Auteursrecht  

IEF 15398

Terbeschikkingstellen tv's in vakantiebungalow is een mededeling

Rechtbank Limburg 4 november 2015, IEF 15398 (BUMA-SENA tegen Oostappen)
Uitspraak mede ingezonden door S.M.R.T. Jansen, Buma/Stemra. Auteursrecht. Naburige rechten. Collectieve vergoeding. Oostappen exploiteert vakantiepark De Berckt. Buma en Sena brengen bedragen in rekening voor achtergrondmuziek, afhankelijk van de soort ruimte: overig/zwembad, horeca en amusementsmuziek en doorzendrecht voor de logementen. De oppervlakte van het zwembad en horeca Silveren Paerd vormen niet een geheel, ondanks dat de muziek uit dezelfde geluidsbron komt, want het gaat om ruimtes die naar hun aard onder verschillende tariefgroepen vallen. Dat er nog altijd sprake is van minstens 60 optredens of live muziek per jaar is voldoende onderbouwd, nu blijkt dat er ook buiten de zomervakantie optredens waren. Dat er op televisies in de receptie enkel eigen beeldmateriaal zonder muziek wordt vertoond en dat op de video van de website enkel gebruik is gemaakt van rechtenvrije muziek is niet onderbouwd.

Gelet op de arresten van het HvJ EU (Marco del Corso, OSA en PPI IReland) is het terbeschikkingstellen van tv's in vakantiebungalows een mededeling aan het publiek en daarom is Oostappen een doorgiftevergoeding verschuldigd. In tegenstelling tot een tandartspraktijk, waar men zonder afspraak niet kan binnenlopen, is er in geval van een receptie of snackbar is er geen sprake van een besloten plaats, gaat het niet om slechts een klein aantal personen en is er sprake van een winstoogmerk, namelijk het het veraangenamen van het verblijf van klanten is.

4.7. Oostappen voert als verweer dat de oppervlakte van deze twee gelegenheden [zwembad en Horeca-Silveren Paerd], nu zij een geheel vormen en de muziek die daar ten gehore wordt gebracht uit dezelfde geluidsbron komt, onder één tarief vallen en voor dat tarief bij elkaar dienen te worden opgeteld. Buma c.s. stelt dat, nu het gaat om ruimtes die naar hun aard onder een verschillende tariefgroep vallen, deze niet als een geheel kunnen worden beschouwd. Voor het Silveren Paerd geldt het tarief Horeca AGM, nu hiervoor een apart drank- en horecavergunning is verleend. Indien het zwembad ook onder dat tarief zou vallen zou Oostappen een hogere bijdrage verschuldigd zijn dan dat Buma c.s. thans vordert en dat zou in het nadeel van Oostappen zijn.

4.10. Uit de door Buma c.s. overlegde bescheiden blijkt dat Oostappen in de periode 2004-2009 een licentie heeft gehad voor 59 dagen per jaar amusementsmuziek. Dit naar aanleiding van eigen opgaaf van Oostappen destijds. Dat er nu ook nog altijd sprake is van minstens 60 optredens of live muziek per jaar die vallen onder het tarief (...) heeft Buma c.s. voldoende onderbouwd (...)

4.15 Buma c.s. heeft gesteld dat Oostappen in de periode 2004-2009 een licentie heeft gehad voor muziek in de receptie. Voorts stelt zij dat bij het bezoek een draagbare radio en een televisie in de receptie is aangetroffen (...). Tevens is geconstateerd dat er muziek was te beluisteren (...) Twee televisies zijn voorts ook nog in 2015 geconstateerd (...) waarbij een televisie op 4 mei 2015 op de zender NPO 2 stond.
IEF 15389

Auteursrechtdebat: Een alternatief vergoedingsmodel, een goed idee?

Door: Lotte Anemaet, VU Amsterdam/hoofdredacteur Auteursrechtdebat. Thema: Auteursrecht vanuit economisch perspectief. Consumenten voelen wel wat voor alternatieve vergoedingsmodellen waarin consumenten een vast maandelijks bedrag betalen voor onbeperkt toegang tot content voor niet-commercieel gebruik. Dat was een van de uitkomsten uit het grootschalige empirische consumentenonderzoek verricht door het IViR [Dit artikel is een verslag van de VvA-vergadering van vrijdag 30 oktober 2015] en dat tijdens de VvA-vergadering afgelopen vrijdag 30 oktober 2015  werd gepresenteerd. Daarnaast zou er een hoop geld onder de tafel blijven liggen in het huidige systeem en zou de handhaving van auteursrechten destructief en ineffectief zijn. Kortom: een alternatief vergoedingsmodel is de wens van de consument. Bernt Hugenholtz, hoogleraar informatierecht aan het IViR concludeert dan ook: ‘Ik ben meestal heel pessimistisch in allerlei dingen, zo zie ik er ook uit hoor ik altijd, maar juist hier denk ik dat ik de optimist kan zijn en goed nieuws kan brengen dat er geen enkel juridisch beletsel is en dat we dit probleem bij wijze van spreken morgen al zouden kunnen oplossen. Waar een wil is, is een weg. Dat zou wat mij betreft ook het einde van deze middag kunnen zijn.’ Maar is dat wel zo?

Gevaar voor bestaande diensten
Zo gemakkelijk kwam Hugenholtz er echter tijdens deze middag niet vanaf. De degens van de panelleden waren namelijk scherp geslepen en ook de voorzitter Peter Blok, rechter bij het Hof Den Haag, was vasthoudend. Alleen de intermediairs bleken te schitteren in hun afwezigheid. Paul Solleveld, directeur Nederlandse Vereniging van Producenten en Importeurs van beeld- en geluidsdragers,  bijvoorbeeld, ziet namelijk vrij weinig heil in het zo mooi voorgestelde alternatieve vergoedingsmodel. Het is eerder een gevaar voor de bestaande diensten. Heel veel omzet gaat wegvallen als we besluiten over te stappen naar een alternatief vergoedingsmodel, zo bepleit Solleveld. En gaat die consument wel betalen wat hij gezegd heeft te doen? Ook Michiel Laan, Manager RTV&Digital bij Buma/Stemra, sluit zich hier volledig bij aan. Een alternatief vergoedingsmodel is helemaal niet nodig nu de markt al onze problemen gaat oplossen.

Keihard aanpakken en laten voelen in de portemonnee
Peter Boertje, voorzitter sectie producenten in het bestuur van Sena, gooit echter nog wat heter retorisch vuurwerk in het debat: de onderzoekers hebben volgens hem weliswaar de beste bedoelingen gehad, ‘maar ze zijn vergeten naar de echte wereld te kijken, naar de wereld van vraag en aanbod.’ De kant van de producenten is in het onderzoek onvoldoende belicht. Het belang van handhaving kan niet zomaar van tafel worden geveegd. ‘Onze wetgever staat dusver nog niet echt stevig in de aanpak tegen degene die van onze artiesten en platenmaatschappijen keihard stelen. Een aanpak door illegale gebruikers op de vingers te tikken met hoge vergoedingen, dat werkt wel. Niet een kijk- en luistergeld, maar het laten voelen in de portemonnee,’ is volgens Boertje de enige remedie. Artiesten en platenmaatschappijen zijn zelf mans genoeg om voor hun belangen op te komen. Met een alternatief vergoedingsmodel zou alle controle uit handen worden gegeven.

