Auteursrecht  

IEF 10562

To block or not to block

Stichting BREIN, Europese Hof bevestigt dat ISP's geen algemene toezichtverplichting mag worden opgelegd, anti-piracy.nl/nieuws 24 november 2011.

In navolging van IEF 10551. BREIN is niet verbaasd over grenzen van filteren op netwerkniveau in de zaak Scarlet Extended tegen SABAM. Zij ziet juist "common sense" in het blokkeren van een buitenlandse site die volgens rechterlijk verbod al ontoegankelijk moet zijn, mede in aanloop naar de uitkomst in de bodemprocedure BREIN tegen Ziggo en XS4ALL (hier):

BREIN is niet verbaasd over de uitspraak. Het gaat in deze zaak om de grenzen aan filteren op netwerkniveau door een access provider. Het Europees Hof bepaalde al eerder in haar l'Oreal / eBay arrest (waar het over een veilingsite ging) dat ISP's geen algemene verplichting kan worden opgelegd tot het actief toezicht houden op alle gegevens van iedere klant om elke toekomstige inbreuk te voorkomen maar dat zo een (legale) tussenpersoon wel gelast kan worden (minder vergaande) maatregelen te nemen om bestaande inbreuken te beëindigen en toekomstige inbreuken te voorkomen.

De regel staat er dus niet aan in de weg dat access providers wel verplicht kunnen worden de toegang tot bepaalde illegale platforms te blokkeren, zoals bijvoorbeeld ThePirateBay. Zulke blokkering is dan ook toegewezen in meerdere EU lidstaten en momenteel onder de rechter in Nederland in een BREIN vordering tegen Ziggo en XS4all. Ook staat de regel er niet aan in de weg dat een filterverplichting wordt opgelegd aan een structureel inbreuk-makend of inbreuk-faciliterend (oftewel illegaal) platform, zoals bijvoorbeeld in het BREIN vonnis tegen Mininova dat daarom tegenwoordig een legaal platform is.

Citaat uit Stichting BREIN, To block or not to block, verslag zitting BREIN / Zigg, XS4all, anti-piracy.nl/nieuws 24 november 2011.

BREIN bestrijdt de tegendraadse houding van de ISP’s en ziet juist “common sense” in het blokkeren van een buitenlandse site die volgens rechterlijk verbod al ontoegankelijk zou moeten zijn en vindt daarvoor een basis in de Nederlandse wet in artikel 26d Auteurswet en 15e Wet Naburige Rechten of 6:196c lid 5 en 6:162 Burgerlijk Wetboek.

IEF 10520

Kunstgrepen De Wenende Madonna

Hof van Beroep Brussel 15 november 2011, Rolnr. 2001AR665 (Erven van A.W. tegen L.R c.s.)

Als randvermelding. België. Kunstgrepen. Overeenkomst opberging schilderijen in gemeenschappelijke kluis. Wilsgebreken. Bedrog. Verkoop. Gevorderd is de teruggave van de schilderijen "De Wenende Madonna", en een "Cabinet Anversois" (Intérieur de château), alsmede verschillende kunstvoorwerpen, bestaande uit Vlaamse primitieven, houten en bronzen beelden, jade, koraal e.d., ter waarde te samen van tevens 1.000.000 BEF of 24.789,35 euro ; onder last van dwangsom (bijna €50.000) [afbeelding betreft slechts ter illustratie]

Bedrog veronderstelt dat één van de partijen bij de contractsluiting kunstgrepen aanwendt (materieel element) en bewust (psychologisch element) de wederpartij doet dwalen, zonder welke kunstgrepen zij klaarblijkelijk het contract niet zou hebben aangegaan. Er is sprake van bedrog wanneer bij het sluiten van een overeenkomst feiten verzwegen werden die zodanig zijn dat, indien de contractpartij er kennis van had gehad, tegen voor deze minder bezwarende voorwaarden zou zijn gecontracteerd.

Er is sprake van misbruik van vertrouwen en "De Wenende Madonna" dient te worden teruggegeven. Schadevergoeding wegens nodeloze kopzorgen wordt uitgesproken en deze morele schade betreft €2.000.

