DOSSIERS
Alle dossiers

Diversen  

IEF 9603

Aankondiging hoorzitting 2011 College van Toezicht Auteursrecht, Stcrt. 2011 6323

Aankondiging hoorzitting 2011 College van Toezicht Auteursrecht

Het College van Toezicht collectieve beheersorganisaties auteurs- en naburige rechten maakt bekend dat op vrijdag 24 juni 2011 vanaf 12.45 uur de jaarlijkse hoorzitting zal plaatsvinden als bedoeld in artikel 14, eerste lid, van de Wet toezicht collectieve beheersorganisaties auteurs- en naburige rechten. Op deze hoorzitting is van toepassing het Reglement hoorzittingen College van Toezicht Auteursrecht 2005 (Staatscourant. 2005, 62).

Vertegenwoordigers van betalingsplichtigen en andere belanghebbenden die wensen gehoord te worden dienen dit uiterlijk 13 mei 2011 schriftelijk kenbaar te maken aan het College, onder opgave van in ieder geval:

a. hun naam en adres;
b. de collectieve beheersorganisatie(s) waaromtrent zij gehoord wensen te worden, alsmede of zij in of buiten aanwezigheid van deze collectieve beheersorganisatie(s) gehoord wensen te worden; en
c. een korte omschrijving van het onderwerp of de onderwerpen waarover zij gehoord wensen te worden.
Deze kenbaar making dient te worden toegezonden aan het College van Toezicht collectieve beheersorganisaties auteurs- en naburige rechten, ter attentie van de secretaris, postbus 15072, 1001 MB te Amsterdam.
Het College beslist over de uitnodiging voor de hoorzitting. De hoorzitting is niet openbaar.

Lees het volledige bericht hier.

IEF 9455

Afscheid van vijf leden

Speech staatssecretaris Teeven ter gelegenheid van het afscheidsdiner van 5 leden van de Commissie Auteursrecht. Amsterdam, 3 maart 2011.

"Geachte leden en oud-leden van de Commissie auteursrecht, Een speciaal welkom voor de leden die hier vanavond afscheid nemen: Prof. Spoor, Prof. Verkade, Prof. Dommering, Prof. Grosheide en mw. Schaap. Und herzlich Willkommen auch Frau Pakuscher vom Bundesministerium von Justitz in Deutschland.

Dames en heren, de auteursrechtelijke advisering aan het Ministerie kent een lange voorgeschiedenis. Al tijdens de Eerste Wereldoorlog, in 1915, werd een Commissie van Advies ingesteld, die desgevraagd aan de 'Hoofden van de Ministeriële Departementen" inlichtingen verstrekte rond vragen op het gebied van auteursrecht.

Die Commissie had opvallende bevoegdheden. Zo kon ze bijvoorbeeld ook adviseren over het verzoek van de maker van het oorspronkelijke werk om een bestaande uitgeefbevoegdheid geheel of gedeeltelijk op te heffen. Let wel - en daarbij richt ik mij speciaal tot de vijf vertrekkende leden: dat was dus al in 1915! Ik stuitte namelijk op een opmerkelijke uitspraak in uw laatste advies, in het najaar van 2010. Daarin schreef u dat het voorstel voor een recht van de maker om een licentie na vijf jaar op te zeggen "revolutionair” was! Maar u hoort het: een dergelijke bepaling bestond in Nederland zelfs al vóór de Russische Revolutie ... Dit voorbeeld maakt in ieder geval duidelijk dat ook op het gebied van het auteursrecht de geschiedenis zich - in meer of mindere mate - herhaalt."

Lees de volledige speech hier.

IEF 9331

Als het ware poster en lijst ineen?

Dirk Visser, Universiteit Leiden, Klos Morel Vos & Schaap: Noot bij Rechtbank Roermond, 22 september 2010, Pictoright / Art & AllPosters (IEF 9106).

"Als deze casus als tentamenvraag verzonnen zou worden, zou men misschien geneigd zijn deze als te vergaande academische fantasie te verwerpen: verf die van papieren posters wordt afgeweekt en op canvas geplakt, waardoor wel of niet een verveelvoudiging of nieuwe openbaarmaking aan de orde is. Maar het schijnt echt zo te gaan.

(...) Alle insiders denken onmiddellijk aan de Rien Poortvliet-kalenders en het arrest van de Hoge Raad daarover uit 1979. (..) In het merkenrecht bestaat een expliciete Europese bepaling dat uitputting van het distributierecht doorbroken wordt in geval van wijziging van de waar. (…) Maar in het geharmoniseerde Europese auteursrecht bestaat een dergelijke regel niet. (…) De tussenconclusie is dat Poortvliet/Hovener waarschijnlijk nog geldend recht is.

