Auteursrecht  

IEF 15446

Bevel tot staking grootschalige inbreuk op KickAssTorrents

Vzr. Rechtbank Zeeland-West-Brabant 5 november 2015, IEF 15444 (Stichting Brein tegen D)
Ingezonden door Thomas Kriense, Stichting Brein. Auteursrecht. Naburige rechten. Torrents. Ex parte beschikking. Gerekwestreerde upload op grote schaal torrents op de website “KickAssTorrents”. Hiermee maakt gerekwestreerde inbreuk op het auteursrecht van de makers van de werken waar deze torrents toegang tot bieden. De aard, ernst en het herhaalde karakter van de inbreuken rechtvaardigen dat het verlof op grond van art. 1019e Rv terstond wordt gegeven, zonder dat gerekwestreerde eerst wordt gehoord. De gerekwestreerde moet de (dreigende) inbreuken op auteursrechten en naburige rechten per direct staken.

2.1. Op grond van artikel 1019e Rv kan een IE-rechthebbende bij verzoekschrift een verbod vorderen van dreigende inbreukmakende gedragingen. De voorzieningenrechter kan zo'n verzoek honoreren zonder de vermeende inbreukmaker op te roepen, mits uitstel zou leiden tot onherstelbare schade voor de IE-rechthebbende. De gerekwestreerde kan in een kort geding opheffing van een toegewezen voorziening vorderen (art. 1019e lid 3 Rv).

2.2. De voorzieningenrechter is van oordeel dat in het onderhavige geval, zoals beschreven in onderdeel IV.2 van het verzoekschrift, sprake is van een zodanig spoedeisend belang dat uitstel onherstelbare schade voor de door verzoekster vertegenwoordigde rechthebbenden zou veroorzaken. Het verzochte bevel komt de voorzieningenrechter rechtmatig voor en zal integraal worden toegewezen.

IEF 15445

Het nieuwe auteurscontractenrecht. Wat heeft de nieuwe wet muziekauteurs en artiesten te bieden?

Björn Schipper, Het nieuwe auteurscontractenrecht. Wat heeft de nieuwe wet muziekauteurs en artiesten te bieden?, Muziekwereld 2015-3
Bijdrage ingezonden door Björn Schipper, Schipper Legal. Na jarenlange discussie is op 1 juli 2015 eindelijk de nieuwe Wet auteurscontractenrecht in werking getreden(1). Deze wet ziet in het algemeen toe op de verbetering van de positie van makers in relatie tot exploitatiecontracten met exploitanten. In de muziekwereld gaat het dan met name om muziekauteurs en artiesten die ter exploitatie van hun muzikale creaties en prestaties een exploitatiecontract sluiten met bijvoorbeeld publishers en labels. De nieuwe Wet Auteurscontractenrecht heeft betrekking op alle categorieën creatieve makers van auteursrechtelijk beschermde werken en uitvoerende kunstenaars in de zin van het naburige recht. In deze bijdrage ga ik specifiek in op de positie van de muziekauteurs en artiesten in verband met de exploitatie van hun muzikale creaties en prestaties.

Lees verder

IEF 15441

Nieuwe Auteursrechtgids voor de Nederlandse praktijk

Vorige week is het eerste exemplaar van de nieuwe Auteursrechtgids voor de Nederlandse praktijk van auteur Michel Frequin door VOI©E-voorzitter Job Cohen uitgereikt aan minister Bussemaker. De ontwikkelingen in de praktijk, de invloed van nationale en Europese jurisprudentie en het nieuwe auteurscontractenrecht maakten een volledig herziene Auteursrechtgids nodig. Deze gids is gemaakt voor iedereen die professioneel te maken heeft met auteursrecht of naburige rechten: als maker (schrijver, tekenaar, fotograaf, ontwerper, componist, beeldend kunstenaar, programmeur, redacteur, enzovoort), als exploiterende uitgever of producent (of werknemer van een exploitant), als ondernemer die gebruik maakt van auteursrechtelijk beschermde werken (of vertegenwoordigers van ondernemers, zoals brancheorganisaties), als uitvoerend kunstenaar of omroep, maar ook als advocaat, ambtenaar of volksvertegenwoordiger. Deze gids is toegankelijk voor de juridische leek.

