Auteursrecht  

IEF 10388

Verwijderen van de foto

Antwoord van staatssecretaris Teeven 19 oktober 2011, Aanhangsel Handelingen II 2011-2012, nr. 346 (Aanhouding van een fotograaf op Utrecht CS)

Correctie 11u19: het gaat om twee afzonderlijke incidenten

Vraag / incident 1. Klopt het bericht 1) dat de Utrechtse spoorwegpolitie een freelance fotograaf heeft aangehouden op het plein bij het NS-station Utrecht Centraal? Deelt u de mening dat het enkele feit dat iemand foto’s maakt nog geen aanleiding vormt om iemands identificatiedocument te vorderen, laat staan aan te houden?

Antwoord Ja. Het maken van foto’s op zichzelf vormt geen aanleiding tot politieoptreden. Dat was echter niet de aanleiding voor het ingrijpen door de politie. Zie verder het antwoord op vraag 3 en 4.

Vraag / incident 2: Klopt het bericht 2) dat een columnist eveneens op NS-station Utrecht Centraal door de politie gesommeerd is een afbeelding van zijn fotocamera te verwijderen?

Op 7 augustus 2007 maakte een journalist in de stationshal van Utrecht Centraal een foto van een medewerker van de NS op een Segway. Omdat de medewerker hiertegen bezwaar maakte, is de fotograaf door agenten van de Spoorwegpolitie gevorderd de foto te wissen. Uiteindelijk is dit gebeurd door de dienstdoende medewerker van de Spoorwegpolitie en niet door de fotograaf zelf. Een door de Nederlandse Vereniging van Journalisten ingediende klacht is gegrond verklaard. De betrokken journalist heeft een schadevergoeding gekregen van 250 euro wegens het verwijderen van de foto en het daarmee mogelijk benadelen van zijn inkomsten.Het incident als bedoeld in vraag 1 is door het KLPD geëvalueerd. Daarbij is geconstateerd dat de mate van hinder of overlast niet of onvoldoende kon worden vastgesteld. Door de dienstleiding van de spoorwegpolitie zijn excuses gemaakt aan de betreffende fotograaf.

Vraag 3 Sinds wanneer en waarom is het verboden om in de publieke ruimte foto’s te maken? Hoe had de columnist moeten weten dat hij geen foto’s had mogen maken bij Utrecht Centraal? Zijn daar nog meer dingen verboden waar niemand weet van heeft?  
Vraag 4 Hoe hoort in dit soort situaties in het algemeen de omgang tussen agenten en journalisten en fotografen te zijn? Deelt u de mening dat aanhouding een ongewenst effect heeft op de uitoefening van de vrije nieuwsgaring door journalisten en fotografen? Deelt u de mening dat het maken van foto’s in beginsel voor iedereen mogelijk moet zijn, ook al is het een veiligheidsrisicogebied?

Het maken van foto’s in de publieke ruimte, zoals in dit geval het Stationsplein te Utrecht, is een ieder toegestaan. Vrije nieuwsgaring ontslaat professionele fotografen en/of journalisten echter niet van de verplichting om zich te houden aan ter plaatse geldende wettelijke voorschriften. Daarnaast kunnen factoren als de wijze waarop en wanneer foto’s worden gemaakt omstandigheden creëren op basis waarvan een opsporingsambtenaar een interventie kan plegen.

Uit het verstrekte ambtsbericht is mij gebleken dat het fotograferen in de situatie waar vraag 1 op doelt volgens de verbalisanten van het KLPD een overtreding opleverde van artikel 72 van de Wet personenvervoer 2000. De dienstdoende politieambtenaren meenden dat het maken foto’s van reizigers en ander publiek op een zodanige wijze geschiedde dat de orde, rust, veiligheid of goede bedrijfsgang op en rond het station werd of kon worden verstoord. Op een daarop volgend verzoek van de politieambtenaar van het KLPD aan de betrokkene om zich te legitimeren werd geen medewerking verleend. Betrokkene werd vervolgens om die reden aangehouden.

Extra bronnen geval 1: geluidsfragment aanhouding en film, excuses op NVJ-blog en op politie.nl

IEF 10378

Een lucratieve nevenpraktijk

Kantonrechter Heerenveen Rechtbank Leeuwarden 19 oktober 2011, CV EXPL 11-3004 (Janssen tegen Stichting Pantera)

Met dank aan Kim Zuijderwijk en Kitty van Boven, I-ee advocaten

Auteursrecht. Foto zonder toestemming geopenbaard.

Stichting Pantere heeft op haar website zonder toestemming foto's geplaatst. Janssen is professioneel fotograaf en verwerft inkomen door gemaakte foto's te exploiteren. Foto (en artikel) via Google nieuwsservice ontvangen en derhalve gratis voor de hele wereld beschikbaar. Gevorderde bedrag ad €1000 kan niet door uit vrijwilligers bestaande organiatie worden opgebracht. Pantera kan zich niet aan de indruk onttrekken dat het voor Janssen een lucratieve nevenpraktijk is om via een advocaat grote sommen geld te vorderen. Vordering toegewezen (ad €500) inclusief proceskostenveroordeling (ad €1.400).

2.3. Stichting Pantera heeft bij antwoord aangevoerd dat zij plots werd aangeschreven door een advocaat die een betaling vorderde van € 1.000,00. Dit bedrag is volgens Stichting Pantera buiten proportie en voor haar uit vrijwilligers bestaande organisatie niet op te brengen. Stichting Pantera voert verder aan dat zij het artikel waarin de foto was opgenomen, via Google heeft ontvangen en dat dit artikel derhalve gratis voor de hele wereld beschikbaar is. Stichting Pantera stelt verder dat zij zich niet aan de indruk kan onttrekken dat het voor Janssen een lucratieve nevenpraktijk is om via een advocaat grote sommen geld te vorderen.

2.4. (...) Voorts is door Janssen gemotiveerd onderbouwd waarom de omstandigheden dat de door hem gemaakte foto via Google (nieuwsservice) verspreid wordt niet met zich meebrengt dat deze foto zonder betaling en zonder bronvermelding door Stichting Pantera openbaar gemaakt mag worden. (...)

Beslissing
Kantonrechter veroordeelt Stichting Pantera tot betaling van een bedrag groot € 500,00 zijnde een schadevergoeding voor de inbreuk op auteursrechten en persoonlijkheidsrechten van Janssen; veroordeling proceskosten € 1.402,28 salaris en € 147,31 aan voorschotten.

IEF 10377

Voortdurend nieuwe argumenten om de bevriezing te verlengen

Rechtbank 's-Gravenhage 19 oktober 2011, HA ZA 09-1911 (Stichting De Thuiskopie tegen Staat der Nederlanden (Min. Veiligheid en Justitie en Stichting onderhandelingen Thuiskopievergoeding)

Stichting De Thuiskopie dringt succesvol aan om niet procedure aan te houden in afwachting van de beslissing in hoger beroep. Geen strijd met hogere regelgeving. Vraag wat de wettelijke basis is van het besluit voorwerpen aan heffing te onderwerpen of juist niet. Strijd met het verbod van willekeur: drie motieven voor bevriezing: afwachten Europese harmonisatie, gebrekkig functioneren van Stichting Thuiskopie en discussie rapport Gerkens over de toekomst van thuiskopiestelsel.

"Dat de Staat steeds wisselende argumenten aanvoert voor verlenging van de bevriezing betekent niet dat die argumenten de besluiten niet kunnen dragen", Deze worden alledrie gemotiveerd afgewezen en daarmee de vorderingen.

Strijd met hogere regelgeving
4.12. Gezien de ruime beleidsvrijheid die de richtlijn de lidstaten geeft bij de vorm, de wijze van financiering en inning en het niveau van de compensatie kan niet snel worden geoordeeld dat de compensatie niet als billijk kan worden aangemerkt.
4.13. De rechtbank ziet in de hiervoor weergegeven en door Stichting de Thuiskopie niet bestreden bevindingen van TNO geen aanleiding te concluderen dat het huidige stelsel niet meer aan de door de richtlijn gestelde eis zou voldoen. Daarbij komt dat, zoals TNO in het rapport op pagina 27 vermeldt en de Staat ter zitting onbestreden heeft gesteld, een groot deel van de volgens het stelsel te heffen bedragen niet wordt geïncasseerd en dat, indien dit wel het geval zou zijn, over 2008 een bedrag van circa 50 miljoen euro zou zijn geïncasseerd, wat voor Europese begrippen een relatief hoog bedrag zou zijn. Stichting de Thuiskopie heeft niet gesteld dat zij in het huidige stelsel niet in staat is de incasso te verbeteren. De rechtbank gaat er dan ook vanuit dat het stelsel haar in staat stelt het bedrag van 17 miljoen euro aanzienlijk te verhogen.

4.14. Ook afgezien van de totaalopbrengsten van het stelsel ziet de rechtbank geen reden te concluderen dat het stelsel niet voorziet in een billijke compensatie. De besluiten zijn dus niet in strijd met artikel 5 lid 2 onder b van de richtlijn.
4.15. Voor zover Stichting de Thuiskopie zich eveneens beroept op artikel 5 lid 5 van de richtlijn, de zogenoemde driestappentoets, heeft zij niet toegelicht dat dit tot een andere beoordeling zou moeten leiden.
4.16. Het beroep op artikel 1 van het Eerste Protocol is gebaseerd op het uitgangspunt dat het stelsel niet voorziet in een billijke vergoeding. Nu dat standpunt niet kan worden aanvaard, is evenmin sprake van schending van deze bepaling.
4.17. Artikel 16c Aw betreft een implementatie van de richtlijn. Het begrip billijke vergoeding zal daarom zoveel mogelijk op overeenkomstige wijze moeten worden uitgelegd. Nu strijd met de richtlijn niet kan worden aangenomen, geldt hetzelfde voor de gestelde strijd met artikel 16c Aw.

Wettelijke basis voor de besluiten
4.18. Het betoog van Stichting de Thuiskopie komt er op neer dat artikel 16c lid 6 Aw slechts de bevoegdheid geeft voorwerpen aan te wijzen (als onderworpen aan heffing of juist niet) indien over de bestemming van het voorwerp, zoals bedoeld in het eerste lid, twijfel zou kunnen bestaan, maar niet om voorwerpen die duidelijk aan die bestemming voldoen buiten de vergoeding te houden.

4.21. De rechtbank kan dit standpunt niet volgen. Indien al twijfel zou kunnen bestaan aan de bevoegdheid tot aanwijzing (of uitsluiting) van voorwerpen op grond van de bewoordingen van artikel 16c lid 6 Aw, dan volgt in ieder geval uit de wetsgeschiedenis dat dit wel degelijk de bedoeling van de minister is geweest. Naar aanleiding van deze toelichting zijn kennelijk geen amendementen voorgesteld, zodat moet worden aangenomen dat de bepaling met die door de minister voorgestane strekking is aanvaard.

Strijd met het verbod van willekeur
4.26. Stichting de Thuiskopie meent voorts dat de Staat in redelijkheid niet tot het vaststellen van de besluiten heeft kunnen komen omdat de daarvoor aangevoerde redenen en motieven ondeugdelijk zijn. Stichting de Thuiskopie wijst er op dat de Staat aanvankelijk als reden voor de bevriezing van het stelsel heeft aangevoerd dat het wenselijk was de initiatieven tot verdere Europese harmonisatie van het thuiskopiestelsel af te wachten (motief 1). Nadien is als argument aangevoerd het gebrekkig functioneren van Stichting de Thuiskopie, althans van bij haar aangesloten verdeelorganisaties, door het onverdeeld blijven van geïncasseerde bedragen (motief 2). Stichting de Thuiskopie benadrukt dat dit geen steekhoudende reden kan zijn omdat problemen bij Stichting de Thuiskopie niet voor rekening van de rechthebbenden mogen komen. Bovendien zijn die problemen volgens Stichting de Thuiskopie inmiddels opgelost. Recent is, aldus Stichting de Thuiskopie, als motief aangevoerd dat bevriezing van het stelsel wenselijk is in afwachting van de discussie naar aanleiding van het rapport van de parlementaire commissie Geerkens over de toekomst van het thuiskopiestelsel (motief 3). Volgens Stichting de Thuiskopie zoekt de Staat voortdurend nieuwe argumenten om de bevriezing te verlengen en krijgt deze een permanent karakter. Bij dit alles moet volgens Stichting de Thuiskopie worden bedacht dat de rechthebbenden nu al jaren verstoken zijn van de hen toekomende vergoeding voor thuiskopieën op mp3-spelers en harddiskrecorders.

4.27. Dat motief 1 geen acceptabele reden kan zijn voor het aanvankelijke besluit tot aanwijzing van voorwerpen is door Stichting de Thuiskopie onvoldoende gemotiveerd. Zij bestrijdt niet dat daadwerkelijk op Europees niveau initiatieven tot verder harmonisatie werden ontwikkeld. In de (door Stichting de Thuiskopie ontkennend beantwoorde) vraag of het zinvol en wenselijk was in afwachting daarvan het huidige stelsel te bevriezen, kan de rechtbank, gezien de terughoudendheid die zij in acht moet nemen bij de toetsing van de besluiten, niet treden.

4.28. Van motief 2 kan niet worden geoordeeld dat het in redelijkheid geen grond kan zijn tot het betreffende besluit te komen. Zoals overwogen in de procedure Norma - Staat (overweging 4.13) ligt uitbreiding van het vergoedingenstelsel niet voor de hand zolang de primaire doelstelling van het stelsel, te weten de uitkering van geïnde vergoedingen aan de rechthebbenden, in substantiële mate niet wordt gerealiseerd. Dat zich deze situatie voordeed, heeft Stichting de Thuiskopie niet bestreden. De Staat hoefde daarbij, ervan uitgaande dat de rechthebbenden een billijke vergoeding ontvangen, niet noodzakelijk van bevriezing af te zien omdat deze voor rechthebbenden onvoordelig is. Dat het probleem van de niet verdeelde geïncasseerde bedragen inmiddels is opgelost doet, wat daarvan verder zij, niet ter zake omdat daarvan op het tijdstip van het betreffende besluit nog geen sprake was.