(…) Vergt een bewerking in de zin van artikel 13 Aw altijd een reproductie? De Rechtbank meent van wel (zie ov. 4.6.4). Dat lijkt mij vrijwel zeker onjuist. (…) In de praktijk zullen de meeste bewerkingen ook een reproductie met zich mee brengen, maar dat hoeft niet. (…) Ik ben geneigd te denken dat er in casu geen sprake is van een bewerking in auteursrechtelijke zin. Bij een bewerking moet het mijns inziens toch gaan om een waarneembare wijziging van het werk zelf, niet alleen van het exemplaar.

Bij het openbaarmakingsrecht gaat het om toepassing van ‘Poortvliet/Hovener’. (…) Is de ‘nieuwe markt’ een hanteerbaar, uit Poortvliet/Hovener af te leiden criterium? Ik denk dat het op zich zelf wel uit Poortvliet/Hovener is af te leiden. (…) Uiteindelijk is het begrip ‘nieuwe markt’ even glibberig als ‘nieuw publiek’ in het auteursrecht en alle betekenissen van het begrip ‘markt’ waarmee in het mededingingsrecht eindeloos wordt gegoocheld. (…) Het gaat er in casu om hoe men de activiteit van Art & AllPosters wil zien.

(…) Het beroep op de persoonlijkheidsrechten wordt m.i. terecht verworpen (…)  Het gaat in casu om het commerciële, niet om het morele belang van de maker.”

Lees de volledige noot hier

IEF 9330

Het tonen op televisie

Evert van Gelderen, De Gier |Stam & Advocaten: Noot bij HvJ EU, 22 december 2010, zaak C-393/09, IEF 9306, Bezpečnostní softwarová asociace (BSA) tegen Ministerstvo kultury (prejudiciële vragen Nejvyšší správní soud, Tsjechië).

Op 22 december jl. heeft het HvJ EU een interessant arrest gewezen over auteursrecht op software. Het HvJ EU gaf antwoord op 2 prejudiciële vragen die betrekking hebben op de grafische gebruikersinterface van een computerprogramma (hierna: “GUI”).

(…) Interessanter vind ik de overwegingen van het HvJEU met betrekking tot de tweede vraag, namelijk of het tonen van een GUI in een televisie-uitzending een mededeling vormt aan het publiek in de zin van artikel 3 lid 1 van de Auteursrechtrichtlijn (“een auteursrechtelijk relevante openbaarmaking”). Het HvJEU gebruikt in dit kader een nieuw (extra) criterium bij de beoordeling of er sprake is van een openbaarmaking.

(…) Moeite heb ik met de conclusie dat het tonen van een GUI tijdens een televisieuitzending – kennelijk anders dan bij andere werken – géén mededeling aan het publiek vormt. Het HvJ EU werpt namelijk een extra en – voor mij althans – nieuwe drempel op voor dit specifieke soort werken. Namelijk door vast te stellen dat het publiek geen gebruik kan maken van de functie van de GUI en om die reden te concluderen dat er geen sprake is van een mededeling aan het publiek. Dit werk wordt volgens het HvJ EU niet beschikbaar gesteld aan het publiek. Ik zie niet in waarom een mededeling aan het publiek tevens zou moeten betekenen dat het werk ter beschikking wordt gesteld aan het publiek in de letterlijke (fysieke) betekenis van het woord. Als op televisie een design stoel of tafel wordt getoond, dan kan het televisiekijkende publiek ook geen gebruik maken van de (gebruiksfunctie van de) stoel of tafel.”

Lees de volledige noot hier.

IEF 9265

Geen specifieke ambush-wetten

Handelingen Tweede Kamer, aanhangselnummer 612.  Antwoorden minister Schipper (VWS) op vragen van het Lid Leijten (SP) over de gespreksverslagen en afspraken tussen de beoogde speelsteden en het ministerie over het WK-Bid.

Antwoord 12:  Vooropgesteld wordt dat Nederland geen specifieke ambush-wetten kent. Nederlandse wetgeving bevat wel bepalingen waarmee commerciële rechten civielrechtelijk worden beschermd. Zoals gemeld in het verslag van het schriftelijk overleg (Kamerstukken II 32 371, nr. 8) kan dat in beginsel op drie manieren, namelijk via wetgeving op het gebied van het intellectuele eigendomsrecht (waaronder auteursrecht en merkenrecht), via wetgeving inzake oneerlijke mededinging (zoals oneerlijke handelspraktijken en misleidende reclame) en via de onrechtmatige daad. Inbreuken op het auteursrecht en het merkenrecht kunnen daarnaast ook strafrechtelijk worden gesanctioneerd. Uitgangspunt hierbij is dat strafrechtelijke handhaving een ultimum remedium is dat alleen wordt toegepast bij die inbreuken waardoor het algemeen belang wordt getroffen.

