DOSSIERS
Alle dossiers

Vormgeving  

IEF 4024

Slechts variaties op hetzelfde thema

ib.gifVoorzieningenrechter Zwolle-Lelystad, 22 mei 2007, KG ZA 07-126. Çak Textile B.V. tegen SHR Fashion B.V. (met dank aan Dirk Straathof, Brinkhof)

Vonnis over vermeende inbreuk op auteursrecht Ibiza spijkerbroek. Beschermbaarheid van (sier)stiksels, achterzakken, kleingeldzakje en vier spijkerknoopjes met daarop een logo?

Çak stelt dat de door haar gevoerde spijkerbroek van het merk LTB type Ibiza een auteursrechtelijk beschermd werk is en dat SHR inbreuk maakt op haar auteursrechten door een spijkerbroek van het merk Blackburn type Anna Strike Wash op de markt te brengen. SHR betwist dat de Ibiza spijkerbroek van Çak een auteursrechtelijk beschermd werk is.

De voorzieningenrechter overweegt dat een spijkerbroek een veel voorkomend kledingsstuk is ‘(het straatbeeld lijkt er hier te lande in het huidige tijdsgewricht zelfs vrijwel geheel door bepaald te worden)’ en dat (vrijwel) alle spijkerbroeken mede afhankelijk van de mode bepaalde kenmerken gemeen hebben. De elementen die volgens Çak tezamen het eigen, oorspronkelijk karakter aan de Ibiza spijkerbroek geven, leveren niet een kenmerkende en/of opvallend creatieve combinatie op en betreffen volgens de voorzieningenrechter ‘slechts variaties op hetzelfde thema’ zoals dat bij andere spijkerbroeken te zien is.

De volledige (door gedaagde) gevorderde proceskosten worden afgewezen, omdat de vordering niet voldoende zou zijn onderbouwd.

Lees het vonnis (helaas zonder plaatjes) hier.

IEF 3984

Zig-zag

zig-zag.bmpRechtbank Haarlem, 16 mei 2007, HA ZA 06-1399. Cassini Spa tegen Loods 5 Zaandam B.V. c.s. (met dank aan Helen Maatjes, Intellectueel Eigendom Advocaten)

Geschil over Rietvelds Zig-Zag stoel, verkocht in Loods 5, maar niet door Loods 5, de beheerder van de loods/ woonfactory outlet, maar door een zelfstandige deelnemer in de loods. Overeenkomst met de al dan niet vertegenwoordigingbevoegde Stichting Beeldrecht.

Cassini is sinds 1927 een meubelfabrikante en verkoopt onder meer de Zig-Zag stoel van Rietveld, op basis van een overeenkomst tussen Stichting Gerrit Th. Rietveld, Stichting Beeldrecht en Cassini.

Stichting Beeldrecht heeft Halola, een van de deelnemers die door Loods 5 in de gelegenheid wordt gesteld om hun producten te verkopen, aangesproken op het zonder toestemming van Beeldrecht nabootsen van Rietvelds zig-zag stoel.

Bij brief van haar directeur laat Halola weten alle stoelen uit de winkel zijn gehaald en de verkoop te hebben gestaakt. Inmiddels waren 188 stoelen verkocht. Beeldrecht laat weten alsnog een vergoeding te ontvangen voor het ongeautoriseerd vermarkten van plexiglazen reproducties van de zizagstoel. Halola betaalt het voorgestelde bedrag. Twee maanden later worden Loods 5 en Halola door Cassina gesommeerd haar inbreukmakend en onrechtmatig handelen te staken. In deze procedure vordert Cassina onder meer dat Loods 5 en Halola wordt verboden inbreuk te maken op verschillende Rietveld meubelen.

Loods 5 en Halola betwisten de gestelde inbreuk niet. Zij beroepen zich erop dat zij reeds op de inbreuk op de auteursrechten van Rietveld zijn aangesproken door Beeldrecht en een minnelijke regeling ter zake hebben getroffen. Cassina stelt dat de minnelijke schikking uitsluitend namens de auteursrechthebbende is getroffen voor wat betreft de door haar geleden schade, te weten de gederfde royalty's.

De rechtbank overweegt dat onder omstandigheden geen beroep kan worden gedaan op de onbevoegdheid van de vertegenwoordiger, met name indien schijn van bevoegdheid is gewekt door verklaringen of gedragingen van de vertegenwoordigde, dan wel door andere feiten. In het onderhavige geval oordeelt de rechtbank dat het gerechtvaardigd vertrouwen van Loods 5 en Halola bescherming verdient, onder meer door de gevoerde correspondentie door (de advocaat van) Beeldrecht, waarin uitsluitend de term 'vergoeding' is gebruikt, en geen onderscheid is gemaakt tussen gederfde royalty's en schadevergoeding. De getroffen regeling tussen Halola en Beeldrecht geldt ook voor Loods 5, aangezien de eerste sommatiebrief van Beeldrecht aan Loods 5 was gericht. De vorderingen van Cassina worden afgewezen en Cassina wordt veroordeeld in de proceskosten.

