Auteursrecht  

IEF 10986

Digitaal leenrecht: een gemiste kans

P. Spaninks, Digitaal leenrecht: een gemiste kans, wordpress.com 1 maart 2012.

Een bijdrage van Pierre Spaninks, Voorzitter Vereniging van Schrijvers en Vertalers / bestuurslid Stichting Reprorecht

In het Boekblad van 1 maart 2012 mocht ik als voorzitter van de Vereniging van Schrijvers en Vertalers commentaar geven op het mislukken van de onderhandelingen tussen de Groep Algemene Uitgevers van het Nederlands Uitgevers Verbond en de Vereniging van Openbare Bibliotheken. Zoals dat gaat, komt er dan maar een deel van je verhaal in de krant. Voor wie geïnteresseerd is volgt hier de uitgebreide versie.

Voorop staat het uitgangspunt dat lezers willen lezen en dat schrijvers gelezen willen worden. Uitgevers, boekhandels, bibliotheken: het zijn allemaal intermediairs die geen andere functie hebben dan dat mogelijk te maken. Door boeken te publiceren, door ze verkopen, door ze uit te lenen – of het nu om gedrukte folioboeken gaat of om digitale e-boeken.

Lezers willen tegenwoordig steeds vaker een boek lezen in verschillende vormen op verschillende platforms. Uitgevers, boekhandel, bibliotheken moeten daar op inspelen. Doen ze dat niet, dan zijn ze binnen de kortste keren out of business.

Billijke honorering

Gelukkig overwinnen steeds meer schrijvers hun aanvankelijke achterdocht tegen het e-boek, en gaan ze de voordelen inzien van dit nieuwe medium. De meeste schrijvers vinden inmiddels e-boeken een prima idee, mits zij ook voor die exploitatie van hun werk een billijke honorering ontvangen. Met de uitgevers is de uitgave van e-boeken tegenwoordig netjes geregeld in het modelcontract dat de Vereniging van Letterkundigen en de GAU samen hebben opgesteld.

De uitleen van boeken door (openbare) bibliotheken is een verhaal apart. Voor folioboeken was dat al keurig geregeld in de Auteurswet. Zo niet voor e-boeken. Die komen in de hele Auteurswet niet voor, en zoals de systematiek van de wet voorschrijft geldt het leenrecht daarvoor dan niet. Juridisch is er daardoor zelfs sprake van een verbod op het uitlenen van e-boeken. Een weinig bevredigende situatie, voor alle betrokkenen. Alle begrip voor de openbare bibliotheken die dat wel willen gaan doen. Zeker nu de Vereniging van Openbare Bibliotheken daar nadrukkelijk bij zegt dat de rechthebbenden (auteurs en uitgevers) daar dan een billijke vergoeding voor moeten ontvangen.

Auteurs dragen in de praktijk hun (collectieve) rechten op digitale exploitatie van hun werk over aan de stichting LIRA. De individuele exploitatierechten (waaronder het recht om van een werk een e-boek te maken) dragen zij sinds dit voorjaar het nieuwe modelcontract van kracht is in de regel over aan hun uitgever. Bij uitgeefovereenkomsten die voor 2011 zijn gesloten, kan dat van geval tot geval verschillen. Slechts een enkeling geeft al zelf zijn of haar e-boeken uit en heeft daarop zelf de rechten. Maar dat is een groeiende praktijk, waar ik zeker verwachtingen van heb.

Hete brij

Het afgelopen jaar hebben de uitgevers verenigd in de GAU en de bibliotheken verenigd in de VOB langdurig met elkaar gesproken om tot een generieke regeling te komen voor het uitlenen van e-boeken. Het was mooi geweest voor lezers en voor schrijvers als dat was gelukt, maar het mocht niet zo zijn. De GAU en de VOB hebben in feite maandenlang om elkaar heen lopen draaien als een kat om de hete brij, en zijn in feite niet verder gekomen dan een agreement to disagree. Daardoor is er kostbare tijd verloren gegaan voor alle boekenliefhebbers. Ondertussen heeft de wereld allesbehalve stilgestaan. Vandaar dat ik zeg: een gemiste kans.

De vraag is wel of zulk bilateraal overleg tussen uitgevers en bibliotheken überhaupt iets had kunnen opleveren. Want (a) wordt er van allerlei kanten gepleit voor een wettelijke regeling waardoor e-boeken kunnen worden uitgeleend, met een collectief leenrecht naar analogie van dat voor folioboeken. Minister Zijlstra lijkt daar wel gevoelig voor. En (b) zat er een partij te weinig aan de ronde tafel, namelijk die van de schrijvers en vertalers.

