Auteursrecht  

IEF 10677

Bestellingen worden volledig afgehandeld

Vzr. Rechtbank Amsterdam 6 september 2011, KG ZA 11-993 (Cassina S.P.A. tegen Superfurniture S.L.)

Met dank aan Ruby Nefkens en Anouschka van de Graaf, Van der Steenhoven advocaten.

Verstekvonnis. Cassina-vonnis. Cassina is een meubelfabrikant en verkoopt haar meubelmodellen wereldwijd. Auteursrechthebbende van Le Corbusier/Rietveld/Lloyd Wright hebben aan Cassina een exclusieve licentie verstrekt de modellen te fabriceren, verkopen en zelfstandig actie te nemen.

Superfurniture is een (online) meubelleverancier die handelt onder de naam Super Studio. Er worden, volgens Cassina, meubels verhandelt die inbreuk maken.

Superfurniture heeft aangevoerd dat de modellen niet door haar worden aangeboden, maar door Bauhaus, de eigenaar van de website, en niet in Nederland worden aangeboden (m.u.v. één ZigZag-Stoel). De voorzieningenrechter gaat aan de verweren voorbij. De modellen worden in de catalogus van Super Studio en op de website, die in de Nederlandse taal is te bezoeken, aangeboden en kunnen worden besteld. De bestellingen worden tevens volledig door Superfurniture afgehandeld.

De volgende vorderingen worden toegewezen: 
1. auteursrechtinbreuk moet worden gestaakt, onder last van dwangsom ad €15.000 met een maximum van €500.000,
2. doen van opgave van de Nederlandse markt,
3. een terughaal bij niet-particulieren,
4. vernietiging van de voorraad, en
5. Superfurniture wordt in de proceskosten veroordeeld ex 1019h Rv ad € 14.062,01.

4.4. De voorzieningenrechter gaat aan beide verweren voorbij. De inbreukmakende modellen worden immers aangeboden in de catalogus van Super Studio (die in de showroom wordt verstrekt) en op de website www.superestudio.com, welke in de Nederlandse taal te bezoeken is, en waarop modellen kunnen worden besteld door te bellen naar het telefoonnummer van Superfurniture in Nederland (Amsterdam). Dat een bestelling die vai de website wordt gedaan niet door Superfurniture maar door wordt afgehandeld is niet gebleken. Integendeel, de verkoop van de ZigZag-stoel is volledig afgehandeld door Superfurniture. De factuur is gestuurd door Superfurniture, er is betaald op een rekening op naam van Superfurniture en de stoel is in de showroom van Superfurniture (Super Studio) in Amsterdam afgehaald. Dat thans Super Studio in handen is van twee verschillende bedrijven die los van elkaar opereren (Bauhaus en Superfurniture) is onvoldoende aannemelijk geworden. Het enkele feit dat de domeinnaam op naam van Bauhaus staat is daarvoor onvoldoende. Het aanbieden van de modellen wordt derhalve Superfurniture aangerekend. Dat Superfurniture mogelijk niet op de hoogte was van haar rechten en plichten op het gebied van de intellectuele eigendom van de modellen komt voor haar rekening en risico, te meer nu zij zich als professional op deze markt heeft begeven.

IEF 10671

Berekening gederfde winst

Hof 's-Gravenhage 11 oktober 2011, LJN BU8140 (Cassina S.P.A. tegen P. van Roon B.V.)

Met gelijktijdige dank aan Ruby Nefkens, Van der Steenhoven. Berekening gederfde winst na schending auteursrecht op Le Corbusier-meubel met dezelfde doelgroep (bedrijven en zelfstandige beroepsbeoefenaren zoals advocaten en tandartsen en (andere) instellingen met wachtruimten). [eerdere zaken]

Feitenschets Door de auteursrechthebbenden is aan Cassina een exclusieve licentie verstrekt om meubelmodellen van Le Corbusier wereldwijd te fabriceren en te verkopen. Van Roon is een groothandel in import en export van meubelen en woonaccessoires. In oktober 2007 heeft Van Roon voor een totaalbedrag van $ 2.479,- vier armstoelen en drie banken gekocht die zij op een beurs in Shanghai heeft gezien. De meubels zijn nagenoeg identiek aan het model LC2 van Le Corbusier. Van de ingekochte meubels heeft Van Roon begin 2008 drie armstoelen en één bank verkocht voor een bedrag van in totaal € 1.577,25.

De rechtbank wees de vorderingen af op grond van haar oordeel dat Cassina de gestelde winstderving tegenover de gemotiveerde betwisting door Van Roon niet aannemelijk heeft gemaakt. Reputatieschade acht zij wel aannemelijk, maar evenmin toewijsbaar, omdat Cassina daarvoor dezelfde formule hanteert als die voor de berekening van de gederfde winst – die door de rechtbank niet aannemelijk is geoordeeld.