4.29. Van motief 3 kan evenmin worden geoordeeld dat de Staat op grond daarvan in redelijkheid niet tot het meest recente besluit kon komen. Ook hier geldt weer dat ervan moet worden uitgegaan dat in de huidige situatie de rechthebbenden niets wordt onthouden waarop zij recht hebben omdat niet zonder meer een recht bestaat op vergoeding voor thuiskopieën op mp3-spelers en harddiskrecorders en de door hen in het huidige stelsel
ontvangen vergoeding als billijk moet worden aangemerkt. Dat de Staat steeds wisselende argumenten aanvoert voor verlenging van de bevriezing betekent niet dat die argumenten de besluiten niet kunnen dragen.

IEF 10365

Andere harmonieuze abstracte afbeeldingen

BGH I. Zivilsenats 1 juni 2011, I ZR 140/09 (Lernspiele)persbericht

Met samenvatting van Annemieke Kooy, BarentsKrans N.V.
Duitsland. Auteursrecht. Leerspellen. Werken van wetenschap en de vorm. Kunnen bepaalde “Lernspiele” auteursrechtelijk beschermd worden?

Duitse uitspraak De “Lernspiele” in kwestie zijn de spellen die sommigen onder u misschien nog – uit een hele vroege jeugd – kennen. De bedoeling van het spel is dat vierkante plaatjes/tegeltjes op de juiste plaats in een houder worden gelegd. Wat de juiste plaats is, wordt bepaald door een vraag –bijvoorbeeld een rekensom- op een “Aufgabenheft” of “Übungsheft” en het antwoord – bijvoorbeeld een getal dat de uitkomst van de rekensom weergeeft - op het vierkante plaatje. Om te contoleren of alle vierkantjes met de antwoorden inderdaad op de juiste plek, dus bij de goede oplossing zijn gelegd, wordt de houder met daarin de tegeltjes omgedraaid. Nu worden de achterkanten van de vierkantjes zichtbaar en als het goed is, is daar een harmonisch, abstract, gekleurd patroon op te herkennen, bijvoorbeeld cirkels of trapezia. De procedure betrof drie typen van de “Lernspiele” (“pocketLÜK”, “bambinoLÜK” en “miniLÜK”). Grote gemene deler was dat er kan worden gecontroleerd of de opgaven goed zijn opgelost, door een onderdeel van het spel “Kontrollgeräte” om te draaien of om te slaan.

Gedaagde brengt varianten van deze “Lernspiele” op de markt (“Taschen Logolino”, “Logolino Junior” en “Logolino”), die volgens hetzelfde principe werken. De harmonische patronen op de “Kontrollgeräte” van deze “Lernspiele” tonen andere harmonieuze abstracte afbeeldingen dan de LÜK-serie, bijvoorbeeld een patroon met vierkanten in plaats van cirkels. Ook de voorzijden van de tegeltjes met daarop de antwoorden tonen niet dezelfde afbeeldingen.

 

Het Berufungsgericht oordeelde dat de voorliggende “Kontrollgeräte” van de  “Lernspiele” noch werken van (toegepaste) kunst zijn, noch werken van wetenschap. (Paragraaf 28.)

Het Berufungsgericht oordeelde dat het mogelijk kan zijn dat de “Kontrollgeräte” in samenhang met de “Aufgabenhefte” een werk van wetenschap zouden kunnen vormen. Als eenheid brengen deze onderdelen van de “Lernspiele” immers wel degelijk informatie over, in tegenstelling tot de (losse) “Kontrollgeräte” die zelf geen informatie verschaffen. Na deze vaststelling beoordeelde het Berufungsgericht de auteursrechtelijke vraag echter uitsluitend op grond van de “Kontrollgeräte” op zich zelf. De “Kontrollgeräte” genoten geen bescherming als werk van wetenschap en gedaagde had bovendien de voorstellingen op de “Kontrollgeräte” niet overgenomen, reden waarom het Berufungsgericht de vorderingen afwees.

Het BGH oordeelt (in paragraaf 41) dat het Berufungsgericht tegen die achtergrond de aanspraak op grond van auteursrechtinbreuk niet mocht afwijzen. Het BGH spreekt zich verder uit over de inhoud van de “Aufgabenhefte” en oordeelt dat er onvoldoende afstand is genomen van de “Aufgabenhefte” van de eiser.

Onder de gegeven omstandigheden is volgens het BGH voldoende dat, voor auteursrechtelijke bescherming als werk van wetenschap, de “Lernspiele” afwijken van wat standaard (alledaags) is in het desbetreffende gebied; dan kan reeds sprake zijn van een persoonlijke intellectuele schepping. (Zie hiervoor paragraaf 44 van de uitspraak.)

Als gevolg van de terugverwijzing zal het Berufungsgericht ook haar considerans dat er geen sprake was van inbreuk omdat de gedaagde niet dezelfde afbeeldingen van de “Kontrollgeräte” gebruikt als eiser en de inhoud van de werken niet had overgenomen, opnieuw moeten afwegen. Bij werken van wetenschap gaat het immers niet om de al dan niet overgenomen inhoud van het werk, maar om de vorm waarin het is gegoten. Wanneer deze stelling op een wetenschappelijk artikel wordt toegepast, geldt dat andere auteurs ook melding mogen maken van de bevindingen of het gedachtengoed uit dat artikel, maar de tekst of afbeeldingen uit het artikel mogen niet letterlijk worden overgenomen. Het BGH lijkt te stellen dat het Berufungsgericht ten onrechte had bekeken of de inhoud van de LÜK-serie door de gedaagde was overgenomen.

Nederland

In Nederland werd eveneens geoordeeld dat leerboeken met oefenopgaven en antwoordboeken niet los van elkaar kunnen worden gezien (IEF 10093). In deze procedure was echter ten eerste sprake van tekst die op creatieve keuzes berustte en ten tweede van een directe overname van die tekst door gedaagde. In de Duitse zaak over de “Lernspiele” moet nog worden besloten of het auteursrechtelijk beschermde werken betreft, waarbij van belang is dat de afbeeldingen op de “Kontrollgeräte” geografische vormen zijn, zoals cirkels of trapezia, die mogelijk niet voldoende blijk geven van een intellectuele inspanning en een persoonlijk stempel van de maker.

Idee tegenover vormgeving van het idee

Het is interessant om te volgen wat het Berufungsgericht na verwijzing zal beslissen, met name waar het neerkomt op beantwoording van de vraag of de abstracte patronen, in samenhang met de oefenopgaven, als werken in de zin van de auteursrecht kunnen worden beschouwd. Volgens het BGH hoeven de gecombineerde onderdelen van het leerspel slechts af te wijken van wat in de desbetreffende markt “alledaags” is. Of de Nederlandse rechter er net zo over zou denken, is te betwijfelen.

Het Berufungsgericht heeft in haar eerdere uitspraak al geconstateerd dat het idee van een controle door tweezijdig bedrukte tegeltjes of kiepschaaltjes niet auteursrechtelijk beschermd is.  Bij het Berufungsgericht zou na verwijzing in ieder geval de vraag centraal moeten staan of de combinatie van alle onderdelen van het leerspel samen kunnen worden gezien als een vormgeving van het idee die auteursrechtelijk beschermd kan worden.