2.7. Bijgevolg staat afdoend vast dat M. R. op het ogenblik van de aankoop wel degelijk meende zich een werk te hebben aangeschaft daterend van de periode van de Vlaamse primitieven en dat W., misbruik makend van het vertrouwen dat R. in hem stelde, een werk versaste, dat blijkbaar van zeer goede kwaliteit was maar van een veel latere periode (19e eeuw of nog jonger ).

Terwijl W. wist (zie verklaring van 15 juni 1979)dat het werk in kwestie, waarvan hij voorheen de exclusieve eigenaar was, niet onder de omschrijving viel, opgenomen in de overeenkomst van 22 april 1977, staat vast dat R. hiervan niet op de hoogte was, zelfs niet kon zijn, gezien de consorten R. thans blijven volhouden dat in 1977 wel degelijk een echte Vlaamse primitieve werd verhandeld, quod non.

De overeenkomst van 22 april 1977 dient dan ook te worden vernietigd op grond van bedrog.

2.8. De vernietiging van de overeenkomst van 22 april 1997 brengt met zich mee dat geïntimeerden gehouden zijn het schilderij " De Wenende Madonna " - dat thans in handen is van de gerechtsdeurwaarder - terug te geven aan de consorten W. en dat deze laatste partij gehouden is tot teruggave van het " cabinet Anversois " of bij gebreke hiervan tot betaling van de tegenwaarde van 1.000.000 BEF en tot teruggave van de diverse kunstvoorwerpen, vermeld in deze overeenkomst, of bij gebreke hiervan tot betaling van de tegenwaarde van 1.000.000 BEF.

2.9 (...) Er kan niet ontkend worden dat de hele hetze rond het schilderij " De Wenende Madonna " voor de consorten R. heel wat nodeloze kopzorgen met zich meebracht. De morele schade die zij uit dien hoofde geleden hebben, wordt in alle redelijkheid, ex aequo et bono geraamd op 2.000 euro . 

Dictum
Het hof verklaart de hogere beroepen gegrond in de hierna volgende mate. 
Verklaart het incidenteel beroep ontvankelijk en gegrond in de hierna volgende mate. 
Bevestigt het bestreden vonnis (zaak 92.371 en 22.245) in zoverre hierin: 
- de overeenkomst van 22 april 1977 vernietigd werd ten nadele van W.; 
- de consorten W. veroordeeld worden tot teruggave van een "Cabinet Anversois" (Intérieur de château) ter waarde van 1.000.000 BEF of 24.789,35 euro alsmede verschillende kunstvoorwerpen, bestaande uit schilderijen, houten en bronzen beelden, jade, koraal e.d., ter waarde te samen van tevens 1.000.000 BEF of 24.789,35 euro ; 
- gezegd wordt voor recht dat geïntimeerden gehouden zijn het schilderij "Wenende Madonna", thans in bewaring bij gerechtsdeurwaarder Libbrecht, terug te geven aan appellanten; 
- de gerechtskosten begroot worden. Hervormend voor het overige,

Lees het arrest hier (Juridat en pdf)

IEF 10561

Bedrag voor muziek

Antwoord vragen Peters over de disproportionele kosten die non-profitorganisaties moeten betalen aan Buma en SENA, Aanhangsel Handelingen II, 707.

De Staatssecretaris antwoord op vele vragen over het feit dat bijv. carnavalsverenigingen een groot deel van inkomsten kwijt zijn aan betaling van muziekauteursrechten kort: "Inmiddels is gebleken dat er sprake is van een administratieve fout en het bedrag voor muziek tijdens het carnaval geen 520 euro, maar 48 euro en 5 cent bedraagt. Ik acht een dergelijk bedrag niet disproportioneel."

2. Wat is uw appreciatie van het probleem dat non-profitorganisaties, zoals carnavalsverenigingen, een groot deel van hun inkomsten kwijt zijn aan het betalen van auteursrechten voor de muziek die zij draaien? 
3. Deelt u de mening dat het onwenselijk is dat zij zoveel geld kwijt zijn aan het draaien van muziek, terwijl zij geen inkomsten verdienen aan het draaien daarvan? Zo nee, waarom niet? 
4. Bent u zich ervan bewust dat een carnavalsvereniging, die een budget van 2000 euro per jaar heeft, 520 euro per jaar kwijt zou zijn aan het draaien van muziek tijdens het bouwen van de praalwagens door vrijwilligers? Wat is uw mening hierover? 
5. Deelt u de mening dat het bijna onmogelijk is voor de non-profitorganisaties om deze kosten te betalen en dat de kosten disproportioneel zijn? Wat vindt u ervan dat deze carnavalsvereniging zich daardoor gedwongen zou zien om of illegaal muziek te gaan luisteren of in een stille ruimte zal moeten werken?