De Auteursrechtgids volgt het proces van het tot stand komen van het werk tot en met de exploitatie daarvan. Wat wordt beschermd door het auteursrecht? Wat zijn de naburige rechten van uitvoerende kunstenaars, producenten en omroepen? Wie heeft het auteursrecht en over welke rechten kan de auteur beschikken? Waar moet rekening mee worden gehouden als gebruik wordt gemaakt van werk van anderen. Wat zijn de wettelijke regels voor het contract tussen een maker en een exploitant? Welke aandachtspunten spelen bij alle exploitatieovereenkomsten een rol en waar moet ik aan denken voor het contract voor dit specifieke werk? Wat wordt waar collectief geregeld en hoe gaat dat in zijn werk? Hoe kan ik mijn rechten handhaven? 

De ontwikkelingen in de praktijk, de invloed van nationale en Europese jurisprudentie en het nieuwe auteurscontractenrecht kunnen de lezers volgen op de bij de gids behorende website Auteursrechtgids.nl, met tevens praktische overzichten, checklists en ‘bouwstenen voor het exploitatiecontract’ : voorbeeldbepalingen uit de praktijk en praktische tips voor het opstellen van een overeenkomst.

Auteur Michel Frequin heeft meer dan dertig jaar ervaring als bedrijfsjurist, beleidsadviseur in de uitgeverijbranche, directeur van een collectieve beheersorganisatie en is momenteel directeur van de branchevereniging voor collectieve beheersorganisaties  VOI©E en uit dien hoofde tevens werkzaam voor de Federatie Auteursrechtbelangen.

IEF 15439

Onvoldoende overeenstemming totaalindruk gebouwde twee-onder-een-kapwoning

Hof Arnhem-Leeuwarden 17 november 2015, IEF 15439; ECLI:NL:GHARL:2015:8702 (Bewon Buri tegen Bouwmaatschappij Vuurboom)
Auteursrecht. Appellant heeft bouwbedrijf in rechte betrokken, vanwege auteursrechtinbreuk op het ontwerp voor Orion I en II [IEF 9094]. Dit hof heeft bij tussenarrest beslist dat de ontwerpen auteursrechtelijk beschermde werken zijn en dat er inbreuk wordt gemaakt. Met de toepassing van het totaalindrukkencriterium is er onvoldoende mate overeenstemming tussen Orion (I en II) en de gebouwde woningen om een auteursrechtinbreuk aan te nemen.

3.15. Uit de stellingen van [appellant] begrijpt het hof dat de woningen op de volgende punten overeenstemmen:
- vormindeling en maatvoering, in het bijzonder de breedte van de tuingerichte kamer en de positionering van de toilet in de hoek van de woning,
- positionering raamopeningen en muurdammen,
- de tussendorpels in de kozijnen op de eerste verdieping,
- maatvoering van de erker (doorlopend met fors overstek),
- handhaving van een luifel boven de voordeur,
- de uitvoering van de garagemuur in baksteen,
- de vierzijdige schild, en
- de horizontale lijnen in de gevel.
De hier genoemde punten van overeenstemming betreffen ieder voor zich, zoals onder andere blijkt uit het door [geintimeerde/bouwbedrijf] overgelegde overzicht van andere twee-onder-een-kapwoningen (prod. 14 eerste aanleg) en het deskundigenbericht van [naam deskundige] (prod. 15 eerste aanleg), veel gebruikte elementen en (dus) banale elementen alsmede bouwtechnisch bepaalde elementen, die op zichzelf beschouwd geen auteursrechtelijke bescherming genieten. Zonder nadere toelichting - die ontbreekt - valt niet in te zien dat de combinatie van deze elementen in Orion (I en II) het persoonlijk stempel van de maker daarvan draagt en/of een eigen oorspronkelijk karakter heeft. Nu moet worden aangenomen dat genoemde combinatie van elementen niet aan de ‘werktoets’ voldoet, spelen deze elementen bij de beoordeling van de overeenstemming geen rol en stond het [geintimeerde/bouwbedrijf] vrij deze elementen in woningen aan [naam straat 2] over te nemen. Het enige element dat [geintimeerde/bouwbedrijf] heeft overgenomen dat mogelijk wel voldoet aan de werktoets, is de voordeur met de rechthoekige glasopeningen. Dit punt van overeenstemming weegt naar het oordeel van het hof echter niet op tegen de hiervoor onder 3.13 genoemde afwijkingen en maakt dat de totaalindruk niet dezelfde is. Grief 6, die inhoudt dat de voorzieningenrechter ten onrechte heeft aangenomen dat de totaalindruk verschillend is en grief 7, die gericht is tegen de conclusie van de voorzieningenrechter dat er, kort gezegd, onvoldoende auteursrechtelijke trekken zijn overgenomen, falen dus. De grieven 4 en 5, die beide klagen over het door de voorzieningenrechter gehanteerde toetsingskader, behoeven gelet op het vooroverwogene geen bespreking meer.

