Auteursrecht  

IEF 12669

BGH: Framing of embedden is geen inbreuk, toch prejudiciële vragen

BGH 16 mei 2013, I ZR 46/12 (Framing) - dossier zaak C-348/13.
BGH stelt dat embedden geen inbreuk is, maar stelt toch prejudiciële vragen. Het Landesgerichtshof München heeft, zoals het BGH, juist aangenomen dat de loutere koppeling van inhoud op een derde website gehoste werken met hun eigen website via "framing" in beginsel geen publiekelijk toegankelijk maken is in de zin van § 19a van de Duitse Auteurswet, omdat alleen de houder van de derde website bepaald of het werk toegankelijk blijft voor het publiek.

Echter een zodanige link kan, bij lezing van artikel 3 lid 1 Richtlijn 2001/29/EG, een inbreuk op een onbenoemd exploitatierecht zijn. Het BGH heeft daarom prejudiciële vragen gesteld of het 'embedden' van een werk dat op een derde internetsite staat op een eigen internetsite een openbaarmaking is in de zin van artikel 3 lid 1 Richtlijn 2001/29/EG.

Uit't persbericht:

Das Berufungsgericht hat zwar - so der Bundesgerichtshof - mit Recht angenommen, dass die bloße Verknüpfung eines auf einer fremden Internetseite bereitgehaltenen Werkes mit der eigenen Internetseite im Wege des "Framing" grundsätzlich kein öffentliches Zugänglichmachen im Sinne des § 19a UrhG darstellt, weil allein der Inhaber der fremden Internetseite darüber entscheidet, ob das auf seiner Internetseite bereitgehaltene Werk der Öffentlichkeit zugänglich bleibt. Eine solche Verknüpfung könnte jedoch bei einer im Blick auf Art. 3 Abs. 1 der Richtlinie 2001/29/EG zur Harmonisierung bestimmter Aspekte des Urheberrechts und der verwandten Schutzrechte in der Informationsgesellschaft gebotenen richtlinienkonformen Auslegung des § 15 Abs. 2 UrhG ein unbenanntes Verwertungsrecht der öffentlichen Wiedergabe verletzen. Der Bundesgerichtshof hat dem Gerichtshof der Europäischen Union daher die - auch unter Berücksichtigung der Rechtsprechung des Gerichtshofs nicht zweifelsfrei zu beantwortende - Frage vorgelegt, ob bei der hier in Rede stehenden Einbettung eines auf einer fremden Internetseite öffentlich zugänglich gemachten fremden Werkes in eine eigene Internetseite eine öffentliche Wiedergabe im Sinne des Art. 3 Abs. 1 der Richtlinie 2001/29/EG vorliegt.

Gestelde vraag:

Stellt die Einbettung eines auf einer fremden Internetseite öffentlich zugänglich gemachten fremden Werkes in eine eigene Internetseite unter Umständen, wie sie im Ausgangsverfahren vorliegen, eine öffentliche Wiedergabe im Sinne des Art. 3 Abs. 1 der Richtlinie 2001/29/EG dar, auch wenn das fremde Werk damit nicht für ein neues Publikum wiedergegeben wird und die Wiedergabe nicht nach einem spezifischen technischen Verfahren erfolgt, das sich von demjenigen der ursprünglichen Wiedergabe unterscheidet?

Onofficiële Engelse vertaling:

Where a third-party’s copyright-protected work is made available to the public on a third-party’s internet site, does the work’s embedding into a person’s own website, in circumstances such as those in the present case, constitute a communication to the public within the meaning of Article 3(1) of Directive 2001/29/EC, even where the work is not communicated to a new public, and the communication is not the result of a specific technological process distinct from that of the original communication?

Lees de uitspraak: Arrest.