“Voor u, over u, zonder u”

Welbeschouwd is het digitaal leenrecht geen zaak die uitgevers en bibliotheken even onderling kunnen regelen, en als ze verstandig zijn moeten ze dat ook helemaal niet willen. Ze zullen daar ook schrijvers en hun vertegenwoordigers bij moeten betrekken: de Stichting LIRA voor het regelen van de digitale rechten, de Vereniging van Schrijvers en Vertalers (met voorop de afdelingen Vereniging van Letterkundigen en de FreeLancers Associatie) voor het broodnodige draagvlak onder de auteurs. Wat nu is gebeurd, is alleen al uit een oogpunt van haalbaarheid niet snugger. De bestaande praktijk van “Voor u, over u, zonder u” voedt alleen maar het wantrouwen onder schrijvers en vertalers jegens deze nieuwe exploitatievorm – en zonder hen komt er geen e-boek tot stand.

Creatief meedenken

Een wettelijke, collectieve regeling en een uitbreiding van het leenrecht kan, wat betreft de schrijvers, maar een stelsel van afspraken via uitgevers is ook denkbaar. Wij hebben op dit moment nog onvoldoende zicht op de modaliteiten en de condities om a priori een voorkeur uit te spreken voor het een of het ander. Veel hangt af van de concrete uitwerking en de effecten, zowel voor schrijvers en vertalers als voor hun lezers. Alle reden om beide modellen verder te verkennen, en daarin denken schrijvers en vertalers graag creatief mee. Bijvoorbeeld op 9 juni aanstaande, tijdens een seminar dat wordt gehouden in aansluiting op de algemene ledenvergadering van de VSenV en de jaarlijkse vergadering van aangeslotenen van LIRA.

IEF 10985

Kan leiden tot driedubbel toezicht

Platform Makers, reactie Wetsvoorstel Toezicht CBO's, 2 maart 2012.

Na de reacties van VOI©E [IEF 10974] , nog een reactie op de amendementen 20, 21 en 22. Bijdrage ingezonden door Erwin Angad-Gaur, Platform Makers.

(...) naar onze mening recht gedaan te worden aan het privaatrechtelijke karakter van het auteurs- en naburig recht: centraal staan de individuele rechten van auteurs en uitvoerend kunstenaars. Van groot belang is dat bij de aansturing van het beleid van CBO’s het primaat bij de betreffende groepen rechthebbenden ligt. Wij vinden dat auteurs en uitvoerend kunstenaars, ook bij collectieve vertegenwoordiging van (delen van) hun rechten, zoveel mogelijk controle moeten behouden over de wijze waarop dit gebeurt. In het bijzonder willen wij daarom reageren op de amendementen 20, 21 en 22 die op het wetsvoorstel zijn ingediend.

(...) preventief toezicht op tarieven, naast een geschillencommissie en de mogelijkheid van een gang naar de rechter kan leiden tot driedubbel toezicht; een situatie die zowel onredelijke maatschappelijke kosten kan creëren als de bewegingsvrijheid en concurrentiepositie van het nationale collectief beheer te zeer zal (kunnen) hinderen.

Reactie op amendement 20 (...)
Het Platform Makers stelt daarom voor het College minimaal enige beleidsvrijheid toe te kennen om per geval te bepalen of één factuur gewenst is.

Reactie op amendement 21 (...)
Daarnaast merken wij op dat preventief toezicht op tarieven, naast een geschillencommissie en de mogelijkheid van een gang naar de rechter kan leiden tot driedubbel toezicht; een situatie die zowel onredelijke maatschappelijke kosten kan creëren als de bewegingsvrijheid en concurrentiepositie van het nationale collectief beheer te zeer zal (kunnen) hinderen. Wij verwijzen op dit punt mede naar onze eerste reactie op het concept wetsvoorstel (https://www.platformmakers.nl/data/file/3/86.pdf).

Tot slot achten wij het opnemen van onderscheid tussen commercieel versus niet-commercieel gebruik in de Toezichtwet, zoals voorgesteld in het amendement, principieel onjuist. Dit zou kunnen leiden tot een verkapte invoering van het ‘fair use’ beginsel, een discussie die naar de mening van het Platform Makers op het niveau van het auteursrecht zelf en niet in het kader van de Wet Toezicht gevoerd dient te worden.

Reactie op amendement 22 (...)
Alle CBO’s hebben in de afgelopen jaren in overleg met het CvTA in hun statuten opgenomen dat hoogte van en het beleid rondom sociaal-culturele gelden elk jaar door de jaarvergadering van de betreffende CBO dienen te worden goedgekeurd. Wij pleiten voor behoud van die essentiële bevoegdheid van rechthebbenden. De geïncasseerde gelden behoren immers toe aan de makers; het is aan hen over de verdeling en/of besteding van hun gelden te beslissen.