Het hof is van oordeel dat Cassina in hoger beroep voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zij winst heeft gederfd doordat Van Roon imitaties van de LC2 heeft verkocht. De gemiddelde netto winstmarge van Cassina is  61,9% geweest, dus de gederfde winst wordt begroot op € 2.478,- (€ 4.002,50 x 61,9%). Reputatieschade: Ex aequo et bono begroot het hof de schade als gevolg van afbreuk aan de exclusiviteit van de auteursrechtelijk beschermde meubelen op een bedrag van € 1.000,-. 1019h Rv: Nu sprake is zonder tegenspraak meewerken, doen van opgave en vernietiging van voorraad, hoefde de procedure slechts over de te vergoede schade te gaan. Het bedrag (ruim €30.000) is niet redelijk en evenredig. Een bedrag van €7.500 wordt toegewezen.

Gederfde winst 7. Het hof is van oordeel dat Cassina in hoger beroep voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zij winst heeft gederfd doordat Van Roon imitaties van de LC2 heeft verkocht. Van Roon betwist uiteindelijk niet of onvoldoende dat de doelgroepen van Cassina enerzijds en Van Roon anderzijds elkaar gedeeltelijk overlappen, met name waar het gaat om bedrijven en zelfstandige beroepsbeoefenaren zoals advocaten en tandartsen en (andere) instellingen met wachtruimten. Anders dan Van Roon, acht het hof aannemelijk dat een deel van hen, bij gebreke van een goedkoop alternatief met ongeveer dezelfde uitstraling, wél een echte Le Corbusier zou hebben aangeschaft. Anderzijds acht het hof 50%, gelet op het zeer grote prijsverschil tussen een imitatie- en een echte Le Corbusier, een te hoge schatting. Het hof acht aannemelijk dat Cassina, wanneer Van Roon de inbreuk makende meubels niet had aangeboden, één meubel zou hebben verkocht en aldus omzet en winst heeft gederfd. Het hof zal daarbij uitgaan van de gemiddelde verkoopprijs van een bank of stoel, te weten € 4.002,50 (€ 2.630,- + € 5.375,- : 2).

10.  Van Roon voert nog aan dat het gevorderde bedrag buiten proporties is, gelet op de door haarzelf op de verkochte meubels gemaakte winst (€ 400,- netto). Zij meent dat alleen dat laatste bedrag voor vergoeding in aanmerking komt. Het hof verwerpt dit verweer. Wanneer de rechthebbende door de verkoop van inbreuk makende goederen schade lijdt, welke kan bestaan in gederfde winst, komt deze in beginsel voor vergoeding in aanmerking. In dit verband is van belang dat de rechthebbende de keus heeft tussen vergoeding van eigen schade, dan wel afdracht van de door de inbreukmaker genoten winst. Degene die imitatiegoederen verkoopt neemt aldus het risico dat de te vergoeden schade (aanmerkelijk) hoger uitvalt dan de door hemzelf op de goederen gerealiseerde winst, zeker wanneer het, zoals hier, om (imitatie-) designgoederen gaat. Er is (althans in dit geval) geen reden om dat risico bij de rechthebbende neer te leggen.

11.  Gelet op het voorgaande slaagt grief 1 in zoverre dat het hof de schade wegens gederfde winst begroot op een bedrag van (afgerond) € 2.478,- (€ 4.002,50 x 61,9%).

Reputatieschade 14.  Los van het feit dat Van Roon met deze laatste stelling haar betoog ondergraaft dat partijen in gescheiden markten opereren, overtuigt het verweer van Van Roon niet. Met de rechtbank is het hof enerzijds van oordeel dat het aanbod van imitaties van Le Corbusier stoelen en banken, voor een prijs die ééntiende bedraagt van die van het origineel en van een kwaliteit die, naar Van Roon erkent, minder is dan die van een echte Le Corbusier, wel degelijk afbreuk doet aan de exclusiviteit van het meubel. De omstandigheid dat het om een beperkt aantal imitaties ging, die Van Roon gedurende betrekkelijk korte tijd in het assortiment heeft gehad, zal het hof meewegen bij de begroting van de hoogte van de schade. Het hof ziet anderzijds geen aanleiding om die schade, zoals Cassina wil, te relateren aan de door Cassina op de verkochte imitaties gederfde winst. Ex aequo et bono begroot het hof de schade als gevolg van afbreuk aan de exclusiviteit van de auteursrechtelijk beschermde meubelen op een bedrag van € 1.000,-. In zoverre slaagt grief 2.

Kosten rechtsbijstand 15.  De derde grief van Cassina betreft de door haar gevorderde vergoeding voor kosten van rechtsbijstand. Nu sprake is van een inbreuk op auteursrechten, kan Cassina ingevolge het bepaalde in artikel 1019h Rv. in beginsel aanspraak maken op een volledige vergoeding. Van Roon betoogt echter met recht dat het door Cassina terzake gevorderde bedrag niet redelijk en evenredig is. In dit verband is van belang dat Van Roon – zij het mogelijk met enige vertraging en na herhaald aandringen – zonder tegenspraak heeft meegewerkt aan het ondertekenen van een onthoudingsverklaring, het doen van opgave met betrekking tot in- en verkoopcijfers en de vernietiging van nog aanwezige voorraad. Cassina heeft derhalve alleen over de te vergoeden schade hoeven procederen. In dat licht bezien acht het hof het gevorderde bedrag van ruim € 30.000,- niet redelijk en evenredig. Het hof neemt voorts in aanmerking dat minder dan de helft van de gevorderde bedragen wordt toegewezen. