DOSSIERS
Alle dossiers

Diversen  

IEF 10988

Stemmingen uitgesteld tot dinsdag

Langetermijnagenda incl. stemmingslijst week 10

De voorgenomen stemming betreffende de amendementen voor de Wetswijziging Toezicht op CBO's van afgelopen donderdag 1 maart, is verzet naar aanstaande dinsdag.

Eerdere berichten:
Debat en eerste amendementen IEF 10909,
Aanvulling en vervanging IEF 10964, en
Laatste vervanging IEF 10979.

En de reacties hierop:
Staatssecretaris Teeven IEF 10965
VOI©E IEF 10974
PlatformMakers IEF 10985

IEF 10986

Digitaal leenrecht: een gemiste kans

P. Spaninks, Digitaal leenrecht: een gemiste kans, wordpress.com 1 maart 2012.

Een bijdrage van Pierre Spaninks, Voorzitter Vereniging van Schrijvers en Vertalers / bestuurslid Stichting Reprorecht

In het Boekblad van 1 maart 2012 mocht ik als voorzitter van de Vereniging van Schrijvers en Vertalers commentaar geven op het mislukken van de onderhandelingen tussen de Groep Algemene Uitgevers van het Nederlands Uitgevers Verbond en de Vereniging van Openbare Bibliotheken. Zoals dat gaat, komt er dan maar een deel van je verhaal in de krant. Voor wie geïnteresseerd is volgt hier de uitgebreide versie.

Voorop staat het uitgangspunt dat lezers willen lezen en dat schrijvers gelezen willen worden. Uitgevers, boekhandels, bibliotheken: het zijn allemaal intermediairs die geen andere functie hebben dan dat mogelijk te maken. Door boeken te publiceren, door ze verkopen, door ze uit te lenen – of het nu om gedrukte folioboeken gaat of om digitale e-boeken.

Lezers willen tegenwoordig steeds vaker een boek lezen in verschillende vormen op verschillende platforms. Uitgevers, boekhandel, bibliotheken moeten daar op inspelen. Doen ze dat niet, dan zijn ze binnen de kortste keren out of business.

Billijke honorering

Gelukkig overwinnen steeds meer schrijvers hun aanvankelijke achterdocht tegen het e-boek, en gaan ze de voordelen inzien van dit nieuwe medium. De meeste schrijvers vinden inmiddels e-boeken een prima idee, mits zij ook voor die exploitatie van hun werk een billijke honorering ontvangen. Met de uitgevers is de uitgave van e-boeken tegenwoordig netjes geregeld in het modelcontract dat de Vereniging van Letterkundigen en de GAU samen hebben opgesteld.

De uitleen van boeken door (openbare) bibliotheken is een verhaal apart. Voor folioboeken was dat al keurig geregeld in de Auteurswet. Zo niet voor e-boeken. Die komen in de hele Auteurswet niet voor, en zoals de systematiek van de wet voorschrijft geldt het leenrecht daarvoor dan niet. Juridisch is er daardoor zelfs sprake van een verbod op het uitlenen van e-boeken. Een weinig bevredigende situatie, voor alle betrokkenen. Alle begrip voor de openbare bibliotheken die dat wel willen gaan doen. Zeker nu de Vereniging van Openbare Bibliotheken daar nadrukkelijk bij zegt dat de rechthebbenden (auteurs en uitgevers) daar dan een billijke vergoeding voor moeten ontvangen.

Auteurs dragen in de praktijk hun (collectieve) rechten op digitale exploitatie van hun werk over aan de stichting LIRA. De individuele exploitatierechten (waaronder het recht om van een werk een e-boek te maken) dragen zij sinds dit voorjaar het nieuwe modelcontract van kracht is in de regel over aan hun uitgever. Bij uitgeefovereenkomsten die voor 2011 zijn gesloten, kan dat van geval tot geval verschillen. Slechts een enkeling geeft al zelf zijn of haar e-boeken uit en heeft daarop zelf de rechten. Maar dat is een groeiende praktijk, waar ik zeker verwachtingen van heb.

