DOSSIERS
Alle dossiers

Diversen  

IEF 10488

Recht op privé-leven en vergelijkbaar met briefgeheim

Hof 's-Gravenhage 15 november 2011, LJN BU4306 (Nationale Stichting  tot Exploitatie van Casinospelen in Nederland tegen MR)

Met gelijktijdige dank aan Jurian van Groenendaal, Boekx advocaten.

In navolging van IEF 10401. Hoger beroep in kort geding. Rechtspraak.nl: Vordering Holland Casino jegens ex-werknemer tot verbod publicatie van een boek met informatie in strijd met geheimhoudingsbeding in vaststellingsovereenkomst; vordering Holland Casino op grond van artikel 843a Rv tot ter beschikking stellen van het manuscript van dat boek.

Persrecht. Ambtshalve aanvulling van de gronden: zolang het voltooide boek niet is gepubliceerd, valt het onder artikel 8 EVRM, bescherming van het recht op privé-leven, vergelijkbaar met briefgeheim.

5.4 Uit het hiervoor onder 4.10 overwogene blijkt dat, indien in hoge mate aannemelijk is dat [geïntimeerde] het geheimhoudingsbeding dreigt te overtreden, een beperking van diens vrijheid van meningsuiting in de vorm van een preventief publicatieverbod tot de mogelijkheden behoort, met name wanneer door overtreding van dat beding zwaarwegende belangen dreigen te worden aangetast. In hoger beroep is duidelijk geworden dat het geheimhoudingsbeding dient ter waarborg van belangen die in elk geval voor een deel als zwaarwegend moeten worden aangemerkt. Het is dus niet zo dat, zoals de voorzieningenrechter kennelijk tot uitgangspunt heeft genomen, in een geval als het onderhavige vrijwel geen ruimte zou bestaan voor een preventief publicatieverbod. Dat hangt er met name vanaf hoe aannemelijk de dreigende overtreding van het geheimhoudingsbeding is. De inzage-vordering strekt ertoe om gegevens te verkrijgen waarmee de aannemelijkheid daarvan kan worden gestaafd. Hiermee komt tevens de overweging van de voorzieningenrechter, dat inzage vooraf indirect tot een ontoelaatbare belemmering van de vrijheid van meningsuiting leidt, op losse schroeven te staan; uit de inzage kan namelijk blijken dat in hoge mate aannemelijk is dat het geheimhoudingsbeding dreigt te worden overtreden, in welk geval een belemmering van de vrijheid van meningsuiting in de vorm van een preventief publicatieverbod mogelijkerwijs toelaatbaar is. Nu de steekwoorden in het bericht van [geïntimeerde] op Facebook van 21 augustus 2011 te 11.03 uur althans enig aanknopingspunt bieden voor de inzage-vordering van Holland Casino kan deze bezwaarlijk worden afgedaan als een ‘fishing expedtion’. De overweging van de voorzieningenrechter in rov. 4.6.3 van het vonnis, dat bewijs is geleverd zodra het boek is gepubliceerd, kan niet bijdragen aan het oordeel dat Holland Casino geen rechtmatig belang heeft bij de inzage-vordering waarmee immers juist een maatregel vóór de publicatie is beoogd. In zoverre zijn de grieven 3 t/m 5 van Holland Casino dus terecht voorgesteld.

5.5 In hoger beroep is door Holland Casino echter – terecht – niet bestreden dat, zoals in rov. 4.6.4 van het vonnis is overwogen, de wetenschap dat een tekst van tevoren zal worden bekeken leidt tot ongewenste terughoudendheid bij de schrijver. Van toewijzing van een vordering op grond van artikel 843a Rv in dit soort gevallen gaat dus een ‘chilling effect’ uit waardoor het recht op vrije meninguiting de facto wordt beperkt. De bij de vraag of deze beperking geoorloofd is aan te leggen noodzakelijkheids-/evenredigheidstoets brengt met zich dat ten minste aannemelijk moet zijn dat sprake is van een (dreigende) aantasting van zwaarwegende belangen. Omdat het ‘chilling effect’ van een mogelijke artikel 843a Rv-vordering een minder vergaande beperking van de vrijheid van meningsuiting oplevert dan een preventief publicatieverbod, vergt het noodzakelijkheids-/evenredigheidscriterium niet dat in het kader van artikel 843a Rv dezelfde strenge eisen aan de aannemelijkheid van de (dreigende) belangenaantasting worden gesteld als bij een preventief publicatieverbod (zie rov. 4.10). Uit het onder 4.12 overwogene volgt evenwel dat ook niet in voldoende mate aannemelijk is geworden dat vertrouwelijke informatie dreigt te worden geopenbaard en/of de reputatie of rechten van anderen dreigen te worden geschonden om in dit geval op de voet van lid 2 van artikel 10 een inzage-bevel gerechtvaardigd te achten. Holland Casino heeft bij haar vordering A derhalve (wel belang maar) geen rechtmatig belang, althans er is sprake van een gewichtige reden in de zin van artikel 843a lid 4 Rv.