3.16 De conclusie uit het voorgaande is dat de woningen aan [naam straat 2] in onvoldoende mate overeenstemmen met Orion (I en II) om een auteursrechtinbreuk te kunnen aannemen. Nu de woningen aan [naam straat 2] vanwege het ontbreken van de vereiste mate van overeenstemming naar het voorlopig oordeel van het hof geen verveelvoudigingen vormen van Orion (I en II), komt men aan de ontleningskwestie (waarop onder andere grief 9 ziet) niet toe. Dat [geintimeerde/bouwbedrijf] bij de ontwikkeling van de woningen aan [naam straat 2] heeft gekozen voor woningen met dezelfde (30-er jaren) uitstraling als de nieuwbouw aan het [naam straat] , is vanwege het ontbreken van auteursrechtelijke relevante overeenstemming niet van belang. De daarop betrekking hebbende grief 8 faalt.
IEF 15438

Het openbaarmakingsauteursrecht - een (hernieuwde) oproep tot een restrictieve uitleg van art. 8 Aw

P.G.F.A. Geerts  & G.A.C. van den Hout, 'Het openbaarmakingsauteursrecht: een (hernieuwde) oproep tot een restrictieve uitleg van art. 8 Aw', IEF 15438; eerder in: IER 2015/38, p. 254-258.
Bijdrage ingezonden door Paul Geerts en Gertjan van den Hout, RUG. 1. Het toeval wil dat onlangs vier uitspraken zijn gewezen waarin art. 8 Aw centraal staat. IEF 14921; IEF 15084; IEF 14951; IEF 14997. Het valt op dat in al die uitspraken een ruime interpretatie aan art. 8 Aw wordt gegeven. In de kern wordt in alle uitspraken beslist dat de rechtspersoon op grond van art. 8 Aw als maker moet worden aangemerkt, omdat bij de eerste openbaarmaking van de afzonderlijke werken in kwestie de naam van ‘enig natuurlijk persoon als maker’ niet is vermeld.
2. Die ruime interpretatie van art. 8 Aw is opvallend, omdat dit artikel de laatste tijd in de literatuur (weer) onder vuur ligt.  Uit de jurisprudentie blijkt dat rechters zich van deze kritiek (nog) weinig aan lijken te trekken. Ten onrechte onzes inziens.

(...) lees de bijdrage
23. Ook zonder toepasselijkheid van art. 8 Aw zou de universiteit gebruik hebben mogen blijven maken van de door het reclamebureau ontworpen advertenties. Er zijn dus meerdere wegen die naar Rome leiden. Maar dat neemt niet weg dat bij niet-toepasselijkheid van art. 8 Aw de fysieke maker zijn auteurschap behoudt. Dat is en blijft het principiële verschil en daar gaat het ons uiteindelijk om. Zo lang de werkelijke maker niet bewust afstand van zijn auteurschap heeft gedaan, dient hij over zijn auteursrecht en persoonlijkheidsrechten te kunnen blijven beschikken. Dat hij bij niet-toepasselijkheid van art. 8 Aw mogelijk aan (stilzwijgende) contractuele afspraken is gebonden, brengt daarin geen verandering. Waar het om gaat is dat de fysieke maker zijn auteurschap behoudt. Dat fundamentele (mensen)recht mag hem niet worden ontnomen door het enkele feit dat zijn naam niet wordt genoemd bij de eerste openbaarmaking van zijn werk door de rechtspersoon. Dat is ongerijmd en vandaar een hernieuwde oproep tot het restrictief uitleggen van art. 8 Aw.