Hete brij

Het afgelopen jaar hebben de uitgevers verenigd in de GAU en de bibliotheken verenigd in de VOB langdurig met elkaar gesproken om tot een generieke regeling te komen voor het uitlenen van e-boeken. Het was mooi geweest voor lezers en voor schrijvers als dat was gelukt, maar het mocht niet zo zijn. De GAU en de VOB hebben in feite maandenlang om elkaar heen lopen draaien als een kat om de hete brij, en zijn in feite niet verder gekomen dan een agreement to disagree. Daardoor is er kostbare tijd verloren gegaan voor alle boekenliefhebbers. Ondertussen heeft de wereld allesbehalve stilgestaan. Vandaar dat ik zeg: een gemiste kans.

De vraag is wel of zulk bilateraal overleg tussen uitgevers en bibliotheken überhaupt iets had kunnen opleveren. Want (a) wordt er van allerlei kanten gepleit voor een wettelijke regeling waardoor e-boeken kunnen worden uitgeleend, met een collectief leenrecht naar analogie van dat voor folioboeken. Minister Zijlstra lijkt daar wel gevoelig voor. En (b) zat er een partij te weinig aan de ronde tafel, namelijk die van de schrijvers en vertalers.

“Voor u, over u, zonder u”

Welbeschouwd is het digitaal leenrecht geen zaak die uitgevers en bibliotheken even onderling kunnen regelen, en als ze verstandig zijn moeten ze dat ook helemaal niet willen. Ze zullen daar ook schrijvers en hun vertegenwoordigers bij moeten betrekken: de Stichting LIRA voor het regelen van de digitale rechten, de Vereniging van Schrijvers en Vertalers (met voorop de afdelingen Vereniging van Letterkundigen en de FreeLancers Associatie) voor het broodnodige draagvlak onder de auteurs. Wat nu is gebeurd, is alleen al uit een oogpunt van haalbaarheid niet snugger. De bestaande praktijk van “Voor u, over u, zonder u” voedt alleen maar het wantrouwen onder schrijvers en vertalers jegens deze nieuwe exploitatievorm – en zonder hen komt er geen e-boek tot stand.

Creatief meedenken

Een wettelijke, collectieve regeling en een uitbreiding van het leenrecht kan, wat betreft de schrijvers, maar een stelsel van afspraken via uitgevers is ook denkbaar. Wij hebben op dit moment nog onvoldoende zicht op de modaliteiten en de condities om a priori een voorkeur uit te spreken voor het een of het ander. Veel hangt af van de concrete uitwerking en de effecten, zowel voor schrijvers en vertalers als voor hun lezers. Alle reden om beide modellen verder te verkennen, en daarin denken schrijvers en vertalers graag creatief mee. Bijvoorbeeld op 9 juni aanstaande, tijdens een seminar dat wordt gehouden in aansluiting op de algemene ledenvergadering van de VSenV en de jaarlijkse vergadering van aangeslotenen van LIRA.

IEF 10935

Internet extremisme: even afstand nemen

E. Angad-Gaur, internet extremisme, artikel verschijnt deze week in de Muziekwereld, blad van de Ntb.

Een inzending van Erwin Angad-Gaur, secretaris/directeur van de Ntb, de vakbond voor musici, componisten en acteurs.

Na de uitvinding van de boekdrukkunst, de telefonie, radio en televisie, heeft het internet in relatief korte tijd de wereld verder verkleind: the global village is opnieuw een stap dichterbij gekomen. Dat vraagt onder meer om aanpassingen van wet- en regelgeving, al was het maar omdat landsgrenzen op het internet nog maar nauwelijks ter zake doen. Het internet is vooral daarom onderwerp van felle politieke en maatschappelijke discussies.

Wat daarbij telkens opvalt is de polarisatie van dat debat: de wereld lijkt, als je kranten leest, of politieke partijprogramma’s doorleest te verdelen in internetenthousiasten en internetcriticasters. Een middenweg lijkt bijna niet mogelijk.

Om even afstand te nemen van de huidige felle discussies over de draconische Amerikaanse anti-piraterij wetten SOPA en PIPA, over het geheimzinnige ACTA-verdrag en het al dan niet afsluiten van The Pirate Bay, een voorbeeld van minder dan een jaar geleden: de discussie over Wikileaks.