Op andere blogs:
EU Law Radar

IEF 12661

Geheel van tekening en foto geldt als een parodie

Hof van beroep Gent 13 mei 2013, 2012/AR/2900 (politieke organisatie Groen Dwars tegen Pieter Aspe en tweede geïntimeerde)
Vervolg IEF 11865. Auteursrecht. Parodie. Betreft een omstreden verkiezingscampagnefolder die een afbeelding van misdaadauteur Pieter Aspe in spiegelbeeld heeft afgedrukt en bewerkt met een koffer waarop 'geen idee' staat. De centrale vraag is of er sprake is van een parodie. De rechter in eerste aanleg gaat niet mee in het parodie-verweer van Groen Dwars en veroordeelt haar onder verbeurte van een dwangsom. Groen Dwars gaat in hoger beroep.

Het Hof van beroep is van oordeel dat het geheel van tekening en foto geldt als een parodie. De foto is door Groen Dwars in de parodie gebruikt in het kader van dezelfde gemeenteraadsverkiezingen als die waarin de heer Van Aspe openlijk zijn steun betuigd heeft. De oorspronkelijke foto en de parodie dienden politieke doeleinden. Het beroep wordt gegrond verklaart.

Auteursrechtinbreuk
(...)De foto gebruikt door Dwars Groen vormt een geheel met het getekende figuurtje er vlak naast en met de vraagtekens die er boven geplaatst zijn. Dit geheel is origineel in de zin van de Auteurswet en van de rechtspraak van het Europees Hof van Justitie. Er zijn vrije keuzes gemaakt in het gebruik van één van de drie foto’s van de kalender in spiegelbeeld in combinatie met het getekende mannetje, de vraagtekens en de toegevoegde woorden. De eerste voorwaarde voor een parodie is vervuld.

Hoewel humor verbonden is met de persoonlijke smaak, kan uit het geheel van de compositie afgeleid worden dat de maker gepoogd heeft zijn of haar boodschap op een humoristische manier te brengen. In combinatie met de titel boven de foto, de tekening en de begeleidende tekst ernaast “De toekomst van Blankenberge en Uitkerke. Hallo! Welke toekomst?” blijkt de bedoeling om ironie over te brengen. De tweede voorwaarde om van een parodie te kunnen spreken, is vervuld.

De gebruikte foto met het getekende figuurtje en de toegevoegde woorden leveren met beelden kritiek op het beleid en / of het voorgestelde beleid en / of de verkiezingspropaganda van Open VLD. De vervanging van de woorden “koffers vol ideeën” door “geen idee” onder de titel van het artikel, de twee vraagtekens en naast de woorden “schuld armoede zonder werk” tonen aan dat het om kritiek gaat. Minstens hebben zij die bedoeling. Ook de derde voorwaarde voor een parodie is voldaan.

De maker van de illustratie nam niet meer vormelementen over uit de foto van de kalender dan strikt nodig was om de parodie te creëren. Hij of zij beperkte zich tot de overname van de meest linkse foto op de kalenderfoto en nam het spiegelbeeld ervan. Hij voegde die ene foto samen met een tekening en plaatste het geheel in een context met een tekst en titel. De woorden op de koffer werden gewijzigd. Ook de vierde voorwaarde is vervuld. Het onderscheid met de oorspronkelijke foto is zeer duidelijk. Er is geen verwarring mogelijk tussen het gebruikte gedeelte van de foto door Dwars Groen en het origineel van de foto, zoals op de kalender van Open VLD weergegeven.

