Auteursrecht  

IEF 15350

Tweemaal de gebruiksvergoeding, toch niet exorbitant hoog

Ktr. Rechtbank Gelderland 30 september 2015, IEF 15350 (Uipkes Houten Vloeren tegen Knulst)

Uitspraak ingezonden door Carst Teiwes, Berntsen Mulder Advocaten. Auteursrecht. Uipkes legt aan haar vorderingen ten grondslag dat Knulst zonder toestemming van haar diverse auteursrechtelijk beschermde foto's op de voor het publiek toegankelijke website van Knulst heeft geplaatst. Knulst erkent dat de foto's van Uipkes zijn gebruikt voor haar website en dat ze meteen zijn verwijderd, maar vindt de schadevergoeding exorbitant hoog. De kantonrechter oordeelt dat er auteursrechten zijn geschonden nu er geen uitdrukkelijke toestemming is gevraagd, ook al zijn de foto's direct verwijderd na ontvangst van de brief waarop Knulst wordt aangesproken. Uipkes lijdt schade die bestaat uit gebruiksvergoeding, verlies van exclusiviteit en aantasting van de concurrentiepositie. Er bestaat voldoende grond om uit te gaan van tweemaal de gebruiksvergoeding. Schadevergoeding komt neer op 11.664 euro.
3.2. Niet is in geding dat Knulst c.s. de foto's van Uipkes in geding heft geplaatst op haar website. Nu zij daarvoor geen uitdrukkelijke toestemming heeft gevraagd aan Uipkes en zij die ook niet heeft verleend voor de foto's, heeft Knulst c.s. door het plaatsen ervan haar auteursrechten geschonden. Dat zij zich niet bewust was van een schending van die auteursrechten, doet daar niet aan af. Het moet immers voor risico van Knulst c.s. blijven dat zij handelt in strijd met de wettelijke bepalingen betreffende auteursrechten.

3.7. Vooropgesteld moet worden dat ervan uitgegaan moet worden dat Uipkes door de inbreuk op haar auteursrechten schade lijdt. De schade bestaat in ieder geval uit de gebruiksvergoeding. Daarnaast is sprake van verlies van exclusiviteit en daarmee een aantasting van de concurrentiepositie van Uipkes. De aard van de schade brengt met zich mee dat deze geschat mag worden. De door Uipkes gehanteerde systematiek is niet onredelijk, nu ingezien kan worden dat door de plaatsing van de foto's van Uipkes op de website van Knulst zonder toestemming verlies aan exclusiviteit optreedt en de concurrentiepositie van Uipkes wordt aangetast. Zou voor de schade worden uitgegaan van eenmaal de gebruiksvergoeding, dan komt daarmee niet tot uitdrukking dat Knulst c.s. inbreuk heeft gemaakt op de auteursrechten van Uipkes. In zoverre bestaat er dan ook voldoende grond om uit te gaan van tweemaal de gebruiksvergoeding, zodat geoordeeld wordt dat ter zake van de schade een bedrag van 11.664,00 euro kan worden toegewezen.

  
IEF 15348

Annotatie Hugenholtz bij arrest Norma/NLKabel

P.B. Hugenholtz, Annotatie bij Hoge Raad 28 maart 2014, in: NJ, 2015-42, nr. 365, p. 4822-4825 (Norma/NLKabel)
Bijdrage ingezonden door P.B. Hugenholtz, IViR. Zie eerder IEF 13696. Auteursrecht. Dit arrest heeft in de Nederlandse IE-wereld veel stof doen opwaaien. Norma is de rechtenorganisatie van uitvoerende kunstenaars (voornamelijk musici en acteurs). NLKabel is de brancheorganisatie van kabelexploitanten, zoals Ziggo, Delta en UPC, de overige verweerders in deze zaak. De centrale vraag in deze langlopende procedure is of de kabelexploitanten toestemming van Norma nodig hebben voor de distributie per kabel van de radio- en televisieprogramma’s van de Nederlandse omroepen.
Lees verder

IEF 15347

Publieke afvalbakken zijn auteursrechtelijk beschermd

Rechtbank Den Haag 14 oktober 2015, IEF 15347; ECLI:NL:RBDHA:2015:11853 (Afvalbakken)
Auteursrecht. Modelrecht. Eisers zijn metaalbedrijven en ontwerpen, produceren en distribueren afvalbakken bestemd voor de publieke ruimte samen met WTL. Eiser is houder van Gemeenschapsmodel op de afvalbakken Trio Buizerd en Reiger. Gedaagde moet iedere inbreuk op bestaande en toekomstige model- en auteursrechten staken. Zowel de Reiger als de Trio Buizerd zijn auteursrechtelijk beschermd. Bij de ontwerpen van de Reiger zijn creatieve keuze's gemaakt. Bij de Trio Buizerd zijn sommige elementen technisch bepaald, maar niet in overwegende mate aanwezig. Het vermoeden van ontlening op basis van overeenkomende totaalindrukken wordt niet door gedaagde ontkracht, zodat auteursrechtinbreuk op de Reiger en de Trio Buizerd toewijsbaar is. Er is geen sprake van een onrechtmatige daad: Een derde had met wedeweten van WTL toegang tot de dropbox met tekeningen, gelden deze niet als knowhow.

4.14. Naar het oordeel van de rechtbank zijn bij het ontwerpen van de Reiger creatieve keuzes gemaakt zodat deze afvalbak een eigen intellectuele schepping is van de ontwerpers. De Reiger-bak heeft een gekromde bovenzijde (‘deksel’), gecombineerd met een vlakke (verticale) voorzijde. In die vlakke voorzijde bevindt zich de opening (al dan niet in tweeën verdeeld). Door deze combinatie van elementen ontstaat een karakteristieke vormgeving die doet denken aan een klassieke Engelse brievenbus, zoals [eiser c.s.] ook heeft betoogd. Een dergelijke combinatie van vormgevingselementen is niet gedicteerd door (louter dan wel hoofdzakelijk) technische overwegingen.

4.16. (...) Echter, in het verlengde van de stellingen van [eiser c.s.] ziet de rechtbank in de combinatie van de Reiger met de overige trekken van de Buizerd, te weten de aanwezigheid van drie bakken en drie vlakke stalen poten als scheiding tussen de bakken, het (licht) driehoekige zijaanzicht van de bakken, de zeshoekige bovenzijde met perforaties, en de open ruimte onder de bakken (in de gele versie als in r.o. 4.20. getoond) de vereiste eigen intellectuele schepping. Hoewel de keuze voor sommige van deze elementen mede technisch bepaald zal zijn, is dat niet uitsluitend of in overwegende mate het geval. In zoverre oordeelt de rechtbank dat de Trio Buizerd een nieuw oorspronkelijk werk is en auteursrechtelijke bescherming geniet.