5.7   Naar aanleiding van deze stellingen van [geïntimeerde] wordt – ambtshalve de rechtsgronden daarvan aanvullend – overwogen dat het schrijven van een boek en de beslissing om het manuscript, of het reeds voltooide boek zolang het niet is gepubliceerd, al dan niet aan een ander ter beschikking te stellen privé-aangelegenheden zijn die onder de bescherming van het recht op privé-leven van artikel 8 EVRM vallen. Het betreft hier een recht dat vergelijkbaar is met het recht op briefgeheim/‘respect for correspondence’ waarover uitvoerige op artikel 8 EVRM gebaseerde rechtspraak van het EHRM bestaat. De inzage-vordering van Holland Casino strekt tot inmenging in [geïntimeerde]’s recht op privé-leven, waarbij nog wordt gewezen op het hiervoor onder 4.7 overwogene. Een dergelijke inmenging is ingevolge lid 2 van artikel 8 EVRM alleen geoorloofd wanneer dat noodzakelijk is in een democratische samenleving voor – voor zover hier relevant – de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen. Aangezien het recht om zelf te beslissen of een nog niet gepubliceerd boek aan een ander ter beschikking wordt gesteld, als een fundamenteel aspect van het recht op privé-leven moet worden beschouwd, moeten aan de noodzaak/proportionaliteit van de inmenging stringente eisen worden gesteld. Daaruit volgt dat, wil een inmenging geoorloofd zijn, met een grote mate van zekerheid moet kunnen worden aangenomen dat daadwerkelijk rechten of vrijheden van anderen (dreigen te) worden geschonden. Gezien het onder 4.12 overwogene is aan deze eis – waarover partijen hebben gedebatteerd (zie de rovv. 4.1 en 4.12) – niet voldaan. Dat betekent dat een maatregel die met zich brengt dat [geïntimeerde] gedwongen wordt het manuscript of de drukproef van zijn boek aan Holland Casino ter beschikking te stellen, de toets aan artikel 8 EVRM niet kan doorstaan. Ook om deze reden heeft Holland Casino geen rechtmatig belang bij haar daartoe strekkende vordering, althans is sprake van een gewichtige reden als bedoeld in artikel 843a lid 4 Rv.

Lees het arrest hier (LJN / pdf / grosse)

IEF 10482

Architect is niet geconsulteerd

Rechtbank Rotterdam 3 november 2011, LJN BU4071 (eisers tegen College B&W Schiedam en vergunninghouder)

Bestuursrecht. Dakopbouwvergunning zonder consultatie architect. Het College van B&W van gemeente Schiedam verleent ontheffing voor het plaatsen van een dakopbouw op een bestaande garage. Eisers hebben bezwaar gemaakt, mede op auteursrechtelijke gronden (architect zou niet zijn geconsulteerd). Er is geen sprake van een evident privaatrechtelijke belemmering en de burgerlijke rechter is de eerst aangewezene om auteursrechtschending (lees: schending van persoonlijkheidsrechten) vast te stellen. Dit kan echter niet leiden dat B&W niet tot de verleende ontheffing had kunnen komen. Vordering wordt, evenals de kort geding rechter reeds had besloten, afgewezen.

r.o.2.3.4.1. (...) [Eisers] wijzen er verder op dat de auteursrechthebbende architect die de woningen heeft ontworpen, niet is geconsulteerd en dat deze architect evenzeer tegen de geplande opbouw bezwaren heeft.

2.3.4.2 (...) Het betoog vanar eisers dat de architect die de woningen heeft ontworpen, ten onrechte niet is geconsulteerd en dat deze architect evenzeer tegen de dakopbouw bezwaren heeft, kan niet leiden tot het oordeel dat verweerder niet in redelijkheid de ontheffing heeft kunnen verlenen. Voor verweerder bestaat geen rechtsplicht bij de beoordeling van het verzoek om een ontheffing de oorspronkelijke architect van het in geding zijnde bouwwerk te raadplegen. Voor zover er al – vanwege schending van het auteursrecht van de architect – een privaatrechtelijke belemmering zou zijn, overweegt de rechtbank dat volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling (zie bijvoorbeeld de uitspraak van 28 april 2010, LJN BM2614) voor het oordeel door de bestuursrechter dat een privaatrechtelijke belemmering aan de verlening van een ontheffing in de weg staat, slechts aanleiding is wanneer deze belemmering een evident karakter heeft. De rechtbank ziet geen aanleiding voor het oordeel dat van een evidente privaatrechtelijke belemmering sprake is. De burgerlijke rechter is de eerst aangewezene om de vraag te beantwoorden of het auteursrecht van de architect geschonden zou zijn.