Als het Berufungsgericht na verwijzing de auteursrechtelijke bescherming aanneemt, zal het de inbreukvraag opnieuw moeten beoordelen. Hierbij zal het Berufungsgericht te maken krijgen met de vraag of een bepaald idee, dat weliswaar in een bepaalde vorm  is weergegeven, niet een te brede bescherming krijgt.

Het BGH heeft aangegeven dat, in geval van werken van wetenschap, de vorm niet mag worden overgenomen; de inhoud van het werk eventueel wel. Blijkens de Duitse uitspraak zijn in de spellen van gedaagdes Logolino-serie geen van beide elementen overgenomen. De oefenopgaven zijn immers anders dan die uit de LÜK-serie en ook de afbeeldingen verschillen. Zouden deze spellen als inbreukmakend worden beoordeeld, dan zou het Berufungsgericht in feite bescherming geven aan het abstracte idee van een spel waarmee kan worden gecontroleerd of de opgaven goed zijn opgelost, door een onderdeel te draaien of om te slaan. Het lijkt dan ook niet waarschijnlijk dat het Berufungsgericht na revisie de vorderingen van de eiser zal toewijzen.

 

IEF 10358

Van die bevoegdheid gebruik maakt

Hof Arnhem, zittingsplaats Leeuwarden 18 oktober 2011, LJN BT8511 (appellant & De Culinaire Makelaar B.V. tegen Bi-Wear clothing company B.V.)

In navolging van IEF 9616. Auteursrecht. Werkgeversauteursrecht ex 7 Aw, gezagsverhouding aanwezig. Proceskostenveroordeling en bevoegdheidsmarge van de rechter. Incidentele grief proceskosten.

Voor het aannemen van een gezagsverhouding is voldoende dat de werkgever bevoegd is de werknemer bindende aanwijzingen met betrekking tot het te verrichten werk te geven. Het is niet noodzakelijk dat de werkgever in feite van die bevoegdheid gebruik maakt (vgl. HR, 7 februari 2001, LJN: AA9845).

Beoordelingsmarge van de rechter met betrekking tot een veroordeling in de proceskosten ex 1019h Rv. Nihilstelling zonder onderbouwing van proceskosten blijkt juist.  Incidentele grief dat rechter niet bevoegd is tot compensatie, terwijl het ging om kostenveroordeling ex 1019h Rv faalt. Dit omdat in hoger beroep auteursrechtelijk alsnog in't ongelijk is gesteld. Ieder draagt eigen kosten van hoger beroep.

Gezagsverhouding
2.5 De enkele omstandigheid dat [ontwerper] bestuurder en aandeelhouder is van Robia Holding B.V. , die op zijn beurt aandeelhouder en bestuurder is van Bi-Wear, staat er niet aan in de weg dat tussen Bi-Wear en [ontwerper] met betrekking tot met de door haar voor Bi-Wear verrichte ontwerpwerkzaamheden een gezagsverhouding aanwezig is. Anders dan De Culinaire Makelaar betoogt, is voor het aannemen van een gezagsverhouding voldoende dat de werkgever bevoegd is de werknemer bindende aanwijzingen met betrekking tot het te verrichten werk te geven. Het is niet noodzakelijk dat de werkgever in feite van die bevoegdheid gebruik maakt (vgl. HR, 7 februari 2001, LJN: AA9845). Uit de als productie 18 overgelegde schriftelijke verklaring, waarvan de betrouwbaarheid niet wordt betwist, blijkt dat Bi-Wear de bevoegdheid had dergelijke aanwijzingen aan [ontwerper] te geven. In het gegeven geval, waarbij werkgever en werknemer bevestigen dat de werkgever deze bevoegdheid heeft, hecht het hof meer waarde aan de overgelegde verklaring dan de (blote) stelling van De Culinaire Makelaar dat de werkgever deze bevoegdheid niet hadart. 1019h RV. Incidentele grief

Appellant over proceskosten

2.10 [appellant 1] stelt dat een deel van de door zijn advocaat en de advocaat van De Culinaire Makelaar gemaakte proceskosten verband houden met het door de voorzieningenrechter toegewezen verweer dat [appellant 1] met de inbreuk niets van doen had. Volgens [appellant 1] bedragen deze kosten minimaal 25% van de totale door de advocaat van de Culinaire Makelaar en [appellant 1] gefactureerde proceskosten. De vordering wordt door Bi-Wear gemotiveerd betwist.

2.11  Met Bi-Wear is het hof van oordeel dat het, op de voet van artikel 1019h Rv., op de weg van [appellant 1] had gelegen zijn vordering nader te onderbouwen, in het bijzonder het door hem geschatte percentage van de tijd die door zijn advocaat aan zijn verweer is besteed, vergezeld van een gespecificeerde opgave van de gevorderde kosten. Nu [appellant 1] zijn vordering op dit punt in het geheel niet heeft onderbouwd, is het - anders dan [appellant 1] stelt - juist dat de voorzieningenrechter de proceskosten van [appellant 1] op nihil heeft gesteld.

Incidentele grief 2.15 De incidentele grief van Bi-Wear houdt in dat de voorzieningenrechter ten onrechte de proceskosten heeft gecompenseerd in de zin dat De Culinaire Makelaar slechts de helft van de kosten van Bi-Wear dient te vergoeden. Volgens Bi-Wear had de voorzieningenrechter, nu het hier ging om een kostenveroordeling in de zin van 1019h Rv., niet de bevoegdheid de kosten te compenseren.

2.16 Het hof kan Bi-Wear hierin niet volgen. De toepasselijkheid van artikel 1019h Rv. tast de beoordelingsmarge van de rechter met betrekking tot een veroordeling in de proceskosten immers niet aan. Dat de rechter de bevoegdheid heeft een weersproken vordering te matigen volgt ook uit (de tekst van) artikel 1019h Rv. waarin is bepaald dat alleen die proceskosten voor vergoeding in aanmerking die "redelijk en evenredig" zijn en alleen voor zover de billijkheid zich daartegen niet verzet. Deze bevoegdheid volgt tevens uit artikel 237 Rv.een gespecificeerde opgave van de gevorderde kosten. Nu [appellant 1] zijn vordering op dit punt in het geheel niet heeft onderbouwd, is het -anders dan [appellant 1] stelt -juist dat de voorzieningenrechter de proceskosten van [appellant 1] op nihil heeft gesteld.

Lees het arrest hier (LJN BT8511 / pdf).

IEF 10357

Animatiemannetje

RCC 29 september 2011, Dossiernr. 2011/00831 (Nederlandse Energie Maatschappij concurrent belachelijk maken)

Parallelle publicatie Reclameboek RB 1160. Reclamerecht. Vergelijkende reclame middels sterk daarop lijkende animatiemannetje. Uiting is commercial waarin een telefoniste van NLEnergie te zien, die achter elkaar telefoontjes krijgt. De voice-over zegt: “Zo, lekker druk. Logisch, met die mega zomerkorting. Dat wil iedereen wel.” Vervolgens steekt het animatiemannetje uit de Oxxio-reclames zijn hoofd om de deur en zegt: “Pardon, mag ik ook overstappen naar jullie?”