4.21. Nu het vermoeden van ontlening op basis van de vastgestelde overeenkomende totaalindrukken is gegeven, en [gedaagde] dit vermoeden niet heeft ontkracht, concludeert de rechtbank dat [gedaagde] inbreuk (heeft ge)maakt op het auteursrecht van [eiser sub 3] met betrekking tot de Reiger en (een van de uitvoeringen van) de Trio Buizerd, zodat een verbod van auteursrechtinbreuk toewijsbaar is.

4.24. (...) Daarbij heeft [eiser c.s.] niet bestreden dat een derde (de heer [A] ) met medeweten van WTL toegang tot de dropbox met tekeningen had gekregen, zodat deze in zoverre niet meer kunnen gelden als geheime know-how. De rechtbank zal de vordering daarom afwijzen. 
IEF 15345

Geen voorbehoud gemaakt bij per post toegezonden foto-cd-roms

Rechtbank Utrecht 8 september 2010, IEF 15345; ECLI:NL:RBUTR:2010:5411 (fotograaf tegen Moooi)
Auteursrecht. Bewijs. Foto's. Contractenrecht. Na tussenvonnis [IEF 7851] dient gedaagde te bewijzen dat zij van Moooi (per post) cd-rom's heeft ontvangen zonder dat met betrekking tot het fotogebruik een voorbehoud is gemaakt. Gedaagde doet dit door twee getuigeverklaringen, daarmee wordt bewezen dat er geen inbreuk is gemaakt op de auteursrechten en evenmin onrechtmatig is gehandeld. De proceskosten van gedaagde (14.940,03 excl. BTW) worden gemaximaliseerd tot maximale bedrag voor eenvoudige bodemzaak zonder re- en dupliek tot €8.000.

3.2. Zoals de rechtbank onder punt 5.11. van haar tussenvonnis van 22 april 2009 (verder: het tussenvonnis) heeft overwogen, is voor de (juridische) beoordeling in de onderhavige zaak van belang op welke wijze [gedaagde in hoofdzaak en eiseres in vrijwaring] in het bezit is gekomen van de cd-rom’s. De rechtbank heeft immers geoordeeld dat in het geval komt vast te staan dat [gedaagde in hoofdzaak en eiseres in vrijwaring] de cd-rom’s van Moooi (per post) heeft ontvangen, zonder dat met betrekking tot het gebruik van de inhoud van die cd-rom’s (de foto’s) een voorbehoud is gemaakt, [gedaagde in hoofdzaak en eiseres in vrijwaring] die foto’s kon/mocht gebruiken ten behoeve van de verkoop van producten via internet. In het tussenvonnis heeft de rechtbank daarom onder 6.1. [gedaagde in hoofdzaak en eiseres in vrijwaring] opgedragen te bewijzen dat zij de cd-rom’s - waarop de door [eiser in hoofdzaak] gemaakte en auteursrechtelijk beschermde foto’s zijn opgenomen - in het kader van haar handelsrelatie met Moooi rechtstreeks (per post) van Moooi heeft ontvangen en dat met betrekking tot het gebruik van de informatie op de cd-rom’s geen voorbehoud door Moooi is gemaakt.

3.4. [getuige 1] heeft - kort gezegd - verklaard dat [gedaagde in hoofdzaak en eiseres in vrijwaring] in het verleden producten van Moooi via internet heeft verkocht en dat in die tijd de cd-rom’s door Moooi per post naar [gedaagde in hoofdzaak en eiseres in vrijwaring] zijn toegezonden. De juistheid van deze verklaring wordt ondersteund door de verklaring van [A] . Zij heeft immers - samengevat - verklaard dat het meest waarschijnlijk is dat een medewerker van [gedaagde in hoofdzaak en eiseres in vrijwaring] met Moooi heeft gebeld met de vraag of zij promotiemateriaal mocht hebben en dat vervolgens de cd-rom’s door de verkoopafdeling van Moooi naar [gedaagde in hoofdzaak en eiseres in vrijwaring] zijn toegestuurd. Gelet op deze eensluidende verklaringen acht de rechtbank bewezen dat tussen [gedaagde in hoofdzaak en eiseres in vrijwaring] en Moooi een handelsrelatie heeft bestaan en dat in het kader daarvan de cd-rom’s - met de auteursrechtelijk beschermde foto’s - (per post) door Moooi aan [gedaagde in hoofdzaak en eiseres in vrijwaring] zijn toegestuurd.

3.5. Dat ten aanzien van het gebruik van de inhoud van de cd-rom’s door Moooi geen voorbehoud is gemaakt, is zowel door [getuige 1] , [getuige 2] als [A] verklaard. Ook in het leveren van het bewijs ten aanzien van dit onderdeel van de bewijsopdracht is [gedaagde in hoofdzaak en eiseres in vrijwaring] dus geslaagd. Het feit dat de cd-rom’s uitsluitend voor gebruik door de pers waren bedoeld, zoals door [A] is verklaard, brengt in deze conclusie geen verandering.

3.6. Gegeven het vorenstaande en gelet op de inhoud van overweging 5.11. van het tussenvonnis is de slotsom dat [gedaagde in hoofdzaak en eiseres in vrijwaring] door het gebruik van de foto’s (die zich op de cd-rom’s bevonden) geen inbreuk op de auteursrechten van [eiser in hoofdzaak] heeft gemaakt en dus evenmin onrechtmatig jegens [eiser in hoofdzaak] heeft gehandeld. De door [eiser in hoofdzaak] ingediende vorderingen worden daarom afgewezen. Als gevolg hiervan behoeven de in het tussenvonnis omschreven verweren 6, 7 en 8 (zie 5.2. van dat vonnis) geen bespreking.
IEF 15340

Natuurgetrouwe weergave van bestaande hond Boo maakt knuffelhond niet beschermd

Vzr. Rechtbank Den Haag 13 oktober 2015, IEF 153340; ECLI:NL:RBDHA:2015:11888 (Knuffelhond Boo)
Rechtspraak.nl: Kort geding; auteursrecht; pluchen knuffelhond Boo niet auteursrechtelijk beschermd, aangezien zijn trekken enerzijds een natuurgetrouwe weergave van de bestaande hond Boo betreffen en anderzijds voor pluchen dieren gebruikelijke uitvoeringsvormen zijn. Het ontwerp van de Boo Knuffelhond is gebaseerd op de bestaande dwergkeeshond Boo, die een specifiek kapsel heeft. Geen auteursrecht, geen inbreuk. Dino Trading heeft terecht aangevoerd dat het uiterlijk van de hond Boo of wel voor pluchen dieren gebruikelijke uitvoeringsvormen zijn en dus banaal, dan wel technisch of functioneel bepaald zijn.

5.7. Voor zover een werk een weergave vormt van de natuurlijke verschijningsvorm van een object of een dier dan is het overnemen van trekken in het werk die zo dicht mogelijk bij die verschijningsvorm aansluiten niet oorspronkelijk.3

5.8. Het ontwerp van de Boo Knuffelhond is een natuurgetrouwe weergave van het uiterlijk van de hond Boo, zoals Enesco zelf stelt. Gelet op het voorgaande ontberen de voor het uiterlijk van de hond Boo kenmerkende trekken, door Enesco omschreven als de elementen 1 t/m 7 (hiervoor opgenomen in 3.3), die zijn overgenomen in het ontwerp van de Boo Knuffelhond voorshands oordelend oorspronkelijk karakter.