Lees het vonnis hier (niet geheel scherpe verveelvoudiging).

 

IEF 3972

Paletti Collections tegen Shoeby-Shop

Rechtbank ‘s-Gravenhage 7 mei 2007, KG 07-280 (Paletti tegen Shoeby)

Auteursrecht en niet-ingeschreven Gemeenschapsmodelrecht op kinderkleding. Ontlening is aannemelijk. Volgens de Voorzieningenrechter moet er in dit kort geding vanuit worden gegaan dat bij alle drie ingeroepen ontwerpen van Paletti sprake is van een auteursrechtelijk beschermd werk en van een niet-ingeschreven Gemeenschapsmodel.

Het gaat in deze zaak om drie ontwerpen voor meisjeskledingstukken uit de zomercollectie 2006 van eiseres Paletti. Deze kledingstukken zijn in het voorjaar van 2005 ontworpen door Paletti en vanaf voorjaar/zomer 2005 aangeboden aan de detailhandel. Tot de zomercollectie 2007 van gedaagden Shoeby Shop c.s. behoren onder meer 3 meisjeskledingstukken uit de Jilly & Mitch lijn. Deze zijn op zijn vroegst in januari 2006 door Shoeby Shop ontworpen. Paletti vordert – samengevat – een auteursrechtinbreukverbod, alsmede een verbod tot het maken van inbreuk op niet-ingeschreven Gemeenschapsmodellen, voorts een verbod tot onrechtmatig handelen door Shoeby Shop cs met diverse nevenvorderingen. Lees hier verder.

IEF 3955

Loveseats

mickey.gifRechtbank ’s-Hertogenbosch, 27 april 2007, KG ZA 07-170. Baxter SRL. Tegen De Jong Holding B.V. c.s. (met dank aan Mr.  Leo van Osch, KZO Advocaten).

Geen auteursrecht op stoelen. Zitmeubelen worden in belangrijke mate door de gebruiksbehoeften van de consument bepaald en onafhankelijk tot hetzelfde resultaat komen is daarom denkbaar. Geen slaafse nabootsing. “De geringe impact van de door Baxter gestelde inbreuk” verhindert een werkelijke proceskostenveroordeling.

Tot het assortiment van meubelproducent Baxter behoort een zitmeubel met de modelnaam “Mickey Extra Armstoel” (afbeelding). De Mickey heeft de vorm van een extra brede/oversized armstoel, welk model door partijen ook wel wordt aangeduid als eenzitsbank” of love-seat”. Er bestaan exclusieve Baxter-shops in diverse landen, waaronder Nederland. Gedaagden, De Jong c.s. hebben een groothandel in antiek en in huiden, hebben door een derde onderneming enkele zitmeubels laten vervaardigen, die net als voornoemd model Mickey de vorm hebben van een oversized armstoel. Baxter stelt dat er sprake is van auteursrechtinbreuk.

De voorzieningenrecht stelt echter: “Technische objectieve inventiviteit valt in het algemeen niet onder de creativiteit die het auteursrecht beschermt; het moet gaan om het subjectieve persoonlijk karakter dat in het werk tot uitdrukking wordt gebracht. Van een dergelijk karakter is ten aanzien van de Mickey-arrnstoel naar het voorlopig oordeel van de rechter geen sprake. De rechter stelt daarbij voorop dat de voorwerpen waar het in dit kort geding om gaat, zitmeubelen en dus gebruiksvoorwerpen zijn, waarvan de vorm en afmeting in belangrijke mate door de gebruiksbehoeften van de consument worden bepaald. Het is daarom alleszins denkbaar dat een derde, onafhankelijk van Baxter, bij het maken van een armstoel tot nagenoeg hetzelfde resultaat als de Mickey komt. De vormgeving is immers voornamelijk het resultaat van functioneel objectieve en in de meubelbranche gebruikelijke uitgangspunten. die daarom niet in aanmerking komen voor auteursrechtelijke bescherming.” (4.3)