Consumenten gaan helemaal niet dat tientje betalen
Ook Kamiel Koelman, advocaat bij koelman.legal, doet een duit in het zakje: als je nu kijkt naar eenzelfde soort all-you-can-eat-systeem dat KPN biedt, dan blijkt dat mensen in werkelijkheid helemaal niet bereid zijn om een tientje te betalen voor muziek. Mensen kunnen misschien wel in enquêtes hebben aangegeven dat men bereid is om een tientje te betalen, maar in werkelijkheid gaan consumenten dat helemaal niet doen. Ook ziet hij problemen in het verdelen van de geïnde gelden. Als je het gaat verdelen conform gebruik dan heb je weer hetzelfde privacyprobleem als je gaat handhaven. Bovendien is een alternatief vergoedingsmodel juridisch ook helemaal niet mogelijk. Er bestaat namelijk geen beperking op het beschikbaarstellingsrecht en daarnaast is een beroep op de uitzondering voor privégebruik op het reproductierecht afgesloten. Het Hof van Justitie EU is heel duidelijk geweest in de ACI/Thuiskopie-uitspraak: de thuiskopie-exceptie geldt niet voor illegaal geüploade kopieën. De tijdelijke reproductie zou mogelijk nog wel van toepassing kunnen zijn, maar ook dan blijft de vraag of het gebruik wel de driestappentoets doorstaat. Alleen met een zeer liberale opvatting zou het gebruik de driestappentoets kunnen doorstaan. Maar gezien de Europese rechtspraak ligt een dergelijke opvatting niet zo voor de hand. Het HvJ EU heeft namelijk meerdere malen bevestigd dat de driestappentoets is bedoeld om een beperking te beperken en niet om een beperking mogelijk te maken. En de mogelijkheid van een uitgebreide collectieve licentie gaat volgens Koelman de boel ook niet redden, nu dit bovendien als een beperking kan worden opgevat, omdat er geen vrije keuze meer is om het verbodsrecht niet uit te oefenen. Dus juridisch gezien is het allemaal helemaal niet mogelijk wat de onderzoekers voorstellen.

Eerlijke en collectieve vergoeding
Alleen Erwin Angad-Gaur,  voorzitter sectie uitvoerende kunstenaars in het bestuur van Sena, bleek deze middag wel overtuigd van het goede nieuws te zijn. Wel dient die vergoeding eerlijk te zijn en collectief te worden geregeld nu de individuele onderhandelingspositie van auteurs en uitvoerende kunstenaars vaak zwak is. Volgens Angad-Gaur zijn er twee opties om iets te doen tegen de grote enorme hoeveelheid illegaal materiaal dat op internet te vinden is en nooit helemaal zal worden bestreden: ‘We kunnen dan accepteren dat dit zo is en proberen het zo hard mogelijk te bestrijden, maar we kunnen er ook voor kiezen om illegaal gebruik toe te staan tegen een vergoeding.’

Een kwestie van geloof, van politiek
Bernt Hugenholtz liet het er echter niet bij zitten. Volgens hem is er geen enkel juridisch beletsel tegen een alternatief vergoedingsmodel en is er ook echt een weg om dit model in te voeren. De precedenten zijn er namelijk al. ‘Toen ik net lid was van de VvA, toen ging het over de reprografie, het fotokopiëren. Fotokopiëren was de ondergang van de uitgeverij en een onoplosbare vorm van piraterij. Hoe hebben we dat opgelost? Door een combinatie van vrijwillig collectief beheer en een flankerende legalisering. Zo zou je dat hier ook heel goed kunnen doen.’ Zo is dat ook gebeurd bij de kabeldoorgifte. De driestappentoets is inderdaad een mogelijke hobbel, met name of het gebruik geen afbreuk doet aan de normale exploitatie, maar dat ‘is een kwestie van geloof, een kwestie van politiek, er is ontzettend veel rek, zelfs binnen het kader van de Europese jurisprudentie.’ En natuurlijk zijn er uitspraken die wijzen op een nogal strikte uitleg van de driestappentoets, maar er zijn ook uitspraken van het HvJ EU die de andere kant op wijzen. Voor het draagvlak is het daarom belangrijk dat de intermediairs onderdeel van de deal zijn en het feit dat Buma het heel bedenkelijk vindt, is een beetje vreemd volgens Hugenholtz nu een paar jaar geleden heel andere geluiden vanuit die hoek klonken. En op het verweer van Solleveld dat er een spectaculair herstel zou zijn van de muziekindustrie, zegt Hugenholtz dat hij niet in dromen gelooft. Er komt geen dag waarop het legale aanbod zo perfect is dat er geen enkele behoefte meer is aan illegale content. Handhaving zal uiteindelijk niet effectief zijn en een grijze of zwarte markt zal altijd blijven bestaan. ‘Wij stellen voor om daar iets mee te doen en om die te legaliseren om daarmee auteurs en uitvoerende kunstenaars beter te maken.’

Slot
Of Hugenholtz de middag hiermee in zijn voordeel heeft beslecht, blijft onduidelijk. De borrel was na deze woorden namelijk in aantocht. Misschien kunnen we concluderen dat er mogelijk een oplossing snel in zicht is waar iedereen zich in kan vinden. Een groter probleem blijft echter de vraag: is er wel een probleem? Daar is mogelijk meer onderzoek voor nodig.
IEF 15387

Vraag aan HvJ EU: Kan dubbele en driedubbele van passende vergoeding voor auteursrechtinbreuk worden gevorderd?

Prejudiciële vraag gesteld aan HvJ EU 15 mei 2015, IEF 15386; zaak C-367/15 (OTVK tegen Poolse Filmmakers Associatie)
Auteursrecht. ECER:  Verzoekster exploiteert een kabeltelevisienetwerk. Verweerster is een organisatie die door MinOCW is gemachtigd tot beheer van auteursrechten. Tussen partijen is in oktober 1995 een licentieovereenkomst gesloten waarin een vergoeding voor verweerster is geregeld. In 1998 beëindigt verweerster de overeenkomst en stelt voor een nieuwe te sluiten waarin een hogere vergoeding voor verweerster geregeld is. Die komt blijkbaar niet tot stand. Verweerster vordert op 12-01-2009 dat verzoekster wordt beboet en een verbod krijgt opgelegd heruitzendingen op haar netwerk te verrichten van televisieprogramma’s totdat een nieuwe licentieovereenkomst tot stand is gekomen. De rechter stelt in zijn beslissing van 06-03-2009 verweerster grotendeels in het gelijk. Verzoekster heeft verweerster een bedrag volgens eigen berekening betaald. Maar wettelijk heeft verweerster recht op drie keer de passende vergoeding omdat verzoekster programma’s uitzond terwijl zij (wist dat zij) geen licentie had. De rechter houdt wel rekening met de machtspositie van verweerster. Tussen 2010 en 2013 pendelt de zaak heen en weer van appelrechter naar cassatie v.v.