Klacht: Klager vindt het niet kunnen dat NLEnergie nieuwe klanten wil werven door een concurrent belachelijk te maken en door klanten van de desbetreffende concurrent ervan te overtuigen dat hun energieleverancier ook liever overstapt.

Commissie acht de commercial wel toelaat en niet kleinerend op grond van artikel 13 sub e NRC wijst de klacht af, het feit dat gebruik is gemaakt van een symbool dat lijkt op dat van een concurrent leidt in dit geval niet tot een ander oordeel. Het is bovendien

Commissie: Op grond van het bepaalde in artikel 13 van de Nederlandse Reclame Code (NRC) wordt onder vergelijkende reclame verstaan elke vorm van reclame waarbij een concurrent dan wel door een concurrent aangeboden goederen of diensten uitdrukkelijk of impliciet worden genoemd. In de onderhavige commercial is het in reclame-uitingen van Oxxio gebruikte - of in ieder geval sterk daarop lijkende - animatiemannetje te zien dat zich meldt bij (de telefoniste van) adverteerder en vraagt of hij - kennelijk in verband met de eerder in de commercial genoemde “mega zomerkorting”- ook mag overstappen. Aldus is sprake van een impliciete vergelijking op prijs tussen adverteerder en Oxxio en derhalve van vergelijkende reclame in de zin van artikel 13 NRC.
 
Vergelijkende reclame is, wat de vergelijking betreft, geoorloofd indien aan de in artikel 13 NRC genoemde voorwaarden is voldaan. De Commissie vat klagers klacht aldus op, dat hij de vergelijkende reclame niet geoorloofd acht omdat Oxxio hierin belachelijk wordt gemaakt en adverteerder zich dus kleinerend uitlaat over een concurrent,  hetgeen op grond van artikel 13 sub e NRC niet is toegestaan.

De Commissie acht de bestreden commercial  wel toelaatbaar, nu daarin op een voor de gemiddelde consument herkenbare humoristische wijze de aandacht wordt gevestigd op de “mega zomerkorting die iedereen wel wil. Niet kan worden geoordeeld dat de reclame-uiting zich kleinerend uitlaat over een concurrent. Het feit dat gebruik is gemaakt van een symbool dat lijkt op dat van een concurrent leidt in dit geval niet tot een ander oordeel.

IEF 10352

Merk als metatag

Vzr. Rechtbank ’s-Gravenhage 17 oktober 2011, KG ZA 11-1043 (Zumba Fitness LLC tegen X c.s.)

Merkrecht, handelsnaamrecht, domeinnaamrecht en auteursrecht. Zumba Fitness houdt zicht sinds 2001 bezig met ontwikkeling van fitnessprogramma's onder het merk ZUMBA. Zij heeft een netwerk van regionale contactpersonen. Daar maakte X deel van uit (ZIN-ovk) tot juni 2010, op dit moment biedt X c.s. een soortgelijk fitnessprogramma aan onder de naam LABOOCA.

De ZIN-overeenkomst is per 19 augustus 2011 rechtsgeldig beëindigd. Toestemming om het teken ZUMBA in handelsnamen te gebruiken vervalt daarmee, ook dat er lessen worden gegeven door personen die zijn aangesloten bij ZIN, maakt nog niet dat X c.s. het teken ZUMBA daarmee mag voeren. Handelsnaam moet worden uitgeschreven.

Domeinnamen met het teken ZUMBA moet o.g.v. Beneluxmerk worden gestaakt, ook het merk als metatag op de websites waarover X c.s. zeggenschap heeft. 

Auteursrecht op muziek en choreografie wordt afgewezen omdat onvoldoende duidelijk is wat wordt geclaimd, ook getuigenverklaring en een "interview" is onvoldoende. Rectificatie op website en sociale media profielen wordt afgewezen. Vernietiging is naar zijn aard een onomkeerbare maatregel en in beginsel wordt dit niet toegewezen zolang inbreuk niet is vastgesteld in een bodemprocedure. Opgave winst behaald op evenementen dient niet te worden overlegd. Proceskostenveroordeling ex 1019h Rv ad €16.809,31, X c.s. wordt veroordeeld.

Handelsnaam 
4.7. Het feit dat in de sportschool van [X c.s.] lessen worden gegeven door personen die wel nog zijn aangesloten bij het ZIN en die dus nog wel van de merken gebruik kunnen maken, kan niet leiden tot een ander oordeel. De merken worden immers niet (alleen) gebruikt door die ZIN-leden, maar (ook) door [X c.s.], die zelf inmiddels geen licentie meer heeft. Onder omstandigheden zou [X c.s.] wel een beroep kunnen doen op de artikelen 2.23 lid 1 sub b BVIE en 12 sub b GMVo voor zover hij de ZUMBA-merken gebruikt als aanduiding van de Zumba-lessen die ZIN-leden in zijn sportschool geven. Ervan uitgaande dat [X c.s.] heeft bedoeld een beroep op die bepaling te doen, kan dat niet slagen omdat het opnemen van de ZUMBA-merken in de handelsnamen in dit geval naar voorlopig oordeel niet in overeenstemming is met de eerlijke handelsgebruiken in de zin van die bepalingen. Het opnemen van de ZUMBA-merken in de handelsnamen wekt naar voorlopig oordeel namelijk de – onjuiste – indruk dat er nog steeds een economisch verband bestaat tussen [X c.s.] en Zumba Fitness. Daar komt bij dat [X c.s.] niet alleen de ZUMBA-lessen van de ZIN-leden aanbiedt, maar ook andere fitnessprogramma’s zoals het LABOOCA programma. Voorshands is aannemelijk dat het publiek een verband zal leggen tussen de handelsnamen en alle diensten die [X c.s.] aanbiedt en dus ten onrechte zal kunnen denken dat ook die andere programma’s met toestemming van Zumba Fitness worden aangeboden.

4.9. Het feit dat [X c.s.] zelf veel heeft geïnvesteerd in de bekendheid en populariteit van het ZUMBA-merk, kan ook niet leiden tot een ander resultaat. Dat feit impliceert niet dat [X c.s.] het merk in zijn handelsnamen mag blijven gebruiken na beëindiging van de samenwerking.

Domeinnamen
4.10. Zumba Fitness kan zich naar voorlopig oordeel, in ieder geval op grond van het Beneluxmerk, verzetten tegen het gebruik van het teken “zumba” in domeinnamen die automatisch doorverwijzen naar de website van [X c.s.] onder de domeinnaam www.[X].com. Daarbij kan in het midden blijven of dat gebruik moet worden gekwalificeerd als het gebruik voor waren en diensten in de zin van artikel 2.20 lid 1 sub c BVIE of als gebruik anders dan ter onderscheiding van waren en diensten in de zin van artikel 2.20 lid 1 sub d BVIE. In beide gevallen is sprake van een inbreuk omdat [X c.s.] niet steekhoudend heeft bestreden dat het merk bekend is en dat [X c.s.] door het gebruik van het teken, zonder geldige reden, ongerechtvaardigd voordeel trekt uit het onderscheidend vermogen en de reputatie van het merk. Voor zover [X c.s.] de verweren die hij naar voren heeft gebracht in de discussie over de handelsnamen (onderscheidend vermogen, oudere gebruik, de ZIN-leden en eigen investeringen) ook in dit verband heeft willen voeren, moeten die ook in dit kader op de genoemde gronden worden verworpen.