 

IEF 10983

Aansluiten bij gestelde licentievergoeding

Ktr. Rechtbank Arnhem 29 februari 2012, LJN BV7587 (eiser tegen ATC Beveiligingstechniek B.V.)

Auteursrecht. Naamsvermelding. Gewone licentievergoeding. Een artikel van de Telegraaf inclusief foto daarbij is door ATC overgenomen op eigen site. Dit is gebeurd zonder de naamsvermelding over te nemen. De [eisende partij] vordert uiteindelijk op dit punt 150 % van de gederfde licentievergoeding, begroot op een bedrag van € 395,00. De kantonrechter overweegt dat de algemene voorwaarden van de NL Fotografenfederatie nimmer overeengekomen is, maar omdat er wel schade is deze op grond van 6:97 BW te begroten. Daarom ziet de kantonrechter aanleiding aan te sluiten bij de gestelde licentievergoeding ad €225. Voor het ontbreken van een naamsvermelding zal de kantonrechter eenzelfde bedrag toekennen.

De overige verweren van ATC (foto had geen toegevoegde waarde, de bron ‘Telegraaf’ is vermeld, de foto is na het eerste verzoek van [eisende partij] direct verwijderd en de website is maar een paar keer bezocht) leiden niet tot een ander oordeel (zie r.o. 4.8).

In citaten:

4.4.  Voor wat betreft de gevorderde schadevergoeding voor het onrechtmatig publiceren van de foto overweegt de kantonrechter als volgt.

Naar het oordeel van de kantonrechter staat als niet, althans onvoldoende gemotiveerd, weersproken vast dat [eisende partij] enige schade heeft geleden doordat ATC De Foto zonder zijn toestemming en naamsvermelding heeft gepubliceerd. ATC heeft de hoogte van de gevorderde schade betwist. Zij heeft onder meer gesteld dat de algemene voorwaarden van de Nederlandse Fotografenfederatie waar [eisende partij] zich op beroept nimmer zijn overeengekomen. De kantonrechter is het met ATC eens dat de door [eisende partij] gestelde algemene voorwaarden inderdaad niet gelden op grond van een tussen partijen gesloten overeenkomst. Omdat wel vast staat dat enige schade is geleden ziet de kantonrechter aanleiding om de schade te begroten op grond van artikel 6:97 BW.

Daarbij ziet de kantonrechter, ondanks het gegeven dat de algemene voorwaarden van [eisende partij] niet rechtstreeks van toepassing zijn, aanleiding om aan te sluiten bij de door [eisende partij] gestelde licentievergoeding van € 255,00 voor publicatie van De Foto. Weliswaar heeft ATC de hoogte van dit bedrag betwist, maar, zonder toelichting die ontbreekt, acht de kantonrechter deze enkele betwisting onvoldoende om tot de conclusie te komen dat dit bedrag onredelijk hoog is. Het verweer van ATC dat het gebruik van een foto in de praktijk € 6,00 kost (hetgeen [eisende partij] heeft betwist), maakt voorgaand oordeel niet anders, omdat zonder nadere toelichting niet valt in te zien dat het door ATC aangehaalde voorbeeld gelijk gesteld kan worden met onderhavige publicatie.

Lees het vonnis hier (LJN, schone pdf).

IEF 10982

Gereduceerd tarief -schattenderwijs vastgesteld

Rechtbank Amsterdam 29 februari 2012, HA ZA 10-2895 (D tegen S)

Auteursrecht en persoonlijkheid van D. tegenover de impliciete toestemming tot gebruik van foto door S. op haar website. Nu S. het model heeft voorzien van gratis kunstnagels, heeft in zoverre ook S. bij gedragen aan het creatieve resultaat van de foto.

De rechtbank overweegt dat gebruik van foto's op flyers en op een banner niet zonder toestemming mocht, daarmee staat schending van de auteurs- en persoonlijkheidsrecht van D vast. Van de in het tussenvonnis gegeven bewijsopdracht is afgezien, noch is er op andere wijze bewijs geleverd, zodat als vaststaand moet worden aangenomen dat de foto voor commerciële doeleinden is gebruikt zonder toestemming.

Omdat eerder aanvullende toestemming is geweest tot het gratis commercieel mogen gebruiken van de foto op een busje, eigen website en voor visitekaartjes, acht de rechtbank het waarschijnlijker dat D een gereduceerd tarief -schattenderwijs vastgesteld op 50% van de tarieven op grond van de Richtprijzen fotografie 2009- in rekening gebracht zou hebben, indien op voorhand toestemming zou zijn gevraagd. De rechtbank acht het bewezen dat D als professioneel fotograaf kon worden aangemerkt: de overlegde voorbeelden wijzen niet in de richting van amateurfotografie.