” Echter, ook wanneer de vorm van een werk tot stand is gekomen in een met het oog op het behalen van een technisch of gebruiksvoordeel beperkte keuzevrijheid. kan sprake zijn van een werk dat een eigen oorspronkelijk karakter heeft en het persoonlijke stempel van de maker draagt. Er is echter door Baxier voorshands onvoldoende aannemelijk gemaakt dat sprake is van een zodanige creatieve, bijzondere en afwijkende toepassing van een element of onderdeel van (de vormgeving van) haar armstoel, dat auteursrechtelijke bescherming daarvan is gerechtvaardigd. Gegeven de min of meer vaststaande en gebruikelijke vorm van een armstoel, bezit de Mickey om tot die conclusie te kunnen komen onvoldoende bijzondere kenmerken. Het gebruik van een bepaald type en bepaalde kleur bekleding voor de armstoel - in casu koeienhuid - geniet op zichzelf naar vaste rechtspraak geen auteursrechtelijke bescherming. Verder is de grote. “oversized” afmeting van de Mickey-armstoel niet uniek en daarom in dit kader van onvoldoende gewicht. Van een extreme vorm” - zoals door Baxter bepleit - is geen sprake.”(4,4)

”Voor een geslaagd beroep op slaafse nabootsing, is primair vereist dat de Mickey in uiterlijke zin een onderscheidend vermogen heeft ten opzichte van soortgelijke armstoelen op de markt. Het gaat daarbij om het totaalbeeld dat die producten oproepen bij een gemiddeld (kopers-)publiek. De rechter is voorshands van oordeel dat de Mickey voormeld onderscheidend vermogen mist. Ook in dit kader is van belang - zoals hiervoor reeds is overwogen - dat de vormgeving van een armstoel voornamelijk wordt bepaald door de gebruikseisen die de consument aan dat soort stoelen stelt. Verder wordt door De Jong c.s. op geen enkele wijze aandacht gevraagd voor de herkomst van hun armstoel als zijnde afkomstig van Baxter. Bovendien is er sprake van een aanzienlijk prijsverschil tussen de Mickey en de armstoel van De Jong c.s.. Onder deze omstandigheden valt verwarringsgevaar niet te vrezen.“ (4,5)

“Een veroordeling in de daadwerkelijk gemaakte kosten conform de Handhavingsrichtlijn zoals door De Jong c.s. verzocht, acht de rechter in het onderhavige geval niet billijk. De impact van de door Baxter gestelde inbreuk en - in het verlengde daarvan - van deze kortgedingprocedure op De Jong c.s., is voor een dergelijke veroordeling te gering.”

Lees het vonnis hier.

IEF 3936

Kledingvoorschrift

kleding.bmpRechtbank ‘s-Gravenhage 7 mei 2007, KG 07-280. Paletti Collections B.V. tegen Shoeby-Shop c.s.

Auteursrecht en niet-ingeschreven Gemeenschapsmodelrecht op kinderkleding. Ontlening is aannemelijk.

Het gaat in deze zaak om drie ontwerpen voor meisjeskledingstukken uit de zomercollectie 2006 van eiseres Paletti. Deze kledingstukken zijn in het voorjaar van 2005 ontworpen door Paletti en vanaf voorjaar/zomer 2005 aangeboden aan de detailhandel. Tot de zomercollectie 2007 van gedaagden Shoeby Shop c.s. behoren onder meer 3 meisjeskledingstukken uit de Jilly & Mitch lijn. Deze zijn op zijn vroegst in januari 2006 door Shoeby Shop ontworpen.

Paletti vordert – samengevat – een auteursrechtinbreukverbod, alsmede een verbod tot het maken van inbreuk op niet-ingeschreven Gemeenschapsmodellen, voorts een verbod tot onrechtmatig handelen door Shoeby Shop cs met diverse nevenvorderingen.

Volgens de Voorzieningenrechter moet er in dit kort geding vanuit worden gegaan dat bij alle drie ingeroepen ontwerpen van Paletti sprake is van een auteursrechtelijk beschermd werk en van een niet-ingeschreven Gemeenschapsmodel.

Shoeby Shop c.s. hebben volgens de rechter geen relevant overzicht verschaft van het vormgevingserfgoed van dit soort kinderkleding. Hetgeen zij in dit verband naar voren hebben gebracht bevat naar eigen zeggen uitsluitend materiaal dat stamt van ná het uitbrengen van de dagvaarding, te weten overzichten van diverse thans gevoerde (kinder)kledingcollecties die in brochures en op internet zijn te vinden in maart 2007: “Shoeby Shop c.s. verliezen daarmee evenwel de datering van de Paletti ontwerpen uit het oog, die voorshands auteursrechtelijk moet worden bepaald in het voorjaar van 2005 en niet-ingeschreven Gemeenschapsmodelrechtelijk in de zomer van 2005, althans in januari 2006.