5.10. Enesco heeft nog aangevoerd onder verwijzing naar haar productie 16 (met voorbeelden van knuffels en andere speelgoedobjecten die ieder zijn gebaseerd op het uiterlijk van een herdershond maar die in de uitvoering van elkaar verschillen) dat bij de vertaling van een natuurgetrouw object naar een werk, altijd keuzes worden gemaakt. Anders zouden al die objecten er hetzelfde uitzien. De enkele omstandigheid dat hetzelfde idee op uiteenlopende wijzen kan worden vormgegeven, brengt echter niet mee dat de gekozen vormgeving een eigen oorspronkelijk karakter heeft.4

5.11. Wat betreft de overige ontwerpkeuzes 8 t/m 29 (zie 3.4), waarmee naar zeggen van Enesco de vertaalslag is gemaakt van het uiterlijk van de hond Boo naar een pluchen ontwerp, geldt het volgende. In dit verband heeft Dino Trading onder meer verwezen naar de in 2.12 opgenomen afbeeldingen van pluchen knuffeldieren die reeds op de markt waren voor de Boo Knuffelhond verscheen. Voorshands oordelend, heeft Dino Trading terecht aangevoerd, onder verwijzing naar genoemde afbeeldingen, dat de elementen 8 t/m 29 of wel zijn terug te voeren op het uiterlijk van de hond Boo of wel voor pluchen dieren gebruikelijke uitvoeringsvormen zijn en dus banaal, dan wel technisch of functioneel bepaald zijn.

Op andere blogs:
Dirkzwager
SOLV

 

IEF 15338

Auteursrechtdebat: Linken naar illegaal bloot - openbaarmaking of niet?

Door: Yasar Çelebi. Esther van Duin, Osiris Fecunda, Alex Garrelfs, Talin Ghazarian, Laura Pavias. Thema: Hyperlinken&embedden. Op 27 oktober 2011 werd door nieuwssite GeenStijl een link online geplaatst naar een website met daarop naaktfoto’s van Britt Dekker. De betreffende foto’s zouden in het decembernummer van de PlayBoy [1] verschijnen en moesten tot de publicatiedatum ‘geheim’ blijven. De foto’s waren echter zonder toestemming van PlayBoy online geplaatst, waarna GeenStijl enthousiast naar de vindplaatsen bleef verwijzen, ondanks herhaaldelijke verzoeken van Playboy hiermee te stoppen. Dit heeft tot een procedure geleid waarin de Hoge Raad uiteindelijk een aantal prejudiciële vragen aan het Europese Hof van Justitie (hierna: HvJ) heeft gesteld [2]. Deze komen inhoudelijk neer op de vraag of GeenStijl een mededeling aan het publiek doet door te linken naar content, die zonder toestemming van de rechthebbende, eerder elders of op een moeilijk vindbare plaats, op het internet stond. Daarbij wil de Hoge Raad weten of het relevant is dat GeenStijl op de hoogte kon zijn dat de content illegaal was [3].

Stand van zaken
Het HvJ heeft zich nog niet eerder uitgelaten over de vraag of hyperlinken naar illegale content is toegestaan. Het HvJ heeft in de Svensson-zaak namelijk slechts bepaald dat (hyper)linken naar legale content op een voor het publiek vrij toegankelijke website toegestaan is, mits er geen beschermingsmaatregelen op de bronwebsite zijn getroffen.4 Interessant in deze uitspraak is dat het HvJ een nieuwe invulling lijkt te geven aan het criterium ‘nieuw publiek’. In Svensson lijkt het HvJ in paragraaf 27 een vertaalslag te hebben gemaakt van een subjectief naar een meer objectief criterium. Dit kan worden afgeleid uit de opmerkingen ‘moeten worden beschouwd als’ en ‘door de houders van het auteursrecht in aanmerking werd genomen’[5].

Voor welke benadering het HvJ uiteindelijk kiest, blijft onduidelijk. In de zaak BestWater had het HvJ de kans om op te helderen of het linken naar illegale content is toegestaan, maar helaas heeft het HvJ zich daar niet over uitgelaten [6]. Nu is het afwachten hoe het HvJ zal oordelen over de prejudiciële vragen die door de Hoge Raad zijn gesteld in GeenStijlMedia/Sanoma.

In het onderstaande stuk strijden studenten aan beide kanten over hun visie op hoe de problematiek omtrent het hyperlinken moet worden aangepakt. De objectieve en subjectieve benadering passeren de revue. Beide opties hebben voor- en nadelen. Lees en oordeel zelf…

De objectieve benadering [7]
Vrije nieuwsgaring en vrij karakter internet
Deze benadering is uitgewerkt door Osiris, Yasar en Alex. De hyperlinker bereikt ons inziens geen nieuw publiek door een hyperlink te plaatsen naar illegale content op een door een derde beheerde, voor het algemene internetpubliek vrij toegankelijke website. Een subjectieve benadering zou namelijk inhouden dat elke persoon die een hyperlink wil plaatsen onderzoek dient te doen naar de herkomst van de content. Op het internet worden dagelijks talloze links geplaatst, wat er toe heeft bijgedragen dat internet vandaag de dag is wat het is, een complex wereldwijd netwerk van miljoenen computers. Door de verantwoordelijkheid bij de linker neer te leggen, wordt de vrije nieuwsgaring en het vrije karakter van het internet aangetast. Men kan niet van elke individuele linker/internetter verwachten dat deze, vóór het plaatsen van een hyperlink, eerst op onderzoek uitgaat naar de herkomst van de content waarnaar hij wil verwijzen. De persoon die de content voor het eerst, zonder toestemming van de rechthebbende, op het internet heeft geplaatst moet aangesproken worden door de rechthebbende. Hoewel dit in de praktijk niet altijd kan, is dit wel degene die de content openbaar maakt aan een nieuw publiek, namelijk het algemene internetpubliek. De hyperlinker bereikt helemaal geen nieuw publiek, hij verwijst enkel naar iets dat al elders openbaar gemaakt is. Het maakt daarbij niet uit of content toegankelijk is via een zoekmachine (zoals Google, Yahoo) of niet, zolang de content op het internet is geplaatst, blijft de hyperlink slechts een verwijzing.

Dit is anders wanneer de foto’s van Britt Dekker ergens op een server zouden staan, beveiligd met een wachtwoord, waardoor deze enkel voor de rechthebbende(n) bereikbaar waren. Alleen dan zijn wij van mening dat de website niet voor het algemene internetpubliek vrij toegankelijk is. Het HvJ heeft in Svensson bepaald, dat wanneer in een dergelijk geval een handige internetter zo’n beveiligingsmaatregel weet te omzeilen en middels de hyperlink ook andere gebruikers langs de beveiliging loodst, wel sprake is van een auteursrechtelijk openbaarmaking en daarmee een inbreuk oplevert.