Overig 
4.13. [X c.s.] heeft verklaard dat hij (i) het gebruik van het teken “zumba” als metatag op zijn website zal staken, (ii) het gebruik van het teken “ZES” in zijn handelsnamen heeft gestaakt en (iii) het teken “Zumba” niet op zodanig wijze op zijn profiel bij sociale media zoals Hyves, Linkedin en Facebook zal gebruiken dat de indruk ontstaat dat hij nog altijd samenwerkt met Zumba Fitness. Hij heeft ook niet steekhoudend weersproken hij tot een en ander verplicht is. Dat brengt mee dat de daarop gerichte vorderingen toewijsbaar zijn. Zumba Fitness houdt ondanks de verklaring spoedeisend belang bij die vorderingen omdat [X c.s.] de verklaring pas op de zitting naar voren heeft gebracht en die niet wordt ondersteund door een boete. Voor de duidelijkheid merkt de voorzieningenrechter hierbij op dat ervan uitgegaan moet worden dat de tekst op de door [X c.s.] ter zitting overlegde uitdraai van zijn homepage aan de eisen voldoet omdat daarin wordt gemeld “nowadays, [X] stepped away from Zumba […]”. Naar voorlopig oordeel wordt daarmee voldoende duidelijk gemaakt dat de samenwerking is beëindigd Inbreuk auteursrechten

4.14. Het gevorderde verbod op inbreuk op auteursrecht op muziek en choreografie moet worden afgewezen. Zumba Fitness heeft namelijk onvoldoende duidelijk gemaakt op welke muziek en choreografie zij auteursrechten claimt. Zumba Fitness stelt deze muziek en choreografie te verspreiden op CD en DVD. Zumba Fitness heeft die CD’s en DVD’s echter niet overgelegd en heeft de geclaimde muziek en choreografie ook niet op een andere wijze gespecificeerd. De voorzieningenrechter kan zich dus geen oordeel vormen over de vraag of de muziek en choreografie in aanmerking komen voor auteursrechtelijke bescherming ([X c.s.] bestrijdt dat) en of en in hoeverre [X c.s.] die muziek en choreografie op dit moment nog gebruikt in zijn lessen ([X c.s.] stelt een nieuw programma te hebben ontwikkeld). De enige onderbouwing die Zumba Fitness heeft gegeven van de gestelde inbreuk is een “interview” dat een door haar ingeschakelde rapporteur zou hebben gehouden met een anonieme getuige (productie 27 van Zumba Fitness). Daargelaten dat de getuige verklaart dat zij de choreografie heeft ervaren als een mix van “Zumba” en anderen stijlen zoals ThaiBo (en dus in ieder geval niet als identiek aan een Zumba-choreografie), is dat enkele interview onvoldoende om een inbreuk te kunnen aannemen

5.1. beveelt [X c.s.] binnen twee dagen na betekening van dit vonnis ieder inbreukmakend gebruik van de ZUMBA-merken of een daarmee overeenstemmend teken te staken en gestaakt te houden, waarbij onder inbreukmakend gebruik van – in ieder geval – het Beneluxmerk mede wordt verstaan:
- het gebruik van de domeinnaam www.zumbaholland.com;
- het gebruik van het merk als metatag op de website [X].com of enige andere website waarover [X c.s.] de zeggenschap heeft; 
- het registreren en geregistreerd houden en gebruiken van een met het merk overeenstemmende handelsnaam; 
- het gebruik van het merk of een overeenstemmend teken op posters in de sportschool, in promotiemateriaal, op lesroosters en op inschrijfformulieren, tenzij het publiek duidelijk wordt gemaakt dat het merk uitsluitend verwijst naar de Zumba-lessen van een instructeur die is aangesloten bij het ZIN; 
- het gebruik van het merk of een overeenstemmend teken binnen sociale media, zoals Hyves, Linkedin en Facebook voor zover door dit gebruik bij het publiek de indruk kan ontstaan dat er (nog steeds) een economische band bestaat tussen [X c.s.] en Zumba Fitness;

Op andere blogs:
DomJur 2012-826

IEF 10341

PAO Leiden 2011

Dit handige overzicht met voor de auteursrechtpraktijk relevante rechtspraak van het HvJ EU (periode najaar 2010-najaar 2011, inclusief conclusies en aanhangige prejudiciële vragen, let op: curia server heeft soms wat tijd nodig) komt aan de orde in de PAO Leiden IE-cursus van 7, 14 en 21 november 16:00 - 19:15, inschrijven is niet meer mogelijk. IE-Forum 10341.

Met dank aan Dirk Visser, Klos Morel Vos & Schaap en Universiteit Leiden

Inhoudsopgave
A. HvJ EU
B. Gerecht EU
C. Conclusies HvJ EU
D. Aanhangige prejudiciële vragen
E. Verder in de pijplijn (vragen nog niet definitief gesteld)
F. Aanhangig bij het Gerecht EU

A. HvJ EU
1. HvJ EU 7 december 2010, C-585/08 en C-144/09; Pammer en Hotel Alpenhof
Gerichtheid van een website op een bepaald land. Relevante factoren
2. HvJ EU 22 december 2010, C-393/09, IEF 9306, IT 194; Softwarová
Gebruikersinterface is geen computerprogramma maar kan wel auteursrechtelijk beschermd zijn.
3. HvJ EU 27 januari 2011, C-168/09, IEF 9367; Flos
Auteursecht mag niet worden uitgesloten voor modellen van vóór een bepaalde datum
4. HvJ EU 16 juni 2011, C-462/09, IEF 9791; Thuiskopie/Opus
Levering blanco CD of DVD uit ander land aan particulier is heffingsplichtig
5. HvJ EU 30 juni 2011, C-271/10, IEF 9864; Leenrecht België
Bij leenvergoeding moet rekening worden gehouden met aantal uitleningen
6. HvJ EU 12 juli 2011, C-324/09, IEF 9961; L'Oréal / eBay
Particulier die verkoopt via eBay schendt geen merkenrecht (o.a.)
7. HvJ EU 4 oktober 2011, C-429/08 en C-403/08, IEF 10286; Premier League
Strijd met vrij verkeer van diensten en harmonisatie auteursrecht
8. HvJ EU 13 oktober 2011, C-431/09 en C-432/09, IEF 10332 Airfield en Canal Digitaal
Bij nieuw publiek maakt satellietpakket aanbieder (ook) openbaar
9. HvJ EU 20 oktober 2011, C-281/10 P; IEF 10368 PepsiCo/Grupo Promer Mon Graphic
Inbreukcriteria Europees modellenrecht