IEF 10438

Actual audience principe wettelijk vastleggen

Wijziging van onder meer de Mediawet 2008 in verband met aanpassing van de rijksmediabijdrage, beëindiging van de wettelijke taken van de Stichting Radio Neder land Wereldomroep en aanpassingen van meer technische aard, Kamerstukken II, 2011-2012, 33019 nr. 5 (pdf).

De leden van de PvdA-fractie zijn van mening dat de publieke media-instellingen door de weinig voorstellende bepalingen over minimale rijksmediabijdrage veel te sterk een speelbal zijn van de politiek.

Hoe kijkt de regering wat dat betreft aan tegen de mogelijkheid om auteursrechtelijke) vergoedingen te eisen van kabelaanbieders die programma’s van de publieke omroep distribueren en waarvan algemeen bekend is dat ze zeer hoge marges realiseren in Nederland? Is de regering het wel met de leden van genoemde fractie eens dat kijkers en luisteraars niet direct geld mag worden gevraagd voor uitzendingen van de algemene radio- en TV-kanalen of voor het terugkijken of –luisteren van eerder uitgezonden programma’s via internet (bijvoorbeeld via uitzendinggemist)? Is de regering het ook met deze leden eens dat uitgesteld kijken of luisteren via internet tegenwoordig bij de normale distributie van programma’s hoort en dat het derhalve ongehoord is dat auteursrechthebbenden of collectieve beheersorganisaties van auteursrechten zoals Buma/Stemra en anderen het terugkijken of –luisteren via internet trachten te blokkeren als er niet een aparte vergoeding voor wordt betaald? Is de minister bereid met de collectieve beheersorganisaties om tafel te gaan zitten en hen erop te wijzen dat het buitengewoon ongepast is als zij het normale functioneren van de publieke omroep in het internettijdperk trachten te frustreren met achterhaalde eisen die geen enkel ander doel dienen dan het vergroten van de winsten van de beheersorganisaties? De regering is het toch wel met deze leden eens dat het voor de inspanning van de auteur die het auteursrecht op een programma of delen van een programma bezit helemaal niks uitmaakt of een TV-kijker of radioluisteraar nu via de ether, via de kabel of via internet kijkt of luistert en ook niet of die kijker of luisteraar dat live doet of een dag later? Is de regering bereid het actual audience principe (er worden auteursrechten afgedragen voor het daadwerkelijke kijk- of luisterpubliek, niet afzonderlijk voor alle te onderscheiden distributievormen) desnoods wettelijk vast te leggen als de collectieve beheersorganisaties en andere rechthebbenden zich niet vrijwillig willen aanpassen aan het internettijdperk, zo vragen deze leden.

IEF 10341

PAO Leiden 2011

Dit handige overzicht met voor de auteursrechtpraktijk relevante rechtspraak van het HvJ EU (periode najaar 2010-najaar 2011, inclusief conclusies en aanhangige prejudiciële vragen, let op: curia server heeft soms wat tijd nodig) komt aan de orde in de PAO Leiden IE-cursus van 7, 14 en 21 november 16:00 - 19:15, inschrijven is niet meer mogelijk. IE-Forum 10341.

Met dank aan Dirk Visser, Klos Morel Vos & Schaap en Universiteit Leiden

Inhoudsopgave
A. HvJ EU
B. Gerecht EU
C. Conclusies HvJ EU
D. Aanhangige prejudiciële vragen
E. Verder in de pijplijn (vragen nog niet definitief gesteld)
F. Aanhangig bij het Gerecht EU

A. HvJ EU
1. HvJ EU 7 december 2010, C-585/08 en C-144/09; Pammer en Hotel Alpenhof
Gerichtheid van een website op een bepaald land. Relevante factoren
2. HvJ EU 22 december 2010, C-393/09, IEF 9306, IT 194; Softwarová
Gebruikersinterface is geen computerprogramma maar kan wel auteursrechtelijk beschermd zijn.
3. HvJ EU 27 januari 2011, C-168/09, IEF 9367; Flos
Auteursecht mag niet worden uitgesloten voor modellen van vóór een bepaalde datum
4. HvJ EU 16 juni 2011, C-462/09, IEF 9791; Thuiskopie/Opus
Levering blanco CD of DVD uit ander land aan particulier is heffingsplichtig
5. HvJ EU 30 juni 2011, C-271/10, IEF 9864; Leenrecht België
Bij leenvergoeding moet rekening worden gehouden met aantal uitleningen
6. HvJ EU 12 juli 2011, C-324/09, IEF 9961; L'Oréal / eBay
Particulier die verkoopt via eBay schendt geen merkenrecht (o.a.)
7. HvJ EU 4 oktober 2011, C-429/08 en C-403/08, IEF 10286; Premier League
Strijd met vrij verkeer van diensten en harmonisatie auteursrecht
8. HvJ EU 13 oktober 2011, C-431/09 en C-432/09, IEF 10332 Airfield en Canal Digitaal
Bij nieuw publiek maakt satellietpakket aanbieder (ook) openbaar
9. HvJ EU 20 oktober 2011, C-281/10 P; IEF 10368 PepsiCo/Grupo Promer Mon Graphic
Inbreukcriteria Europees modellenrecht

