"Een ander punt van kritiek betreft de verzekering die in de Memorie van Toelichting wordt gegeven dat het wetsvoorstel uitdrukkelijk niet meer doet dan het implementeren van de Richtlijn. Toch bevat het een vergaande wijziging van artikel 15b Auteurswet (en een nieuw art. 9a Wet op de Naburige Rechten), dat in zijn huidige vorm verder (commercieel) gebruik toestaat van door of vanwege de overheid openbaar gemaakte werken, tenzij het auteursrecht is voorbehouden (..) Door het bestaande art. 15b Aw ook nog eens te beperken tot werken 'waarvan de openbare macht de maker of rechtverkrijgende is', wordt de reikwijdte van dit artikel sterk ingedamd ten detrimente van het publieke domein. Een beperking die niet vereist is en ook nog eens overbodig, aangezien de overheid een auteursrechtvoorbehoud kan maken, ook ter bescherming van de rechten van toeleveranciers."
Deze beperking is weliswaar mogelijk niet vereist door de bewuste richtlijn, maar m.i. niet overbodig en juist wél wenselijk. Waarom heeft de overheid de mogelijkheid om door publicatie "door of vanwege de openbare macht" rechten van derden te onteigenen? Dat is juist een onwenselijk element van de huidige redactie van art. 15b. (vgl. SVV, p. 143-146). De overheid kan zonder toestemming en zonder het recht daartoe te verwerven beschermd werk van derden in het publiek domein gooien.
Weliswaar kan dat door het maken van het bekende voorbehoud in het huidige systeem ook worden voorkomen, maar dat gebeurt regelmatig niet. Ligt het niet veel meer voor de hand dat de overheid de rechten van derden eerst netjes verwerft voordat ze ze überhaupt in het pubbliek domein kán gooien?
Aan Van Eechoud kan worden toegeven dat onder de voorgestelde nieuwe redactie van art. 15b Aw (en art. 9a WNR) het voor gebruikers wel minder duidelijk wordt. Zij kunnen er immers niet meer op vertrouwen dat alles wat "door of vanwege de openbare macht" is openbaar gemaakt rechten vrij is. Dit versterkt m.i. echter de verplichting van de overheid om de rechten van derden voor zover nodig consequent te verwerven en om aan gebruikers duidelijk te maken wat wel en wat niet rechten vrij is.
Het belangrijkste is dat de overheid alle informatie die zij "door of vanwege de openbare macht" openbaar wenst te maken makkelijk vindbaar gratis op internet zet. Dan is de mogelijkheid van al dan niet verder exploiteren daarvan aanzienlijk minder belangrijk. Wél belangrijk is dat zij eerst netjes de rechten verwerft óm het gratis op internet te zetten.
Per saldo verdient de nu voorgestelde wijziging die onteigening door de overheid onmogelijk maakt dus de voorkeur. Het opnemen van de nabuurrechtelijke variant van art. 15b Aw in art. 9a WNR is ook een goed idee, maar dat lijkt Van Eechoud ook niet te betwisten. "
D.J.G. Visser