IEF 10558

Technische tekeningen geen werk

Rechtbank Breda 23 november 2011, LJN: BU5696 (Vissers Heftruck Service BV tegen VGM Special Products en VGM Visser & De Goeij Machines B.V.)

Auteursrecht, onrechtmatige daad, slaafse nabootsing en merkenrecht. artikel 1019h Rv.

VHS houdt zich bezig met de verhuur en verkoop van machines in het algemeen en van verreikers. De ManiRail is een verreiker van het merk Manitoe die middels een technische aanpassing geschikt gemaakt voor gebruik op het spoorwegnet. Werknemers hebben tekeningen van de Manirail aan VGM c.s. gegeven en deze heeft op haar beurt de Telerailer gemaakt, welke een inbreuk op auteursrechten vormt, althans een geval van slaafse nabootsing betreft.

Echter de technische tekeningen kunnen niet worden aangemerkt als werk in de zin van artikel 10 Aw. Ze zijn gemaakt met het oog op realisatie van een technisch effect. Ten overvloede meldt de rechtbank dat er er geen verkrijging van octrooirecht van rechtswege is en daartoe is zij ook niet bevoegd.

Geen slaafse nabootsing, daartoe heeft VHS niet voldaan aan haar stelplicht.

VHS stelt dat zij de naam bij (lees: door) Manitou Holding heeft geregistreerd in het merkenregister. VHS is dus geen merknaamhouder en niet ontvankelijk gelet op art. 2.19 lid 2 BVIE. Voorts volgt nog een niet-succesvolle schadevergoedingsactie stellende dat [x] een ManiRail wilde kopen en door toedoen van VGM c.s. niet is ingegaan op de offerte van VHS, hiertoe is geen causaal verband gevonden. Proceskostenveroordeling ex 1019h Rv ad €2.944.

3.6. De technische tekeningen die met het oog op de ontwikkeling van de “ManiRail” zijn gemaakt en het uiteindelijke product de “ManiRail” kunnen niet worden aangemerkt als een werk in de zin van artikel 10 Aw. Het werkbegrip van de Auteurswet vindt namelijk zijn begrenzing waar het eigen, oorspronkelijk karakter van het gemaakte werk enkel datgene betreft wat noodzakelijk is voor het verkrijgen van een technisch effect. De “Manitou” verreiker bestond al. De tekeningen en modellen die ten behoeve van de ontwikkeling van de “ManiRail” zijn gemaakt, zijn gemaakt met het oog op de realisatie van een technisch effect ten aanzien van die “Manitou” verreiker, te weten een voor het spoorwegnet geschikte verreiker die roterende bewegingen kan maken. De persoonlijke invulling van de maker stond daarbij niet voorop. VHS kan zich dan ook niet beroepen op een auteursrecht betreffende de “ManiRail” om nabootsing ervan te verbieden. De overige discussiepunten ten aanzien van het auteursrecht kunnen onbesproken blijven. Om voormelde reden is bescherming op grond van het Beneluxverdrag intellectuele eigendom (BVIE) ook niet aan de orde. Artikel 3.2. van dat verdrag sluit tekeningen en modellen waarbij het gaat om het technische effect van bescherming uit.

3.7. Artikel 2 van de Rijksoctrooiwet (ROW) bepaalt dat vatbaar voor octrooi zijn uitvindingen op alle gebieden van de technologie die nieuw zijn, op uitvinderswerkzaamheid berusten en toegepast kunnen worden op het gebied van de nijverheid. De uitvinding van de “ManiRail” is er één op het gebied van de technologie en derhalve vatbaar voor een Nederlands octrooi, indien aan de eisen van artikel 2 ROW en de overige eisen van de ROW wordt voldaan. Ook bescherming op grond van het Europees Octrooi Verdrag (EOV) kan aan de orde zijn indien aan de eisen van dat verdrag wordt voldaan. Zowel voor de ROW als het EOV geldt dat zij een octrooirecht niet van rechtswege toekennen, terwijl VHS zich ook niet heeft beroepen op bescherming op grond van de ROW of het EOV. Bovendien zou deze rechtbank onbevoegd zijn te oordelen over het bestaan van een octrooirecht of bescherming op grond van de ROW of het EOV; die beoordeling is voorbehouden aan de rechtbank in ’s-Gravenhage.