B. Gerecht EU
1. Gerecht EU 6 oktober 2011, T-508/08, IEF 10300 Bang & Olufsen/BHIM
Potloodvormige speaker geeft een wezenlijke waarde aan de waar (en kan geen merk zijn)

C. Conclusies HvJ EU
1. Conclusie AG HvJ EU 3 februari 2011, C‑446/09 en C‑495/09; IEF 9388 Philips en Nokia
Vervaardigingsfictie n.v.t. bij goederen in transit
2. Conclusie AG HvJ EU 12 april 2011, C-145/10; IEF 9560 Eva Maria Painer (noot DJGV)
Opsporing. Citaatrecht. Bronvermelding. Verveelvoudigingsrecht.
4. Conclusie AG HvJ EU 14 april 2011, C-119/10, IEF 9553; Frisdranken Industrie Winters
Een blikjesvuller is een tussenpersoon die inbreuk faciliteert; artikel 11 Handhavingsrichtlijn.
5. Conclusie AG  HvJ EU 29 juni 2011, C-162/10, IEF 9860; Phonographic Performance (Ireland)
Beschikbaarstelling platen en platenspeler door hoteleigenaar is openbaarmaking
6. Conclusie AG  HvJ EU 29 juni 2011, C-135/10; IEF 9859; SCF Consorzio Fonografici
Radio in wachtkamer van tandarts in Turijn is openbaarmaking
7. Conclusie AG HvJ EU 7 juli 2011, C-140/10, IEF 9907; Greenstar-Kanzi Europe
Beperkingen in een licentie niet van invloed op uitputting. Kwekersrecht
8. Conclusie AG 6 HvJ EU 4 september 2011, C-277/10; IEF 10141; Luksan
Regisseur heeft recht op billijke vergoeding o.g.v. 17 EU Handvest

D. Aanhangige prejudiciële vragen
1. Vraag aan HvJ EU van 7 juni 2010, C-283/10; Circul Globus Bucureşti
Openbaarmaking ter plaatse geharmoniseerd
2. Vraag aan HvJ EU van 18 juni 2010, C-302/10; Infopaq II
Wanneer is er sprake van vastlegging van voorbijgaande aard?
3. Vraag aan HvJ EU van 19 juli 2010, C-360/10; Sabam
Mag preventief filteren verplicht worden gesteld?
4. Vraag aan HvJ EU van 11 augustus 2010, C-406/10; SAS Institute
Wanneer is software auteursrechtelijk beschermd?
5. Vraag aan HvJ EU van 20 september 2010, C-461/10; Bonnier Audio
Wanneer moet ISP NAW-gegevens verschaffen van inbreukmaker?
6. Vraag aan HvJ EU van 25 oktober 2010, C-510/10; DR & TV2 Danmark
Wanneer is er sprake van efemere vastlegging door een omroep?
7. Vraag aan HvJ EU van 21 december 2010, C-604/10; Football Dataco I
Databankenrecht of auteursrecht op lijsten met voetbalwedstrijden?
8. Vraag aan HvJ EU van 6 januari 2011, C-5/11 Titus Alexander Jochen Donner
Medeplichtigheid aan handel in meubels die in Italië niet beschermd zijn.
9. Vraag aan HvJ EU van 8 april 2011, C-173/11 Football Dataco II
Opvraging en hergebruik, databankenrecht en IPR
10. Vraag aan HvJ EU van 14 maart 2011, C-128/11; UsedSoft
Wat zijn de rechten van de rechtmatige verkrijger van tweede hands software?

E. Verder in de pijplijn (vragen nog niet definitief gesteld)
11. Hof Den Haag 15 februari 2011, LJN BP7083, IEF 9415 Wegner/Innoweb
Gaspedaal.nl - lijst met vragen over databankenrecht
12. Bundesgerichtshof 21 Juli 2011, I ZR 162/10 - Drucker und Plotter II (persbericht nr. 134/2011)
BGH stelt vragen over auteursrechtelijke heffing op fotokopieerapparaten, printers, scanners en PC’s.