Aanpassing van ‘nieuw publiek’ criterium?
Ons inziens verricht de persoon die linkt naar illegale content op een door een derde beheerde, voor het algemene internetpubliek toegankelijke website, geen auteursrechtelijk relevante openbaarmaking. Dit geldt voor de individuele hyperlinkers en voor sites zoals GeenStijl, die tot doel hebben (sensatie)nieuws te verspreiden. Een puur objectieve interpretatie hoeft hiermee geen onwenselijke gevolgen te hebben. Het moge duidelijk zijn dat een dergelijke website als the Pirate Bay met het verspreiden van auteursrechtelijk materiaal niet weg mag komen.

Gekeken moet worden naar de kernfunctie van de website in kwestie. Wanneer bijvoorbeeld op de website van GeenStijl de hyperlinks naar inbreukmakende content worden verwijderd – de link naar foto’s van Britt Dekker - dan blijft er een website over met nieuwsartikelen. Dit is de kernfunctie van GeenStijl: het verzorgen van (sensatie)nieuws. Bij websites als The Piratebay of Mininova geldt dit niet: wanneer op deze websites de hyperlinks naar inbreukmakende content worden verwijderd, blijft er een lege website over met al dan niet door de beheerder van de website zelf geüploade illegale bestanden. Hierdoor kan een onderscheid gemaakt worden tussen websites die als doel informatieverspreiding hebben en websites die puur inbreuk makende content proberen te verspreiden onder het mom van “informatievrijheid”.

Als we dit toepassen op eerdere gerechtelijke uitspraken met betrekking tot dit onderwerp, zoals Brein/Mininova [8] en FTD/Eyeworks [9] kunnen we concluderen dat dit een deugdelijk concept is. Legitieme zoekmachines, die actief bezig zijn met het weren van auteursrechtelijke inbreuken, komen door deze zojuist gecreëerde toets. Zij proberen namelijk auteursrechtelijk inbreukmakend materiaal te weren. Dit in tegenstelling tot Torrentsites, zoals the Pirate Bay die zich wellicht enigszins inmengen met de inhoud, maar deze inmenging zich niet richt op het verwijderen van illegale content. Op deze manier worden massale inbreuken tegen gegaan, terwijl de informatievrijheid behouden blijft.

Ook in uitspraken als FTD/Eyeworks zal dit criterium voor eenzelfde conclusie zorgen, namelijk dat er sprake is van inbreuk, want als al het auteursrechtelijk inbreukmakend materiaal wordt verwijderd, dan blijft er weinig tot geen content over.

Een andere mogelijkheid: De rechter kan oordelen dat het structureel faciliteren van auteursrechtinbreuk maatschappelijk onzorgvuldig is en gelet hierop sprake is van een onrechtmatige daad als bedoeld in artikel 6:162 BW. Een beroep op het auteursrecht is echter ons inziens te prefereren boven de onrechtmatige daad, aangezien het auteursrecht is ingegeven door Europese regelgeving en daarom vrijwel is geharmoniseerd in de lidstaten. Dit in tegenstelling tot de onrechtmatige daad, welke niet binnen de Europese Unie is geharmoniseerd en op grond van de Nederlandse wetgeving een beperkte omvang kent in de handhavingsmogelijkheden. Zo kan middels het intellectuele eigendomsrecht een verbod worden opgelegd zonder dat de inbreukmaker wordt gehoord, en tegelijkertijd kan men een volledige proceskostenveroordeling bedingen. [10] Daar het internet gekenmerkt wordt door zijn grenzeloze karakter, lijkt het ons wenselijker om voor laatstgenoemde route te kiezen. Bijkomend voordeel is dat deze in verschillende landen op enigszins vergelijkbare wijze bewandeld kan worden.

Voor de Britt Dekker zaak betekent dit dus dat de oplossing via het auteursrecht gevonden kan worden. Door het objectieve criterium te hanteren komen wij tot de conclusie dat er geen sprake is van een mededeling aan een nieuw publiek door GeenStijl. De content was immers al voor iedereen toegankelijk vanaf het moment dat deze op de server staat. Het feit dat de rechthebbende (PlayBoy) geen op openbaring gerichte intentie had doet hier niets aan af. Daarnaast was er in deze kwestie geen sprake van een uitzondering waardoor er wel een openbaarmaking plaatsvond, zoals de omzeiling van een paywall. Ook heeft GeenStijl geen verdienmodel dat enkel gebaseerd is op het faciliteren van de verspreiding van illegale content. De website heeft een verdienmodel dat gericht is op het vergaren van inkomsten middels advertenties bij hun nieuwsberichten. De door ons voorgestelde uitzondering waardoor de rechter wel een subjectief criterium moet toepassen gaat dus niet op. De rechter moet het objectieve criterium toepassen op deze zaak. Er is geen sprake van een openbaarmaking aan een nieuw publiek.

De subjectieve benadering[11]
Illegale content in het licht van de individuele casuïstiek
Hierboven werd toegelicht waarom het objectieve criterium als uitgangspunt moet worden gehanteerd. Wij, Talin, Laura en Esther, zijn het hier echter niet mee eens en kiezen voor een andere benadering. In het geval van de Britt Dekker-zaak heeft Playboy geen toestemming gegeven aan GeenStijl om de foto’s te gebruiken en daardoor maakt GeenStijl ons inziens inbreuk op de auteursrechten van Playboy. De vraag of linken naar illegale content is toegestaan, moet ons inziens beantwoord worden aan de hand van de individuele casuïstiek. Elke situatie, waarin sprake is van linken naar illegale content kent ons inziens een zogenaamde T-splitsing. Afhankelijk van de concrete omstandigheden van het geval moet het linken naar illegale content al dan niet worden toegelaten.

Hier volgen twee casus ter illustratie:
Casus 1
Op dit moment draait de film ‘Mission: Impossible - Rogue Nation’ in de Nederlandse bioscopen. Tegelijkertijd is de film verkrijgbaar via het platform van ‘The Pirate Bay’. Een derde slaagt erin te linken naar deze illegale content. Dit is overduidelijk uit den boze. De rechthebbende van de film kan immers nooit hebben beoogd dat de film illegaal op het internet zou worden geplaatst om aldaar gratis te worden bekeken. Door de mogelijkheid om de film gratis online te kijken wordt het minder aantrekkelijk voor filmmakers te investeren in de filmproducties, omdat de kans om het geld terug te verdienen afneemt. Hierdoor wordt de actuele markt belemmerd. Kortom: bij een dergelijke situatie is sprake van een auteursrechtelijke relevante inbreuk welke gefaciliteerd wordt door het platform van de ‘The Pirate Bay’ en is het linken naar illegale content niet toegestaan.