24. Twee slotopmerkingen. Wij zijn voorstanders van een restrictieve uitleg van art. 8 Aw: alleen wanneer de fysieke maker bewust afstand heeft gedaan van zijn auteurschap kan de rechtspersoon als maker in de zin van dat artikel worden aangemerkt. Dat neemt niet weg dat vanwege de economische machtsverhoudingen in de praktijk, het zo kan zijn dat (economisch sterke) opdrachtgevers (die hun zaken juridisch goed geregeld hebben) zullen bedingen dat de fysieke maker van zijn auteurschap afstand doet, dan wel zijn auteursrecht overdraagt.  Dat zijn de wetten van de markt en daar is op zichzelf niets mis mee. De fysieke maker hoeft daar niet mee in te stemmen. Hij kan kiezen en als hij instemt kan hij onderhandelen over de hoogte van de vergoeding. Is sprake van een exploitatieovereenkomst in de zin van art. 25b Aw dan heeft hij sinds 1 juli 2015 zelfs recht op een billijke vergoeding (zie art. 25c Aw).

25. De tweede slotopmerking is deze. Uiteindelijk menen wij dat art. 8 Aw afgeschaft moet worden. Dat geldt wat ons betreft ook voor art. 3.8 lid 2 BVIE en art. 3.29 BVIE.  Aan de auteursrechtelijke gevolgen van die BVIE-regeling hebben wij in deze bijdrage geen aandacht besteed. Die regeling dient uiteraard wel goed in de gaten gehouden te worden: het auteursrecht van werken die voor modelrechtelijke bescherming in aanmerking komen en dus voldoen aan de vereisten van nieuwheid en eigen karakter (denk bijvoorbeeld aan logo’s), komt krachtens genoemde BVIE-regeling toe aan de opdrachtgever en niet aan de werkelijke ontwerper/maker. Zelfs een restrictieve uitleg van art. 8 Aw kan dat onwenselijke resultaat niet voorkomen. Dat kan alleen door het afschaffen van de BVIE-regeling. Wanneer de wetgever daartoe zou overgaan, kan hij meteen art. 8 Aw meenemen.
IEF 15437

HvJ EU: Uitzending via directe injectie is geen mededeling aan het publiek

HvJ EU 19 november 2015, IEF 15437; ECLI:EU:C:2015:764; zaak C-235/14 (SBS tegen SABAM)
Auteursrecht. Mediarecht. Het geschil betreft tussen een beheersvennootschap en een omroeporganisatie die niet rechtstreeks uitzendt, doch enkel via directe injectie en via verschillende types van distributeurs. De vraag rijst wie een auteursrechtelijk relevante handeling stelt: omroeporganisatie, distributeur of beiden? Het hof verklaart voor recht:

Artikel 3, lid 1, van [InfoSocrichtlijn] moet aldus worden uitgelegd dat een omroeporganisatie geen mededeling aan het publiek in de zin van deze bepaling doet wanneer zij haar programmadragende signalen uitsluitend aan de distributeurs van signalen doorgeeft zonder dat die signalen tijdens en naar aanleiding van die doorgifte toegankelijk zijn voor het publiek, en die distributeurs de signalen vervolgens naar hun respectievelijke abonnees sturen, zodat deze de programma’s kunnen bekijken, tenzij de tussenkomst van de betrokken distributeurs slechts louter een technisch middel is, hetgeen ter beoordeling staat van de verwijzende rechter.

Gestelde vraag [IEF 13998]:

Verricht een omroeporganisatie die haar programma's uitsluitend uitzendt via de techniek van directe injectie, i.e. een tweeledig proces waarbij zij haar programmadragende signalen gecodeerd vla satelliet, een glasvezelverbinding of enig ander transportmiddel aanlevert aan distributeurs (satelliet, kabel of xDSL-lIjn), zonder dat de signalen tijdens of naar aanleiding van deze aanlevering toegankelijk zijn voor het publiek, en waarbij vervolgens de distributeurs de signalen naar hun abonnees sturen zodat deze laatsten de programma's kunnen bekijken, een mededeling aan het publiek in de zin van artikel 3 van richtlijn 2001/291 van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2001 betreffende de harmonisatie van bepaalde aspecten van het auteursrecht en de naburige rechten in de informatiemaatschappij?