F. Aanhangig bij het Gerecht EU
Hoger beroepen tegen de Cisac-beschikking, T-411/08, T-414/08 t/m  T-420/08, T-426/08 (gepleit op 20 oktober 2011).

IEF 10307

Een slecht verliezer

Vereniging Openbare Bibliotheken 6 oktober 2011, 7410-00/11-00923/FvB/sd, (cassatieprocedure) 

In navolging IEF 9889. Uit de brief overgenomen waarin de directies van de openbare bibliotheken worden geïnformeerd over de cassatieprocedure en dat men niet-betaalde verlengingen moet blijven reserveren, VOB schildert Stichting Leenrecht af als een slecht verliezer met weinig ook voor belangen van bibliotheken

Met de cassatie die de Stichting Leenrecht bij de Hoge Raad op 28 september j.l. is gestart, is de juridische procedure tussen Stichting Leenrecht (SL) en de Vereniging van Openbare Bibliotheken (VOB) inzake leenrechtvergoedingen voor verlengingen in een volgende fase gekomen. De procedure die al vanaf 2008 onder de rechter is, zal met deze fase nog minstens 1,5 jaar duren.

Op 28 juni heeft jl heeft het Gerechtshof in Den Haag uitspraak gedaan in hoger beroep in de procedure tussen VOB en Stichting Leenrecht over verlengingen. Het gerechtshof stelde, net als eerder de rechtbank (maart 2010), de VOB opnieuw in het gelijk: een echte verlenging is geen nieuwe uitlening en voor zo’n uitlening hoeft derhalve geen separate leenrechtvergoeding te worden betaald.

Stichting Leenrecht heeft na het arrest van het Haagse Gerechtshof de VOB geïnformeerd over haar visie op het vervolg. Stichting Leenrecht wenste onderhandelingen te starten over een nieuw tarief voor geschriften waarin door een opslag op het bestaande tarief rekening wordt gehouden met verlengingen. De VOB heeft gesprekken hierover binnen en buiten de Stichting Onderhandelingen Leenvergoedingen (StOL) tot nu toe afgewezen zolang door Stichting Leenrecht tegelijkertijd de gerechtelijke procedure werd voortgezet via hoger beroep en nu de cassatie.

(...) Dat Stichting Leenrecht een leenrechtvergoeding wilde voor verlengingen heeft volgens VOB alleen te maken met het feit dat zij geconfronteerd wordt met een terugloop van inkomsten ten gevolge van de algemene trend van dalende uitleencijfers en daardoor naarstig op zoek is naar wegen om dit verlies te compenseren. Tussen 2001 en 2009 liep het aantal uitleningen van de openbare bibliotheken terug van ruim 150 miljoen naar rond de 105 miljoen.

Door het starten van de cassatieprocedure dwingt Stichting Leenrecht de bibliotheken door te blijven gaan met het reserveren van de gefactureerde leenrechtvergoedingen voor de zgn. ‘niet-betaalde verlengingen’. Stichting Leenrecht toont zich hiermee een slecht verliezer en laat zien dat zij weinig oog heeft voor de belangen van bibliotheken en de samenwerking met de VOB.

IEF 10306

Linken naar privéfoto’s koninklijk huis mag niet

RVD 28 september 2011, email (geanonimiseerd, hyperlinks naar privéfoto's van leden KH)

Met dank aan Jens van den Brink, Kennedy Van der Laan.

Naar nu blijkt heeft de Rijksvoorlichtingsdienst vorige week een nogal bijzondere e-mail verstuurd naar journalisten die zich bezighouden met het koninklijk huis. In een poging de Mediacode uit te breiden worden de journalisten gewaarschuwd dat het verboden is te linken naar ongeautoriseerde privéfoto’s van leden van de koninklijke familie. Hier een fragment van de e-mail van het Ministerie van Algemene Zaken (waar ook de RVD onder valt):

Zoals bekend hebben leden van het Koninklijk Huis, net als ieder ander, het recht om zich in privéomstandigheden vrij en onbespied te wanen. Er is alleen een juridische rechtvaardiging om met het publiceren van privéfoto’s een inbreuk te maken op de persoonlijke levenssfeer wanneer met de publicatie van de foto’s een bijdrage wordt geleverd aan een publiek debat van algemeen belang.

Het plaatsen van een link naar een privéfoto van een lid van het Koninklijk Huis staat in zoverre gelijk aan het publiceren van die privéfoto, dat wanneer de bewuste foto geen bijdrage levert aan een publiek debat van algemeen belang ook met het plaatsen van de link onrechtmatig gehandeld wordt.