(...) Verder is de heer A een bekend figuur, vooral op basis van de boeken die hij geschreven heeft. Zijn boeken werden ook verfilmd, met gebruik van zijn pseudoniem. Het is in belangrijke mate omwille van zijn bekendheid dat hij op de kalender voorkomt. (...) Met zijn bekendheid heeft hij Open VLD en haar gedachtengoed willen steunen. De context van de gemeente- en provincieraadsverkiezingen van 14 oktober 2012 is essentieel in de beoordeling van deze zaak. De foto is door Dwars Groen in de parodie gebruikt in het kader van diezelfde gemeenteraadsverkiezingen als die waarin de heer A openlijk zijn steun aan Open VLD betuigd heeft. De oorspronkelijke foto en de parodie dienden dus politieke doeleinden, meer bepaald het duidelijk maken van een standpunt aan de burger in het kader van democratische verkiezingen.
(...)
Deze laatste elementen vormen de keerzijde van de vorige overwegingen en wegen er niet tegen op. In een democratische verkiezingsstrijd is, binnen zekere grenzen, een vergelijking van programma’s door gebruik en hergebruik van beelden geoorloofd. Het is niet aangetoond dat de foto opnieuw gebruikt is met het oogmerk de auteur of de afgebeelde persoon te schaden. Het was wel de bedoeling het eigen partijprogramma te promoten, ten koste van dat van Open VLD. De grenzen van humor of milde spot of de welvoeglijkheid zijn niet overschreden. Het opzet om de auteur van de foto of het originele werk te schaden is niet aangetoond.

IEF 12659

Noot Nederland.fm pleegt auteursrechtinbreuk door te hyperlinken naar radiostreams van Radiostations

Noot van M.G.A. Egeler & A.R. Lodder, Nederland.fm pleegt auteursrechtinbreuk door te hyperlinken naar radiostreams van Radiostations, Computerrecht 2013/83.
Een redactionele bijdrage van Mark Egeler en Arno Lodder, beiden verbonden aan VU Amsterdam.

1. Nederland.fm-uitspraak [IEF 12159]. Na de uitspraak Sanoma/Geenstijl[2. - IEF 11743] bevestigt deze uitspraak dat het plaatsen van een hyperlink onder omstandigheden auteursrechtinbreuk kan opleveren. Hoewel in de jurisprudentie vooralsnog geen consistente lijn is te ontdekken in de juridische kwalificatie van hyperlinks,[3.] lijkt met deze uitspraak definitief de verkeerde weg ingeslagen te zijn: het plaatsen van een hyperlink kan een auteursrechtelijk relevante handeling opleveren.

2. Opmerkelijk is dat in een latere uitspraak van het Hof Amsterdam[4. - IEF 12234] de uitkomst in zekere zin tegengesteld was. In deze zaak maakt een oud wiskundedocent uitwerkingen openbaar. De uitgever loopt hier inkomsten door mis, want blijkbaar is het mogelijk om geld te verdienen met uitwerkingen van middelbare schoolwiskundesommen. Zoals het de wiskunde betaamt is er slechts een goed antwoord, maar dat belet de uitgever niet om op oorspronkelijke wijze zowel qua inhoud als vormgeving te werk te gaan. Wat in deze procedure dan volgt doet denken aan een slapstick, partijen zijn om beurten niet in staat hun stellingen overtuigend te onderbouwen.[5.] Wat rest is de constatering dat het beheren van één lijst met links naar inbreukmakend materiaal onrechtmatig is.

Dit is op zichzelf geen nieuwe constatering in de jurisprudentie, maar in de gegeven casus waarin de wiskundeleraar geen geld verdient met zijn links, is de vraag of de maatschappelijke onzorgvuldigheid op deze ruimhartige wijze bescherming zou moeten bieden aan de gelaedeerde. Afgaand op hetgeen vaststaat tussen partijen blijft een oud-docent over die om niet verwijst naar een andere plek op het internet met de wederpartij onwelgevallige informatie.

(dit artikel is sterk ingekort, lees de gehele bijdrage hier, of klik op de citeerwijze)

19. Wel stellen zij dat hyperlinken onder omstandigheden in strijd met de maatschappelijke zorgvuldigheid kan zijn. Lichtvaardig hierover denken heeft de mogelijkheid om diepgaande consequenties te hebben op de vrijheid van informatie. Zij stellen: “the court should not underestimate the importance of its decision in this case”. Had de Haagse rechter dat nu ook maar gedaan.