Wikileaks
Diverse overheden, de Verenigde Staten voorop, doen hun uiterste best Wikileaks het werken onmogelijk te maken en zouden de website het liefst verbieden, de verantwoordelijken voor de rechter slepen en dwingen al hun bronnen aan justitie te melden. Dat dit ingaat tegen in vele jaren, via vele rechtszaken en politieke discussies opgebouwde regels over de vrijheid van meningsuiting en de vrijheid van de pers, lijkt geen argument.

De Wikileaks-enthousiasten daarentegen lijken op een zelfde wijze weinig tolerantie te hebben voor soms terechte kritiek op de gedragingen van Assange en de zijnen. Dat Wikileaks in eerste aanleg weigerde namen van Afghaanse informanten te anonimiseren en daarmee levens in gevaar bracht, mocht hen van internetactivisten niet worden verweten.

Dat de persvrijheid ook eisen van zorgvuldigheid kent en elke vrijheid wordt begrensd door verantwoordelijkheden, lijkt wat hen betreft maar beperkt ter zake te doen.

Vrijheidsstrijders tegenover handhavers
Op exact dezelfde wijze verloopt de discussie over het auteursrecht.

‘Vrijheidstrijders’ menen dat alle informatie vrij toegankelijk dient te zijn. Het auteursrecht is daarbij een belemmering, die zo spoedig mogelijk moet worden weggewerkt. Privacy dient absoluut te zijn en zelfs betaling voor informatie is een onredelijke belemmering voor de toegankelijkheid van die informatie.

Aan de andere kant staan de handhavers, vaak vooral platen- en filmmaatschappijen, die het internet via vergaande verboden en digitale technieken onder controle willen brengen. Een verlangen dat naadloos aansluit bij de behoefte van de ‘internetcriticasters’ die het internet, ook om andere redenen, willen knechten.

Van verbodsrecht naar vergoedingsrecht
Opnieuw hebben beide partijen daarbij weinig oog voor de geschiedenis. Het auteursrecht immers, ontstond na de uitvinding van de boekdrukkunst. Het ‘verbodsrecht’ was in die tijd, toen in een land drie drukpersen stonden, een werkbare methode om auteurs controle te geven over de verspreiding van hun werk.

Al met de komst van de radio en de geluidstechniek werd dit, in het geval van muziek, onwerkbaar. Elk radiostation draait per dag honderden liedjes: het werd zowel voor de makers, als voor gebruikers onmogelijk elkaar op basis van individuele onderhandeling te vinden.

Als oplossing werd daarom het collectief beheer uitgevonden; in Nederlandse termen: muziekauteurs sloten zich aan bij de Buma die hun individuele verbodsrecht feitelijk omzette in een vergoedingsrecht. Wie netjes betaalt krijgt toestemming voor gebruik. Het verbod werd enkel nog een stok achter de deur, voor wie niet betalen wil.

Het succes van dit model vertaalde zich in de Wet op de Naburige Rechten (WNR) in een wettelijk vergoedingsrecht voor openbaarmakingen van commerciële fonogrammen (de Sena-rechten): de wetgever gaf musici en producenten in de WNR niet eens keuze meer individueel te onderhandelen. De maatschappelijke voordelen van de collectieve vergoeding en onderhandeling waren daarvoor te groot. (Helaas werd deze wetgeving niet van toepassing voor digitale on-demand-diensten; reden waarom Sena in het geval van on-demand-streaming geen rol kan spelen.)

Terug naar de nieuwe tijd
Op internet is (in theorie althans) inmiddels elke consument een radiostation geworden; iedereen kan muziek en films ‘uitzenden’ en ook uit tal van bronnen binnenhalen. Radicale internet-enthousiasten vinden soms betalen voor muziek een onredelijke beperking van de vrijheid van informatie en de mogelijkheden die het internet hen biedt. Internetsceptici willen het verbodsrecht scherpe (digitale) tanden geven. Maar de geschiedenis wijst uit dat een toekomst van vergoedingsstructuren (middels gedwongen collectief beheer) de logische, waarschijnlijke en redelijke oplossing is. Alleen een website die binnen een dergelijk systeem nog steeds niet betalen wil, zou moeten worden afgesloten of als ultiem middel (louter op aanwijzing van de rechter) worden geblokkeerd; net als offline een radiostation dat geen auteursrechten betaalt geen lang leven is beschoren; iets wat wij allemaal heel redelijk vinden.