Het dragen van kleding van een concurrerend merk als zodanig leidt niet tot een auteursrecht- of merkinbreuk. Indien het ontwerp van de kleding is gekopieerdkan wel sprake zijn van een auteursrechtinbreuk. Ook mag niet ten onrechte het FIFA-embleem op de kleding worden aangebracht.

Ik herhaal hierbij de opvatting van mijn ambtsvoorganger dat mocht na toewijzing van het WK aan Nederland en België in de daarop volgende jaren aanvullende wetgeving alsnog nodig blijken, daartoe uiteraard de gebruikelijke parlementaire weg gevolgd zal worden.

Lees de antwoorden hier.

IEF 9264

Het downloaden van materiaal

Kamervragen nr. 2010Z18483. Vragen van het lid Gesthuizen (SP) aan de minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie en de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie over twee recente gerechtelijke uitspraken over de thuiskopieheffing en downloaden. (Ingezonden 3 december 2010).

1. Wat is uw reactie op twee recente gerechterlijke uitspraken, namelijk over de thuiskopieheffing en over het strafbaar stellen van het verwijzen naar downloadbare bestanden?

2. Hoe interpreteert u de gerechtelijke uitspraak over de thuiskopieheffing? Bent u het eens met de uitspraak dat de thuiskopieheffing bedoeld is als vergoeding voor het downloaden van materiaal? Zo ja, hoe groot acht u de kans dat de kopieerheffing wordt uitgebreid door deze uitspraak?

3. Hoe interpreteert u de gerechtelijke uitspraak over het strafbaar stellen van het verwijzen naar downloadbare bestanden? Hoe oordeelt u over het feit dat de rechter het verwijzen naar downloadbare bestanden strafbaar heeft gesteld? Is hier naar uw mening een mogelijke tegenstelling met een eerdere gerechtelijke uitspraak in de zaak Minninova, zoals in het artikel gesuggereerd wordt? Wat is uw oordeel over deze tegenstelling?

4. Welke maatregelen kunt u nemen om de ontwikkeling van kwalitatief hoogwaardige en klantvriendelijke legale downloadmogelijkheden te stimuleren?

Lees de Kamervragen hier.

IEF 9261

Twee grote gebaren

Herman Cohen Jehoram, emeritus hoogleraar Recht van de Intellectuele Eigendom, UvA: Voorontwerp auteurscontractenrecht. Twee grote gebaren. Eerder verschenen in IER 2010/5, pp. 433-435.

“De geschiedenis van dit voorontwerp reikt in feite terug tot 1972, toen een eerste voorontwerp terzake werd gepubliceerd: titel 7.8 van het Nieuw Burgerlijk Wetboek ‘Uitgave van werken’. Voor deze geschiedenis moge ik verwijzen naar mijn artikel in dit tijdschrift ‘Komend auteurscontractenrecht’ uit 2008.  Mijn slotzin aldaar luidde: ‘Een mogelijke regeling van het auteurscontractenrecht is nu van vele kanten belicht en de tijd lijkt rijp om tot wetgeving over te gaan.’ De eerste stap tot deze wetgeving is nu gezet met de publicatie van een voorontwerp, dat op 1 juni 2010 in openbare consultatie is gebracht.

(…) Het voorontwerp voorziet in twee belangrijke ingrepen in het vermogensrecht: de bepalingen omtrent de onoverdraagbaarheid van het auteursrecht tijdens het leven van de maker en de iedere vijf jaar opzegbaarheid van een exclusieve licentie. Dit kan leiden tot aanzienlijke schade bij exploitant én maker. De desbetreffende bepalingen dienen geschrapt te worden.

Artikel 25 b lid 4 geeft de exploitant de noodzakelijke eigen rechten tot uitoefening van zijn bevoegdheden. Het verdient de voorkeur om de voorgestelde wettekst te vervangen door de veel elegantere formulering van dezelfde regel in het voorontwerp van Boek 7 Nieuw Burgerlijk Wetboek uit 1972.

Volgens een artikel 25 c heeft de maker recht op een billijke vergoeding. Beter lijkt terzake de bepaling uit het meergenoemde voorontwerp uit 1972 dat in hoofdzaak dezelfde regel kent, maar dan nuanceert met ‘tenzij iets anders is overeengekomen of het gebruik iets anders meebrengt’.

Het voorontwerp vervolgt met de bepaling dat een vergoeding geacht wordt billijk te zijn indien de hoogte daarvan is vastgesteld door de Minister van Onderwijs na een gezamenlijk verzoek van verenigingen van makers en exploitanten, dat een gezamenlijk gedragen advies inzake de billijke vergoedingen bevat. De overheid wordt hier ingeschakeld om de kartelautoriteiten te doen geloven dat het niet de marktpartijen zelf zijn die de tariefafspraak gemaakt hebben. Naar mijn mening zijn deze autoriteiten mans genoeg om door deze schijnconstructie heen te kijken. Dan is het beter om open kaart te spelen, zoals dat ook sinds jaar en dag in Duitsland gebeurt, waar de hier bedoelde tariefafspraken zijn onttrokken aan de bepalingen van het mededingingsrecht. Dit heeft nooit moeilijkheden met de Europese autoriteiten opgeleverd.”