20. Een herkansing in deze zaak zal er helaas niet zijn, er is geen beroep aangetekend. Wij hopen dat BUMA niet met dit vonnis zal wapperen naar stream embedders en mocht dat toch zo zijn raden wij de aangesprokenen aan met deze annotatie terug te wapperen.

IEF 12656

Ex parte (x3): Vrees uitholling bewijspositie

Ex parte beschikking Rechtbank Arnhem 20 december 2012 (Il Mito Modegroep B.V. tegen Basic Wear B.V.);    beschikking Rechtbank Almelo 20 december 2012 (Il Mito Modegroep B.V. tegen Moda Italia) ;   beschikking Rechtbank Arnhem 18 december 2012 (Il Mito Modegroep B.V. tegen Rigans B.V.)
Beschikkingen ingezonden door Bert Gravendeel, Gravendeel Advocaten.

Samenvatting uit het verzoekschrift: Ex parte bevel. Merkenrecht. Handelsnaamrecht. Modelrecht. Auteursrecht. Gerekwesteerden maken inbreuk op de handelsnaamrechten, merkrechten en ongeregistreerde gemeenschapsmodelrechten en auteursrechten van Il Mito op kledingstukken. Il Mito heeft bij beslag een ex parte bevel tot staking van de inbreuk verzocht. Daarnaast heeft zij belang bij de bewijsbescherming en verzoeken zij om inzage/afschrift van bepaalde bescheiden ex art. 843a Rv. jo 1019b jo 1019c RV, beschrijving en monsterneming van de inbreukmakende kledingstukken ex art. 1019b jo 1019d Rv. en conservatoir derdenbeslag op banktegoed van gerekwesteerden. Na sommatie hebben gerekwesteerden de beweerde inbreuk ontkend, maar laten zij de goederen in opslag en zullen zij niet overgaan tot verkoop. Il Mito weet niet of dit zo blijft en om welke hoeveelheden het gaat. Zij vreest verduistering en/of vernietiging zodat hun bewijspositie wordt uitgehold. De voorzieningenrechter wijst de ex parte-verzoeken toe.

IEF 12654

Prejudiciële vragen over elektronische leesplaatsen in bibliotheken geformuleerd

Prejudiciële vragen gesteld aan HvJ EU 20 september 2012, zaak C-117/13 (Technische Universität Darmstadt)
LibraryEerder berichtte we al [IEF 11773]: "BGH stelt vragen over toelaatbaarheid van elektronische leesplaatsen in bibliotheken". Inmiddels is er een zaaknummer bekend en zijn de vragen over de uitlegging van artikel 5 lid 3 sub n van Richtlijn 2001/29/EG geformuleerd, als volgt:

1. Is een werk te koop aangeboden of aan licentievoorwaarden onderworpen in de zin van artikel 5, lid 3, sub n, van richtlijn 2001/29/EG, wanneer de rechthebbende de in dat artikel bedoelde instellingen het afsluiten van licentieovereenkomsten voor het gebruik van dit werk onder redelijke voorwaarden aanbiedt?

2. Mogen de lidstaten op grond van artikel 5, lid 3, sub n, van richtlijn 2001/29/EG de instellingen het recht toekennen, de in hun verzamelingen opgenomen werken te digitaliseren, indien dat noodzakelijk is om deze werken via terminals beschikbaar te stellen?

3. Mogen de door de lidstaten overeenkomstig artikel 5, lid 3, sub n, van richtlijn 2001/29/EG vastgestelde rechten zo ver gaan dat gebruikers van de terminals aldus beschikbaar gestelde werken op papier kunnen printen of op een USB-stick kunnen opslaan?
IEF 12653

Reglement Geschillencommissie Buma/Stemra gewijzigd

Het Reglement Geschillencommissie Buma/Stemra 2011 is gewijzigd per 3 april 2013. De wijziging – en de nieuwe integrale tekst van het Reglement Geschillencommissie Buma/Stemra zijn te raadplegen: wijziging en nieuwe integrale tekst.