Essentieel is te streven naar een redelijk evenwicht waarin rechtengebruik op het internet eenvoudiger dan nu het geval is wordt mogelijk gemaakt en waarin handhaving van rechten op evenwichtige en effectieve wijze kan plaatsvinden: gericht op illegale websites en niet op consumenten, binnen een vergoedingenstructuur die elk nieuw businessmodel op internet de mogelijkheden biedt legaal muziek, series en films aan te bieden.

Het wordt kortom tijd extreme opvattingen achter ons te laten en te werken aan een evenwichtige regulering van het internet.

Erwin Angad-Gaur is secretaris/directeur van de Ntb, de vakbond voor musici, componisten/tesktschrijvers en acteurs

IEF 10964

Aanvulling en vervanging amendementen wijziging cbo

De amendementen uit IEF 10909, die donderdag a.s. ter stemming gebracht, worden aangevuld en vervangen:

Amendement van de leden Peters en Van Toorenburg over het verbreden van de ex-ante toetsing van de tarieven door het College van Toezicht en het geven van nadere criteria voor deze ex-ante toetsing. Kamerstukken II, 2011-2012, 31 766, nr. 21.

Amendement van het lid Peters ter vervanging van nr. 15 over het bij amvb regels geven voor het beheer van de gelden waarvoor geen rechthebbenden gevonden zijn en de aanwending van de gelden voor andere doeleinden dan uitkering aan de rechthebbenden. Kamerstukken II, 2011-2012, 31 766, nr. 22.

 

IEF 10962

Vooralsnog niet ondertekenen van ACTA

Kamerbrief minister Verhagen en staatssecretaris Teeven over het vooralsnog niet ondertekenen van het Anti-Counterfeiting Trade Agreement (ACTA) totdat vaststaat dat het verdrag in lijn is met de grondrechten in Nederland.

In de aangenomen motie wordt de regering verzocht “om het ACTA-verdrag niet te tekenen zolang niet onomstotelijk vastgesteld is dat het verdrag niet in strijd is met de grondrechten”. In een van de overwegingen is aangegeven dat volgens artikel 218, lid 11 van het Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie iedere lidstaat het advies van het Europees Hof van Justitie kan inwinnen over de verenigbaarheid van een voorgenomen overeenkomst met de Europese verdragen. Tijdens het debat over de Staat van de Europese Unie van 9 februari jl. hebben minister-president Rutte en minister Rosenthal reeds aangegeven dat Nederland een ordentelijke procedure op dit gebied heeft, namelijk het vragen van advies aan de Raad van State.

Afgelopen woensdag, 22 februari, heeft Eurocommissaris De Gucht bekend gemaakt dat de Europese Commissie het Hof van Justitie van de Europese Unie gaat vragen om te beoordelen of ACTA - op enigerlei wijze - onverenigbaar is met Europese fundamentele rechten en vrijheden, zoals de vrijheid van meningsuiting en informatie, het recht op gegevensbescherming, en het recht op eigendom in het geval van intellectuele eigendom [red. zie ook IEF 10947].

Voorts heeft de regering besloten om ter uitvoering van de motie de Raad van State op grond van artikel 21a, eerste lid, van de Wet op de Raad van State om voorlichting te vragen over deze kwestie, overeenkomstig overwogen en gevraagd in de motie, waarbij de vicepresident van de Raad van State expliciet wordt gevraagd in hoeverre hij daartoe ruimte ziet, gegeven het besluit van de Europese Commissie om aan het Hof van Justitie van de Europese Unie vragen te stellen.

IEF 10949

Presentaties VMC/VVA

Update 24 februari: nu alle presentaties beschikbaar
Presentatie Dirk Visser
Presentatie Arno R. Lodder
Presentatie Egbert Dommering

De Vereniging voor Media- en Communicatierecht (VMC) en de Vereniging voor Auteursrecht (VVA) organiseerde 22 februari een gezamenlijke studiemiddag over de Brein/Ziggo-XS4All-zaak en het Europese perspectief zoals dat gevormd wordt door onder meer de uitspraak van het Europese Hof van Justitie in Scarlet/Sabam (en Sabam/Netlog).