De verwijzende Poolse cassatierechter hoeft bij de derde keer dat de zaak bij hem voorligt alleen uitspraak te doen over de door verweerster gevorderde (driedubbele) vergoeding. De bescherming in de Poolse regeling is uitgebreider dan in RL 2004/48. Eerder heeft de cassatierechter geoordeeld dat verzoekster terecht heeft aangevoerd dat artikel 13 en overweging 26 van RL 2004/48 preciseren dat de EULS geen verplichting mogen introduceren om te voorzien in een niet-compensatoire vergoeding. De rechter twijfelt dan ook over de juiste uitleg van de bepalingen van de RL en legt daarom de volgende vraag voor aan het HvJ EU:

“Kan artikel 13 van richtlijn 2004/48/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende de handhaving van intellectuele eigendomsrechten (PB L 157[, blz.]. 45) aldus worden uitgelegd dat de houder van patrimoniale auteursrechten waarop inbreuk is gemaakt, vergoeding kan eisen van de door hem geleden schade op grond van de algemene beginselen, of, zonder dat de schade en het causale verband tussen het inbreukmakende feit en de geleden schade hoeven te worden aangetoond, de betaling kan vorderen van een bedrag dat overeenkomt met het dubbele en, bij foutieve inbreuk, het driedubbele van de passende vergoeding, terwijl artikel 13 van richtlijn 2004/48 bepaalt dat de rechterlijke instantie beslist over de schadevergoeding rekening houdend met de in artikel 13, lid 1, onder a), vermelde aspecten, en dat zij enkel als alternatief in bepaalde gevallen de schadevergoeding kan vaststellen als een forfaitair bedrag op basis van de in artikel 13, lid 1, onder b), vermelde elementen? Is de toekenning, op verzoek van de belanghebbende, van een forfaitaire schadevergoeding waarvan het bedrag vooraf is vastgesteld en die het dubbele of het driedubbele van de passende vergoeding uitmaakt, toegestaan op grond van artikel 13 van de richtlijn, gelet op het feit dat in overweging 26 van de considerans ervan wordt gepreciseerd dat het doel van de richtlijn niet erin bestaat een niet-compensatoire schadevergoeding in te voeren?"
IEF 15379

Auteursrechtdebat: Sample clearance-van mijnenveld naar eerlijk speelveld

Door: Bindu De Knock, Bergh Stoop Sanders. Thema: Auteursrecht vanuit economisch perspectief. In de jaren 80 ontstond een nieuwe trend in de elektronische muziekproductie: sampling. Dankzij de synthesizer met ingebouwde sampler kon men andermans liedjes recyclen in nieuwe eigen composities. Voornamelijk sample gebaseerde hip-hop was ongekend populair en genereerde hoge omzetten. Producers jubelden en rechthebbenden gruwelden. De muziekindustrie klaagde massaal producers aan wegens auteursinbreuk. Met de Bijbelse woorden ‘Thou shalt not steal’ maakte de Amerikaanse rechter Duffy een einde aan de ‘Golden Age of sampling’. Sampling leverde auteursrechtinbreuk op, tenzij er een licentie was verkregen. Het verkrijgen van een samplelicentie is tot op vandaag een martelgang gebleken. U herinnert zich vast nog de het debacle met The Verve en hun Bittersweet Symphony. Het sample clearing proces is rigide en voldoet niet aan de eisen van deze tijd, omdat het onder meer aan snelheid, gemak, toegankelijkheid en betaalbaarheid ontbreekt. Zowel rechthebbenden en samplegebruikers worden geconfronteerd met veel onzekerheid. Onzekerheid betekent meestal verlies van exploitatie-inkomsten voor alle betrokkenen of een toenemend aantal rechtszaken. De behoefte aan een sample clearance systeem dat voldoet aan de eisen van het digitale tijdperk is daarom groot. In deze beknopte bijdrage doe ik een aantal suggesties om het sample clearance proces te vereenvoudige.
Vooraleer we over oplossingen nadenken, is het raadzaam om kort te bekijken wat sampling is, in welk juridisch kader sampling past en waarom het huidige sample clearance systeem zo moeilijk is en wat de consequenties daarvan zijn. Zo krijgen we beter zicht waarin de behoefte aan een eenvoudiger sample clearance systeem bestaat.

Sampling als technisch en cultureel gegeven
Sampling kan kortweg worden beschreven als het opnemen van klanken en het terug afspelen van die klanken, al dan niet in gewijzigde vorm. Samplers faciliteren het boetseren met klanken. De toonhoogte, snelheid, timbre, kwaliteit van het bronfragment kan aan de hand van geluidseffecten worden gemodelleerd. Juist dat proces maakt sampling als muzikaal instrument interessant. Dankzij sampling kunnen nieuwe geluiden worden gecreëerd die onmogelijk uit conventionele instrumenten kunnen worden gehaald.

Sampling bevat naast een technische ook een belangrijke culturele component. Repertoirekennis en begrip van de muziekcultuur zijn onmisbaar om een goede sample te kunnen maken. In die zin zou een sample die is gebaseerd op bestaand werk als een referentie naar muzikaal erfgoed, of een hommage aan een specifieke artiest of als een referentie naar een specifiek muziekstuk kunnen worden beschouwd. Klassieke muziek, folk of jazz staan bol van de referenties naar andere werken of componisten.

Juridisch kader
Het gesamplede geluidsfragment kan een deel van de compositie en/of de tekst en de master (fonogram) bevatten die afzonderlijk auteursrechtelijk –en/of nabuurrechtelijk beschermd zijn. Daarnaast moeten ook de persoonlijkheidsrechten van de auteur en de uitvoerende kunstenaar worden gerespecteerd. Indien een (gedeelte van de) compositie en/of tekst dat voldoet aan de werktoets (art. 10 Aw) wordt verveelvoudigd in een sample zonder toestemming van de rechthebbende staat inbreuk vast. De Nederlandse wetgever heeft bovendien sampling uitgesloten van een beroep op de uitzonderingen van het auteurs- en naburig recht. Zo wordt sampling buiten het citaatrecht of de minimis bepaling gehouden. Of de keuze van de wetgever terecht is, is stof voor een ander artikel.

De rechthebbende van de masterrechten zal zich enkel tegen een onrechtmatige sample kunnen verzetten als er een auditief herkenbaar gedeelte in het eindresultaat is opgenomen. Dat betekent dat een sample waarbij het oorspronkelijke geluidsfragment onherkenbaar is gemaakt door de samplegebruiker, in beginsel geen nabuurrechtelijke inbreuk oplevert.

Zero-tolerance jurisprudentie
De Amerikaanse jurisprudentie was de grondlegger van de zero-tolerance houding tegenover onrechtmatig samplen. In de Grand Upright zaak [Grand Upright Music, Ltd v. Warner Bros. Records Inc., 780 F. Supp. 182 (S.D.N.Y. 1991)] is beslist dat samplen zonder toestemming altijd inbreuk oplevert. In de Bridgeport uitspraak [Bridgeport Music, Inc. v. Dimension Films, 410 F.3d 792 (6th Cir. 2005)] werd dat uitgangspunt bevestigd. Ook het Europese front stelt zich weinig coulant op tegenover onrechtmatig samplen. In de recente Metall-auf-Metall II-zaak [  BGH, Urteil vom 13. 12. 2012 - I ZR 182/11 - Metall auf Metall II] heeft het Duitse Bundesgerichthof bepaald dat voor zover iemand beschermde sounds of tonen wil gebruiken in een eigen werk, deze zelf een vergelijkbaar fragment moet creëren. Als men dat niet kan (technisch gezien of men heeft geen zin om het zelf te doen) dan kan men een samplelicentie vragen aan de rechthebbenden. De Nederlandse rechter heeft zich na de invoering van de Wet op de Naburige Rechten nog niet uitgesproken over samplekwesties. Mogelijk volgt een Nederlandse rechter dezelfde zero-tolerance lijn. Voorlopig moeten we het dus met buitenlandse jurisprudentie doen.