Het Reglement Geschillencommissie Buma/Stemra is van toepassing op geschillen tussen enerzijds een deelnemer en anderzijds Buma en/of Stemra. Het betreft besluiten van Buma en/of Stemra waardoor de desbetreffende deelnemer individueel en rechtstreeks in zijn belang is getroffen en die genomen zijn ter uitvoering van statuten, reglementen of exploitatiecontracten.

IEF 12652

Brief regering onderzoek Buma Stemra II

Brief regering Onderzoek College van Toezicht Buma Stemra deel II, Auteursrechtbeleid, Kamerstukken II 2012-13, 29 383, nr. 67.
Zie eerder rapport IEF 12602. Het College van Toezicht stelt vast dat Buma vorderingen heeft gemaakt met de nieuwe bestuursstructuur, de aangescherpte gedragscode en de implementatie van het zogenaamde INK-model met externe audits. Tegelijkertijd geven de uitkomsten van het onderzoek het College van Toezicht aanleiding om Buma te adviseren om een aantal maatregelen te treffen die de kwaliteit van de besluitvorming, de integriteit van de processen en de transparantie moeten verbeteren.

(...) Buma dient uiterlijk 31 mei a.s. aan het College van Toezicht te rapporteren op welke wijze invulling zal worden gegeven aan de adviezen in het onderzoeksrapport. Met de geplande inwerkingtreding van de Wet toezicht en geschillenbeslechting collectieve beheersorganisaties auteurs- en naburige rechten (Stb. 2013, 97) zal het College van Toezicht per 1 juli 2013 volledig geëquipeerd zijn om toe te zien op de uitvoering van de noodzakelijke verbeteringen in de bedrijfsvoering van Buma

 

Het College van Toezicht concludeert dat de achtereenvolgende jaarlijkse accountantscontroles geen aanleiding geven om te vermoeden dat er sprake is geweest van financieel wanbeleid. Uit de Financiële rapporten die het College van Toezicht sinds 2010 uitbrengt, blijkt dat Buma kan verantwoorden tegen welke kosten gelden worden geïnd en verdeeld aan rechthebbenden. Ook is volgens het College van Toezicht gebleken dat de snelheid waarmee dit gebeurt grotendeels resulteert in uitbetaling aan rechthebbenden binnen de termijn van drie jaar na ontvangst.

(...)

Het gaat om een herijking van de besluitvorming die ten grondslag ligt aan de incasso en de repartitie, de instelling van een auditcommissie en verbetering van de communicatie aan betalingsplichtigen en rechthebbenden over de besluiten die invloed hebben op de incasso en de verdeling. Ten aanzien van de informatievoorziening wijst het College van Toezicht met name op de noodzaak om beter te communiceren hoe een tarief tot stand is gekomen en wat de overwegingen zijn die ten grondslag liggen aan het incassobeleid.

 

IEF 12651

Opdrachtgever moet mogelijkheid hebben om video's te wijzigen

Vzr. Rechtbank Amsterdam 8 mei 2013, LJN CA0023 (HOTEL CONTACT B.V. tegen Angry Nerds en ST.28 Ltd.)
Uitspraak mede ingezonden door Bert Gravendeel, Gravendeel Advocaten.
Auteursrecht. Contractenrecht. Wijziging van eigen logo in video is geen inbreuk persoonlijkheidrechten. Geen databankinbreuk gezien de contractuele relatie.

Angry Nerds heeft op grond van een overeenkomst met Hotel Contact promotievideo's gemaakt voor accommodaties. Nadien ontstaat een geschil over de auteursrechten op die video's die op het YouTubekanaal zijn geplaatst.