De hoogte van de schadevergoeding (gederfde licentievergoeding) €229,50 voor de banner, €109 voor de flyers. Voorts voor de naamsbekendheid een aparte schadevergoeding ad €1.043,50. En tot slot veroordeling in de proceskosten ad €8.350,93.

Leessuggestie: 2.5 - 2.7 en 2.12.

Op andere blogs:
Internetrechtspraak wiki

IEF 10979

Wederom amendement ter vervanging ex ante toezicht NMa

Gewijzigd amendement van het lid verhoeven ter vervanging van dat gedrukt onder nr. 13 wijziging wet collectief beheer, Kamerstukken II 2011-2012, 31 766, nr. 23.

In navolging van de amendementen van IEF 10909, en de aanvulling en vervanging IEF 10964, tot slot vlak voor de stemming van vandaag is amendement nr. 23 ingediend ter vervanging van nr. 13 over het invoeren van ex-ante toezicht op tarieven en tariefstijgingen en het onderbrengen van dit toezicht bij de NMa.

Toelichting

De indiener wil met dit amendement ex ante toezicht invoeren op zowel tarieven als tariefstijgingen en dit beleggen bij de Nederlandse Mededingingsautoriteit (NMa). Het aanhangige wetsvoorstel verscherpt op zichzelf ook het preventief toezicht op tarieven, maar beperkt dit enkel tot tariefstijgingen en beperkt dit verder tot de vraag of deze «buitensporig» zijn (via artikel 2 tweede lid). De huidige tarieven zijn hiermee voor het College van Toezicht Auteursrechten (CvTA) een gegeven. Er is wel enige vorm van toetsing achteraf via artikel 22 (via een geschillencommissie of rechter), maar dit is beperkt uitgewerkt. Hier wordt enkel verwezen naar «auteursrechtelijke billijkheid».

Het Europees Hof van Justitie heeft gesteld dat tarieven niet enkel getoetst hoeven te worden via internationale tariefvergelijkingen. Er is een duidelijk criterium in het uitgangspunt dat gevraagde royalty’s door een Collectieve Beheersorganisatie (CBO) in een redelijke verhouding moeten staan tot de economische waarde van de door deze economische geleverde prestatie*. Een vergelijkbare aanbeveling is gedaan door het WODC*.

De indiener brengt dit tot uitdrukking door de reikwijdte van de preventieve toetsing op drie manieren aan te passen. Ten eerste wordt het toezicht op de tarieven in een nieuw vierde lid bij de Nederlandse Mededingingsautoriteit belegd. Ten tweede wordt de toetsing verruimd tot de tarieven als zodanig en is deze niet langer beperkt tot tariefstijgingen. Ten derde wordt de toetsingsmaatstaf verruimd door naast de toetsing aan de criteria van art. 2 ook een toetsing aan de economische waarde toe te voegen, zoals voorgesteld door het WODC en gehanteerd in de Europese rechtspraak en daarnaast een algemene, aan de economische en juridische context gerelateerde redelijkheidstoets (vijfde lid, onderdeel c).

Nadere criteria voor de door de NMa te hanteren toets kunnen bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden uitgewerkt. Volledigheidshalve is duidelijk gemaakt dat dit toezicht mede de standaardvoorwaarden omvat.

De hier voorgestelde aanscherping van het preventief toezicht sluit aan bij de bevinding van de NMa uit 2007 dat een meer specifieke vorm van tarieftoezicht wenselijk zou zijn, waarbij volgens de NMa gedacht kan worden aan het schriftelijk laten goedkeuren door een toezichthouder van het wijzigen van tarieven en/of het vaststellen van tarieven door een CBO.

Tot slot wil de indiener graag benadrukken dat geen afbreuk wordt gedaan aan de door de regering van belang geachte zelfregulering.* Immers, uitgangspunt blijft dat het College alleen de eenzijdige vaststelling van tarieven door beheersorganisaties toetst, en deze zullen eerst dan aan de orde zijn wanneer de in art. 3 c bedoelde overeenkomsten met representatieve organisaties niet worden gesloten.

IEF 10977

Football Dataco: Kalenders van voetbalkampioenschappen (arrest)

HvJ EU 1 maart 2012, zaak C-604/10 (Football Dataco e.a. tegen Yahoo UK Ltd e.a.) - dossier - persbericht

Prejudiciële vragen van Court of Appeal England & Wales. In navolging van Conclusie AG, zie IEF 10679.

Rechtsbescherming van databanken. Kalenders van voetbalkampioenschappen. Auteursrecht en richtlijn 96/9/EG. In het geval van een kalender van voetbalwedstrijden wordt het vaststellen van alle elementen van de afzonderlijke wedstrijden als het creëren van de gegevens beschouwd.