Waarom is sample clearance zo moeilijk?
Het sample clearing proces is rigide, ingewikkeld, onpraktisch, tijdrovend, duur, arbeidsintensief, onvoorspelbaar, ondoorzichtig…. Hoe komt dat? Allereerst moet worden achterhaald wie de rechthebbenden van de compositie en het fonogram zijn. Dat zal weinig praktische problemen opleveren als het bekende werken van bekende artiesten betreft. Oudere werken of onbekende artiesten laten zich misschien niet zo gemakkelijk vinden. Collectieve beheersorganisaties, zoals Buma/Stemra, hebben veelal een online catalogus waarin kan worden opgezocht wie de rechthebbenden van een specifiek werk zijn.

De samplegebruiker verkeert daarnaast in een zwakke onderhandelingspositie. Het oorspronkelijke werk is namelijk al gesampled in de nieuwe compositie. De licentievergoeding wordt berekend op basis van de nieuwe voltooide compositie. Na een schriftelijk verzoek wordt een offerte uitgebracht. Factoren die de hoogte van de licentievergoeding beïnvloeden zijn onder meer de populariteit van de gesamplede artiest, de economische waarde van het originele werk, de lengte van de sample of het aantal keer dat de sample in het werk voorkomt en welke rol de sample in het nieuwe werk speelt. Onderhandelingen kunnen in principe door een sample clearing house, een advocaat of de samplegebruiker zelf worden gedaan. Aan die onderhandelingen zijn kosten verbonden. Sample clearing houses hebben doorgaans connecties met alle betrokken partijen waardoor zij de vereiste licenties kunnen bemachtigen.

Verder moeten er verschillende rechten gecleard worden die vaak in handen van verschillende rechthebbenden zijn. Het gebeurt vaker dat de verkregen licentie niet al het gebruik dekt. Ik zeg ‘The Verve’ [https://ultimateclassicrock.com/rolling-stones-bitter-sweet-symphony/] en u roept ‘doffe ellende’, en zo kunnen meerdere gevallen de revue passeren. Sample clearing kan ook behoorlijk duur zijn, vooral als er meerdere samples in één nummer worden gebruikt. Tot slot wordt er onderhandeld over writing credits en royalty’s van het nieuwe werk. Tijdens het gehele clearing proces blijft een samplegebruiker overgeleverd aan de willekeur van de rechthebbenden om het gebruik van een sample toe te staan of niet. De muzikale creatie is immers al gemaakt.

Consequenties van het huidige sample clearance systeem
Het huidige sample clearance systeem zorgt voor rechtsonzekerheid en verlies van inkomsten aan zowel de zijde van de rechthebbenden als voor de samplegebruikers. Illustratief hiervoor is de recente rechtszaak over Jay Z’s & Timbaland’s hit ‘Big Pimpin’ [<https://www.nytimes.com/2015/10/22/business/media/jay-z-and-timbaland-win-copyright-lawsuit-over-big-pimpin-sample.html?_r=0>]. De kwestie kwam op 21 oktober jl. teneinde na een acht jaar durende juridische strijd. Jay & Tim hadden een fluitfragment uit het werk ‘Khosara Khosara’ (1957) van de Egyptische componist Beligh Hamdi gesampled. De heren betaalden een licentievergoeding van $100,000.- aan EMI, die de rechten buiten Egypte beheerde.

Jay & Tim werden namelijk ineens onaangenaam verrast door een neef van het zevende knoopsgat van de inmiddels overleden Hamdi. Die stelde zich op het standpunt dat er toestemming moest worden gevraagd aan de erfgenamen voor gebruik van het oorspronkelijke werk. Nu dat niet was gebeurd maakten Jay & Tim inbreuk op zijn morele rechten hetgeen wellicht een schadevergoeding van $27 miljoen zou opleveren. De proceskosten zullen aan beide zijden na acht jaar behoorlijk opgelopen zijn. Daarnaast verkeerden de producers in de veronderstelling dat de verleende licentie het samplegebruik zou dekken. Het zal u verbazen dat dit voorbeeld geen alleenstaand geval is. Een duidelijk sample clearance systeem had deze hele rechtszaak en hoge proceskosten kunnen voorkomen.

Behoefte aan een eenvoudiger systeem om rechthebbenden te vergoeden voor samplegebruik
Sampling gaat niet verdwijnen, integendeel. Elektronische muziek en sampling gaan hand in hand. Er is daarnaast een hele generatie die opgegroeid is met de gedachte dat muziek gratis is. Fabrikanten van muziekproductiemateriaal begrijpen dat veel producers muzikale kennis missen of geen instrumenten bespelen en dus op een intuïtieve manier muziek maken door samples te gebruiken. Veel werken van bekende of minder bekende artiesten die onrechtmatige samples bevatten, worden geen hit of zelfs niet commercieel uitgebracht. Deze werken blijven veelal onder de radar van platenmaatschappijen. Niettemin betekent dat inkomstenverlies voor de rechthebbenden. Men kan ervoor kiezen om water naar de zee te blijven dragen door een archaïsch sample clearance systeem in stand te houden of men kan nadenken over alternatieven.

Bij het bedenken van alternatieven voor het huidige sample clearance systeem, moet rekening worden gehouden met de wederzijdse belangen: rechthebbenden moeten in alle gevallen een vergoeding ontvangen voor het gebruik van hun werk en sampling moet door het recht geaccommodeerd worden in het kader van culturele vooruitgang. Daarnaast moeten die alternatieven bijdragen tot het creëren van een level playing field. De hieronder genoemde alternatieven gaan uit van een geautomatiseerd sample clearance systeem waaruit de onderhandelingscomponent volledig is verdwenen. Op die manier is de samplegebruiker niet overgeleverd aan arbitraire eisen van rechthebbenden. Dat betekent echter niet dat rechthebbenden iedere controle over het gebruik van hun werk verliezen. Willen rechthebbenden zich op grond van hun morele rechten verzetten tegen het samplegebruik, dan staat nog steeds de gang naar de rechter open.

Een van de hindernissen in het huidige sample clearance systeem is de willekeurige bepaling van de licentievergoeding. Een alternatieve manier van berekening zou zich kunnen baseren op percentages in plaats van op bedragen. Op het moment dat een track commercieel uitgebracht wordt, zou bijvoorbeeld een percentage van de opbrengst kunnen worden betaald aan de rechthebbenden van de sample. Dat percentage kan afhankelijk zijn van de lengte van de sample. Er zou berekend kunnen worden hoeveel dat percentage moet bedragen. Hier ligt een rol voor de platenmaatschappij die dan een tussenpersoon wordt tussen de makers en het materiaal dat door hem is uitgebracht. Zou EMI dit uiteindelijk beogen met haar sample-amnestie experiment? Platenmaatschappijen zouden onderling voor de betaling kunnen zorgen. Wordt een sample niet commercieel gebruikt, dan zou overwogen kunnen worden om geen of een kleine vergoeding te vragen. Uiteraard is het aan de rechthebbenden om die keuze te maken.