Hyperlinken naar illegale content ‘no go area’
Evident in deze casus is het feit dat de betrokkene die middels een hyperlink naar deze content verwijst, wist dan wel redelijkerwijs had kunnen vermoeden dat in het onderhavige geval sprake is van illegale content. Op het moment dat de betreffende film nog in de bioscoop draait, mag verondersteld worden dat men weet dat de online geplaatste film van een illegale bron afkomstig is. In dat geval vormt het linken naar deze illegale content een inbreuk. In dit verband zou gekeken kunnen worden naar een vergelijkbaar vraagstuk binnen het strafrecht. Dit kan leiden tot nieuwe inzichten met betrekking tot het oplossen van de geschetste problematiek. Ten aanzien hiervan kan namelijk een vergelijking worden getrokken met het toetsingskader van de delicten opzetheling, als bedoeld in artikel 416, van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr.) en schuldheling, als bedoeld in artikel 417 bis, Sr. Ook ten aanzien daarvan gaat het om de vraag of men wist, dan wel redelijkerwijs kon vermoeden dat het gekochte goed van diefstal afkomstig was. Dit toetsingskader leent zich bij uitstek voor de casuïstiek ten aanzien van het linken naar illegale content. Voorts wordt in dit verband ook verwezen naar het wetsvoorstel dat op 28 juli 2010 is ingediend door voormalig minister Hirsch Balin, waarin heling van computergegevens [12] strafbaar wordt gesteld [13]. De wetgever gaat hierin een stap verder en is van mening dat in dergelijke gevallen niet alleen sprake kan zijn van een auteursrechtelijke inbreuk, maar in voorkomende gevallen ook van een strafbaar feit.

Casus 2
Stel dat Carice van Houten een nieuwe hobby heeft en met veel plezier een mindfulness column schrijft in haar eigen tijdschrift ‘Hout van Carice’. Om nog meer faam te verwerven plaatst zij haar columns op haar eigen website, die algemeen voor het publiek toegankelijk is. Iedereen mag haar columns lezen en ‘liken’. Nu maakt Carice gebruik van een handige tool op haar website. Zij uploadt een conceptversie van haar column op de website die alleen raadpleegbaar is op het moment dat men de exacte link daarvan weet. Dit laatste is nog niet geïndexeerd door een zoekmachine als Google. Het is haar intentie niet om de column te delen, maar door de content op deze wijze op het internet te plaatsen maakt zij deze wel toegankelijk voor het internetpubliek. Wanneer een derde een beetje handig is met computers, dan is het achterhalen van een dergelijke link zeer eenvoudig. Mocht een derde dan hyperlinken naar de conceptversie van de column, dan kan dit worden gezien als hyperlinken naar illegale content. De vraag is echter of bij de beoordeling hiervan meegewogen zou moeten worden dat Carice geen gebruik heeft gemaakt van een beschermingsmechanisme om de conceptversie van de column af te schermen van/voor het internetpubliek.

Hyperlinken naar illegale content; van ‘no go area’ naar ‘you’re welcome’
Bovenstaande casus is een voorbeeld van een situatie waarin het subjectieve criterium niet zonder meer op zou gaan. Er is wel sprake van linken naar illegale content, de rechthebbende heeft immers niet beoogd deze te delen, maar er wordt geen inbreuk gemaakt. Een dergelijke situatie deed zich daadwerkelijk voor bij de Miljoenennota van 2012. De miljoenennota was weliswaar verborgen, maar doordat deze op een onbeveiligde site was geplaatst toch voor iedereen toegankelijk [14].

In deze casus heeft de rechthebbende zelf ook een aandeel in het feit dat de betreffende content op illegale wijze openbaar is geworden. In een dergelijke situatie kan geredeneerd worden dat de mate waarin sprake is van een inbreuk, door naar deze illegale content te linken, genuanceerd moet worden. De inbreuk kan dan niet of niet volledig aan de hyperlinker, alsook de bron waarnaar wordt verwezen, toegerekend worden. Immers, de rechthebbende heeft door het niet treffen van beschermingsmaatregelen bijgedragen aan het (voortijdig)openbaar maken van de content. Hierdoor is er door de rechthebbende impliciet toestemming gegeven om de content te raadplegen [15].

Wij hebben hierboven twee casus geschetst waarmee we het onderscheid tussen de omstandigheden kunnen verduidelijken die leiden tot het oordeel of al dan niet sprake is van een inbreuk. In de praktijk zal dit niet in iedere situatie op voorhand duidelijk zijn. Gedacht kan worden aan een situatie waarin de content door de rechthebbende middels een wachtwoord slechts voor een beperkte doelgroep toegankelijk is gemaakt, maar iemand die behoort tot die doelgroep uit onwetendheid naar deze content linkt, waardoor ook anderen erbij kunnen. In dat geval heeft de rechthebbende wel de nodige beschermingsmaatregelen getroffen en is voor een derde die vervolgens ook naar deze content linkt niet duidelijk dat deze uit een niet voor een ieder toegankelijke bron afkomstig is. Of in een dergelijk geval gesproken kan worden van inbreuk is op voorhand lastig te beoordelen. Wij zijn van mening dat in een dergelijke situatie een inbreuk wel zou moeten worden aangenomen. Het feit dat de rechthebbende in dit geval wel voldoende beschermingsmaatregelen heeft genomen, zou in dit geval zwaarder moeten wegen. De rechthebbende kan immers niet worden verweten dat hij onvoldoende heeft gedaan om te voorkomen dat de content uiteindelijk alsnog voor het gehele internetpubliek toegankelijk is gemaakt.

Naast de vraag of er beschermingsmaatregelen zijn getroffen op de website, is het ons inziens ook noodzakelijk om na te gaan welk publiek de auteursrechthebbende voor ogen heeft gehad. Oftewel, is er op grond van het subjectieve criterium sprake van een nieuw publiek? Om deze vraag te kunnen beantwoorden, wordt er een parallel getrokken met de Britt Dekker zaak[16]. Rechtbank Amsterdam oordeelde met het subjectieve criterium en kwam tot de conclusie dat de gemiddelde 230.000 dagelijkse bezoekers van de GeenStijl website moeten worden gezien als een nieuw publiek [17]. Immers, de fotoreportage van Dekker was nog niet gepubliceerd door Playboy. Bovendien heeft Playboy GeenStijl gebeld met het verzoek om de foto’s niet op het internet te plaatsen [18]. Dit laatste zonder resultaat. Het moge duidelijk zijn dat toestemming van Playboy ontbrak. Doordat GeenStijl hyperlinkte naar de foto’s op haar website werd een vrij grote en onbepaalde kring van internetgebruikers bereikt. Hierdoor werd er een ander publiek bereikt dan dat de auteursrechthebbende voor ogen heeft gehad [19].

Het Hof Amsterdam was het oneens met de rechtbank, vernietigde de uitspraak en motiveerde haar oordeel aan de hand van het objectieve criterium [20]. Kennelijk kan er in een dergelijke situatie niet een eenduidig antwoord worden gegeven op de vraag of al dan niet sprake is van een inbreuk. Wij zijn van mening dat het objectieve criterium geen soelaas biedt, omdat dit criterium te weinig rekening houdt met de belangen van de auteur.