Uit't persbericht: A football fixture list cannot be protected by copyright when its compilation is dictated by rules or constraints which leave no room for creative freedom. The fact that the compilation of the list required significant labour and skill on the part of its creator does not justify, in itself, it being protected by copyright

Antwoord, voor de vragen zie onder:

1) Artikel 3, lid 1, van richtlijn 96/9/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 1996 betreffende rechtsbescherming van databanken dient aldus te worden uitgelegd dat een „databank” in de zin van artikel 1, lid 2, van deze richtlijn ingevolge deze richtlijn auteursrechtelijk wordt beschermd indien de keuze of de rangschikking van de erin opgenomen gegevens een oorspronkelijke uiting is van de creatieve vrijheid van de maker ervan; het staat aan de nationale rechter dit na te gaan.

Bijgevolg:
– zijn de intellectuele inspanningen en deskundigheid die zijn aangewend bij het creëren van deze gegevens niet relevant om vast te stellen of deze databank voor die auteursrechtelijke bescherming in aanmerking komt;
– is het te dien einde irrelevant dat de keuze of de rangschikking van deze gegevens al dan niet een toevoeging van een wezenlijke inhoud aan deze gegevens met zich brengt, en
– kunnen de voor de samenstelling van deze databank vereiste aanzienlijke inspanningen en deskundigheid op zich geen grond opleveren voor een dergelijke auteursrechtelijke bescherming indien daarbij geen blijk wordt gegeven van originaliteit bij de keuze of de rangschikking van de in deze databank opgenomen gegevens.

2) Richtlijn 96/9 dient aldus te worden uitgelegd dat zij, onder voorbehoud van de overgangsregeling van artikel 14, lid 2, ervan, zich verzet tegen een nationale wettelijke regeling die aan onder de definitie van artikel 1, lid 2, ervan vallende databanken auteursrechtelijke bescherming biedt onder andere voorwaarden dan deze van artikel 3, lid 1, van de richtlijn.

Vraag 1.
Wat dient in artikel 3, lid 1, van richtlijn 96/9/EG betreffende de rechtsbescherming van databanken, te worden verstaan onder ‚databanken die door de keuze of de rangschikking van de stof een eigen intellectuele schepping van de maker vormen’, in het bijzonder
a) moeten de intellectuele inspanning en de deskundigheid van het creëren van gegevens daarvan worden uitgesloten?
b) omvat ‚de keuze of de rangschikking’ ook het toevoegen van een wezenlijke inhoud aan een reeds bestaand gegevensitem (zoals het vastleggen van de datum van een voetbalwedstrijd)?
c) vereist de ‚eigen intellectuele schepping van de maker’ meer dan aanzienlijke inspanningen en deskundigheid van de maker, en, zo ja, welke?

Vraag 2.
Staat de richtlijn in de weg aan andere nationale auteursrechten op databanken dan die welke daarin worden voorzien?

Op andere blogs:
1709blog (Football Dataco ruling: if no creative freedom, no copyright -- despite the skill and effort)
Curia (persbericht)
IE-Forum (‘Football Dataco’ rekent ook af met ‘Technip’)
IPKat (Database defeat for Dataco)
IViR (Annotatie onder Hof van Justitie EU 1 maart 2012, zaak C-604/10 (Football Dataco Ltd e.a. / Yahoo! UK Ltd e.a.) NJ 2012, 433, p. 4928-4937)
KluwerCopyrightBlog (Football Dataco: skill and labour is dead!)
LeidenLawBlog (The Dutch ‘geschriften­bescherming’ after the ECJ’s Football Dataco decision)
Mediareport (EU Hof in Football Dataco: streep door geschriftenbescherming van databanken)
SCL (Judgment in Football Fixture Copyright Case)

Eerder en ná Conclusie AG:
Art & Artifice (Originality or author's own intellectual creation? What is the legal test for copyright subsistence in photographs?)
IPKat (A matter of Opinion -- or are we all agreed? AG advises in Football Dataco case)
KluwerCopyrightBlog (Databases: sui generis protection and copyright protection)

IEF 10976

Welkom In Onze Buurt (staking executie)

Vzr. Rechtbank Utrecht 29 februari 2012, LJN BV7359 (Miecmarketing/premium solutions tegen Buurt & Co)

Staking van executie ná IEF 10009.

Staking executie van het format. Auteursrechten vormgeving. Buurt & Co heeft een format ontwikkeld dat zij exploiteert onder de naam BuurtKadoos (hierna: het BuurtKadoos-format). Een onderdeel van het BuurtKadoos-format betreft een doos met vouchers van ondernemers (hierna: de BuurtKadoos), die per post aan nieuwe bewoners in een bepaalde regio wordt gezonden voor advertentie- en acquisitiedoeleinden. Buurt & Co heeft met succes bij de voorzieningenrechter een inbreukverbod tegen de Welkom In Onze Buurt-format van Miec Marketing gekregen.