Ingezonden door Dirk Visser, Klos Morel Vos & Schaap, Universiteit Leiden.
Ingezonden door Arno R. Lodder, VU Amsterdam
Ingezonden door Egbert Dommering, IViR.

Het arrest wordt door Egbert Dommering geannoteerd in de eerstvolgende aflevering van AMI.

Antwoord Engelfriet op door Visser gebruik citaat: RE: over de context.

IEF 10946

De gevolgen van de Pirate Bay blokkade voor internetgebruikers

J. Spauwen, O.Volgenant, De gevolgen van de Pirate Bay blokkade voor internetgebruikers, IEF 10946.

Bijdrage ingezonden door Joran Spauwen en Otto Volgenant, Kennedy Van der Laan.

Nu het stof van de BREIN / Ziggo & XS4All uitspraak langzaam neerdaalt, is het goed om nog eens beter naar het vonnis te kijken en dan vooral de gevolgen voor de internetgebruikers. In eerdere berichtgeving (Mediareport) zijn de overwegingen van de rechtbank Den Haag al op een rijtje gezet. In een helder vonnis concludeert de rechtbank dat filteren in het geval van de Pirate Bay proportioneel en op zijn plaats is. Het blokkeren van internetverkeer blijft binnen de antieke kaders van de e-commercewetgeving echter een lastige puzzel. Ondanks de vloeiende redenering van de rechtbank wordt dit vonnis dan ook niet klakkeloos geaccepteerd door de branche (nu.nl). Ook de betrokkenen zelf hebben verder protest aangekondigd en gaan in hoger beroep (tweakers.nl). De aangekondigde strijd belooft in ieder geval verdere verdieping van dit lastige vraagstuk. Een mooi moment om de afweging van de rechtbank Den Haag onder de loep te leggen en eens te kijken naar een onderwerp dat nog te weinig aandacht heeft gekregen: het belang van internetgebruikers.

1. De Pirate Bay blokkade
2. Het spanningsveld voor tussenpersonen
3. Het belang van de internetgebruikers
4. SOS Internet

1. De Pirate Bay blokkade
Even ter opfrissing: wat wil BREIN dat de internetproviders doen? “(H)et blokkeren en geblokkeerd houden van de toegang van haar abonnees tot de (…) genoemde domeinnamen/(sub)domeinen en IP adressen via welke The Pirate Bay opereert.” BREIN vordert hiermee in feite twee soorten blokkades: een domeinnaamfilter en een ip-adresfilter. Beide filters hebben uiteraard wel met elkaar te maken, ze hebben beide namelijk betrekking op het bereiken van een website op een andere computer (server) via het internet. Alle computers op het internet hebben een ip-adres. Dit adres kan gebruikt worden om ‘verbinding’ te leggen met andere computers. Google’s .nl website op haar Nederlandse computer is bijvoorbeeld bereikbaar door het ip-adres 173.194.69.94 – eveneens van Google – in te typen in een browser. Dit is natuurlijk volstrekt onwerkbaar en daarom is het Domain Name Systeem uitgevonden om domeinnamen te koppelen aan ip-adressen. Wie www.google.nl intypt zal daarom automatisch worden herleid naar het ip-adres 173.194.69.94 en de daarbij behorende computer. Deze verwijzing gebeurt meestal door een computer van de internetprovider (de DNS server), die een gigantische lijst bijhoudt van alle domeinnamen en gekoppelde ip-adressen. De door de rechtbank toegewezen blokkades betekenen dus dat de internetproviders:

1. van alle websiteverzoeken van hun klanten moeten controleren of hierin wordt verzocht een domeinnaam van de Pirate Bay om te zetten in een ip-adres; en zo ja, dit verzoek niet te verwerken.
2. van alle websiteverzoeken van hun klanten moeten controleren of deze leiden tot een ip-adres van de Pirate Bay; en zo ja, dit verzoek te weigeren.