Een andere optie zou zijn om fabrikanten van muziekproductiemateriaal een rol te geven bij sample clearing. Wanneer bijvoorbeeld muziek wordt gemaakt met Maschine of Push [Muziekproductie materiaal van Native Instruments en Ableton] zou kunnen worden gedacht aan het via de fabrikant clearen van een sample. Dergelijke toestellen zouden dan uitgerust moeten worden met audio-fingerprinting software. Wil die software accuraat samples herkennen, dan moet het programma in staat zijn muzikale informatie te analyseren en niet enkel metadata te scannen. Dergelijke software bestaat nu nog niet. Daarnaast moet er ook een incentive zijn voor audio-bedrijven om mee te werken aan een samplelicentie systeem. Tot slot, wegen de economische kosten van een dergelijk systeem op tegen de eventuele opbrengst voor rechthebbenden?

Daarnaast is er ook een rol weggelegd voor content aanbieders zoals iTunes, Beatport of SoundCloud. Er is een systeem nodig waarbij de uploader kan aangeven of een sample is gebruikt, uit welk werk de sample stamt en wat de duur van de sample is. Daarnaast moet ook een onderscheid kunnen worden gemaakt tussen een niet of in mindere mate bewerkte sample en een door bewerking onherkenbare sample. Hoe meer de sample bewerkt is, hoe minder economische waarde van het oorspronkelijke werk bewaard is gebleven. Er zal in dat geval nog amper sprake kunnen zijn van exploitatie van het oorspronkelijke werk. Vervolgens zou een licentievergoeding gebaseerd op een staffel met percentages kunnen worden berekend. Als het nieuwe werk ook verkocht wordt via dezelfde content aanbieders, zou de samplelicentie met de inkomsten van het nieuwe werk verrekend kunnen worden. Indien het aangeven van samples hoofdzakelijk steunt op de goodwill van de gebruiker, lijkt het ook gepast om een incentive in te bouwen zoals het verdienen van credits die dan voor korting kunnen worden ingewisseld bij aankoop van nieuwe tracks, apparatuur en library sounds.

Conclusie
Er is voldoende aanleiding voor de wetgever en andere belanghebbende partijen om te onderzoeken of sampling zodanig kan worden gereguleerd, zodat de samplegebruiker op een gebruiksvriendelijke manier een licentie kan verschaffen voor de gebruikte sample. Daar winnen zowel rechthebbenden als creatievelingen bij. Indien we deze behoefte niet serieus nemen, dan is de kans groot dat het auteursrecht vooral een blokkade gaat zijn in plaats van een voorwaarde en stimulans voor innovatie. Aanpassing van het huidige sample clearance systeem is dan ook een bittere noodzaak.

Bindu De Knock
Deze bijdrage is een korte bewerking van Hoofdstuk 12 Sampling uit mijn boek ‘Noot voor Noot: inleiding muziekrecht’. Meer info over het boek vind je hier
IEF 15375

Auteursrechtdebat: Delen en angst aanjagen

Door Hendrik Gommer, Rijksuniversiteit Groningen. Thema: Downloadverbod & Thuiskopie. Iedere keer als er weer een torrent uit de lucht gehaald wordt, laait de discussie weer op: ‘Moeten thuisdownloaders ook aangepakt worden?’ In 2011 schreef ik in Berichten Industriële Eigendom dat delen een van de sterkste drijfveren van de mens is. Dat ga je nooit onderdrukken. Zoals het met veel van onze biologische drijfveren gaat, moet er een enorm handhavingsapparaat in het leven geroepen worden om ze tegen te gaan. Een verbod op seks gaat dus niet werken. Een verbod op eten evenmin. Een verbod op delen dus ook niet. Veel te duur.

Men kan zich beter richten op het bedenken van nieuwe slimme manieren om de producten aan de man te brengen, schreef ik. Gelukkig is dat precies wat er nu gebeurt. Initiatieven als Spotify en Netflix, maar ook het doorverkopen van tweedehands DVD’s, zijn mateloos populair. Wat is dan de werkelijke schade van downloaden? De diehard-downloaders zouden de film anders toch niet hebben gekocht, maar ze maken wel reclame zodat meer mensen het op Netflix gaan bekijken. Dat wordt een erg lastige rekensom!

Arnoud Engelfriet vermoedt bangmakerij [IEF 15357], want dat is effectiever dan daadwerkelijk tot vervolging over te gaan. Het is een veelbeproefde methode in ICT-land. Vorig jaar werden Windows XP gebruikers de stuipen op het lijf gejaagd. Overstappen was geboden, want in april zou het einde der tijden voor hen beginnen. Ik heb nog steeds XP op mijn laptop. Niets aan de hand. Maar miljoenen stapten over op Windows 7. Kassa! Nu er bovendien een aantrekkelijk alternatief met Windows 10 gekomen is, is het lot van Windows XP bezegeld.

Nee, de media-industrie pakt het slim aan. De angst om alles te verliezen zit al even diep als de behoefte te delen. De gekozen strategie is dus de enig juiste: bang maken en goede alternatieven bieden. Dit principe werkt echter ook de andere kant op. Vervolging van thuisdownloaders zal nog wel even op zich zal laten wachten. Op het moment dat de eerste voor de rechter moet verschijnen, zal een clubje computernerds de kosten van het proces gaan crowdfunden, verwacht ik. Vervolgens legt de rechter een boete op van 1 euro of helemaal niet omdat downloaders ook mond-op-mond-reclame betekenen voor een film. Dan is het hek pas echt van de dam. Mensen met een goedwerkend brein moeten dus wel drie keer nadenken voordat ze die stap zetten.

H. Gommer, U zult niet delen? Biologische mechanismen in de IE, BIE, mei 2011, p. 160-166. Zie ook H. Gommer, Vermenigvuldiging. De biologie van regels en wetten, 2015, p. 95-112.

IEF 15374

Doorhaling en nietigverklaring van CrystalPianos en Lucid Pianos

Rechtbank Midden-Nederland 22 juli 2015, IEF 15374 (Eiser tegen Crystal Music Company)
Uitspraak ingezonden door Bert Gravendeel en Merle Hafkamp, Gravendeel Advocaten. Merkenrecht. Auteursrecht. Onderneming Piano Spain van eiser importeert en exporteert piano's. The Crystal Music Company handelt mede onder de naam Crystalpianos en vervaardigt transparante, acrylische pianovleugels. Bij de samenwerking is het CMC logo ontwikkelt. Partijen gaan uit elkaar en eiser dient de merknaam CrystalPianos in en CMC de Beneluxnaam Lucid Pianos waaruit een merk-handelsnaamgeschil ontstaat. Eiser stelt onterecht dat er een maatschap was. De rechtbank veroordeelt eiser de naam CrystalPianos niet meer te gebruiken en de domeinnaam Crystalpianos.com over te dragen aan CMC. Eiser moet een schadevergoeding betalen wegens handelsnaaminbreuk. Omgekeerd wordt CMC veroordeelt de naam Lucid Pianos door te halen als Beneluxmerknaam en de domeinnamen lucid-pianos.com en lucid-piano.com over te dragen aan eiser. De stakingsvordering op grond van het auteursrecht op het CMC logo slaagt. Op de piano rust geen auteursrecht. Vordering tot slaafse nabootsing slaagt evenmin. 