Ook in de minder duidelijke gevallen kiezen wij ervoor om het subjectieve criterium toe te passen, omdat er anders afbreuk wordt gedaan aan de normale exploitatie van een werk van de auteursrechthebbende. Uiteindelijk gaat het erom dat er een gerechtvaardigde balans wordt gevonden tussen de exclusieve rechten van de auteur enerzijds, en de ‘free flow of information’ anderzijds. Het mag dan wel zo zijn dat er op het internet heel veel werk is te vinden zonder toestemming van de auteursrechthebbende [22] en dat de alles-moet-kunnen-ideologie van het internet moet worden gewaarborgd [23], maar in de huidige informatiesamenleving is het ook belangrijk dat de investeerders van de informatieproducten worden aangemoedigd om te blijven investeren en dat de makers van een werk worden beloond voor hun creatieve werk. Geld verdienen en het bevorderen van de cyclische innovatie is de spil van dit proces. Met als resultaat de opbouw van de culturele identiteit.

Conclusie
Uit dit artikel blijkt maar weer hoe moeilijk het Hof van Justitie het heeft in dit soort zaken. Uiteindelijk komt het allemaal op hetzelfde neer: tot een gerechtvaardigde beslissing komen. De weg naar deze uitkomst kan op verschillende manieren worden beargumenteerd.

Aan de ene kant kan het objectieve criterium worden gehanteerd bij de oplossing van het geschil tussen Sanoma en GeenStijl. Vanuit dat perspectief vindt alleen een auteursrechtelijke openbaarmaking plaats op het moment dat de content voor het eerst online wordt geplaatst en dus toegankelijk wordt voor het hele internetpubliek. Er kan namelijk niet van de hyperlinker verwacht worden telkens na te gaan of de content waarnaar gelinkt wordt wel rechtmatig geplaatst is. Dit is niet alleen een enorme opgave voor de gemiddelde internetgebruiker, het gaat ook nog in tegen een van de basisprincipes waar het internet op gebouwd is: free flow of information. Om mogelijke problemen met malafide websites die hier misbruik van willen maken te voorkomen, kan worden gekeken naar de onrechtmatige daad. Deze oplossing is echter niet gereguleerd op Europees niveau en moet dus per lidstaat apart bekeken worden. Daarom is het wenselijk om in dat soort gevallen aansluiting te zoeken bij het auteursrecht: als een bedrijf een bedrijfsmodel hanteert dat gericht is op het maken van winst enkel door het faciliteren van de verspreiding van illegale content, dan kan de rechter aansluiting zoeken bij de subjectieve benadering met als gevolg dat deze actie een auteursrechtelijke openbaarmakingshandeling oplevert. In dat geval weegt het belang van de auteursrechthebbende zwaarder dan de free flow of information.

Aan de andere kant kan de subjectieve benadering worden gehanteerd. Voor deze benadering is doorslaggevend welk publiek de rechthebbende voor ogen had toen hij het werk op internet beschikbaar stelde of een desbetreffende toestemming gaf. Hyperlinks die verwijzen naar illegale content en waarvoor dus geen toestemming is gegeven, leveren in principe volgens deze benadering een inbreuk op het auteursrecht op. Maar ook deze benadering blijkt niet alles zaligmakend te zijn: het moet worden gecorrigeerd in sommige gevallen. De verantwoordelijkheid van de auteursrechthebbende om auteursrechtinbreuken tegen te houden dient mee te worden gewogen. Meegewogen wordt of de auteursrechthebbende beschermingsmaatregelen heeft getroffen. Indien de auteursrechthebbende dit verzuimt, dan kan impliciet ervan uit worden gegaan dat toestemming tot hyperlinken is gegeven.

Kortom, beide partijen streven naar eenzelfde doel: de veroordeling van het onrechtmatig handelen onder de sluier van het auteursrecht. Grote kans is dat het Hof dit ook zal doen. Dit zal betekenen dat de criteria van de oneerlijke mededinging worden ingelezen in de criteria van de secundaire openbaarmaking. Daarmee blijft de harmonisatie van het auteursrecht binnen de Europese Gemeenschap behouden en heeft de rechterlijke macht meer houvast door de uitbreiding van de criteria in moeilijke gevallen.

1 Playboy is een magazine van Sanoma Media Netherlands B.V.
2 HR 3 april 2015, ECLI:NL:HR:2015:841, r.o. 8.
3 Ibid.
4 HvJ EU 13 februari 2014, zaak C-466/12 (Svensson/Retiever), r.o. 27.
5 Ibid.
6 HvJ EU 21 oktober 2014, zaak C-348/13 (BestWater/Michael Mebes e.a.), r.o. 14.
7 Benadering geschreven door Yasar Celebi, Osiris Fecunda & Alex Garrelfs.
8 Rb Utrecht 26 augustus 2009, BREIN/Mininova.
9 Hof Den Haag 15 november 2010, B9 9218, FTD/Eyeworks.
10 D.J.G. Visser & P. de Leeuwe, Links en recht. De stand van zaken met betrekking tot hyperlinks en auteursrecht, Nijmegen: Ars Aequi 2013, p. 451, onder 2.2.
11 Benadering geschreven door Esther van Duin, Talin Ghazarian & Laura Pavias.
12 Onder heling van computergegevens wordt verstaan: niet-openbare gegevens zonder toestemming van de rechthebbende overnemen.
13 https://www.rijksoverheid.nl/nieuws/2010/07/28/heling-van-computergegevens-wordt-strafbaar.html.
14 'Miljoenennota gelekt op internet', https://beveiligingnieuws.nl/nieuws/opmerkelijk/miljoenennota-gelekt-op-internet (geraadpleegd op: 14 mei 2015).
15 D.J.G. Visser, ‘Het ‘embedden’ van een You Tube-filmpje op een Hyves-pagina’, Mediaforum 2010/1, p. 14.
16 Zie voor de feiten van de zaak de inleiding van dit artikel.
17 Rb. Amsterdam 12 september 2012, ECLI:NL:RBAMS:2012:BX7043, r.o. 4.14.
18 Rb. Amsterdam 12 september 2012, ECLI:NL:RBAMS:2012:BX7043, r.o. 2.5.
19 Rb. Amsterdam 12 september 2012, ECLI:NL:RBAMS:2012:BX7043, r.o. 4.14.
20 Hof Amsterdam 19 november 2013, ECLI:NL:GHAMS:2013:4019, r.o. 2.4.4.
21 Artikel 5 lid 2 BC.
22 HR 3 april 2015, ECLI:NL:HR:2015:841, r.o. 6.2.5..
23 P.B. Hugenholtz, ‘Toegang tot de bron: het auteursrecht en het internet’, Ars Aequi juli-augustus 2008, p. 581.

Prezi-presentatie

IEF 15326

Adblockers: redt het auteursrecht het gratis internet?