Het verweer van Shoeby Shop c.s. dat geen sprake is van werken of modellen van Paletti, omdat beweerdelijk alle toegepaste kenmerkende vormgevingselementen zouden worden bepaald door de huidige mode, trend of stijl of door eisen van functionaliteit, kan volgens de rechter evenmin doel treffen vanwege het ontbreken van enige steekhoudende onderbouwing. Overigens komt volgens de rechter geen van de door Shoeby Shop c.s. overgelegde (maar ontijdige) afbeeldingen van ontwerpen naar voorlopig oordeel ook maar in de buurt van de ontwerpen van Paletti: “Zodoende dient er in dit kort geding van te worden uitgegaan dat de ontwerpen van Paletti origineel zijn. In die optiek is bovendien bij alle drie ontwerpen auteursrechtelijk sprake van een eigen oorspronkelijk karakter dat het persoonlijk stempel van de maker draagt. Ook moet zodoende worden aangenomen dat de Paletti ontwerpen modelrechtelijk nieuw zijn, dus dat er geen identieke modellen (waarmee is bedoeld: ontwerpen waarvan de kenmerken slechts in onbelangrijke details van die van de Paletti ontwerpen verschillen) voor het publiek ter beschikking waren voor de zomer van 2005, althans januari 2006. En tenslotte moet zodoende worden aangenomen dat deze ontwerpen Gemeenschapsmodelrechtelijk een eigen karakter hebben, dus bij de geïnformeerde gebruiker een andere algemene indruk wekken, dan die van modellen voorafgaand aan de zomer van 2005, althans januari 2006.”

De totaalindruk van het ontwerpen van Paletti worden voorshands niet voldoende afwijkend geoordeeld van die van Shoeby Shop c.s.. Voorshands wordt dan ook geoordeeld dat Shoeby Shop c.s. ten aanzien van alle drie de ontwerpen inbreuk maken op de ontwerpen van Paletti: “Dat Shoeby Shop c.s. zelfstandig in alle drie gevallen onafhankelijk van de Paletti ontwerpen en zonder daaraan te ontlenen tot hun ontwerpen zouden zijn gekomen, zoals zij stellen, maar geenszins onderbouwen, is voorshands bij deze stand van zaken, alleen al gelet op het verschil in ontstaan in de tijd van de ontwerpen van Paletti en Shoeby Shop c.s. en de niet betwiste positie van (…) [Paletti’s] kleding op de markt, onaannemelijk en moet worden verworpen.” De vorderingen van Paletti worden dan ook grotendeels toegewezen.

Lees het vonnis hier.

IEF 3892

Bouwdrogers

bdrgrs.gifRechtbank Arnhem, 7 april 2006 KG ZA 05-776. Calorex Heat Pumps Ltd. Tegen  Jako Bouwmachines B.V. en Airned B.V. (met dank aan Françoise Alsters, Poelmann van den Broek).

Geen auteursrechtinbreuk op en geen slaafse nabootsing van een bouwdroger. De belangrijkste overeenkomsten tussen de bouwdrogers van technische aard en het relevante publiek let niet primair op de vormgeving.

Calorex vervaardigt diverse klimaatbeheersingsproducten die temperatuur en vocht reguleren in gebouwen en industriële processen. Zij heeft een bouwdroger ontwikkeld, die in de bouw onder andere wordt gebruikt om het drogen van betonnen muren en vloeren te versnellen en om huizen en andere gebouwen te drogen als er waterschade is opgetreden. Airned is actief op het gebied van de luchtbehandeling en koudetechniek en heeft recentelijk ook een bouwdroger ontwikkeld (de BT800S). Jako is exclusief distributeur in Nederland.

Calorex vordert een verbod met nevenvorderingen.

De voorzieningenrechter oordeelt dat het belangrijkste onderdeel van de bouwdroger van Calorex - zoals zij zelf ook heeft betoogd - de gekantelde toestand betreft, welke toestand mogelijk wordt gemaakt door aan de achterzijde van de bouwdroger een beugelstandaard aan te brengen. De voorzieningenrechter oordeelt dat deze standaard onmiskenbaar een constructie is die is gericht op het bereiken van een functioneel resultaat:

“De vormgeving wordt in dit opzicht dus bepaald door technische eisen. De keuze voor een beugelstandaard, die maakt dat de bouwdroger in een diagonale stand kan worden geplaatst, is derhalve niet een uiting van datgene wat de maker, Calorex in dit geval, tot zijn arbeid heeft bewogen.’ Ook de beugel aan de voorzijde is niet beschermd, omdat deze ‘het immers mogelijk maakt dat de bouwdroger rechtop kan worden gezet en dat deze makkelijk kan worden getransporteerd.”

Het glooiende oppervlak van de beugel is sterker en beschermd beter tegen aantasting door de omgeving waarop deze is geplaatst. Ook de ronding van de bouwdroger en de beugel aan de voorzijde komt dus niet voor auteursrechtelijke bescherming in aanmerking.