4.7. Nu uit bovengenoemde stukken blijkt dat partijen onder de gemeenschappelijke naam CMC resp. Crystal Music Company naar buiten zijn opgetreden, kan hun samenwerking niet worden gekwalificeerd als een stille maatschap. Een stille maatschap kenmerkt zich immers doordat een beroep op bedrijf wordt uitgeoefend zonder dat onder een gemeenschappelijke naam aan het rechtsverkeer wordt deelgenomen.

4.11. Nu de vorderingen van a en b van Ecury zijn gebaseerd op de stelling dat eiser en gedaagde een maatschap waren aangegaan en deze stelling niet is bewezen, zullen de vorderingen a en b worden afgewezen. Ook de gevorderde buitenrechtelijke kosten zijn gebaseerd op de vermeende maatschap en zullen om die reden worden afgewezen.

4.18. (...) Nu sprake is van een hoge mate van soortgelijkheid en er sprake is van nagenoeg gelijke tekens, is de conclusie gerechtvaardigd dat er sprake is van verwarringsgevaar. Dit betekent dat de vordering van eiser tot nietigverklaring van het Benelux merk LUCIDPIANOS zal worden toegewezen.

4.21. Op grond van het bovenstaande ligt de vordering om gedaagde te bevelen het gebruik van de tekens LUCIDPIANOS en Lucid Piano's te staken en gestaakt te houden voor toewijzing gereed. De namen LUCIDPIANO en LUCIDPIANOS zijn immers nagenoeg identiek en worden voor soortgelijke producten en diensten gebruikt.

4.23. (...) dat gedaagde met de domeinnamen lucid-pianos.com en lucid-piano.com en handelsnaam Lucid Piano's inbreuk maakt op de merkenrechten van de inschrijving van het worod/beeldmerk LUCIDPIANO.

4.26. (...) Zelfs indien er vanuit wordt gegaan dat het logo CMC is ontwikkeld ten tijde van de opdrachtrelatie tussen eiser en gedaagde dan volgt daar uit niet dat de auteursrechten op dat logo aan gedaagde zouden toekomen. Juist in een opdrachtrelatie tot stand gekomen auteursrechten komen niet toe aan de opdrachtgever, tenzij met de opdrachtnemer daaromtrent schriftelijk andersluidende afspraken zijn gemaakt. 

4.32. (...) De vorm, het uiterlijk en de afmetingen komen in belangrije mate overeen met het beeld van een vleugel zoals dat algemeen bekend is. (...) Hoewel de rechtbank wil aannemen, zoals door gedaagde gesteld, dat de balken aan de onderzijde op verschillende manieren kunnen worden uitgevoerd, getuigt de wijze waarop de balken aan de onderzijde zijn geplaatst en vorm hebben gekregen niet van een creatief proces bij de maker. De balken kunnen niet ander dan als banaal worden gekenschetst, waarbij zij kennelijk ook nog de  functie hebben de stevigheid te bevorderen, zoals door eiser onweersproken heeft gesteld. Hetzelfde geldt voor de dikke bodem. Ook dit kenmerk is voor de hand liggend en basaal en kan zonder verdere toelichting van gedaagde (...) niet beschouwd worden als het resultaat van een creatieve schepping.

4.37. De rechtbank zal eerst oordelen over de domeinnaam crystalpianos.com Eiser heeft het recht van gedaagde op deze domeinnaam niet weersproken, anders dan dat hij zich op een opschortingsrecht heeft beroepen. Voor zover de rechtbank de stellingen van eiser goed begrijpt, is het beroep op opschorting gebaseerd op de stelling van eiser dat gedaagde rekening en verantwoording moet afleggen uit hoofde van beëindiging van de maatschap. Nu de rechtbank in de conventie reeds heeft overwogen dat de door eiser gestelde maatschap niet heeft bestaan, moet ook zijn beroep op opschorting als ongegrond worden beschouwd. Dit betekent dat de vordering tot overdracht van de domeinnaam crystalpianos.com voor toewijzing gereed ligt.

4.38. (...) Niet is gebleken dat gedaagde voor de registratie van de domeinnaam lucidpianos.com door eiser, de naam Lucid Pianos als handelsnaam gebruikte. De enkele inschrijving van deze naam in het handelsregister van de Kamer van Koophandel is daarvoor onvoldoende.

4.39. Mede gezien hetgeen is overwogen (...) zullen de vorderingen van gedaagde tot overdracht van het Benelux-merk en Europees merk LUCIDPIANO worden afgewezen.

4.52. (...) Verder heeft Tol niet aangegeven welke foto's- los van de hierboven besproken foto's die volgens zijn stelling gemaakt zouden zijn door eiser- van hem afkomstig zijn en in strijd met zijn rechten door eiser worden gebruikt. De rechtbank oordeelt dan ook dat gedaagde onvoldoende duidelijk heeft gemaakt en niet heeft onderbouwd welk foto's in strijd met zijn rechten worden gebruikt. De vordering c zal worden afgewezen.





IEF 15364

Vanwege structurele karakter, omvang en illustratiedichtheid geen &#039;Kuifje-citaatrecht&#039;

Hof Den Haag 27 oktober 2015, IEF 15364; ECLI:NL:GHDHA:2015:2910 (Moulinsart tegen Hergé Genootschap)
Uitspraak ingezonden door Katelijn van Voorst, Foxwaldmeister en Marjolein Driessen, LegalTree. Auteursrecht. Contractenrecht. Zie eerder IEF 13558 en IEF 14977, vgl. IEFbe 1032. Moulinsart niet heeft geen (machtiging ter zake van) de auteursrechten op de Kuifje-albums. Partijen twisten over de vraag wat de aan Casterman overgedragen exclusieve publicatierechten behelzen. Uit de overeenkomst blijkt niet voldoende duidelijk dat Casterman alleen het recht heeft overgedragen gekregen om de desbetreffende albums in hun geheel te publiceren. Beroep op de citaatexceptie voor overige (losse) afbeeldingen, gaat niet op. Structureel (17x per jaar) en te omvangrijk (50 à 60 afbeeldingen) te citeren, kan niet in overeenstemming zijn met wat het maatschappelijk verkeer betaamt, noch dat dit 'citeren naar billijkheid' is. Beroep op de overige excepties van artikelen 15, 18 en 18b Aw worden ook afgewezen. HG wordt verboden inbreuk te maken op het oeuvre Hergé voor zover dat niet valt onder de overeenkomst van 1942.