Miec Marketing legt uit dat niet volledig aan het vonnis is voldaan, aangezien er 119 WIOB-overeenkomsten zijn gesloten en in de opgave vermelding was 118 overeenkomsten. Dit is een dermate geringe afwijking dat geen dwangsommen zijn verbeurt. En Buurt & Co heeft niet direct nadat zij bekend geworden met dit feit dat de opgave niet volledig is geweest Miec Marketing aangesproken en zo het bedrag aan dwangsommen heeft laten oplopen.

Geringe overtreding Uit strijdige verklaringen omtrent de 119e WIOB-overeenkomst volgt - zo de voorzieningenrechter - dat de overeenkomst met betrekking tot de WIOB-doos niet heeft opgezegd en is het afnemer [A] niet verteld dat het om een ander marketingproduct gaat dan de WIOB-doos bij het aangaan van de overeenkomst. Aldus is er geen sprake van een geringe overtreding van het gebod.

Bekendheid Het is niet aannemelijk geworden dat Buurt & Co eerder bekend was met de onvolledigheid van de opgave, omdat zij op de genoemde datum pas beschikte over de ondertekende WIOB-overeenkomst.

Conclusie Gelet op het vorenstaande is er geen grond voor de door Miec Marketing c.s. gevorderde staking van de executie en daardoor evenmin voor de door haar gevorderde (terug)betaling van eventueel reeds verbeurde dwangsommen en van door haar gemaakte buitengerechtelijke kosten. Het gevorderde zal daarom worden afgewezen.

4.7.  Met in achtneming van het vooromschreven toetsingskader is naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter niet aannemelijk geworden dat de overtreding van het gebod zodanig gering is dat alle omstandigheden in aanmerking genomen geen dwangsommen zijn verbeurd. Voor dit oordeel is het volgende redengevend. Duidelijk is dat de verschillende door partijen overgelegde verklaringen over de gang van zaken met betrekking tot de niet vermelde overeenkomst strijdig met elkaar zijn. Indien de verklaring van [A] van 2 februari 2012 juist is, dan heeft [A] (anders dan Miec Marketing stelt) de overeenkomst met betrekking tot de WIOB-doos niet opgezegd en is [A] op 30 juni 2011 niet verteld dat het nieuwe stuk dat hij moest ondertekenen betrekking had op een ander marketingproduct dan de WIOB-doos. Onder die omstandigheden kan niet worden gezegd dat Miec Marketing c.s. per vergissing de overeenkomst van 9 juni 2011 niet in de opgave heeft vermeld. Dan is de overtreding van het gebod naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter ook niet zo gering van aard dat dit naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid moet leiden tot toewijzing van de ingestelde vordering(en). Dit alles leidt tot het voorlopig oordeel dat Miec Marketing c.s. - gelet op de verklaring van [A] en de gemotiveerde stellingen van Buurt & Co (zie 4.5.) - voorshands onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat van een geringe overtreding van het gebod sprake is. Reeds hierom moeten de gevraagde voorzieningen worden afgewezen. De strekking van het gebod in het vonnis van 27 juli 2011 biedt voor een ander oordeel geen aanleiding. De voorzieningenrechter heeft in dat vonnis het gevorderde gebod tot het verstrekken van de opgave immers toegewezen met het oog op het zwaarwegende belang van Buurt & Co bij die informatie voor het bepalen en beperken van haar schade (zie 2.3.). Door het ontbreken van de besproken overeenkomst in de opgave is het met het gebod beoogde doel niet (volledig) bereikt. Het feit dat Buurt & Co de schadebegroting in de bodemprocedure om haar moverende redenen (onzekerheid met betrekking tot de juistheid van de opgave) niet primair op de opgave baseert, brengt hierin geen verandering.