De voorzieningenrechter oordeelt vervolgens dat de voorgaande kenmerken echter in combinatie met de overige kenmerken van de bouwdroger van Calorex toch een eigen oorspronkelijk karakter geven aan de bouwdroger, ‘zij het dat de reikwijdte van de auteursrechtelijke bescherming zeer gering wordt geacht en zich slechts uitstrekt tot identieke of nagenoeg identieke werken, waarbij de totaalindruk overeenstemmend is.’ De voorzieningenrechter oordeelt echter dat de BT800S verschilt van de bouwdroger van Calorex en dat Calorex daarmee geen bescherming aan haar bouwdroger kan ontlenen.

Slaafse nabootsing wordt ook niet aangenomen, omdat onvoldoende duidelijk is wanneer Calorex haar bouwdroger op de markt heeft gebracht en vooralsnog niet kan worden gezegd dat de verschijningsvorm van de bouwdroger van Calorex zich in zijn verschijningsvorm duidelijk onderscheidt van soortgelijke producten. Bovendien zijn de belangrijkste overeenkomsten tussen de bouwdrogers van technische aard en hebben zij met de vormgeving van de bouwdrogers als zodanig niets van doen. Tenslotte gaat het volgens de voorzieningenrechter bij het publiek op de relevante markt (de bouwvakkers) primair om de kwaliteit en functionaliteit van de bouwdroger en niet om de uiterlijke verschijningsvorm.

Calorex wordt veroordeeld in de forfaitaire proceskosten van Jako en Airned.

Lees het vonnis hier.

IEF 3887

Eerst even voor jezelf lezen

- HvJ EG, 26 april 2007, in zaak C-348/04. Prejudiciële vragen in procedures Boehringer Ingelheim KG & diverse farmaceuten.

Het HvJ spreekt zich uitgebreid uit over het ompakken van geneesmiddelen.

Lees het arrest hier.

- HvJ EG, 26 april 2007, In zaak C-412/05 P. Alcon Inc tegen OHIM/ Biofarma SA.

Oppositieprocedure. Gemeenschapsmerkaanvrage voor het woordmerk TRAVATAN, oppositie door houder van ouder nationaal woordmerk TRIVASTAN.

Lees het arrest hier.

-Rechtbank Amsterdam, 26 april 2007, KG ZA 07-480 OdC/SK. Jensen tegn Google (met dank aan Madeleine de Cock Buning, De Brauw Blackstone Westbroek).

Het is de eigenaar van de website die de inhoud van de website bepaalt en ook invloed kan uitoefenen op het resultaat van de zoekopdracht. Dat wellicht de eigenaar van de websites onrechtmatig handelt jegens Jensen  door haar naam ten onrechte aan de sekswebsites te verbinden, brengt niet mee dat Google een daarvan afgeleide onrechtmatige daad jegens Jensen pleegt en daarom de plicht jegens Jensen zou hebben om tot verwijdering van de zoekresultaten over te gaan.

Lees het vonnis hier.

-Rechtbank Arnhem, 7 april 2006 KG ZA 05-776. 7 april 2006 is gewezen tussen Calorex Heat Pumps Ltd. Tegen  Jako Bouwmachines B.V. en Airned B.V. ( met dank aan Françoise Alsters, Poelmann van den Broek).

Bouwdroger. Geen auteursrecht en slaafse nabootsing.

Lees het vonnis hier.

-Rechtbank Amsterdam, 25 april 2007, HA ZA 06-3272. Stichting Brein en 123 anderen tegen gedaagde (met dank aan Hanneke Holthuis, Höcker).

Markthandelaar is al drie keer betrapt op het handelen in illegale cd's en dvd's met muziek, films en videogames en heeft  daardoor een fors bedrag aan boetes verbeurd. Krijgt nu een verbod opgelegd op straffe van lijfsdwang of dwangsom, naar keuze van BREIN

Lees het vonnis hier. Persbericht Brein hier.

- Rechtbank Utrecht, 27 april 2007, KG ZA 07-254. Heering Kunststof Profielen B.V. tegen Milin B.V.(met dank aan Evert van Gelderen en Michael Gerrits, De Gier & Stam).

Vonnis over slaafse nabootsing. Verkoop valt niet onder “slaafse nabootsing”, maar verkoop van onrechtmatig nagebootst product kan toch onrechtmatig zijn tegenover degene van wie het product is nagebootst. Geen volledige proceskostenveroordeling.

Lees het vonnis hier.

-Rechtbank ’s-Gravenhage, 27 april 2007, KG ZA 07-0382. ID/FARMA B.V. tegen KNMP.

ID/farma stelt o.a.  dat dreigt dat KNMP met haar nieuwe product de KNMP Kennisbank inbreuk zal maken op het auteursrecht dat ID/farma toekomt.

Lees het vonnis hier.

IEF 3873

Met krullen bewerkte diabolo

accessa-fuwang.jpgRechtbank Arnhem, 19 april 2007, rolnr. KG ZA 07-128, Accessa B.V. tegen Fuwang Imports c.s.