Moulinsart en de auteursrechten op de (‘onderdelen van de) Kuifje-albums:
7. In de bodemprocedure heeft het hof geoordeeld dat als vaststaand moet worden aangenomen dat ciit een overeenkomst uit 1942 blijkt dat Hergé de publicatierechten op de albums van de avonturen van Kuifje heeft overgedragen aan uitgever Casterman, en dat Moulinsart dus niet degene is die kan beslissen wie materiaal uit de albums openbaar mag maken en dus niet (machtiging ter zake van) de auteursrechten op de albums van de avonturen van Kuifje heeft (zie eerdergenoemd arrest van 26 mei 2015 onder 18-23).

21. Uit de overeenkomst blijkt niet voldoende duidelijk dat Casterman alleen het recht heeft overgedragen gekregen om de desbetreffende albums in hun geheel te publiceren, en dat zij verder geen exploitatierechten heeft ten aanzien van (onderdelen uit) die albums.
25. Naar het oordeel van het hof bestaat er, het voorgaande tezamen in aanmerking nemende, teveel onduidelijkheid over de vraag wie welke rechten heeft op het oeuvre Hergé, en meer in het bijzonder over de vraag of Moulinsart (machtiging ter zake van) de auteursrechten op de losse onderdelen van de Kuifje-albums heeft. De overgelegde verklaring van een notaris (productie 3 1 Moulinsart) biedt geen soelaas. De eerdergenoemde legal opinion overtuigt niet; deze bevat in de kern genomen niet meer dan een interpretatie van wat partijen bij de overeenkomst bedoeld zouden hebben.
Het hof passeert het aanbod van Moulinsart tot het horen van getuigen nu daarvoor in dit kort geding geen plaats is.
Overige afbeeldingen
31. HG beroept zich eerst en vooral op de citaatexceptie in artikel 15a Auteurswet. De betrokken afbeeldingen vormen volgens HG geen inbreuk op auteursrechten omdat deze afbeeldingen — ieder op zichzelf beschouwd maar ook indien tezamen genomen — onder de citaatexceptie vallen. Moulinsart bestrijdt dat. Volgens haar moeten deze afbeeldingen tezamen worden beschouwd en komt HG, gelet op het structurele karakter, de omvang en de illustratiedichtheid van de overnames/citaten, geen beroep op de citaatexceptie toe. Subsidiair betoogt HG, onder verwijzing naar de Conclusie A-G Trstenjak voor HvJ EU 1 december 2011, nr. C-145/10, ECLI:EU:C:201 1:798, IER 2012/16, NJ 20 13/66 (Painer/Standard Verlags), dat de afbeeldingen ook ieder afzonderlijk beschouwd niet als citaat kunnen worden beschouwd omdat zij (in de meeste gevallen) geen basis voor een betoog zijn en/of decoratief zijn.
33. Naar voorlopig oordeel van het hof kan HG zich niet op de citaatexceptie beroepen.
Naar Moulinsart onbetwist heeft gesteld, geeft HG jaarlijks 17, 18 publicaties uit (...) Op basis van daarvan en de onder 30 genoemde lijst kan worden aangenomen dat HG jaarlijks zo’n 50 â 60 afbeeldingen overneemt uit het (te dezen relevante) oeuvre van dezelfde auteur, Hergé (in 2014: circa 25 in Duizend Bommen!, circa 13 in Sapristil!  en — geëxtrapoleerd naar tien afleveringen — naar schatting circa 20 in Potverpillep@p;  daarbij zijn andere uitgaven zoals folders, uitnodigingen, enz. niet meegerekend). Dat doet zij structureel, ieder jaar. Naar voorlopig oordeel van het hof kan onder die omstandigheden niet worden gezegd dat dit citeren — zo daarvan sprake is — in overeenstemming is met hetgeen naar de regels van het maatschappelijk verkeer redelijkerwijs geoorloofd is, zoals artikel 15a Auteurswet vereist. Evenmin kan worden gezegd dat dit citeren naar billijkheid geschiedt, zoals artikel 5 lid 3 sub d van Richtlijn 2001/29/EG (de Auteursrechtrichtlijn) vereist. De vraag of de afbeeldingen ieder afzonderlijk een toegelaten citaat zijn, kan derhalve in het midden blijven. Ook indien dat het geval zou zijn, brengt het structurele en te omvangrijke karakter van het citeren immers mee dat niet kan worden gezegd dat aan bovengenoemde vereisten is voldaan.
34. HG beroept zich ook op de artikelen 15, 18 en 18b Auteurswet.
35. Haar beroep op artikelen 18 en 18b Auteurswet heeft zij naar het oordeel van het hof evenwel niet dan wel onvoldoende onderbouwd en faalt mitsdien. Voor zover zij dit beroep enigszins heeft onderbouwd ten aanzien van enkele specifieke afbeeldingen in bij lage 1 bij de memorie van antwoord, behoeft dat verweer geen behandeling omdat die afbeeldingen niet staan op de lijst genoemd onder 30. HG heeft daar in dit verband ten pleidooie ook niet meer op gereageerd.
36. HG’s beroep op artikel 15 Auteurswet faalt eveneens. HG roept deze exceptie in, naar liet hof begrijpt, voor beeldmateriaal in nieuwsberichten en aankondigingen die in de nieuwsbrieven van HG (Sapristi!! en Potverpillep@p) zijn opgenomen en die HG heeft overgenomen van websites van derden, zoals Moulinsart zelf, die dezelfde functie vervullen als de in artikel 15 Auteurswet genoemde media. Dit betoog faalt.
Deze exceptie heeft, waar het overnames uit gedrukte media en daarmee gelijk te stellen websites betreft, geen betrekking op beeldmateriaal.

Op andere blogs:
MediaReport
Kracht advocatuur
Novagraaf

IEF 15357

&#039;Grotere kans op boete voor Nederlandse Popcorn Time-gebruikers&rsquo;, wacht, wat?

Door Arnoud Engelfriet, ICTRecht. Thema: Downloadverbod & thuiskopie. De kans dat auteursrechthebbenden gaan proberen om van Nederlandse Popcorn Time-gebruikers schadevergoedingen te eisen lijkt weer wat groter te zijn geworden, las ik bij NOS.nl (dat me ook om een weerwoord vroeg). Brein-opperhoofd Tim Kuik liet zich bij BNR ontvallen dat er in de wandelgangen wordt gefluisterd dat sommige rechthebbenden nadenken over mogelijke boetes voor sommige downloaders. Keihard bewijs dat het volgende week gaat gebeuren? Proest. Maar slim van Brein wel: het kost veel minder dan daadwerkelijk naar de rechter gaan, de negatieve PR-impact is een stuk minder en er zullen vast mensen zijn die nu denken “Oké, ik ga wel naar Netflix nu”.

Sinds de invoering van het downloadverbod is het al een discussie: gaan individuele up- en vooral downloaders nu aangepakt worden? Het is immers inbreuk op auteursrechten als je iets downloadt uit illegale bron, nu het excuus van de thuiskopie van tafel is.

Heeft het zin? In juridische zin vast wel: elke inbreuk beëindigd is er een. Maar praktisch gezien zie ik het niet. Een digitaal vergiet pak je niet aan door een voor een gaatjes te dichten, dat vereist andere middelen. En die heeft Brein al lang gevonden, namelijk de platforms aanpakken. The Pirate Bay blokkeren beperkt het downloaden van veel meer mensen dan een rechtszaak tegen een downloader.