4.11.  Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter is niet aannemelijk geworden dat de Buurt & Co eerder dan op 25 november 2011 beschikte over de door [A] ondertekende WIOB-overeenkomst. Daarmee is dus ook niet aannemelijk geworden dat Buurt & Co eerder dan deze datum bekend was met de onvolledigheid van de opgave. Miec Marketing c.s. stelt dat [A] tegenover [B] heeft verklaard dat een medewerker van Buurt & Co maximaal twee maanden na 10 juni 2011 de overeenkomst van hem heeft ontvangen. Zij verwijst ter zake naar de als productie 6 overgelegde e-mail van [B] van 29 december 2011 waarin hij daarover aan de heer [D] bericht: “Ook heeft hij (rb: [A]) mij in het gesprek verteld toen ik hem nader toelichtte over het omvang van de rechtszaak dat de mensen van de buurtkadoos de kopie van het origineel wiob contract wat hij nog in het bezit had ,een of maximaal twee maanden later na het cancelen dus 10-06-2011 van het contract bij hem hadden opgehaald dus ergens in juli of augustus 2011.” Deze verklaring wordt echter weersproken in de van de zijde van Buurt & Co als productie 9 overgelegde verklaring van haar medewerker de heer [E] van 3 februari 2012. Hij verklaart ter zake: “Voor zover nodig, bevestig ik u dat ik degene ben geweest die namens Buurtkadoos contact heeft gehad met meneer [A]. Dat was niet in juli of augustus 2011 (toen werkte ik nog helemaal niet voor Buurtkadoos), maar op 25 november 2011. Ik heb de documenten die ik van meneer [A] had gekregen doorgezonden naar mijn werkgever en ik begrijp dat die op zijn beurt alle stukken weer door heeft gestuurd naar onze advocaten.” Nu Buurt & Co de stellingen van Miec Marketing c.s. gemotiveerd heeft betwist, de inhoud van de door beide partijen overgelegde stukken strijdig met elkaar is en nadere bewijslevering onder andere door het horen van getuigen in het kader van dit kort geding niet mogelijk is, staat thans niet vast dat Buurt & Co eerder dan 25 november 2011 het bewijs in handen heeft gekregen van de onvolledigheid van de opgave. Nu geen andere feiten of omstandigheden zijn gesteld of gebleken die meebrengen dat Buurt & Co in redelijkheid geen gebruik mag maken van haar executiebevoegdheid, gaat de voorzieningenrechter voorshands uit van de rechtmatigheid van de executie.

Lees het vonnis hier (LJN / pdf)

IEF 10974

VOI©E wil in gesprek met... en reageert op...

Persberichten ingezonden door Marleen van Vliet en Michel Frequin, VOI©E

Uit´t persbericht I. VOI©E wil gesprek met Mariko Peters inzake aantijgingen over auteursrechttarieven

De tarieven van cbo's als Buma, Sena en Videma zijn in overleg met relevante marktpartijen tot stand gekomen, houden rekening met de aard en omvang van het gebruik in de diverse sectoren van de markt, zijn openbaar en voor iedereen onder gelijke omstandigheden gelijk, waarbij de meeste tarieven al tientallen jaren bestaan en alleen worden geïndexeerd. Dit is de reactie van VOI©E, de brancheorganisatie van de cbo’s, op de aantijgingen van Mariko Peters voor NOS Radio. Lees meer hier.

Uit't persbericht II. Reactie VOI©E op nieuwe amendementen wetsvoorstel toezicht

VOI©E heeft mevrouw Peters (GL) en mevrouw Van Toorenburg (CDA) opgeroepen hun amendement inzake ex ante toezicht op tarieven te heroverwegen. Ook het amendement van GroenLinks met de intentie tot overheidsbemoeienis met bestedingsdoelen van rechthebbenden inzake hun eigen gelden gaat veel te ver en verdient naar de mening van VOI©E geen steun. Lees meer hier.

IEF 10973

Bijkletsen en beschuitje eten

Hof 's-Hertogenbosch 28 februari 2012, LJN BV7194 (Van Geffen/Blond Amsterdam tegen Xenos B.V.)

In navolging van IEF 8502. Wel auteursrecht, geen inbreuk. Wel slaafse nabootsing. Stijlnabootsing.

Van Geffen is medeontwerpster van de afbeeldingen die zijn aangebracht op de producten van onder meer aardewerk en textiel. Blond c.s. brengt de productlijn 'Even bijkletsen' op de markt. Xenos verkoopt in haarwinkels voorraadbussen, koektrommels enz. met de teksten 'gezellig zo samen een beschuitje eten', soms voorzien van een geel en roze rand.

Ondanks dat op diverse elementen het auteursrecht berust (maar niet op tekening van een hartje, aardbei en cupcake), worden er geen inbreukvorderingen toegewezen. 

Blond c.s. roepen de bescherming van artikel 6:162 BW in tegen de slaafse nabootsing. Xenos betwist gemotiveerd dat de door Blond c.s. gestelde eigen plaats op de markt slaafs is nagebootst. De negatieve reflexwerking van het auteursrecht brengt mee dat in dit geval geen beroep gedaan kan worden op de aanvullen bescherming van 6:162 BW.

Naar voorlopig oordeel van het hof heeft Blond c.s. voldoende aannemelijk gemaakt dat de productlijn 'Even bijkletsen' en de producten daarvan een eigen positie in de markt bezitten. De partijen twisten over de verwarringssoort: herkomst- of productverwarring.