Slaafse nabootsing
3.12. De rechtbank moet vaststellen dat VHS in de kern niet meer stelt dan dat het totaalbeeld van de twee machines gelijk is. Wanneer een product, dat niet door een recht van intellectuele eigendom tegen nabootsing wordt beschermd, door een concurrent wordt nagebootst, zodanig dat tussen de beide producten gelijkenis bestaat, betekent dat nog niet dat van onrechtmatig handelen sprake is, zelfs niet indien door die gelijkenis bij het relevante publiek verwarring mocht ontstaan. Van onrechtmatig handelen is slechts sprake indien die gelijkenis onnódig is in de in 3.10. weergegeven zin. VHS heeft echter niets gesteld over hetgeen voor VGM c.s. redelijkerwijs, zonder afbreuk te doen aan de deugdelijkheid of bruikbaarheid van de “Telerailer”, mogelijk is om van de “ManiRail” onderscheidende elementen aan te brengen. Dat was van haar in het kader van haar stelplicht wel te vergen. Waar VHS niet aan haar stelplicht heeft voldaan moet de conclusie luiden dat niet komt vast te staan dat van slaafse nabootsing door VGM c.s. sprake is.

Handelsnaam / merknaam
3.16. Voor zover VHS heeft gesteld dat zij de naam “ManiRail” heeft bedacht en als handelsnaam voert en dat het VGM c.s. om die reden verboden is die naam te gebruiken, wordt die stelling verworpen. Wanneer sprake is van een handelsnaam in de zin van de Handelsnaamwet is het een ander verboden een handelsnaam te voeren die kort gezegd verwarring wekt over wie de onderneming drijft of die het merk van een ander bevat. VHS heeft niet gesteld dat VGM c.s. als handelsnaam “ManiRail” voeren. Uit de stellingen van VHS maakt de rechtbank op dat zij erop doelt dat zij de merknaam “ManiRail” heeft bedacht. Zij stelt dat zij de naam bij “Manitou” heeft laten registreren. Zij stelt ook dat haar holdingmaatschappij het merk als zodanig inmiddels heeft laten registreren. Bij gebreke van een nadere toelichting op een en ander van VHS moet de rechtbank het ervoor houden dat de holdingmaatschappij toestemming heeft verkregen van VHS voor de registratie van de merknaam in het Benelux merkenregister en dat VHS zich niet tegen de inschrijving heeft verzet.

3.17. Artikel 2.19., lid 1 BVIE bepaalt dat alleen de merkhouder in rechte bescherming kan inroepen tegen gebruik van een teken. Artikel 2.20., lid 1 BVIE bepaalt dat de houder van een merk het uitsluitend recht heeft het gebruik van een teken te verbieden. Waar de holdingmaatschappij de merknaam “ManiRail” heeft ingeschreven is zij de merkhouder. Alleen zij kan gelet op voormelde artikelen een vordering instellen tot een verbod op het gebruik van het teken “ManiRail”. VHS behoort in deze vorderingen dan ook, gelet op artikel 2.19., lid 2 BVIE, niet-ontvankelijk te worden verklaard. Wanneer de rechtbank ten onrechte heeft aangenomen dat inschrijving bij het Benelux merkenregister heeft plaatsgehad, behoort VHS eveneens op grond van artikel 2.19., lid 2 BVIE niet-ontvankelijk te worden verklaard. Er is dan immers geen sprake van een merkhouder.

Schadevergoedingsactie
3.18. De rechtbank beoordeelt nu de vordering tot schadevergoeding van VHS. VHS stelt dat zij schade heeft geleden ten bedrage van EURO 57.500,- omdat [x] in oktober 2009 slechts bereid was EURO 200.000,- voor een “ManiRail” van VHS te betalen, terwijl [x] door toedoen van (uiteindelijk) VGM c.s. niet is ingegaan op de offerte van augustus 2008 van VHS ten bedrage van EURO 257.500,-.