Uit jurisprudentie blijkt onder meer dat een onderliggend document dat met één handeling (te weten het klikken/dubbel klikken op de link) kan worden opgevraagd geacht wordt zodanig verbonden te zijn met de link dat het document door het plaatsen van de link in zekere zin onderdeel is geworden van het stuk waarin de link is geplaatst. In die zin wordt door het plaatsen van de link ook het onderliggende document verspreid. …

Kennelijk wilde de RVD wat duidelijkheid scheppen. Punt is alleen dat dit niet in lijn is met de jurisprudentie, zoals  de RVD wel wil doen geloven. In de e-mail van de RVD lijkt te worden geciteerd uit een strafzaak uit 2007 [red. Rechtbank Rotterdam 30 oktober 2007, LJN BB7174]. Die zaak ging over links naar fundamentalistische islamitische teksten waarin werd opgeroepen tot gewelddadig optreden tegen het openbaar gezag. Volgens de rechter was dit strafbare opruiing. De RVD lijkt uit deze strafzaak ten onrechte een algemene regel te destilleren dat linken naar een document gelijkstaat aan het publicatie van dat document. Die algemene strekking heeft deze uitspraak niet. Het gaat om een strafzaak waarin de exacte delictomschrijving en de omstandigheden bepalend zijn. In deze zaak lag de civielrechtelijke vraag of linken naar onrechtmatige content zelf ook onrechtmatig is helemaal niet voor.

Het linken naar onrechtmatige content kan in uitzonderingsgevallen overigens wel onrechtmatig zijn. Het voorbeeld dat meestal van stal wordt gehaald is een uitspraak uit 2002 waarin de rechter vond dat een aantal links op de website Indymedia onrechtmatig was. De links leidden naar artikelen waarin stond hoe het treinverkeer van Deutsche Bahn kan worden gesaboteerd. Er stond onder andere beschreven hoe een haakklauw kan worden gemaakt, waarmee de elektrische bovenleidingen van het spoorwegnetwerk kunnen worden vernield. De artikelen waren in een eerdere rechtszaak al onrechtmatig geoordeeld.

De zaak Indymedia was uitzonderlijk. Het ging allereerst om een soort terrorisme-handboek, dat volgens de rechter gevaar kon opleveren voor personen en zaken. Ten tweede had de rechter de teksten al eerder onrechtmatig geoordeeld. Ten derde was de link niet opgenomen in een journalistieke productie, maar in reacties op het forum van Indymedia. Het waren die omstandigheden die de rechter deden oordelen dat de links naar het artikel onrechtmatig waren. Deze uitspraak is dan ook de uitzondering op de regel.

Ook de auteursrechtelijke jurisprudentie weerspreekt de claim van de RVD. Volgens die rechtspraak is het “gewoon” (niet embedded) linken naar content geen openbaarmaking daarvan.

Op de stelling van de RVD dat de publicatie van een privéfoto van een royal per definitie onrechtmatig is als deze geen bijdrage levert aan een publiek debat van algemeen belang valt al veel af te dingen. Maar de claim dat het linken naar een privéfoto van de Oranjes onrechtmatig is, is helemaal opmerkelijk. Desondanks sluit de RVD af met de volgende waarschuwende woorden:

“Ik adviseer u in de toekomst rekening te houden met bovenstaande en bij het plaatsen van een link naar privéfoto’s van leden van het Koninklijk Huis die elders op internet staan net als bij publicatie van dergelijke foto’s eerst af te wegen of er een bijdrage wordt geleverd aan een publiek debat van algemeen belang.”

Het moge bekend zijn dat de RVD maatregelen treft tegen media die zich niet aan de regels van de RVD houden. Zo worden deze niet meer toegelaten tot de officiële fotomomenten met de koninklijke familie. En daar wringt het. Vanzelfsprekend heeft de koninklijke familie recht op privacy. En het is ook volstrekt begrijpelijk dat bijvoorbeeld Willem Alexander en Maxima er scherp op letten dat hun kinderen voor zover mogelijk een normaal leven kunnen leiden, zonder al te veel media-aandacht. Maar het is opmerkelijk dat de koningin, als deel van de regering, en de RVD, die valt onder het Ministerie van Algemene Zaken, eigen regels creëren die strenger zijn dan de regels die voor hun eigen onderdanen gelden. En als de media zich niet aan die door de RVD in het leven geroepen regels houden, dan wordt als “straf” hun vrijheid van nieuwsgaring ingeperkt.

Het is de vraag of de RVD met dit soort mails de koninklijke familie een dienst bewijst.

Parallele publicatie MR 10004.