2. Het spanningsveld voor tussenpersonen
Voor het opleggen van deze blokkade moet een ingewikkelde afweging worden gemaakt. Dit komt omdat de zorgvuldigheidsnormen voor internetproviders op dit gebied slechts bestaan uit vage kaders, die bovendien enigszins tegenstrijdig zijn. De Nederlandse wetgeving maakt het mogelijk tussenpersonen te verbieden diensten aan te bieden die door derden worden gebruikt voor het maken van inbreuk op auteursrechten (artikel 26d Auteurswet). Bovendien wordt in de Europese Auteursrechtrichtlijn overwogen dat deze tussenpersonen in veel gevallen het meest aangewezen zijn om een inbreuk op hun dienst te beëindigen. Daartegenover staat dat internetproviders onder de zogenaamde safe harbors vallen en niet aansprakelijk zijn voor de informatie die zij doorgeven (artikel 6:196c BW). Hier kunnen uitzonderingen op worden gemaakt, maar uit de Europese e-commercerichtlijn blijkt dat een uitzondering nooit mag neerkomen op een algemene monitor- of filterverplichting. De regelgeving op dit gebied vormt dus een spanningsveld, met aan de ene kant de mogelijkheid tussenpersonen een verbod op te leggen en aan de andere kant de uitsluiting van monitor- en filterverplichtingen. Aan dit spanningsveld liggen verschillende principes ten grondslag, zoals de noodzaak rechthebbenden een passend beschermingsniveau te bieden, de ontwikkeling van informatietechnologie niet in de weg te staan en bescherming van privacy van de internetgebruikers.

De rechtbank heeft geoordeeld dat de Pirate Bay blokkade niet neerkomt op een algemene monitor- en filterverplichting. Een interessante conclusie. Zoals hiervoor is uitgelegd komt de blokkade vanuit praktisch oogpunt neer op controle van de websiteverzoeken van de klanten van de internetproviders op domeinnamen en ip-adressen van de Pirate Bay. Dit betekent dat alle verzoeken, ook die voor andere websites, langs een zwarte lijst moeten worden gelegd. Hiermee wordt dus al het internetverkeer van iedere internetgebruiker gemonitord. De rechtbank legt helaas niet precies uit waarom deze vorm van controle niet onder het verbod op algemene monitor- en filterverplichtingen valt. Zij stelt enkel dat het niet gaat om deep packet inspection en concludeert dat de blokkade tot de mogelijkheden hoort.

De vraag of de blokkade ook in dit geval moet worden opgelegd, beoordeelt de rechtbank aan de hand van de subsidiariteit en proportionaliteit van de maatregel. Dit komt neer op de vraag of er geen effectievere middelen zijn om het doel te bereiken en of het doel het middel heiligt. De rechtbank verwijst voor deze toets naar de uitspraak in de Scarlet / SABAM zaak, gewezen door het Hof van Justitie [red. IEF 10551]. De subsidiariteits- en proportionaliteitstoets komen voort uit de toepassing van grondrechten. Hierdoor is de afweging van de rechtbank in wezen teruggebracht tot het fundament van het conflict, namelijk tussen het recht op eigendom van de rechthebbende, het recht op ondernemerschap van de internetprovider en het recht op privacy en informatievrijheid (vrijheid van meningsuiting) van de internetgebruikers. Oftewel, de hiervoor genoemde basisprincipes die ten grondslag liggen aan het spanningsveld waarop de aansprakelijkheid van tussenpersonen zich bevindt.

3. Het belang van de internetgebruikers
De vraag is of in deze procedure het recht van de internetgebruiker wel genoeg aan bod is gekomen. Door het recht op privacy en informatievrijheid enkel mee te nemen in de afweging omtrent aansprakelijkheid van de tussenpersoon is mogelijk onvoldoende gewicht toegekend aan het zelfstandige en fundamentele recht van de internetgebruikers.

Als we opnieuw kijken naar de subsidiariteit en, met name, de proportionaliteit, maar dan puur vanuit het standpunt van de gebruiker, heeft de blokkade een aanzienlijke impact. Het betekent namelijk dat al het verkeer van de internetgebruikers moet worden gecontroleerd. Technisch kan dit wellicht een eenvoudige aanpassing zijn, het gevolg is er niet minder om. Er is sprake van controle vooraf op communicatie van de internetgebruikers. Dit is principieel gezien een zware maatregel. Daarbij komt dat het bezoeken van een computer van de Pirate Bay niet per se betekent dat de onrechtmatig geachte torrents worden gedownload. De blokkade is dus een paardenmiddel. Dat dit middel eenvoudig is toe te passen is geen doorslaggevend argument. Dit impliceert namelijk dat de privésfeer van internetters alleen wordt beschermd als zij beschermingsmaatregelen nemen die het internetverkeer verhullen, zoals vpn, proxyservers of andere encryptietechnieken. Het is duidelijk dat internetproviders deze beschermde vormen van communicatie niet mogen hacken. Ter analogie; foto’s nemen van iemand in zijn huis, is niet ineens toegestaan omdat diegene is vergeten de gordijnen dicht te doen.