Hotel Contact heeft de overeenkomst in redelijkheid zo mogen begrijpen dat zij met het eigendomsrecht van de video’s ook het recht zou krijgen om deze te bewerken, met inachtneming van eventuele persoonlijkheidsrechten. Deze uitleg is naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet strijdig met de uitleg van Angry Nerds dat zij na plaatsing van de accommodatievideo’s op het YouTubekanaal nog in aanmerking wil kunnen komen voor het verkrijgen van vervolgopdrachten als bedoeld in de overeenkomst. De voorzieningenrechter is van oordeel dat Hotel Contact over de mogelijkheid moet beschikken om de accommodatievideo’s die reeds zijn geplaatst op het YouTubekanaal nadien te kunnen wijzigen, zonder dat hiervoor de medewerking van Angry Nerds is vereist en zonder dat Angry Nerds hiervoor een vergoeding kan vragen.

De beoogde wijzigingen in de video’s behelzen met name het wijzigen van een logo en van een hotelnaam en vormen geen inbreuken op persoonlijkheidsrechten ex 25 Aw. Gezien de contractuele relatie tussen partijen is van een inbreuk op de Databankwet geen sprake.

De voorzieningenrechter legt de overeenkomst tussen partijen zo uit dat die rechten toekomen aan Hotel Contact. Hotel Contact dient in staat te worden gesteld wijzigingen aan te brengen in de video's.

3.3 (...) Verder voert Angry Nerds aan dat op grond van artikel 2 lid 2 van de Auteurswet auteursrechten alleen schriftelijk kunnen worden overgedragen en dat die overdracht voldoende specifiek moet zijn, hetgeen hier niet het geval is. Bij de uitleg van de overeenkomst verwijst Angry Nerds met name naar de artikelen 2, 3 en 21 daarvan. Hieruit volgt dat Angry Nerds het ruwe materiaal onder zich moet houden voor eventuele vervolgopdrachten. Mogelijke vervolgopdrachten waren voor Angry Nerds essentieel bij het sluiten van de overeenkomst. Angry Nerds zou pas winst maken indien zij vervolgopdrachten zou krijgen. De prijs van € 80,- per video is immers een stuk lager dan de commerciële prijs van € 140,-. Daarnaast doet Angry Nerds een beroep op haar persoonlijkheidsrechten zoals bedoeld in artikel 25 van de Auteurswet en op haar databankrechten, zoals bedoeld in de Databankwet. Tot slot maakt zij aanspraak op een volledige proceskostenveroordeling als bedoeld in artikel 1019h Rv. Zij heeft een specificatie van haar raadsman ingediend waaruit volgt dat zij (inclusief griffierechten en btw) € 6.327,90 aan kosten heeft gemaakt.

5.4.  Op grond daarvan is de voorzieningenrechter voorshands van oordeel dat Hotel Contact over de mogelijkheid moet beschikken om de accommodatievideo’s die reeds zijn geplaatst op het YouTubekanaal nadien te wijzigen, zonder dat hiervoor de medewerking van Angry Nerds is vereist (en zonder dat Angry Nerds hiervoor een vergoeding kan vragen). De bepalingen die zien op de overdracht van rechten, met name artikel 20 van de overeenkomst, en de bepalingen die zien op overdracht van (video)bestanden dienen in deze zin te worden uitgelegd. In artikel 20 is immers bepaald dat “Het eigendom en alle rechten van de accommodatie video worden overgedragen”. Hierbij is van belang dat de tekst van de overeenkomst is opgesteld door Angry Nerds en Hotel Contact niet beschikt over gespecialiseerde kennis van filmmateriaal. Hotel Contact heeft de overeenkomst, en met name artikel 20, in redelijkheid zo mogen begrijpen dat zij met het eigendomsrecht van de video’s ook het recht zou krijgen om deze te bewerken (met inachtneming van eventuele persoonlijkheidsrechten, waarover hierna meer). Deze uitleg is naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet strijdig met de uitleg van Angry Nerds dat zij na plaatsing van de accommodatievideo’s op het YouTubekanaal nog in aanmerking wil kunnen komen voor het verkrijgen van vervolgopdrachten als bedoeld in artikel 3 van de overeenkomst. Dat Angry Nerds met betrekking tot mogelijke vervolgopdrachten “ruw materiaal” onder zich wenst te houden, sluit niet uit dat ook Hotel Contact over de mogelijkheid moet kunnen beschikken om wijzigingen in de reeds gemonteerde accommodatievideo’s aan te brengen. Ter zitting is overigens ook door Hotel Contact verklaard dat zij enkel de reeds gemonteerde accommodatievideo’s (van ongeveer één minuut per video) wil kunnen wijzigen; zij is niet van plan om opnames van Angry Nerds die niet zijn gebruikt bij het monteren alsnog te gaan gebruiken.