Auteursrecht op sieraden. Geen slaafse nabootsing vanwege negatieve reflexwerking Auteurswet. Gestelde reputatieschade vormt geen bijkomende omstandigheid. Afbeeldingen in vonnis.

Accessa ontwerpt en produceert sieraden en verkoopt deze onder onder meer onder de sinds 1984 in Nederland geïntroduceerde merknaam BULATTI. In de Bulatti-collectie bevinden zich onder meer een colliers en een armband. Gedaagde, Fuwang, is een groothandel en im- en exporteert non-food consumentengoederen, waaronder sieraden, riemen, tassen en sjaals. Volgens Accessa maakt Fuwang maakt door het aanbieden van nabootsingen van, in het bijzonder, twee colliers en een armband inbreuk op haar auteursrechten. Ook zou Fuwang onrechtmatig handelen door het aanbieden van slaafse nabootsingen van deze sieraden. Fuwang’s belangrijkste verweer is dat de sieraden niet auteursrechtelijk beschermd zijn, maar dat er sprake is van de toepassing van bekende stijl- en mode-elementen, een trend.

Auteursrechtelijk beschermde werken

Bij de beoordeling of er sprake is van een auteursrechtelijk beschermd werk, is van belang dat de maker van het werk bij de vormgeving van het werk keuzes heeft gemaakt die subjectief zijn bepaald. Fuwang betwist dit en stelt dat er een trend is.

De voorzieningenrechter deelt dit standpunt van Fuwang niet. “Auteursrechtelijke bescherming voor een stijl is volgens vaste rechtspraak niet mogelijk. Binnen die trend geven de specifieke selectie van kralen of stenen, de volgorde en samenstelling daarvan, de kleurstelling en de proportionalisering daarvan bij het in het geding zijnde Bulatti-collier voorshands geoordeeld voldoende blijk van een persoonlijke, subjectieve keuze van de maker en is er sprake van een creatie met een eigen uitstraling, die het persoonlijk stempel van de maker draagt. Het is niet goed denkbaar dat een andere ontwerper onafhankelijk van Accessa bij het maken van een dergelijk werk tot precies hetzelfde resultaat zou komen.”

Inbreuk

Bulatti collier nummer 10293: “Bij vergelijking van collier F1 met het Bulatti collier 10293, is er naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter sprake van een sterk overeenstemmende totaalindruk. Er is sprake van vanaf de sluiting van het collier in beide richtingen steeds groter wordende parels, die worden afgewisseld met eerst drie kleine slanke diabolo’s naast elkaar en dan weer een grotere, met ‘krullen’ bewerkte diabolo, terwijl op het zwaarste punt van het collier sprake is van de volgende afwisseling:  parel, kleine diabolo, grote bewerkte diabolo, kleine diabolo, parel. De beide colliers zijn nagenoeg identiek, zij het dat de sluitingen van de colliers anders zijn, het Bulatti collier iets meer blinkt en het ‘oud zilver’ bij de F1 iets donkerder is. Het F1 collier kan naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter niet als nieuw zelfstandig werk worden aangeduid maar moet worden aangemerkt als een verveelvoudiging van de Bulatti 10293, hetgeen een inbreuk oplevert op het auteursrecht van Accessa.”

Bulatti collier en armband 10289: “Bij vergelijking van de ketting en armband type F2 met het Bulatti collier 10289, is er naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter onvoldoende sprake van een overeenstemmende totaalindruk. Zoals hierboven reeds overwogen wordt de reikwijdte van de auteursrechtelijk bescherming van dit collier en deze armband geringer geacht binnen de door Fuwang aannemelijk gemaakte trend waarin de afwisseling van een parel met drie gelijkvormige diabolo’s op zichzelf niet auteursrechtelijk beschermd is en strekt deze zich slechts uit tot identieke of nagenoeg identieke werken. Daarvan is hier onvoldoende sprake.”

Slaafse nabootsing

Dit beroep stuit af op de negatieve reflexwerking van de Auteurswet. Er is reeds geoordeeld dat er geen sprake is van een ongeoorloofde nabootsing in de zin van de Auteurswet. Voor de aanvullende bescherming van artikel 6:162 BW is slechts ruimte als er sprake is van bijkomende omstandigheden. Accessa heeft geen bijkomende omstandigheden gesteld. De gestelde reputatieschade kan niet als een dergelijke bijkomende omstandigheid worden aangemerkt.

Het een en ander leidt tot de conclusie dat de vordering alleen met betrekking tot het Bulatti collier met artikelnummer 10293 zal worden toegewezen op grond van het auteursrecht daarop van Accessa.

Lees het vonnis hier.

 

IEF 3842

In de meubelbranche

Rechtbank Haarlem , 17 januari 2007, LJN: BA3451. HS Design B.V. tegen Voortman Kantoormeubelen B.V.