Op andere blogs:
KluwerCopyrightBlog

 

IEF 15436

Conclusie AG: Hypothetische royaltyvergoeding kan samenvallen met vergoeding voor inbreuk op morele rechten

Conclusie AG HvJ EU 19 november 2015, IEF 15436; ECLI:EU:C:2015:768; zaak C-99/15 (Liffers tegen Producciones Mandarina en Gestevisión Telecinco)
Vraag gesteld door Tribunal Supremo van Spanje.
Het geschil gaat tussen Christian Liffers, regisseur, screenwriter en producent van film getiteld "Dos patrias, Cuba y la noche" (="Twee vaderlanden, Cuba en de nacht") en Producciones Mandarina/Gestevisión Telecinco. De laatstgenoemden hebben een documentaire over kinderprostitutie in Cuba gemaakt waarin passages van een documentaire van Liffers zijn opgenomen. AG concludeert:

Artikel 13, lid 1, van richtlijn 2004/48/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten moet aldus worden uitgelegd dat de benadeelde van een inbreuk op intellectuele-eigendomsrechten, die vergoeding van de vermogensschade vordert op basis van het bedrag van de royalty’s of vergoedingen die hem verschuldigd waren geweest als de inbreukmaker toestemming had gevraagd om het desbetreffende intellectuele-eigendomsrecht te gebruiken, tevens vergoeding van de hem toegebrachte morele schade kan vorderen

Gestelde vraag (IEF 14745):

Moet artikel 13, lid 1, van richtlijn 2004/48/EG van het Europees Parlement en de Raad1 van 29 april 2004 betreffende de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten aldus worden uitgelegd dat de benadeelde die vergoeding van de materiële schade wegens inbreuk op zijn intellectuele-eigendomsrechten vordert op basis van het bedrag van de royalty’s of vergoedingen die hem verschuldigd waren geweest als de inbreukmaker toestemming had gevraagd om het desbetreffende intellectuele-eigendomsrecht te gebruiken, niet tevens vergoeding van de toegebrachte morele schade kan vorderen?

 

IEF 15432

Bevoegdheidsregeling derogeert niet aan dwangsomveranderende bevoegdheid ex 611d Rv

Vzr. Rechtbank Den Haag 17 november 2015, IEF 15432 (VdHeuvel tegen Altrex)
Uitspraak ingezonden door Lars Bakers, Bingh advocaten. Executie. Procesrecht. Bevoegdheid. In kort geding is VdHeuvel bevolen tot staking auteursrechtinbreuk [IEF 12717] op de door Altrex geproduceerde Double Decker-huishoudtrap. Eiser vordert matiging van de dwangsommen en verbod om het verbod te handhaven zoals bekrachtigt in de vaststellingsovereenkomst. Met de Twin-Deck 2.0 stelt eiser dat er voldoende afstand is genomen. Nu Altrex in Zwolle is gevestigd, kan de bevoegdheid van de Rechtbank Den Haag niet worden gebaseerd op 438 jo 99 Rv. De bestaande regeling derogeert niet aan in artikel 611d Rv vermelde uitsluitende bevoegdheid van de rechter die een dwangsom heeft opgelegd tot aanpassing of opheffing van die dwangsom. Er is ook geen relatieve bevoegdheid ter zake van onrechtmatige daad (102 Rv) voor de rechtbank Den Haag, en verwijst de zaak naar Rechtbank Overijssel.

IEF 15422

Vragen aan HvJ EU: Zijn handelingen van The Pirate Bay aan te merken als ‘mededelingen aan het publiek’?