De blokkade is om deze redenen een serieuze inbreuk op het recht op privacy en informatievrijheid van de eindgebruikers, waarbij vooral meetelt dat de maatregel effect heeft op al het internetverkeer, ook het verkeer dat niets te maken heeft met de Pirate Bay. Een dergelijk inperking van grondrechten is mogelijk, maar moet volgens artikel 8 en 10 van het Europese Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) zorgvuldig worden getoetst aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit. De mogelijkheid om zonder inmenging te kunnen communiceren is vanuit privacy en informatievrijheid van groot belang en daarom ook gewaarborgd door de ePrivacy Richtlijn (artikel 5 lid 1). Om, zoals in deze zaak het geval is, niet de inhoud van de communicatie, maar de mogelijkheid daartoe te beperken is in beginsel uit den boze. Toezicht moet achteraf plaatsvinden en mag partijen niet vooraf de mond snoeren (artikel 7 lid 3 Grondwet). De rechtbank staat in haar vonnis wel stil bij het belang van de abonnees van Ziggo en XS4All, maar benoemt niet specifiek dat al het internetverkeer door de blokkade gecontroleerd moet worden en legt vooral niet uit waarom deze inbreuk gerechtvaardigd is. Redenerend vanuit het doel van de blokkade is de volledige reikwijdte van de inbreuk op de grondrechten van de gewone internetgebruikers dus onderbelicht gebleven, terwijl dit juist van fundamenteel belang is.

Naast de subsidiariteit en proportionaliteit moet de beperking van een grondrecht volgens het EVRM overigens ook voorzienbaar zijn. Dit ligt lastig omdat volgens de Minister van Justitie een websiteblokkering juridisch niet mogelijk is (speerpuntenbrief) en ook eurocommissaris Reding heeft verklaard dat websiteblokkering uit den boze is [statement]. Volgens de rechtbank kan zij aan deze stelling geen gewicht toekennen omdat ze niet deel uitmaken van de wetgeving of de totstandkoming daarvan. Voor zover de vraag ziet op de uitleg van een rechtsregel heeft de rechtbank hierin gelijk. Echter, de toets die hier aan de orde is heeft betrekking op de voorzienbaarheid en bepaaldheid van de regelgeving. Het negeren van de opmerkingen van de wetgever is daarom opmerkelijk, omdat het publiek voor de bedoeling en de betekenis van regelgeving immers wel naar deze partijen zullen luisteren.

4. SOS Internet
Kortom, genoeg redenen om in hoger beroep nog eens naar de grondslag voor de Pirate Bay blokkade te kijken en daarbij in het bijzonder rekening te houden met de belangen van de internetgebruikers. Het is daarom toe te juichen dat het Steunfonds Open en Stabiel Internet (SOS Internet) aanstaande donderdag 23 februari 2012 een bijeenkomst organiseert om te onderzoeken of zij zich kunnen voegen in het hoger beroep. Voor iedereen die geïnteresseerd is, zie hier de uitnodiging.

IEF 10922

In de tijdschriften januari 2012

Hieronder een selectie van hoofdartikelen en jurisprudentie uit de bladen van januari 2012:

 P.J. Sciarone, 'Het arrest van de Hoge Raad inzake Philips/ Postech en de Losartan-affaire - deel I' BIE 2012-1, p. 2-11.

P.A.C.E. van der Kooij, 'TRIPS en de kwekersvrijstelling', BIE 2012-1, p. 12-17.

C.F.M. de Vries, 'Subjectieve verwijtbaarheid: Een toets om de aansprakelijkheid van internet-tussenpersonen voor het faciliteren van auteurs-rechtinbreuken te beoordelen', AMI 2012/1, p. 1. e.v.