3.19. Naar aanleiding van het verweer van VGM c.s. dat geen causaal verband bestaat tussen enig handelen van VGM c.s. en de door VHS geclaimde schade overweegt de rechtbank als volgt. Als VHS zou worden gevolgd in haar stelling dat [x] bij VHS geen “ManiRail” heeft gekocht in reactie op de offerte van augustus 2008 van VHS vanwege het destijds belemmeren van de verkoop daarvan door [verkoopdirecteur] en [bestuurder] en/of vanwege het maken van de “Telerailer”, dan nog staat vast dat [x] in oktober 2009 alsnog een “ManiRail” van VHS heeft gekocht. Dat betekent dat het door VHS (uiteindelijk) aan VGM c.s. verweten handelen er niet toe heeft geleid dat VHS geen “ManiRail” aan [x] heeft kunnen verkopen.

IEF 10552

Hervatten van een dialoog

Met dank aan Hester Wijminga, Stichting de Thuiskopie.

Eurocommissaris Barnier heeft António Vitorino als mediator benoemd om de gesprekken tussen Thuiskopie rechthebbenden en de consumentenelektronica industrie te herstarten. In mei 2011 heeft Barnier zijn strategie voor intellectuele-eigendomsrechten bekend gemaakt. "Er zullen geen investeringen in innovatie plaatsvinden als de rechten niet worden beschermd. Daartegenover staat dat consumenten en gebruikers toegang moeten hebben tot culturele inhoud, zoals onlinemuziek, opdat zowel nieuwe bedrijfsmodellen als culturele diversiteit kunnen gedijen. Met ons initiatief van vandaag streven wij er dan ook naar voor alle IER een juist evenwicht tussen deze beide doelstellingen tot stand te brengen. “

Onderdeel van de IPR strategie is het hervatten van een dialoog tussen belanghebbenden over de Thuiskopie systemen in Europa. Doel is bepaalde aspecten van de diverse regelingen te harmoniseren.De gesprekken zouden moeten leiden tot overeenstemming tussen partijen over de wijze waarop de grensoverschrijdende aspecten van de Thuiskopieregelingen, de methodologie van de vaststelling van tarieven en de administratieve afhandeling van Thuiskopievergoedingen geharmoniseerd kunnen worden opdat zij beter aansluiten bij de Interne markt. De Europese Commissie heeft het streven in 2012 met wetgeving te komen op het terrein van de Thuiskopie-exceptie.

Bronvermelding: hier.

IEF 10551

Geen filtersysteem voor ISPs

HvJ EU 24 november 2011, zaak C-70/10 (Scarlet Extended NV tegen SABAM) - persbericht

Informatiemaatschappij. Auteursrecht. Internet. ‚Peer-to-peer’-programma’s. Internetproviders. Invoering van systeem waarbij elektronische communicatie wordt gefilterd om met auteursrechten strijdige uitwisseling van bestanden te voorkomen. Het Hof spreekt zich duidelijk uit dat er geen algemene verplichting van toezicht op doorgegeven informatie is. Richtlijnen staan eraan in de weg staan dat een internetprovider door de rechter wordt gelast een filtersysteem in te voeren.

Vragen: 1) Staan de richtlijnen 2001/29 en 2004/48, junctis de richtlijnen 95/46, 2000/31 en 2002/58, mede beschouwd in het licht van de artikelen 8 en 10 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, de lidstaten toe om een nationale rechter die wordt aangezocht in een bodemprocedure, enkel op de grondslag van een wettelijke bepaling inhoudend dat ‚zij [de nationale rechters] [...] eveneens een bevel tot staking [kunnen] uitvaardigen tegenover tussenpersonen wier diensten door derden worden gebruikt om inbreuk op het auteursrecht of op een naburig recht te plegen’, de bevoegdheid te verlenen een internetprovider te bevelen om ten aanzien van al zijn klanten, in abstracto en als preventieve maatregel, op zijn kosten en zonder beperking in de tijd, een systeem toe te passen voor het filteren van alle onder andere via ‚peer-to-peer’-programma’s in‑ en uitgaande elektronische communicatie, teneinde te kunnen vaststellen of op zijn netwerk elektronische bestanden in omloop zijn die een muzikaal, cinematografisch of audiovisueel werk bevatten waarvan de verzoeker beweert de auteursrechthebbende te zijn, en vervolgens de uitwisseling ervan te blokkeren, hetzij bij de opvraging, hetzij bij de verzending ervan?