In lijn met 6:162 BW, mede gelet op de algemene formulering van artikel 10bis van het Unieverdrag van Parijs, biedt zij bescherming tegen beiden. Er Xenos heeft niet aannemelijk gemaakt dat zij alles heeft gedaan wat redelijkerwijs mogelijk en nodig is om te voorkomen dat er verwarring ontstaat of wordt vergroot. Het eerdere vonnis wordt vernietigd en het gebod wordt ondersteund met dwangsommen van €20.000  per dag, met een maximum van €1.000.000.

4.17.10. Xenos heeft niet aangevoerd en ook anderszins is niet aannemelijk geworden dat zij alles heeft gedaan wat redelijkerwijs mogelijk en nodig is om te voorkomen dat door gelijkheid van de r.o. 4.17.6 genoemde producten gevaar voor verwarring ontstaat of vergroot wordt. Zij had evengoed voor een andere vormgeving kunnen kiezen zonder aan deugdelijkheid en bruikbaarheid van de producten afbreuk te doen. Dat blijkt reeds uit de meer recentere productlijn van Xenos, waarvan ook producten bij gelegenheid van pleidooi aan het hof zijn getoond, waarop bijvoorbeeld prominent rode, blauwe en groene rastermotieven zijn aangebracht en waarop veel meer heldere kleuren aanwezig zijn dan bijvoorbeeld de roze pasteltinten op de producten van Blond c.s..

4.17.11. Het voorgaande leidt er toe dat in r.o. 4.17.6 genoemde producten van Xenos geacht worden slaafs te zijn nagebootst van (de producten van) de productlijn 'Even bijkletsen' van Blond c.s. In zoverre heeft Xenos onrechtmatig jegens Blond c.s. gehandeld en slaagt de tweede grief.

Lees het arrest hier (grosse HD 200.055.449, LJN BV7194, schone pdf).

IEF 10972

Een inbreukverbod volstaat (niet)

Rechtbank 's-Gravenhage 29 februari 2012, HA ZA 09-287 (Bonnie Doon Europe tegen Angro) - schone pdf

Uitspraak ingezonden door Floor de Ruijter, Bingh advocaten.

Auteursrecht. Niet-ingeschreven gemeenschapsmodel. Partijen kwamen elkaar al eerder tegen, zie hier. Na tussenvonnis [IEF 9197] slaagt Angro er niet in bewijs te leveren van haar stelling dat de Angro Legging in mei 2006 is ontworpen en daarmee maakt zij inbreuk op auteursrecht en het niet-ingeschreven Gemeenschapsmodelrecht. Het verbod op auteursrechtinbreuk wordt toegewezen. Maar het inbreukverbod op het niet-ingeschreven Gemeenschapsmodel is niet toewijsbaar omdat de bescherming daarvan in januari 2010 is verstreken. Er is - tot slot - geen belang bij verbod op slaafse nabootsing naast het toegewezen auteursrechtelijke inbreukverbod.

De nevenvordering betreffende het afgeven van telefoon- en faxgegevens van afnemers wordt niet toegewezen. De grond om deze gegevens verstrekt te krijgen is rekening en verantwoording over genoten winst in de zin van artikel 27a Aw. Daarvoor ziet de rechtbank niet in dat voor dat doel contactgegevens nodig zijn.

Angro verweert zich tegen de afgifte (en vernietiging) van gegevens omdat een inbreukverbod volstaat. Dit verweer wordt verworpen op grond van artikel 28 lid 1 Aw.

2.19. De gevorderde afgifte van de nog in voorraad zijnde Angro Leggings zal worden toegewezen. De stelling van Angro dat een inbreukverbod volstaat, wordt verworpen. Op grond van artikel 28 lid 1 Aw kan Bonnie Doon aanspraak maken op vernietiging van inbreukmakende goederen. Een rechtmatig belang bij behoud van de goederen heeft Angro niet aangevoerd. De bevole afgifte dient, anders dan Angro heeft betoogd, ook de goederen te omvatten die haar afnemers aan haar hebben geretourneerd naar aanleiding van de brief die Angro op grond van het kort geding vonnis heeft rondgestuurd. Ook die goederen zijn immers inbreukmakend en worden door Angro in voorraad gehouden. Het dat Angro op grond van het kort geding vonnis niet verplicht was om in de brief te verzoeken om retournering, maakt dat niet anders. Dat feit sluit immers niet uit dat afnemers die producten wel hebben geretourneerd.

De rechtbank
3.1. stelt vast dat niet hoeft te worden beslist op de voorwaardelijk ingestelde vorderingen
3.2. beveelt Angro met onmiddellijke ingang na betekening van dit vonnis in de Europese Unie te staken en gestaakt te houden iedere inbreuk op het auteursrecht van Bonnie Doon met betrekking tot haar Exquisite Legging.

Op andere blogs:
DeGier|Stam
(strak vonnis)