Natuurlijk, er gaat een afschrikwekkend effect uit van een downloader aanpakken. Holy shit, die jongen van hier tegenover moet 8.000 euro boete (pardon, 100 euro schadevergoeding en 7.900 volledige proceskostenvergoeding, maar je weet hoe dat gaat) betalen omdat ie een film heeft gedownload op Bittorrent. Ik neem wel een VPNga wel naar Netflix. Zoiets.

Maar a) hoe groot is dat effect werkelijk en b) het afbreukrisico is veel te groot. Afbreukrisico? Ja. Voor je het weet sta je een grootmoeder van 85 te dagvaarden wiens aardige onderbuurjongen haar router heeft helpen beveiligen (en en passant er een seedbox-gateway van maakte), of een meisje van 13 dat alleen maar de Hunger Games wilde kijken. En je kunt je nu al de krantenkoppen (en mogelijk Kamervragen) wel voorstellen.

Dus nee, ik geloof het niet. Het is veel slimmer om door te laten schemeren dát het kan gebeuren. Want het is leuke clickbait, dit soort angstverhalen, en het kost niets om ze in de wereld te helpen. (En ja, dilemma: moet je er dan op reageren in de hoop het te ontkrachten, want zo valideer je dat het een talking point is. Maar goed.)

Arnoud

Ook te lezen op: https://www.iusmentis.com/

IEF 15356

Popartiesten vs. Donald Trump

Bijdrage ingezonden door Bas Kist, Chiever. Het lijkt wel een nieuwe trend: popartiesten die bezwaar maken tegen gebruik van hun muziek door politici. Terwijl Henk Westbroek op dit moment in Nederland onderzoekt of hij de PVV kan verbieden bij verkiezingsbijeenkomsten zijn lied België te draaien, wordt Donald Trump in de Verenigde Staten onder vuur genomen door verschillende muzikanten die zich verzetten tegen gebruik van hun nummers als ondersteuning van zijn campagne.

NEIL YOUNG
Toen Trump in juni van dit jaar bij de aankondiging van zijn presidentskandidatuur het  nummer Keep on rockin’ in the free world van Neil Young ten gehore bracht, maakte Young meteen bezwaar. Ik heb hier geen toestemming voor gegeven en ben bovendien fan van Bernie Sanders (een andere presidentskandidaat), aldus Young.

REM EN THE AEROSMITH
Nog geen twee maanden later was het weer raak toen Trump een verkiezingsbijeenkomst in Washington opvrolijkte met It’s the End of the World as We Know It van de Amerikaanse band REM. Leadzanger Michael Stipe was wat minder subtiel dan Neil Young twee maanden eerder. ‘Go fuck yourselves … you sad, attention-grabbing, powerhungry little men’, aldus Stipe in een tweet. En of het allemaal nog niet genoeg was kreeg Trump het begin van deze maand aan de stok met Steven Tyler van The Aerosmith over het gebruik van het nummer Dream On. Tyler wil voorkomen dat de indruk wordt gewekt hij de kandidatuur van Trump steunt.

PVV KEURIG BETAALD
Toch is het de vraag of de artiesten wel een zaak hebben. Immers, zowel Trump als de PVV hebben gewoon netjes betaald voor het gebruik. Zo heeft de PVV rechten afgedragen aan Buma Stemra, de organisatie waaraan Westbroek zijn exploitatierechten heeft overgedragen. En wie de rechten op zijn muziek  zonder enige beperking overdraagt, moet dan achteraf misschien niet zeuren, zou je kunnen zeggen.

PERSOONLIJKHEIDSRECHTEN
Echter, toch is Westbroek niet kansloos. Want naast exploitatierechten heeft een componist ook zogenaamde morele rechten of persoonlijkheidsrechten. Ook als de componist zijn exploitatierechten heeft overgedragen, kan hij op basis van zijn morele rechten nog altijd een vuist maken als hij meent dat zijn reputatie of goede naam wordt aangetast. Of gebruik door de PVV van België de reputatie van Westbroek schaadt, is aan de rechter.

Dit artikel verscheen eerder in NRC Handelsblad Trump vs. Young Stipe en Tyler NRC 22-10-2015

IEF 15353

Verschillen bij vloerlampen beperkt maar te opvallend

Vzr. Rechtbank Zeeland-West-Brabant 15 oktober 2015, IEF 15353 (Quattro tegen Monline en Besselink)
Uitspraak ingezonden door Jasper Klopper, Klos Morel Vos & Reeskamp. Auteursrecht. Dick van Hoff ontwerpt een serie lampen voor Quattro waaronder de vloerlamp "Swivel Floor". Monline biedt de vloerlamp "Grant" aan die door ontwerper Besselink is geleverd. De lampen hebben beide een zwart metalen frame dat is voorzien van poedercoating met twee bochten en een stoffen kap. De voorzieningenrechter stelt dat er creatieve keuze's zijn gemaakt bij de "Swivel Floor" zoals de driepotige voet met daartussen de opvallende "druppels" van grijs beton en de vormgeving van de scharnier waarmee de lampenkap bevestigd is, waardoor het auteursrechtelijk beschermd is. Bij vergelijking van de totaalindrukken zijn op het punt van de beschermde elementen bij de "Grant" andere keuzes gemaakt dan bij "Swivel Floor". De verschillen zijn beperkt maar wel opvallend, dus is er geen sprake van inbreuk. Geen verwarringsgevaar, dus geen slaafse nabootsing. De voorzieningenrechter wijst de vorderingen af. 

4.4. (...) Wel oorspronkelijk en het persoonlijk stempel van de ontwerper dragend zijn de driepotige voet met daartussen de opvallende "druppels" van grijs beton en de vormgeving van de scharnier waarmee de lampenkap aan het frame is bevestigd. In zoverre komt aan de Swivel Floor auteursrechtelijke bescherming toe.

4.5. Bij vergelijking van de totaalindrukken van beide lampen valt bij de Swivel Floor voornoemde voet op, het scharnier waarmee de lampenkap aan het frame is bevestigd en de veelheid van standen waarin het frame en de kap van de Swivel Floor kunnen worden gezet. Juist op het punt van de beschermde elementen van de Swivel Floor zijn ten aanzien van de Grant andere keuzes gemaakt en wel voor veel voorkomende vormen. Daarom springen de verschillen met de Swivel Floor in het oog. Hoewel de meegewogen verschillen in aantal slechts beperkt zijn, zijn ze wel zodanig opvallen dat de voorzieningenrechter van oordeel is dat de vormgeving van de vloerlamp Grant, bij vergelijking van de totaalindrukken, geen inbreuk maakt op het auteursrecht op het ontwerp van de Swivel Floor. Op de primaire grondslag kunnen de vorderingen van Quattro dan ook niet slagen.

4.6. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is er ook geen sprake van slaafse nabootsing. Het scharnier van de lampenkap maar vooral de opvallende voet en de veelheid van standen waarin de kap en het bovenste deel van het frame van de Swivel Floor kunnen worden gezet, staan in de weg aan gevaar voor verwarring met de vloerlamp Grant. Dat betekent dat de vorderingen ook op subsidiaire grondslag niet kunnen worden toegewezen.