Auteursrecht eiser, maar geen modelrechten gedaagde op kantoormeubellijn. Geen recht op naamsvermelding. De rechtbank adviseert partijen om professionele hulp te zoeken. wijst daarbij op het bestaan van deskundigen op het gebied van het auteursrecht in de meubelbranche.

Door H. [naam] (hierna te noemen “[naam]”) zijn in opdracht van Voortman kantoormeubelen en bijbehorende accessoires ontworpen, i.c. aangeduid als de “On-Line producten”). In maart 1996 is HS Design opgericht. [Naam] is directeur en enig aandeelhouder van HS Design. Bij akten van 29 maart 1996 en 1 januari 2001 zijn alle industriële en intellectuele eigendomsrechten in verband met door [naam] in het verleden ontworpen (kantoor)meubelen aan HS Design overgedragen. Voortman en HS Design krijgen vervolgens een geschil over de afgesproken provisie en naamsvermelding. In september 2006 deponeert Voortman de ontwerpen voor de On-Line producten als model bij het BBIE.

Voor de rechtbank is het het oorspronkelijke karakter van de ontwerpen van [naam] voor de On-Line-producten gegeven. “De omstandigheid dat [naam] mogelijk bestaande en bekende, en dus niet slechts nieuwe elementen in zijn ontwerpen heeft verwerkt doet aan het vorengaande niet af, evenmin als de omstandigheid dat de vormgeving mede door technische en functionele elementen wordt bepaald.” (5.8)

“Voortman heeft voorts nog aangevoerd dat de door [naam] ontworpen On-Line producten door haar in de loop van de tijd ingrijpend zijn gewijzigd. (…) Het recht van verveelvoudiging behoort tot de exploitatierechten van de auteursrechthebbende. Op grond van het bepaalde in artikel 13 Aw moet onder de verveelvoudiging van een werk mede worden verstaan iedere gehele of gedeeltelijke bewerking in gewijzigde vorm, welke niet als een nieuw, oorspronkelijk werk moet worden aangemerkt. Dat bedoelde wijzigingen hebben geleid tot een nieuw oorspronkelijk werk is door Voortman niet gesteld en uit hetgeen zij over het gewijzigd zijn van de On-Line producten heeft gesteld, ook niet aannemelijk geworden.” (5.9).

Het verweer dat het auteursrecht op de modellen bij Voortman als opdrachtgever rust wordt verworpen. Correspondentie tussen partijenen kan “niet anders worden uitgelegd dan dat partijen zijn overeengekomen dat het auteursrecht op de On-line producten aan [naam] toekomt en dat Voortman provisie betaalt over de omzet van de producten voor de exploitatie van dit auteursrecht. (…)  Nu ingevolge artikel 3.6 sub c BVIE geen recht op een model wordt verkregen, indien in het model gebruik wordt gemaakt van een reeds bestaand auteursrechtelijk beschermd werk zonder toestemming van de houder van dit auteursrecht, kan Voortman ook om die reden geen rechten ontlenen aan haar inschrijving bij het Bureau d.d. 27 september 2006. Gesteld noch gebleken is immers dat [naam] of HS Design dergelijke toestemming heeft gegeven.” (5.13)

Over de licentieovereenkomst stelt de rechtbank: “Nu Voortman aldus uitdrukkelijk kenbaar heeft gemaakt dat zij geen voortzetting verlangt van de overeenkomst, kan geen sprake zijn van een stilzwijgende verlenging daarvan. Het feit dat Voortman door is gegaan met het produceren en verkopen van On-Line producten doet hier niet aan af.” (5.14)

De vordering tot naamvermelding wordt afgewezen, omdat het de persoonlijkheidsrechten van H zelf betreft, niet het aan HS overgedragen auteursrecht: “Een contractuele bevoegdheid is gesteld noch gebleken, terwijl ingevolge artikel 25 Aw alleen de maker van een werk een vordering als de onderhavige kan instellen. HS Design is niet de maker van het werk, terwijl [naam] geen partij is in de onderhavige procedure.” (5.15)

De rechtbank raadt partijen wel aan om professionele hulp te zoeken:  “Resumerend zal alleen hetgeen onder 3.1.1 is gevorderd worden toegewezen. De rechtbank realiseert zich dat daarmee het geschil tussen partijen niet is opgelost. Ter voorkoming van nieuwe gerechtelijke procedures geeft de rechtbank partijen in overweging om, eventueel onder begeleiding van een mediator, in onderhandeling te treden om gezamenlijk tot een redelijke auteursrechtelijke vergoeding te komen. De rechtbank wijst daarbij op het bestaan van deskundigen op het gebied van het auteursrecht in de meubelbranche.” (5.17) Mediators kunnen zich dus melden.