IEF 10295

Niet willen laten zien

 

Checklist voor Getty Images-aanmaningen

Zoals aangekondigd in IEF 10265 : TROS Radar brengt het bedrijfsmodel van Getty Images onder de aandacht van een breder (televisiekijkend)publiek, zie hier (link vanaf 12minuut 35). Eén van de geïnterviewde advocaten is IE-Forum-redactielid Nanda Ruyters van BRight advocaten.

"Zij stoort zich bovendien aan de ondoorzichtige houding van Getty en haar advocaten." en dat Getty auteursrechten claimt, maar ze de rechten niet willen laten zien, vindt zij stuitend. Een checklist met daarin een te doorlopen stappenplan als u een brief van Getty Images ontvangt, moet de aggressieve bedreigingen en hoge schikkingsvoorstellen enigzins geruststelling bieden (link naar de Checklist).

IEF 10285

International Free and Open Source Software Law Book

Y. Van den Brande, S. Coughlan en T. Jaeger (red.), The International Free and Open Source Software Law Book, Open Source Press GmbH 2011

Auteursrecht. Software. Recent is het boek “The International Free and Open Source Software Law Book” verschenen bij Open Source Press GmbH. Het boek is dé internationale referentie voor juridische aspecten van Free en Open Source Software (FOSS). Het is geschreven door lokale experts op het gebied van Free en Open Source Software. “The International Free and Open Source Software Law Book” bevat juridische analyses van Free en Open Source Software naar het recht van onder andere China, Israël, Duitsland, Verenigd Koninkrijk, Verenigde Staten en Nederland.
 
Het Nederlandse hoofdstuk is verzorgd door SOLV’s advocaten Wouter Dammers en Wanda van Kerkvoorden. Het boek is uitgegeven onder de redactie van Ywein Van den Brande, Shane Coughlan en Till Jaeger.
 
Het boek, dat ook onder Creative Commons licentie beschikbaar is op www.ifosslawbook.org, is bedoeld voor advocaten, juristen en academici. Het geeft per land een introductie in software bescherming, een algemene analyse van Free en Open Source Software (licenties) onder lokale wetgeving, alsmede een overzicht van eventueel aanwezige jurisprudentie op het gebied van Free en Open Source Software.
 
Het  boek is hier te bestellen en hier online beschikbaar.

IEF 10248

Vrede over podcasttarieven

Eerder verklaarden de twee elkaar de oorlog radio538 aan Buma/Stemra de oorlog aan "gratis muziek cultuur"

Overgenomen uit't persbericht. Auteursrechtenorganisatie Buma/Stemra en Radio 538 hebben vrede gesloten over de podcasttarieven. Er was onvrede ontstaan tussen beide partijen nadat Buma/Stemra een nieuw tarief voor podcasts had geïntroduceerd. Radio 538 was niet te spreken over de hoogte van het tarief en het feit dat dit met terugwerkende kracht gebeurde.

Na goed overleg met Radio 538 heeft Buma/Stemra nu besloten om de invoering van het nieuwe tarief uit te stellen tot 1 januari 2012. Met deze oplossing kunnen beide partijen leven. Radio 538 heeft de podcasts die het verwijderd had nadat het conflict ontstond weer beschikbaar gemaakt.

Lees het persbericht hier (link).

IEF 10244

Chaotische verloop van de zitting

Hof 's-Hertogenbosch 13 september 2011, LJN BT2709 (curatoren [B] B.V.B.A. tegen [Y] c.s. en Telstar)

Naburige rechten. Muziekrechten. Dwaling. Royalty vergoedingen en SENA-vergoedingen.

Sterk verband met IEF 10234 betreffende de 'Oude Catalogus', in navolging van IEF 4254 (2007) betreffende een familieruzie over de rechten op de zogenaamde Oude Catalogus, een bestand van ongeveer 25.000 geluidsopnamen van muziekwerken van diverse artiesten. Interessant vanwege zicht op rechtenbeheer en royalties en in navolging van LJN BI2435 (2009) waarin werd besloten dat beroep op dwaling ter zake een tijdens een zitting van de rechtbank d.d. 22 maart 2004 gesloten vaststellingsovereenkomst niet slaagt. Ook het Hof komt tot deze conclusie:  Het beroep op het ontbreken van wilsovereenstemming wordt dan ook verworpen.

4.3. Met de door [Y.] BVBA tegen het vonnis aangevoerde grieven is het geschil in volle omvang aan het hof voorgelegd. Het hof zal de grieven gezamenlijk behandelen. Zo nodig wordt op een of meer grieven afzonderlijk ingegaan.