Bijdrage ingezonden door Jetse Sprey, Versteeg Wigman Sprey Advocaten. Adblockers. Gebruikers betalen op internet door naar reclame te kijken. De “eyeballs” worden “gemonetized”. Met reclame-inkomsten houdt de publisher (de uitgever) zijn website in de lucht. Gebruikers betalen zelden met echt geld aan de publisher. Het reclamemodel is daarom de ruggengraat van het internet. En het is in gevaar door de opkomst van adblockers. Programmaatjes zoals AdBlock Plus zorgen ervoor dat de gebruiker geen enkele reclame meer ziet. Het werkt simpel en zeer effectief. Als ik niet beroepsmatig (en gefascineerd) de route van mijn surfgedrag naar reclame op mijn scherm zou volgen, had ik overal adblockers geïnstalleerd. De enkele keer dat ik word verleid op een reclame te klikken, weegt niet op tegen de vele irrelevante informatie.
Lees verder.

IEF 15323

Kabinet: wettelijk verankeren ECL-regeling in Auteurswet in 2016

Kabinetsreactie op onderzoeksrapport 'Extended Collective Licensing: panacee voor massadigitalisering?' 12 oktober 2015, 2015Z18899.
In Nederland worden ook zonder ECL-regeling goede resultaten behaald qua digitale beschikbaarstelling van erfgoed. Introductie van ECL draagt bij aan het optimaliseren van het wettelijk kader voor collectief rechtenbeheer. Zo kunnen erfgoedinstellingen nog beter worden gefaciliteerd bij digitalisering en online ontsluiting van hun erfgoedcollecties. Invoering van ECL past binnen het kabinetsbeleid om uit het oogpunt van cultuur- en informatiebeleid massadigitalisering en ontsluiting van de collecties door erfgoedinstellingen waar mogelijk te ondersteunen op een wijze waarbij recht gedaan wordt aan de belangen van auteursrechthebbenden op het te digitaliseren materiaal. Gelet op het gezamenlijke en herhaald verzoek van zowel erfgoedinstellingen als rechthebbenden en cbo’s bestaat er in Nederland een breed draagvlak voor invoering van een ECL-regeling. De uitwerking van een wettelijke ECL-regeling zal in 2016 ter hand worden genomen.

Vervolgproces
Het kabinet zal de voorbereidingen voor het wettelijk verankeren van een ECL-regeling in de Nederlandse Auteurswet in 2016 ter hand nemen.

IEF 15322

Henk Westbroek wil niet dat PVV 'Het Goede Doel' speelt

Bijdrage ingezonden door Benjamin van Werven, Versteeg Wigman Sprey advocaten. Henk Westbroek, zanger van de Nederlandse popgroep Het Goede Doel, wil proberen te verbieden dat 'België (Is er leven op Pluto?)' op PVV-bijeenkomsten wordt gespeeld. Het Goede Doel heeft eerder met een soortgelijk geval te maken gehad. Zo zou er volgens Westbroek 'heel veel geld' geboden zijn door 'een vervelende Vlaamse partij'. Waarschijnlijk bedoelt hij daarmee Vlaams Belang. Waarvoor precies dat geld bedoeld is, is overigens niet helemaal duidelijk, maar Het Goede Doel heeft dat toen niet geaccepteerd. Westbroek wil nu proberen om via Buma (waar hij als muziekauteur bij is aangesloten) een verbod te realiseren. Het zal niet de eerste keer zijn dat een intellectuele eigendomsrecht wordt gebruikt voor (anti)politieke doelen.

Zo heeft het schoenenmerk Louboutin op grond van haar merkrechten op haar schoenzolen het gebruik van een afbeelding van haar schoenen door Vlaams Belang al eens verboden [IEF 13141]. Het gebruik door Vlaams Belang deed onder meer afbreuk aan de reputatie van het merk omdat Louboutin niet geassocieerd wilde worden met Vlaams Belang en haar campagne.

Een ander voorbeeld is het gebruik van een (iets gewijzigde) voorkant van een Suske en Wiske stripalbum door een lid van (weer) Vlaams Belang. Daar verboden de erfgenamen van Willy Vandersteen op grond van het auteursrecht het gebruik van de tekening. Vlaams Belang stelde destijds dat er geen auteursrechtinbreuk was omdat de afbeelding als parodie zou worden gebruikt. De rechter wees dat echter af omdat de erfgenamen er een rechtmatig belang bij hadden om niet te worden geassocieerd met de discriminerende boodschap van Vlaams Belang [IEF 14169].

Ook in de Amerikaanse campagnestrijd is een aantal voorbeelden te noemen, waaronder het gebruik van Neil Young's Keep on Rockin' in The Free World door Donald Trump en Frankie Sullivan's Eye of the Tiger door Newt Gingrich. De bedoeling om een verbod te krijgen is in het geval van Westbroek niet gericht tegen een specifieke politieke partij: 'Wij hebben onze nummers niet gemaakt voor partijen, ook niet voor de VVD of PvdA'. Het is de vraag of Westbroek Buma (waarvan hij ook bestuurslid is) nodig heeft om zich tegen het gebruik door PVV te verzetten. Zo heeft hij als auteur weliswaar zijn muziekauteursrechten aan Buma overgedragen, zijn persoonlijkheidsrechten op de muziek heeft hij gehouden. Die rechten heeft een maker namelijk ook als hij zijn auteursrechten aan een ander heeft overgedragen. Persoonlijkheidsrechten houden onder meer in dat een maker zich kan verzetten tegen het gebruik van zijn werk op zodanige manier dat het wordt aangetast, waardoor nadeel aan de eer of naam van hem wordt toegebracht.

Je zou mogelijk kunnen zeggen dat als je muziek wordt gebruikt een politieke partij, terwijl je het niet wilt laten koppelen aan welke politieke partij dan ook, het werk wordt aangetast en nadeel wordt toegebracht aan de naam van de maker. Zelf vind ik het echter (ook auteursrechtelijk) sterker als je stelt dat dit gebeurt als het gebruik wordt gemaakt door een specifieke politieke partij met verwerpelijke ideeën als de PVV. De aantasting van het werk en de goede naam van de maker zal dan namelijk duidelijker aantoonbaar zijn.

IEF 15321

Inbreuk omdat in folders het script van webdesign zit

Vzr. Rechtbank Den Haag 9 oktober 2015, IEF 15321; ECLI:NL:RBDHA:2015:11848 (Kingbee tegen Eenmanszaak)
Auteursrecht. Makerschap. Contractenrecht. Mediarecht. Kingbee is een internetmarketingbedrijf dat diverse websites in Nederland, België en Duitsland exploiteert waarop een verzameling van actuele reclamefolders, acties en kortingscodes gerubriceerd per categorie en winkel. Gedaagde eenmanszaak verricht programmeerwerkzaamheden voor eiser. Na opdrachtwijzigingen en onbetaald laten van facturen, stopt gedaagde de samenwerking. Via sitedeals en gegegevensbestand biedt hij de scripts te koop aan. Het script is een auteursrechtelijk beschermd werk ex 10 lid 1 onder 12 Aw, waarvan gedaagde de rechthebbende is op de back end. In de mailwisseling is paragraaf over Copyright geschrapt voor de werkzaamheden omdat “dit aanpassingen aan reeds beschreven code is”. Voor de latere opdrachten is dit auteursrecht voorbehouden, maar moet Kingbee door geven van instructies voor de front end, als maker worden aangemerkt.