Omdat partijen over en weer ten dele in het gelijk en ongelijk worden gesteld, heeft elk van partijen de eigen proceskosten te dragen.

Lees het vonnis hier.

IEF 3807

Klepaandrijving

rtrkatrk.gifRechtbank ‘s-Gravenhage, 11 april 2007, HA ZA 05-942. Rotork Plc. tegen Shanghai Autork Digital Apparatus Co. Ltd. (met dank aan Gitta van der Meer, Lovells).

Klepaandrijvingen. Inbreuk op Gemeenschapsmodel, Gemeenschapsmerk en auteursrechten (folders) van Rotork. Vonnis waarin veel rechtsgebieden aan de orde komen en waaruit maar weer eens blijkt dat weinig afstand houden gevaarlijk is. De, in dit geval Chinese, bumperklever wordt (gedeeltelijk) cross-border veroordeeld voor inbreuk.

Beiden partijen in het geding zijn leverancier van klepaandrijvingen. Eiser, Rotork, is houdster van Gemeenschapsmodellen van klepaandrijvingen, alsmede van de Gemeenschapsmerken ROTORK en IQ. Autork biedt klepaandrijvingen aan van type IK en IKT en heeft in haar stand op de ‘Valve World 2004 Conference & Expo’ folders aanwezig gehad, waarvan de inhoud in grote mate zou overeenstemmen met de inhoud van folders van Rotork.

In de zomer van 2004 hebben partijen besprekingen gevoerd over een mogelijke overname van Autork door Rotork. Nadat de onderhandelingen zijn afgebroken heeft Rotork in China gevorderd Autork te verbieden inbreuk te maken op een haar toekomend (Chinees) modelrecht/octrooirecht. Rotork stelt dat Autork door het produceren en in de EU aanbieden van de modellen IK en IKT inbreuk maakt op haar modelrecht en auteursrecht op het ontwerp van haar modellen IQ en IQT. Zij stelt dat de modellen van Autork klakkeloze imitaties zijn van haar producten en dat tevens sprake is van slaafse nabootsing. Het gebruik van de tekens AUTORK, IK en IKT beschouwt Rotork als inbreuken op haar merkrechten. De inhoud van de folder van Autork zou inbreuk maken op het auteursrecht van Rotork.

Autork erkent dat haar klepaandrijvingen gelijkenis vertonen met die van Rotork, maar meent dat er duidelijke verschillen zijn aan te wijzen. De gelijkenissen zouden bovendien terug te voeren zijn op de technische eisen die aan dergelijke producten worden gesteld.

Modelrecht

De rechtbank oordeelt dat de modellen van Autork geen andere algemene indruk wekken dat die van Rotork; de verschillen zijn hiervoor te gering. Omdat er sprake is van modelinbreuk, hoeft de vordering op basis van slaafse nabootsing en inbreuk op auteursrecht op de modellen niet nader te worden onderzocht.

Auteursrecht

Vergelijking van de folders van Autork en Rotork leert dat de folders van gedaagde vrijwel geheel -inclusief afbeeldingen- overeenstemt. Het dient dan ook te gelden als een verveelvoudiging, waarmee Autork inbreuk maakt op het aan Rotork toekomende auteursrecht.

Merkinbreuk

De rechtbank stelt dat Autork de gewraakte tekens gebruik voor dezelfde waren als waarvoor de merken van Rotork zijn geregistreerd. De merken Autork en Rotork stemmen auditief en visueel overeen. Ook is er sprake van begripsmatige overeenstemming: ‘tork’ verwijst naar ‘torque’ en betekent moment (van kracht). Hierdoor wordt verwarringsgevaar aannemelijk geacht.

Omdat er naar het oordeel van de rechtbank geen auditieve, visuele en begripsmatige overeenstemming bestaat tussen het merk IQ enerzijds en de tekens IK en IKT anderzijds, wordt hier echter geen merkinbreuk aangenomen.

Autork dient met onmiddellijke ingang iedere inbreuk op het Auteursrecht van Rotork in Nederland en op het Gemeenschapsmerk en het Gemeenschapsmodel van Rotork in Nederland en op het grondgebied van de overige lid-staten te staken en gestaakt te houden. Opgemerkt wordt nog dat “De vordering de ge- en verboden uit te doen strekken tot de handelingen van Greatork of een andere met Autork gelieerde rechtspersoon zal worden afgewezen. De enkele omstandigheid dat een rechtspersoon met dezelfde bestuurders gelijkende klepaandrijvingen op de markt brengt is daarvoor ontoereikend."

Een pan-Europese handhavingsrichtlijnconforme veroordeling, waarbij het deze keer niet lijkt te gaan om de richtlijnconforme proceskostenveroordeling, zit er nog niet in.

Lees het vonnis hier. Afbeeldingen hier.