HR 13 november 2015, IEF 15422; zaak C-610/15; ECLI:NL:HR:2015:3307 (Ziggo en XS4All tegen Stichting BREIN)
In navolging van IEF 13467 en IEF 14976. Rechtspraak.nl: Auteursrecht. Handhavingsrichtlijn IE. Vordering organisatie rechthebbenden tegen internetproviders om te komen tot blokkering van de ‘BitTorrent index’ The Pirate Bay. Maatstaf afwijzing blokkeringsvordering art. 26d Aw wegens ineffectiviteit. Zijn de faciliterende handelingen van The Pirate Bay aan te merken als ‘mededelingen aan het publiek’? Gestelde vragen:

1. Is sprake van een mededeling aan het publiek in de zin van art. 3 lid 1 Auteursrechtrichtlijn door de beheerder van een website, indien op die website geen beschermde werken aanwezig zijn, maar een systeem bestaat (als beschreven hiervoor in 3.1 en 5.5) waarbij voor gebruikers meta-informatie over beschermde werken die op de computers van gebruikers staat, wordt geïndexeerd en gecategoriseerd, zodanig dat de gebruikers de beschermde werken aan de hand daarvan kunnen traceren en kunnen up- en downloaden?

2. Indien het antwoord op vraag 1 ontkennend luidt: Bieden art. 8 lid 3 Auteursrechtrichtlijn en art. 11 Handhavingsrichtlijn ruimte voor een bevel aan een tussenpersoon als in die bepalingen bedoeld, indien deze tussenpersoon inbreukmakende handelingen van derden faciliteert op de wijze als bedoeld in vraag 1?

Lees hier de gehele uitspraak.

Op andere blogs:
curia
Minbuza
Stichting BREIN

IEF 15421

Auteursrechtdebat: Alleen een internetheffing als oplossing is te simplistisch

Door: Erwin Angad-Gaur, voorzitter sectie uitvoerende kunstenaars van Sena. Thema: Auteursrecht vanuit economisch perspectief. Een reactie naar aanleiding van de VvA-vergadering d.d. vrijdag 30 oktober 2015. Als kritiek op het voorstel van het IViR heb ik aangegeven dat ik alleen een internetheffing als oplossing te simplistisch vind en meer zie in de voorstellen die de Nederlandse en Franse consumenten en artiestenbonden enkele jaren terug deden: enerzijds inderdaad een internetheffing en legalisering van P2P-gebruik, en anderzijds de invoering van een radiomodel voor ook het commercieel faciliteren van aanbod.

Het was in dat kader erg jammer  dat de consumenten niet in het forum vertegenwoordigd waren. De Consumentenbond sprak zich al jaren geleden uit voor een toekomst van vergoedingssystemen online, mede gebaseerd op eigen onderzoek onder de achterban. Daarmee loopt dit onafhankelijke onderzoek van het IViR dus synchroon. Nieuw aan het IViR-onderzoek is de kwantificering van het enorme potentieel aan inkomsten dat wij gezamenlijk in het huidige systeem laten liggen; dat zou meer tot nadenken moeten dwingen dan de industrie bereid lijkt te zijn te doen. Dat was en blijft teleurstellend en wekt minimaal de schijn van slecht ondernemerschap. Ten koste helaas van zowel de belangen van de consument als die van de makers.

Op de wat los afgevuurde opmerkingen van Kamiel Koelman, advocaat bij koelman.legal, over het verdelen van de gelden (niet zijn vak merk ik overigens op) heb ik aangegeven dat het middels onderzoek al jaren lukt onder meer de thuiskopiegelden te verdelen op basis van privacy neutraal verkregen cijfers; dat kan ook online. Hij gaf geen antwoord op de vraag waarom dat ten aanzien van een alternatief vergoedingsmodel online opeens anders zou zijn dan offline.

Tot slot was het wat bevreemdend dat Peter Boertje, mijn collega voorzitter van de sectie producenten van Sena, de Leenrecht-, de Thuiskopie- en de huidige Sena-rechten geheel logisch en terecht schijnt te vinden, maar nieuwe voorstellen voor collectief beheer afdoet als "communisme"; als collectief beheer communisme heeft hij als voorzitter van Sena producenten, moet men concluderen, dan kennelijk toch selectief communistische neigingen. Het lijkt vooral aan te geven dat men argumenten zoekt om een waarheid niet te willen zien. Dat blijft uiteindelijk de wat teleurstellende conclusie van de sessie van 30 oktober 2015.

Zie aanvullend ook o.m. mijn eerdere bijdrage in Reflecties, Sena Performers Magazine (2, 2013):