2) Indien de eerste vraag bevestigend wordt beantwoord, verplichten deze richtlijnen dan de nationale rechter die wordt verzocht om een bevel uit te vaardigen tegen een tussenpersoon waarvan de diensten door derden worden gebruikt om inbreuk op een auteursrecht te maken, toepassing te geven aan het beginsel van evenredigheid, wanneer deze rechter zich dient uit te spreken over de doeltreffendheid en de afschrikkende werking van de verzochte maatregel?”

Antwoord:
De richtlijnen (...) samen gelezen en uitgelegd tegen de achtergrond van de vereisten die voortvloeien uit de bescherming van de toepasselijke grondrechten, moeten aldus worden uitgelegd dat zij eraan in de weg staan dat een internetprovider door de rechter wordt gelast een filtersysteem in te voeren
–        voor alle elektronische communicatie via zijn diensten, met name door het gebruik van „peer-to-peer”-programma’s;
–        dat zonder onderscheid op al zijn klanten wordt toegepast;
–        dat preventief werkt;
–        dat uitsluitend door hem wordt bekostigd, en
–        dat geen beperking in de tijd kent,
dat in staat is om op het netwerk van deze provider het verkeer van elektronische bestanden die een muzikaal, cinematografisch of audiovisueel werk bevatten waarop de verzoeker intellectuele-eigendomsrechten zou hebben, te identificeren, om de overbrenging van bestanden waarvan de uitwisseling het auteursrecht schendt, te blokkeren.

Op andere blogs:
IViR (Gezamenlijke noot onder Hof van Justitie EU 24 november 2011, C-70/10 (Scarlet Extended NV/SABAM) en Hof van Justitie EU 16 februari 2012, C-360/10 (SABAM/Netlog NV))
JIPLP (ISPs cannot be ordered to adopt general and preventive filtering systems)
MediaForum / IViR (annotatie)
NTER / IViR ((Fast)food for thoughts: de uitspraak van het Hof van Justitie in de Scarlet/Sabam-zaak)

IEF 10550

Publiek dat niet aanwezig is op de plaats

HvJ EU 24 november 2011, Zaak C-283/10 (Circul Globus Bucureşti)

Harmonisatie van wetgevingen – Auteursrecht en naburige rechten – Richtlijn 2001/29/EG – Artikel 3 – Begrip ‚mededeling van een werk aan op de plaats van oorsprong van de mededeling aanwezig publiek’ – Mededeling van muziekwerken aan publiek zonder aan orgaan voor collectief beheer van auteursrechten desbetreffende vergoeding te betalen – Met auteurs van werken gesloten overeenkomsten tot overdracht van aan auteursrecht verbonden vermogensrechten – Werkingssfeer van richtlijn 2001/29.

Vragen
1) Moet artikel 3, lid 1, van richtlijn 2001/29 [...] aldus worden uitgelegd dat onder ‚mededeling aan het publiek’ wordt verstaan:
a)      uitsluitend de mededeling aan publiek dat niet aanwezig is op de plaats waar de mededeling wordt gedaan, of
b) ook elke andere rechtstreeks verrichte mededeling van een werk dat wordt opgevoerd op een voor het publiek toegankelijke plaats, ongeacht de wijze van openbare uitvoering of rechtstreekse opvoering van het werk?
2) Ingeval de eerste vraag, sub a, bevestigend wordt beantwoord, betekent dit dan dat de sub b genoemde rechtstreekse mededelingen van werken aan het publiek niet binnen de werkingssfeer van deze richtlijn vallen of geen mededeling van een werk aan het publiek vormen, maar openbare opvoeringen en/of uitvoeringen van een werk in de zin van artikel 11, lid 1, sub 1°, van de Conventie van Bern [...] zijn?
3) Ingeval de eerste vraag, sub b, bevestigend wordt beantwoord, staat artikel 3, lid 1, van [...] richtlijn [2001/29] dan toe dat de lidstaten het recht van mededeling van muziekwerken aan het publiek, ongeacht de wijze van mededeling, bij wet aan een regeling van verplicht collectief beheer onderwerpen, ook wanneer dat recht individueel kan worden beheerd en door de auteurs daadwerkelijk op die wijze wordt beheerd, zonder de auteurs de mogelijkheid te bieden hun werken van het collectieve beheer uit te sluiten?