Lees het volledige artikel hier.

IEF 9157

Onaannemelijk

Rechtbank Amsterdam, 6 oktober 2010, Verzoeker tegen SENA 

Arbeidsrechtelijk conflict in auteursrechtenwereld. Het FD bericht over deze zaak: “De directeur van de in de financiële problemen geraakte muziekrechtenorganisatie Sena is op onjuiste wijze aan de kant gezet door bestuursvoorzitter, en prominent VVD'er, Ed Nijpels.

(…) Sena betoogde in de ontslagprocedure dat hun directeur 'op het financiële vlak onacceptabel en onverantwoord handelde'. Ook had hij een 'negatieve' leiderschapsstijl die 'een zware hypotheek' legde op de organisatie.  In het vonnis van vorige week legt de rechter de schuld vooral neer bij het bestuur. De rechter noemt het 'onaannemelijk' dat het bestuur al die tijd niet wist hoe de directeur handelde.” Exitpremie van bijna euro 500.000, waarvan euro 25.000 smartengeld.

Lees het vonnis hier

IEF 8623

Gebruik maken van de content

Vzr. Rechtbank Zutphen, 23 februari 2010, LJN: BL5237, Vemde Travel tegen Tui Nederland N.V
 
Auteursrecht en databankenrecht wordt in stelling gebracht, maar spelen niet mee bij de beslissing van de voorzieningenrechter. Vemde Travel vordert nakoming van de overeenkomst door TUI en het aan haar weer ter beschikking stellen van de content (digitale bestanden van TUI met actuele product-, prijs- en beschikbaarheidsinformatie). In reconventie vordert TUI onder meer nakoming van de overeenkomst door Vemde Travel en het staken van het gebruik door Vemde Travel van de TUI-content op de websites vakantiekaart.nl en tjingo.nl.

De voorzieningenrechter overweegt dat het Vemde Travel op grond van de overeenkomst met TUI niet is toegestaan gebruik te maken van de content van TUI op of via een andere internetdomeinnaam dan die welke met TUI schriftelijk is overeengekomen.

TUI heeft de content beschikbaar gesteld voor gebruik door Vemde Travel op haar websites. Onbestreden is dat de Tjingo-website niet toebehoort aan Vemde Travel maar aan Vakantiekaart B.V., die geen agent is van TUI. Middels de Tjingo-website kunnen echter reizen geboekt worden met gebruikmaking van de door TUI aan Vemde Travel ter beschikking gestelde content. Voldoende aannemelijk is geworden dat Vemde Travel door op die wijze gebruik te maken van de content van TUI in strijd handelt met de overeenkomst. Tjingo is geen door TUI goedgekeurd verkooppunt en Vemde Travel is zonder toestemming van TUI niet gerechtigd om de content van TUI te gebruiken voor het boeken van reizen via de Tjingo-website. De vorderingen in conventie worden afgewezen. Nu voldoende aannemelijk is geworden dat Vemde Travel niet gerechtigd is om de content van TUI te gebruiken voor het boeken van reizen via de Tjingo-website en dat zij daarmee in strijd handelt met de overeenkomst, worden de vorderingen in reconventie toegewezen. 

Lees het vonnis hier.

IEF 8349

Deux capitaines sur un vaisseau

Prof. mr. A.A. Quaedvlieg, Radboud Universiteit Nijmegen & Klos Morel Vos & Schaap: Le théâtre-laboratoire au laboratoire du droit: la liberté du metteur en scène. Gepubliceerd in het Frans-Canadese tijdschrift Les cahiers de propriété intellectuelle, jaargang 21, nummer 3, oktober 2009.

"Pour faire réussir une représentation de théâtre il faut, hors les acteurs, deux esprits créateurs: l'auteur de la pièce et le metteur en scène. Par conséquent, toute représentation nécessite deux capitaines sur un vaisseau, ce qui, selon une vieille expression néerlandaise, est chose a éviter. La mise en scène comporte, et souvent requiert, que certains éléments que ne contient pas l'œuvre à la base de la représentation, soient introduits; leur introduction ne plaît pas toujours a l'auteur. L'auteur prétendra être le mieux placé pour maintenir l'intégrité de son œuvre, le metteur en scène, d'autre part, réclamera l'autonomie de l'art du théâtre. Qui doit l'emporter ? Ce qui, a toute première vue, semble être un problème dans la périphérie du droit, peut mobiliser, outre le droit mora1 de l'auteur, les mécanismes du droit des obligations et des droits fondamentaux."

Lees het volledige artikel hier.