimde schade overweegt de rechtbank als volgt. Als VHS zou worden gevolgd in haar stelling dat [x] bij VHS geen “ManiRail” heeft gekocht in reactie op de offerte van augustus 2008 van VHS vanwege het destijds belemmeren van de verkoop daarvan door [verkoopdirecteur] en [bestuurder] en/of vanwege het maken van de “Telerailer”, dan nog staat vast dat [x] in oktober 2009 alsnog een “ManiRail” van VHS heeft gekocht. Dat betekent dat het door VHS (uiteindelijk) aan VGM c.s. verweten handelen er niet toe heeft geleid dat VHS geen “ManiRail” aan [x] heeft kunnen verkopen.

IEF 10502

Door nodeloos haar stijl na te bootsing

Hof 's-Hertogenbosch 15 november 2011, LJN BU4770 (Duijsens tegen Broeren)

Met dank aan Marc de Kemp en Bas Le Poole, Houthoff Buruma.

Stijlnabootsing. Bescherming van karakters. Auteursrecht op figuren op schilderijen / slaafse nabootsing. Zowel Duijsens als Broeren zijn beeldend kunstenaar/schilder. Duijsens exposeert sinds 1999 in binnen- en buitenland. Broeren verkoopt via o.m. IQ kunst en MondiArt. In principaal appel stelt Duijsens dat zij haar eigen stijl heeft ontwikkeld en dat Broeren vanaf 2006 zijn schilderijen/nabootsingen openbaar is gaan maken.

Duijsens claimt auteursrecht op alle 'figuren', een vergelijking met Nijntje, als een bekend en herkenbaar individu, wordt getrokken, maar de figuren op de schilderijen missen zulke herkenbaarheid. (r.o. 4.10).

Of er sprake is van auteursrechtinbreuk door de schilderijen van Broeren, wordt per geval bekeken (klik afbeelding rechts):
4.11.3. Geen ongeoorloofde verveelvoudiging; voldoende verschillen
4.11.4. Wel ongeoorloofde verveelvoudiging; houding van afbeelde vrouw, kijkrichting, fles wijn in rechterhand, glas in linkerhand, parelsnoer, model jurk, verschil in diktes van armen.
4.11.5. Geen ongeoorloofde verveelvoudiging
4.11.6. Geen ongeoorloofde verveelvoudiging
4.11.7. Geen ongeoorloofde verveelvoudiging; wel (stijl)kenmerken van een zangkoor.
4.11.8. Geen ongeoorloofde verveelvoudiging; minder abstract en meer gedetailleerd geschilderd en duidelijk aanwezige tafel met taart en theepot.
4.11.9. Niet voldoende verschillend: helderheid, aanwezigheid van proviand en rodere blossen op de wangen.
4.11.10. Geen inbreuk op auteursrecht

Uit het dictum: bekrachtiging en aanvulling van inbreukmakende werken; inbreuk op ten processe opgevoerde producties onthouden; staken van verkopen/aanbieden; schriftelijke opgave accountant; terugnemen van schilderijen; vernietiging; onder last van dwangsom €1.000 met maximum van €100.000. Proceskostenveroordeling eerste aanleg €20.000, terugbetalen proceskosten eerste aanleg €14.500 en hoger beroep ad 1019h Rv €10.000 allen met wettelijke rente.

Stijlnabootsing 4.12.3 Al de hierboven opgesomde kenmerken van de stijl van Duijsens komen in meer of mindere mate terug in voornoemde werken van Broeren. Niet alleen de vormgeving van de voluptueuze vrouwen en stevige mannen en hun gezicht zijn nagenoeg gelijk, maar ook het felle kleurgebruik, de feestelijke setting, de houding van de mannen en vrouwen, de parelsnoeren en vlinderdassen en de wijze van vasthouden van glazen en kopjes zijn nagenoeg volledig nagebootst van de werk van Duijsens. De verschillen waar Broeren op wijst, zoals de strakkere lijnen, de preciezere schilderwijze en het verschil in concrete afbeelding vallen pas op indien schilderwerken van beide kunstenaars naast elkaar worden bekeken.

4.12.4. De stijlnabootsing van Broeren is naar het oordeel van het hof niet alleen opvallend, maar ook nodeloos. (...)

4.12.6. Op grond van het voorgaande en mede gelet op de reeds geconstateerde inbreuken op de auteursrechten van Duijsens met betrekking tot vijf voornoemde werken van Broeren, is hof van oordeel dat Broeren door het vervaardigen en exploiteren van de werken zoals overlegd (...) onrechtmatig handelt jegens Duijsens door nodeloos haar stijl na te bootsing.
Het hof zal de gevorderde verklaring voor recht en de op slaafse nabootsing gebaseerde verboden en geboden van Duijsens derhalve toewijzen met dien verstande dat de toewijzing zich enkel uitstrekt over de ten processe middels producties aan de orde gestelde werken van Broeren.

4.13. Duijsens komt in haar eerste grief op tegen het oordeel van de rechtbank dat de afbeelding die als achtergrond op een webpagina dan wel op een visitiekaartje van Broeren staat (productie 14 Duijsens) niet als ongeoorloofde verveelvoudiging in de zin van auteurswet heeft te gelden. Deze grief slaagt.

Lees het vonnis hier (grosse, LJN, schone pdf)