Antwoord: Richtlijn 2001/29/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2001 betreffende de harmonisatie van bepaalde aspecten van het auteursrecht en de naburige rechten in de informatiemaatschappij, en meer bepaald artikel 3, lid 1, van deze richtlijn, moeten aldus worden uitgelegd dat zij uitsluitend betrekking hebben op de mededeling aan publiek dat niet aanwezig is op de plaats waar de mededeling wordt gedaan, met uitsluiting van elke andere rechtstreeks verrichte mededeling van een werk dat wordt opgevoerd op een voor het publiek toegankelijke plaats, ongeacht de wijze van openbare uitvoering of rechtstreekse opvoering van het werk.

VanDiepen (Noot Kamiel Koelman bij HvJ EU 24 november 2011, zaak C-283/10 (Circus Globus))

IEF 10547

Toewijzing van een deelbedrag

Kantonrechter Rechtbank Utrecht 16 november 2011, UX EXPL 10-21066 (Cozzmoss B.V. tegen ANBO)

Met dank aan Stance Willems, Bingh advocaten.

Cozzmoss zaak. Auteursrecht. Een aantal artikelen van Volkskrant staan mét bronvermelding op website van ANBO, deze zijn na sommatie direct verwijderd en verwijderd gehouden. Geen belang bij verbod tot onthouding van verdere auteursrechtinbreuken, nu artikelen zijn verwijderd. Er is toerekenbaar onrechtmatig gehandeld, schadevergoeding á €2.204,82 en gedingkosten worden gecompenseerd.

Juistheid van administratiekosten staat niet vast en de kosten ex 1019h Rv zien slechts op gedingkosten, niet op de buitengerechtelijke kosten. Voor de toewijzing van een deelbedrag in verband met laatstgenoemde post bestaat geen grond, omdat deze door Cozzmoss niet zijn gespecificeerd.

4.8. Aan de Algemene Voorwaarden van de NVJ kan in dit geval geen betenis worden toegekend, nu Anbo daar niet aan is gebonden en omdat zonder nadere toelichting, die ontbreekt, niet mag worden aangenomen dat de in die voorwaarden genoemde vergoeding van 300% van het overeengekomen honorarium gebaseerd is op een schadeberekening.

IEF 10544

Alle collectieve beheersorganisaties verdienen CBO-Keurmerk

fotograaf Fred van Diem

Uit 't persbericht. Alle Nederlandse collectieve beheersorganisaties (CBO’s) krijgen dit jaar het ‘CBO-Keurmerk’ op basis van een bindend onafhankelijk certificatieadvies van het Keurmerkinstituut. Vandaag werd het CBO-Keurmerkcertificaat door de voorzitter van het College van Toezicht Auteursrechten, drs. J.W. Holtslag, uitgereikt aan 11 CBO’s.

De keurmerkcriteria zijn opgesteld door een Commissie van Belanghebbenden, waarin vertegenwoordigers van gebruikers (aangesteld door VNO-NCW en MKB-Nederland) 50% van de stemmen hebben. De keurmerkcriteria worden jaarlijks getoetst door een onafhankelijke certificerende instelling (het Keurmerkinstituut ).

Integer bestuur
Voor het CBO-Keurmerk komen organisaties in aanmerking die in Nederland op structurele basis en zonder winstoogmerk vergoedingen voor auteursrechten en/of naburige rechten innen en verdelen. Het bestuur van de CBO moet zodanig zijn samengesteld dat de desbetreffende rechthebbenden in het bestuur zijn vertegenwoordigd. De CBO moet zich houden aan de Richtlijnen en regelingen goed bestuur en integriteit, waarop het College van Toezicht Auteursrechten toeziet. Deze richtlijnen gaan o.a. over transparantie bestuursmodel, onafhankelijk toezicht op het bestuur en bevat ook een klokkenluidersregeling met een extern onafhankelijk meldpunt. 

Belangen van rechthebbenden en gebruikers gediend
De belangen van rechthebbenden worden gewaarborgd met normen voor transparantie en inspraak, met name als het gaat over eventuele beleggingen of besteding aan sociaal-culturele fondsen. Transparantie staat ook voorop bij het omgaan met gebruikers, inzake de vertegenwoordigde rechten, tarieven en vergoedingsgrondslagen. Er zijn ook normen voor de kwaliteit van serviceverlening, zoals het bijhouden van het adressenbestand en de afhandeling van mutaties. Er is een uniforme klachten- en geschillenregeling voor gebruikers, en indien een klacht niet binnen twee maanden tot tevredenheid is afgehandeld, kan de klager het geschil aanhangig maken bij de onafhankelijke Geschillencommissie Auteursrechten.