B. Gerecht EU
1. Gerecht EU 6 oktober 2011, T-508/08, IEF 10300 Bang & Olufsen/BHIM
Potloodvormige speaker geeft een wezenlijke waarde aan de waar (en kan geen merk zijn)

C. Conclusies HvJ EU
1. Conclusie AG HvJ EU 3 februari 2011, C‑446/09 en C‑495/09; IEF 9388 Philips en Nokia
Vervaardigingsfictie n.v.t. bij goederen in transit
2. Conclusie AG HvJ EU 12 april 2011, C-145/10; IEF 9560 Eva Maria Painer (noot DJGV)
Opsporing. Citaatrecht. Bronvermelding. Verveelvoudigingsrecht.
4. Conclusie AG HvJ EU 14 april 2011, C-119/10, IEF 9553; Frisdranken Industrie Winters
Een blikjesvuller is een tussenpersoon die inbreuk faciliteert; artikel 11 Handhavingsrichtlijn.
5. Conclusie AG  HvJ EU 29 juni 2011, C-162/10, IEF 9860; Phonographic Performance (Ireland)
Beschikbaarstelling platen en platenspeler door hoteleigenaar is openbaarmaking
6. Conclusie AG  HvJ EU 29 juni 2011, C-135/10; IEF 9859; SCF Consorzio Fonografici
Radio in wachtkamer van tandarts in Turijn is openbaarmaking
7. Conclusie AG HvJ EU 7 juli 2011, C-140/10, IEF 9907; Greenstar-Kanzi Europe
Beperkingen in een licentie niet van invloed op uitputting. Kwekersrecht
8. Conclusie AG 6 HvJ EU 4 september 2011, C-277/10; IEF 10141; Luksan
Regisseur heeft recht op billijke vergoeding o.g.v. 17 EU Handvest

D. Aanhangige prejudiciële vragen
1. Vraag aan HvJ EU van 7 juni 2010, C-283/10; Circul Globus Bucureşti
Openbaarmaking ter plaatse geharmoniseerd
2. Vraag aan HvJ EU van 18 juni 2010, C-302/10; Infopaq II
Wanneer is er sprake van vastlegging van voorbijgaande aard?
3. Vraag aan HvJ EU van 19 juli 2010, C-360/10; Sabam
Mag preventief filteren verplicht worden gesteld?
4. Vraag aan HvJ EU van 11 augustus 2010, C-406/10; SAS Institute
Wanneer is software auteursrechtelijk beschermd?
5. Vraag aan HvJ EU van 20 september 2010, C-461/10; Bonnier Audio
Wanneer moet ISP NAW-gegevens verschaffen van inbreukmaker?
6. Vraag aan HvJ EU van 25 oktober 2010, C-510/10; DR & TV2 Danmark
Wanneer is er sprake van efemere vastlegging door een omroep?
7. Vraag aan HvJ EU van 21 december 2010, C-604/10; Football Dataco I
Databankenrecht of auteursrecht op lijsten met voetbalwedstrijden?
8. Vraag aan HvJ EU van 6 januari 2011, C-5/11 Titus Alexander Jochen Donner
Medeplichtigheid aan handel in meubels die in Italië niet beschermd zijn.
9. Vraag aan HvJ EU van 8 april 2011, C-173/11 Football Dataco II
Opvraging en hergebruik, databankenrecht en IPR
10. Vraag aan HvJ EU van 14 maart 2011, C-128/11; UsedSoft
Wat zijn de rechten van de rechtmatige verkrijger van tweede hands software?

E. Verder in de pijplijn (vragen nog niet definitief gesteld)
11. Hof Den Haag 15 februari 2011, LJN BP7083, IEF 9415 Wegner/Innoweb
Gaspedaal.nl - lijst met vragen over databankenrecht
12. Bundesgerichtshof 21 Juli 2011, I ZR 162/10 - Drucker und Plotter II (persbericht nr. 134/2011)
BGH stelt vragen over auteursrechtelijke heffing op fotokopieerapparaten, printers, scanners en PC’s.

F. Aanhangig bij het Gerecht EU
Hoger beroepen tegen de Cisac-beschikking, T-411/08, T-414/08 t/m  T-420/08, T-426/08 (gepleit op 20 oktober 2011).

IEF 10332

Canal Digitaal v. SABAM: een interventie

HvJ EU 13 oktober 2011, zaak C-431/09 en C-432/09 (prejudiciële vragen Hof van Beroep te Brussel, België; Airfield NV, Canal Digitaal BV tegen Belgische Vereniging van Auteurs, Componisten en Uitgevers CVBA (Sabam); Airfield NV tegen Agicoa Belgium BVBA)

In navolging van IEF 9490 Gelijkheid met Premier League, IEF 10286 Auteursrecht, satellietomroep doorgifte via kabel. Curia: Verzoek om een prejudiciële beslissing – Hof van beroep te Brussel – Uitlegging van de artikelen 1, lid 2, sub a, en b, en 2 van richtlijn 93/83/EEG van de Raad van 27 september 1993 tot coördinatie van bepaalde voorschriften betreffende het auteursrecht en naburige rechten op het gebied van de satellietomroep en de doorgifte via de kabel (PB L 248, blz. 15) – Uitsluitend recht van de auteur om de mededeling van zijn werk toe te staan – Uitzending door een omroeporganisatie van programmadragende signalen bestemd voor digitale televisie via een autonome satelliet – Daaropvolgende doorgifte van deze signalen – Toestemming van de houders van de rechten. Advocaat-generaal : Jääskinen:

Vragen: Verzet Richtlijn 93/831 zich ertegen dat aan de aanbieder van digitale satelliettelevisie wordt opgelegd toestemming te bekomen van de rechthebbenden, in het geval van een handeling waarbij een omroeporganisatie haar programmadragende signalen hetzij via een vaste verbinding, hetzij via een gecodeerd satellietsignaal aanlevert aan een van de omroeporganisatie onafhankelijke aanbieder van digitale satelliettelevisie die deze signalen door een met haar verbonden vennootschap laat coderen en opstralen naar een satelliet waarna deze signalen, met toestemming van de omroeporganisatie, als onderdeel van een pakket televisiezenders en derhalve gebundeld worden neergestraald naar de abonnees van de satelliettelevisie-aanbieder die de programma's simultaan en ongewijzigd kunnen bekijken door middel van een door de satelliettelevisie-aanbieder ter beschikking gestelde decodeerkaart of smartcard?

Verzet Richtlijn 93/83 zich ertegen dat aan de aanbieder van digitale satelliettelevisie wordt opgelegd toestemming te bekomen van de rechthebbenden, in geval van een handeling waarbij een omroeporganisatie haar programmadragende signalen conform de instructies van een van de omroeporganisatie onafhankelijke aanbieder van digitale satelliettelevisie aanlevert op een satelliet waarna deze signalen, met toestemming van de omroeporganisatie, als onderdeel van een pakket televisiezenders en derhalve gebundeld worden neergestraald naar de abonnees van de satelliettelevisie-aanbieder die de programma's simultaan en ongewijzigd kunnen bekijken door middel van een door de satelliettelevisie-aanbieder ter beschikking gestelde decodeerkaart of smartcard?