Nu het script het webdesign van de website aldus in zich bergt, levert in gebruikneming onder een nieuwe domeinnaam een verveelvoudiging van het webdesign op. De Eenmanszaak moet scripts van de websites verwijderen en wordt verboden de opnieuw de scripts te koop aan te bieden of in licentie te geven. Kingbee wordt in reconventie verboden in het openbaar negatief uit te laten over de Eenmanszaak.

3.1. Kingbee vordert – samengevat – voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, [de eenmanszaak]:
(...)
(II) te gebieden om de scripts van Kingbee op de websites www.gegevensbestand.nl en www.sitedeals.nl onmiddellijk te verwijderen en verwijderd te houden,
(III) te verbieden om scripts van de websites van Kingbee aan derden te koop aan te bieden, aan derden in licentie te geven en/of te publiceren als zijnde de eigendom van [de eenmanszaak],
(...)

5.8. Het voorgaande overziend, heeft [de eenmanszaak] bij het maken van de initiële afspraken in 2011 dus duidelijk te kennen gegeven dat rechten ten aanzien van nieuwe code bij [de eenmanszaak] rusten, waarna [X] een versie van de algemene voorwaarden heeft ondertekend. Vervolgens heeft [X] in de periode waarin het vervaardigen en ontwerpen van nieuw materiaal tussen partijen aan de orde was, onbestreden aanspraak gemaakt op de rechten op het design van de nieuwe websites. De hieraan voorlopig te verbinden conclusie dat [de eenmanszaak] op basis van deze ‘afspraken’ auteursrechthebbende is op het script en Kingbee op het webdesign van de website, strookt ook met hetgeen Kingbee en [de eenmanszaak] intellectueel aan de website hebben bijgedragen en wie op basis van de Auteurswet voorlopig als maker van de te onderscheiden werken moet worden aangemerkt.

5.9. Zo staat vast dat Kingbee als opdrachtgever de in PSD (Photoshop) gemaakte ontwerpen van het uiterlijk van de website bij [de eenmanszaak] aanleverde en ook is uit verschillende emails af te leiden dat Kingbee instructies gaf welke aanpassingen aan de front end diende plaats te vinden. Zie bijvoorbeeld de emails van [X] van 10 maart 2014 en 13 april 2014 (rov 2.10) met lijstjes met aanwijzingen voor te verrichten aanpassingen. Verder is onbestreden dat Kingbee de plaatjes en teksten voor de website inbracht. Ten aanzien van het webdesign van de website rechtvaardigt dit de voorlopige conclusie dat het is tot stand gebracht naar het ontwerp van Kingbee en/of (ook) onder diens leiding en toezicht, zodat Kingbee als de maker van het webdesign van de website kan worden aangemerkt.

5.10. Ditzelfde kan niet worden gezegd voor het tot stand brengen van het script. Indachtig het door Kingbee gewenste webdesign en de gewenste functionaliteiten, heeft [de eenmanszaak] immers de onderliggende technieken voor de website ontwikkeld en die samengebracht in het script. Bij het ontwikkelen van die technieken heeft enkel [de eenmanszaak] geestelijke arbeid verricht, oftewel in lijn met artikel 10 lid 2 Aw heeft [de eenmanszaak] de zelfstandig beschermde vertaling (verveelvoudiging in gewijzigde vorm) van het gewenste uiterlijk en de gewenste functionaliteiten van de website gemaakt. Dit rechtvaardigt ten aanzien van het script derhalve de voorlopige conclusie dat niet Kingbee maar [de eenmanszaak] als de maker moet worden aangewezen.

Inbreuk - te koop aanbieden en verkopen script(s)?
5.14. Nu het script het webdesign van de website aldus in zich bergt, brengt verkoop van het script voor gebruik onder een nieuwe domeinnaam naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter mee dat het webdesign van de website wordt verveelvoudigd in de vorm waarin het ook in dat script is vertaald. In het verlengde daarvan en omdat het verveelvoudigen van het werk aan de auteursrechthebbende is voorbehouden, is met de verkoop van [de eenmanszaak] van het script zonder toestemming van Kingbee eveneens naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter inbreuk gemaakt op het auteursrecht van Kingbee op het webdesign van de website. Door het script blijvend te koop aan te bieden op www.gegevensbestand.nl en www.sitedeals.nl, dreigt bovendien een nieuwe inbreuk, zeker omdat [Gedaagde] in zijn brief van 23 juni 2015 aan de advocaat van Kingbee schrijft dat [de eenmanszaak] het script mag doorverkopen aan iedereen en dit ook zal blijven doen (productie 32 van de zijde van Kingbee). De vorderingen van Kingbee onder II) en III) zullen ten aanzien van de website dan ook worden toegewezen.

Slotsom
5.22. Voor wat betreft de in conventie gevorderde maatregelen is de slotsom dan ook dat de vorderingen onder II) en III) zullen worden toegewezen ten aanzien van de website en www.kortingscodez.nl. Daaraan zal als gevorderd een dwangsom worden verbonden. De vorderingen onder I) en IV) tot en met VII) zullen worden afgewezen.

Verbod tot het doen van negatieve uitlatingen
6.3. Het spoedeisend belang van [de eenmanszaak] bij het door hem gevorderde verbod vloeit voort uit de gestelde schadelijke negatieve uitlatingen van Kingbee en de vrees dat Kingbee dat andermaal zal doen. (...)

6.5. De voorzieningenrechter is van oordeel dat [de eenmanszaak] voor nu voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat het bericht van [Y], welk bericht niet is overgelegd maar waarin [Gedaagde] kennelijk – volgens de beheerder van www.sitedeals.nl – voor oplichter wordt uitgemaakt, te linken is aan Kingbee. Dat is al af te leiden uit het antwoord van deze [Y] op de mail van de beheerder en de reactie daarop van [Gedaagde] (rov 2.13), waarin hij schrijft over ‘zijn compagnon’ en ten aanzien van folderz.be spreekt over dat ‘we hebben besloten daar een ander naar te laten kijken’. Maar [X] maakt die verdenking compleet als hij de dag daarna aan [Gedaagde] schrijft dat (rov 2.14) hij slechte recensies over [Gedaagde] kan schrijven en dat ook de mensen met wie [X] heeft gewerkt staan te popelen om zulke recensies te schrijven. En als Kingbee al niet verantwoordelijk kan worden gehouden voor het bericht van deze [Y], dan geeft zijn bericht van 14 maart 2015 in elk geval grond te vrezen dat hij negatieve uitlatingen over [de eenmanszaak] zal doen. Naast de mogelijkheid van het schrijven van slechte recensies, geeft hij immers te kennen dat hij contact heeft met een journalist van het programma Tros Opgelicht over ‘jouw oplichtingspraktijken’.