4.3.1. [Y.] BVBA heeft zich op het standpunt gesteld dat in het geheel geen overeenkomst is gesloten omdat wilsovereenstemming zou hebben ontbroken. In de toelichting op die stelling wordt – ondermeer in punt 9 memorie van grieven - ingegaan op de veronderstelling (100% dan wel 49% gerechtigdheid) die voor [B.] BVBA reden was de overeenkomst aan te gaan. Voorts wijst [Y.] BVBA op de omstandigheden waaronder de zitting op 22 maart 2004 heeft plaats gevonden. Zij wijst op de verschillende, door elkaar lopende onderwerpen die aan de orde waren tussen verschillende partijen, op het onderwerp “SENA-rechten” dat niet op de agenda voor die dag stond en ook niet diende voor de rechtbank Roermond, op het ontbreken op de zitting van de advocaat die voor [Y.] BVBA de procedure over de SENA-rechten behartigde, en op het in haar ogen chaotische verloop van de zitting.

4.3.1.1. Het hof Het hof overweegt als volgt. Uit hetgeen is aangevoerd volgt niet dat [B.] BVBA geen overeenkomst wilde aangaan met betrekking tot de SENA-rechten en de royalty’s (punten 6 en 8 van de overeenkomst). Evenmin volgt daaruit dat [B.] BVBA per vergissing de bedingen 6 en 8 heeft aangegaan. Ook [B.] BVBA wilde een eind maken aan de geschillen die tussen partijen bestonden over de punten die onderwerp waren van genoemde artikelen. Uit hetgeen is aangevoerd is mogelijk te concluderen dat sprake is geweest van een “misverstand” bij [B.] BVBA en/of [Y.] c.s. bij het aangaan van de overeenkomst. Dit misverstand zou bestaan in een achteraf gebleken onjuiste voorstelling van zaken. Voor het algeheel ontbreken van wilsovereenstemming is dat een onvoldoende basis. Ook het verloop van de zitting, zoals geschetst door [Y.] BVBA, is geen reden om te concluderen dat wilsovereenstemming bij het aangaan van de overeenkomst heeft ontbroken. Alle partijen hadden belang bij een (gedeeltelijke) oplossing van het heftige familiegeschil. Toen zich een reële mogelijkheid daartoe bleek voor te doen, hebben partijen, die allen werden bijgestaan door hun raadslieden, daar ook voor gekozen. Dat het daarbij voor de rechter die de zitting leidde en mogelijk ook voor de raadslieden nodig bleek enige overredingskracht te gebruiken, past bij die situatie. Uit het door [Y.] BVBA gestelde over het verloop van de zitting is niet af te leiden dat daarbij een ontoelaatbare druk is uitgeoefend. Ook de in het voorlopig getuigenverhoor afgelegde verklaringen wijzen niet in de richting van een “chaotische” zitting. Het beroep op het ontbreken van wilsovereenstemming wordt dan ook verworpen.

4.3.2. Door [Y.] BVBA is opgeworpen (grief 1) dat op 22 maart 2004 wel procesafspraken zijn gemaakt, en dat ook wel het doel was een einde te maken aan de “hierboven genoemde zaken” (woorden gebruikt in het proces-verbaal van 22 maart 2004), maar dat de rechtbank eraan voorbij is gegaan dat partijen, althans [B.] BVBA, hebben bedoeld als voorwaarde aan de overeenkomst te stellen dat het kort geding vonnis in Amsterdam in ieder geval ertoe zou leiden dat de erfgenamen voor 100% dan wel voor 49% (middellijk) gerechtigd zouden zijn in de SENA-rechten. Bij de uitleg van een overeenkomst moet immers, aldus [Y.] BVBA, niet primair of alleen op de bewoordingen van de overeenkomst worden gelet, maar ook op de zin die partijen daaraan redelijkerwijs mochten toekennen. Er was geen enkele reden voor de erfgenamen om hun opponenten een financieel voordeel te gunnen. Ook uit de tekst van artikel 6 van de overeenkomst, en wel uit de woorden “aan de [K.]groep toevallen of aan [B.] BVBA” blijkt dat partijen bij de overeenkomst ervan zijn uitgegaan dat hetzij 100% hetzij 49% door de erfgenamen zou worden verkregen. Hetzelfde blijkt uit de laatste zin van artikel 6: “De deskundige zal bij zijn waardering van de SENA-rechten uitgaan van die beslissing.” De waardering zou nodig zijn als de rechten niet aan [B.] BVBA zouden toebehoren, aldus [Y.] BVBA. [Y.] BVBA wijst op de getuigenverklaring afgelegd door mr. Dethmers, de opsteller van de overeenkomst. [Y.] BVBA bestrijdt dan ook dat de overeenkomst van 22 maart 2004 een vaststellingsovereenkomst is.

Lees het arrest hier (LJN / pdf)