Hof verklaart voor recht:

Artikel 2 van richtlijn 93/83/EEG van de Raad van 27 september 1993 tot coördinatie van bepaalde voorschriften betreffende het auteursrecht en naburige rechten op het gebied van de satellietomroep en de doorgifte via de kabel, moet aldus worden uitgelegd dat een aanbieder van een satellietpakket voor zijn interventie in de directe en de indirecte doorgifte van televisieprogramma’s als die welke in de hoofdgedingen aan de orde zijn, toestemming van de betrokken rechthebbenden moet verkrijgen, tenzij deze rechthebbenden met de betrokken omroeporganisatie zijn overeengekomen dat de beschermde werken ook via deze aanbieder aan het publiek worden meegedeeld, op voorwaarde dat, in dat laatste geval, de interventie van deze aanbieder deze werken niet voor een nieuw publiek toegankelijk maakt.

Belangrijke overwegingen:

76 Deze vaststelling sluit niet uit dat andere operatoren tijdens een mededeling als die welke in de hoofdgedingen aan de orde is, een interventie uitvoeren zodat zij de beschermde werken toegankelijk maken voor een ruimer publiek dan dat waarop de betrokken omroeporganisatie doelde, dat wil zeggen een publiek dat de auteurs van deze werken niet voor ogen hadden toen zij toestemming verleenden voor het gebruik van hun werken door de omroeporganisatie. In dat geval valt de interventie van deze operatoren dus niet onder de aan deze omroeporganisatie verleende toestemming.

78 In dit verband zij opgemerkt dat een aanbieder van een satellietpakket ten eerste de betrokken mededeling codeert of aan de omroeporganisaties de codeersleutels voor deze mededeling aanlevert zodat zijn abonnees de mededeling kunnen decoderen, en ten tweede de noodzakelijke decodeerapparatuur ter beschikking van deze abonnees stelt, zodat dankzij deze handelingen de verbinding tussen de door de omroeporganisaties ingevoerde mededeling en deze abonnees tot stand kan komen.

79 Deze activiteit valt echter niet samen met een loutere terbeschikkingstelling van fysieke installaties om de ontvangst van de oorspronkelijke uitzending in het ontvangstgebied mogelijk te maken of te verbeteren, die onder het in punt 74 van het onderhavige arrest besproken geval valt, maar deze activiteit vormt een interventie zonder welke deze abonnees de uitgezonden werken niet kunnen bekijken of beluisteren hoewel zij in dat gebied wonen. Deze personen behoren dus tot het doelpubliek van de aanbieder van het satellietpakket zelf, waarbij deze aanbieder door zijn interventie in de betrokken mededeling per satelliet de beschermde werken toegankelijk maakt voor een publiek dat ruimer is dan het doelpubliek van de betrokken omroeporganisatie.

80 Bovendien vormt de interventie van de aanbieder van het satellietpakket een zelfstandige dienst die hij met een winstoogmerk verricht, aangezien deze personen de abonnementsprijs niet aan de omroeporganisatie, maar aan deze aanbieder betalen. Vaststaat dat deze prijs niet voor eventuele technische prestaties verschuldigd is, maar voor toegang tot de mededeling per satelliet en dus tot de beschermde werken of ander beschermd materiaal.

81 Ten slotte maakt de aanbieder van een satellietpakket niet de toegang door zijn abonnees tot de door één enkele omroeporganisatie verrichte mededeling mogelijk, maar groepeert hij verschillende mededelingen van verschillende omroeporganisaties in een nieuw audiovisueel product, en het is de aanbieder van het satellietpakket die beslist over de samenstelling van dit pakket.

82 Derhalve dient te worden vastgesteld dat de aanbieder van een satellietpakket de kring van personen die toegang tot de televisieprogramma’s hebben, opentrekt en het mogelijk maakt dat een nieuw publiek toegang krijgt tot de beschermde werken en ander beschermd materiaal.

83 Bijgevolg moet deze aanbieder van een satellietpakket voor zijn interventie in de mededeling per satelliet de toestemming van de betrokken rechthebbenden verkrijgen, tenzij deze rechthebbenden met de betrokken omroeporganisatie zijn overeengekomen dat de beschermde werken ook via deze aanbieder aan het publiek worden meegedeeld, op voorwaarde dat, in dat laatste geval, de interventie van deze aanbieder deze werken niet voor een nieuw publiek toegankelijk maakt.

Volledige dossier inclusief conclusie A-G, verzoek en arrest: C-431/09 C-432/09

IEF 10322

Afbeeldingen van de schermopbouw

Rechtbank 's-Gravenhage 12 oktober 2011, HA ZA 09-3429 (IKIO Nederland B.V. tegen H@nd International B.V.)

Auteursrecht. Know how geheimhoudingsovk / wanprestatie. Onrechtmatig afgebroken onderhandelingen. Veroordeling in proceskosten.

Deze zaak betreft een verbroken samenwerking. In maart 2008 heeft T-Mobile een aantal marktpartijen, waaronder H@nd, gevraagd te offreren voor de levering respectievelijk uitrol van zelfservice terminals (SST’s), welke voorafgegaan diende te worden door de installatie van een proefopstelling. Ikio is door H@nd uitgenodigd mee te dingen naar de opdracht. Hoewel de door H@nd in samenwerking met Ikio voorgestelde aanpak T-Mobile aanvankelijk aanstond, heeft T-Mobile H@nd gevraagd een alternatief te bieden voor de door Ikio te leveren onderdelen. Het door H@nd geboden alternatief – onderdelen van het bedrijf YQ – kreeg uiteindelijk de voorkeur van T-Mobile, zodat Ikio de opdracht is misgelopen.

Auteursrecht afgewezen. Know how geheimhoudingsovk / wanprestatie afgewezen. Onrechtmatig afgebroken onderhandelingen: afgewezen. Veroordeling in proceskosten.

4.4 Voor zover de vorderingen zijn gebaseerd op het gestelde auteursrecht van Ikio, stranden zij. Daartoe geldt dat Ikio niet aan haar stelplicht heeft voldaan. Ikio heeft namelijk verzuimd te onderbouwen waarop dat recht zou rusten, terwijl zij evenmin heeft gesubstantieerd op welke wijze en waarom H@nd daarop inbreuk zou maken. Eerst ter comparitie heeft Ikio nog gesteld dat het auteursrecht met name betrekking heeft op de grafische gebruikersinterface, de schermopbouw op de SST, doch zulks is door H@nd gemotiveerd betwist (zij stelt dat de inhoud en de vormgeving van de schermen door T-Mobile is voorgeschreven). Haar andersluidende stelling heeft Ikio niet onderbouwd. Zo heeft zij bijvoorbeeld nagelaten afbeeldingen van de schermopbouw op de beweerdelijk inbreukmakende machine van H@nd/YQ in het geding te brengen, dit terwijl Ikio ter comparitie heeft aangegeven dat deze machine in winkels zijn opgesteld en dus openbaar toegankelijk zijn er bovendien ook daadwerkelijk door Ikio foto’s zijn gemaakt. Onder al deze omstandigheden dienen de vorderingen sub 1A van het petitum dan ook als onvoldoende onderbouwd te worden afgewezen.