5.7.  Een beroep van Angry Nerds op haar persoonlijkheidsrechten als bedoeld in artikel 25 Auteurswet staat niet aan toewijzing van de vordering zoals hiervoor bedoeld in de weg. De door Hotel Contact beoogde wijzigingen in de video’s behelzen met name het wijzigen van een logo en van een hotelnaam etc. Met wijzigingen van deze aard worden voorshands geen inbreuken gemaakt op persoonlijkheidsrechten als bedoeld in artikel 25 Auteurswet.

5.8.  Gezien de contractuele relatie tussen partijen, die zoals hiervoor overwogen meebrengt dat Hotel Contact in de gelegenheid moet worden gesteld wijzigingen in de video’s aan te brengen, is van een inbreuk op de Databankwet, zoals Angry Nerds nog heeft aangevoerd, geen sprake.

7.1.  veroordeelt gedaagden hoofdelijk om binnen zeven werkdagen na betekening van dit vonnis hun onvoorwaardelijke medewerking te verlenen aan de overdracht van het auteursrecht op de 276 accommodatievideo’s die door gedaagden op het YouTubekanaal van Worldmeetings zijn geplaatst, conform de als productie 16 bij de dagvaarding overgelegde concept-leveringsakte, op straffe van een dwangsom van € 500,- per dag dat de overdracht na de genoemde termijn niet heeft plaatsgevonden, met een maximum van € 15.000,-, en bepaalt daarbij dat de levering van de auteursrechten niet in de weg mag staan aan het uitvoeren door gedaagden van vervolgopdrachten op grond van artikel 3 en 21 van de overeenkomst,

Lees de uitspraak LJN CA0023 (pdf)

IEF 12642

Prejudiciële vragen omtrent interpretatie 'parodie'

Hof van Beroep Brussel 8 april 2013, Nr. 2011/AR/914 & 2011/AR/915 (Johan Deckmyn tegen Vandersteen c.s. / Vrijheidsfonds VZW tegen Vandersteen c.s.) - dossier zaak C-201/13
Uitspraak ingezonden door Johan Deckmyn, Fractieleider Vlaams Belang Gent.

Vervolg van IEF 9652. Auteursrecht. Definitie parodie. Prejudiciële vragen. Betreft een tussenarrest waarbij het Hof de zaak verwijst naar het Europees Hof van Justitie. Het is aan laatstgenoemde om te definiëren wat er onder parodie moet worden verstaan. Geïntimeerden zijn de erfgenamen van wijlen de heer Willebrord Vandersteen, auteur van de stripalbums 'Suske en Wiske'. De heer Deckmyn is lid van de politieke partij het Vlaams Belang. In januari 2011 heeft Deckmyn plooikalenders uitgedeeld, met daarop de vermelding 'De Wilde Weldoener', welke tekening overeen komt met de cover van het gelijknamige Suske en Wiske-album. Dezelfde tekening werd tevens gepubliceerd in het informatieblad van het Vlaams Belang. Vandersteen c.s. menen dat de gelaakte tekening en de mededeling ervan aan het publiek een schending van auteursrecht opleveren. De rechter in eerste aanleg heeft de vordering van Vandersteen c.s. gegrond verklaard en stelde vast dat het Vrijheidsfonds en Deckmyn een inbreuk plegen op de auteursrechten van Vandersteen c.s..