M.F.J. Haak, 'Handhaving van gemeenschapsmerken en -modellen; territoriale beperkingen?, p. 114 e.v.

V. Raus, 'Handhaving in België, BMM Bulletin 3/2011, p. 125 e.v.

Modellenrecht
HvJ EU 20 oktober, zaak C-281/10, IEF 10374, PepsiCo/GrupoPromer Mon Graphic - met noot van E.F. Brinkman  

Jurisprudentie
HvJ EU 24 november 2011 (Circus Globus) m.nt. K.J. Koelman, AMI 2012/1, nr. 2 (hier).

Rb. Utrecht 2 augustus 2011 (Cher/Universal) m.nt. M.T.M. Koedooder, AMI 2012/1, nr. 4

Jurisprudentie overzicht
Marloes Bakker, Florence Verhoestraete, Maarten Haak, Sebastien Lardinoit, Kristof Neefs

 

 

 

 

 

 

 

 

Berichten IE: website.
AMI: website.
BMM Bulletin: website, laatste editie hier.

IEF 10917

Statement Reding: blocking the Internet is never an option

Statement by Viviane Reding, Vice-President of the European Commission and EU Commissioner for Justice, Fundamental Rights and Citizenship,  on freedom of expression and information via the Internet, attempts to
block websites, "three-strikes-laws",  and ACTA.

1.  For the European Union, freedom of expression and freedom of information, regardless by which technological means and regardless of frontiers, are fundamental rights. They are enshrined in the EU's Charter of Fundamental Rights[1] , which takes precedence  over all EU legislation, including international agreements concluded by the EU.  The European Union therefore stands for a freely accessible Internet and for freedom of expression and freedom of information via the Internet.

2.  Intellectual property is also a fundamental right recognised by the EU's Charter of Fundamental Rights. [2] It ensures that artistic creations by authors are protected. However, this is not an absolute fundamental right. European policy therefore should aim at mutually balancing the respect for both fundamental rights, without calling into question their essence. Freedom of information and intellectual property  rights must not be enemies; they should be partners!

3. Copyright protection can never be a justification for eliminating freedom of  expression or freedom of information. That is why for me, blocking the Internet is never an option. Instead, we need to find new, more modern and more effective ways in Europe to protect artistic creations that take account of technological developments and the freedoms of the Internet. The promotion of legal offers, including across borders, should become a  priority for policy-makers.

4. This is a position that I have previously defended in the debate on the EU Telecoms Package in 2009. Some politicians wanted to include in this legislation provisions that would have authorised a "three-strikes solution" to protect copyright. I opposed this at the time. In spite of significant political pressure [3], I instead supported – in  the name of the European Commission and in close alliance with the European Parliament – the inclusion of an  "Internet freedom provision" in the final text of this legislation[4]. This "Internet freedom provision" represents a great victory  for the rights and freedoms of European citizens. Under this provision, "three-strikes laws", which could cut off Internet access without a prior fair and impartial procedure or without effective and timely judicial review, will certainly not become part of European law.

5. This situation can and must not be changed by the ACTA agreement, which is currently under public discussion in the European Parliament and in the national parliaments of the EU Member States. As I said, I am against all attempts to block Internet websites.  Even though the text of the ACTA agreement does not provide for new  rules compared to today's legal situation in Europe, I understand that many people are worried about how ACTA would be implemented.  I therefore welcome the intention of several members of the European  Parliament to ask the European Court of Justice for a legal opinion to clarify that the ACTA agreement cannot limit freedom of expression and freedom of the Internet. 

[1]   Article 11(1) of the EU Charter of Fundamental Rights.
[2]   Article 17 (2) of the EU Charter of Fundamental Rights.
[3]   See the reports at https://www.edri.org/book/export/html/1603; and at https://www.ecrans.fr/Ripostegraduee-Barroso-dit-non-a,5348.html;                                          
[4]   See " Commission position on Amendment 138 adopted by the European Parliament in plenary vote on 24
September", https://europa.eu/rapid/pressReleasesAction.do?reference=MEMO/08/681; and
https://europa.eu/rapid/pressReleasesAction.do?reference=MEMO/09/491&format=HTML&aged=1&lang
uage=EN&guiLanguage=fr