Openheid van zaken
Niet alleen gebruikers en rechthebbenden kunnen volgen wat de cbo’s doen, er wordt via jaarverslagen en de website openheid van zaken gegeven over de financiële gegevens, de gehanteerde norm voor de kosten van beheer, in voorkomende gevallen over het beleggingsbeleid, de verdeling van gelden binnen uiterlijk drie jaar, de nevenfuncties en bezoldiging van bestuurders en directie.
Het College van Toezicht Auteursrechten ontvangt van alle CBO’s vier keer per jaar volledige en actuele informatie via een gestandaardiseerde rapportage. 

Niet vrijblijvend
Het CBO-Keurmerk is niet vrijblijvend. Het hebben van een keurmerk is voorwaarde voor het lidmaatschap van VOI©E  en wanneer een CBO voor haar primaire activiteiten samenwerkt met een andere CBO, zal ook deze aan de Keurmerkcriteria moeten voldoen.
Het CBO-Keurmerkcertificaat is inmiddels verleend aan de Buma/Stemra, Leenrecht, Lira, Norma, Pictoright, PRO, Reprorecht, Sena, Thuiskopie, Vevam en Videma .

‘Het gaat in de kern over de inkomens van makers en uitvoerende kunstenaars’
De voorzitter van het College van Toezicht, Jan Willem Holtslag, feliciteerde VOI©E met het keurmerk, dat symbool staat voor de inspanningen van de sector om te professionaliseren door zich door een onafhankelijke instelling de maat te laten nemen. Het viel de voorzitter van het College bij alle bespiegelingen van de huidige ontwikkelingen op dat iedereen zo bezig is met technologie, toekomst en verdienmodellen, dat de kern van het bestel dat wij kennen eraan tekort dreigt te komen. “En die kern is dat wie iets maakt, uitvoert, schrijft dat van waarde is daarvoor bij openbaarmaking een redelijke beloning verdient. In een tijd waar de makers en hun sector onder vuur liggen, moet wel worden ingezien dat we het niet hebben over organisatiebelangen, maar over inkomens van makers en uitvoerders zonder wie er weinig te zien en te horen is. En het is dat element dat de rechtvaardiging is voor alles wat er in de sector omgaat,” aldus Jan Willem Holtslag .
De heer Holtslag merkte in dit verband nog op dat het College van Toezicht Auteursrechten recentelijk een brief naar staatssecretaris Teeven heeft gestuurd over de de acute en zorgwekkende financiële situatie bij Stichting de Thuiskopie en de zeer onwenselijke gevolgen hiervan waarbij rechthebbenden niet de vergoeding ontvangen die hun op grond van Europese en nationale wetgeving toekomt.

Voor vragen: Michel Frequin (directeur VOI©E): 070 3109101 / 06 51442153, m.frequin@voice-info.nl

Foto-credits: Bij dit persbericht is een foto opgenomen van de heer Holtslag, voorzitter van het College van Toezicht Auteursrechten, met de voorzitter van VOI©E Aad Kosto en directeuren en voorzitters van CBO’s die bij de uitreiking van het CBO-Keurmerkcertificaat aanwezig waren.

Op deze foto is van links naar rechts te zien: Sylvia Brandsteder (directeur VEVAM), Frederik de Groot (voorzitter NORMA), Markus Bos (directeur Sena), Kees Holierhoek (voorzitter Lira), Ad Heskes (directeur Videma),  Hein van Leeuwen (directeur Cedar BV), Jan Willem Holtslag (voorzitter CvTA), Henk van der Rijst (voorzitter PRO), Aad Kosto (voorzitter VOI©E), Hans Kosterman (bestuurslid Buma/Stemra en Sena), Arre Fockema Andreae (voorzitter Leenrecht), Marieke Sanders-ten Holte (voorzitter Reprorecht), Hein van Leeuwen (directeur Buma/Stemra), Gerrit Jan Wolffensperger (voorzitter Pictoright), Vincent van den Eijnde (directeur Pictoright), Pieter Eversdijk (directeur SEKAM). De foto is gebruikt toestemming door naamsvermelding van fotograaf Fred van Diem.