In Richtlijn 2001/29 wordt het begrip 'parodie' niet gedefinieerd of omschreven en het Hof van Justitie heeft tot op heden het begrip 'parodie' niet uitgelegd. Prejudiciële vragen:

1. Is het begrip 'parodie' een autonoom Unierechtelijk begrip?
2. Indien ja, dient een parodie de volgende voorwaarden te vervullen of aan de volgende kenmerken te voldoen:
- het vertonen van een eigen oorspronkelijk karakter (originaliteit);
- en wel zodanig dat de parodie redelijkerwijze niet aan de auteur van het oorspronkelijke werk kan toegeschreven worden;
- erop gericht zijn om aan humor te doen of de spot te drijven, ongeacht of de daarbij eventueel geuite kritiek het oorspronkelijke werk of iets dan wel iemand anders raakt;
- de bron vermelden van het geparodieerde werk.
3. Dient een werk nog andere voorwaarden te vervullen of aan andere kenmerken te voldoen om als een parodie bestempeld te kunnen worden?

IEF 12637

Stijl niet beschermd via de achterdeur van slaafse nabootsing

N. van de Berg, G.J.M. Buijnsters, Stijl niet beschermd via de achterdeur van slaafse nabootsing, IE-Forum.nl IEF 12637.
Een bijdrage van Nathalie van de Berg en Mark Buijnsters, BRight advocaten.

Recentelijk is aan de Hoge Raad de vraag voorgelegd of stijl en stijlkenmerken beschermd zijn tegen slaafse nabootsing daar waar geen sprake is van nabootsing van een werk in de zin van art. 13 Aw. Het antwoord van ons hoogste rechtscollege was kort maar krachtig: NEE, tenzij er sprake is van bijkomende omstandigheden.

Broeren/Duijsens
In deze kwestie trad kunstenares Duijsens op tegen kunstenaar Broeren. Duijsens maakt schilderijen waarvan voluptueuze dames en stevige heren met een opvallend omhoog stekende neus de kenmerkende elementen vormen. Al haar werken hebben een typische toegepaste stijl. De schilderijen van Broeren hebben eenzelfde stijl en vertonen dezelfde kenmerken. Duijsens is van mening dat Broeren hiermee inbreuk maakt op haar auteursrechten danwel onrechtmatig jegens haar handelt. Zowel Rechtbank als Hof gaan hier (gedeeltelijk) in mee.

Dit artikel is sterk ingekort, lees de opgemaakte versie hier.

Vraag is of met het recente arrest van de Hoge Raad in de hand, het Hof ook in de Xenos-zaak nu tot het oordeel zou moeten komen dat er géén plaats is voor bescherming via de slaafse nabootsing. Dat de nabootsing “nodeloos” is en bij het publiek verwarring wekt, is namelijk niet voldoende. Er zou dan gekeken moeten worden naar eventuele “bijkomende omstandigheden”.

Conclusie
De praktijk zal uitwijzen hoe met de uitspraak van de Hoge Raad wordt omgegaan. Want welke “bijkomende omstandigheden” zijn er nodig om nabootsing van stijl of stijlkenmerken toch onrechtmatig te achten? Zou de bekendheid van een bepaalde stijl ofwel de maker nog verschil maken? Of wellicht moet sprake zijn van nabootsing van een hele serie of collectie of moet er sprake zijn van een combinatie met andere onrechtmatige handelingen? De tijd zal het leren!

De Hoge Raad heeft de zaak Duijsens verwezen naar het Hof Arnhem-Leeuwarden.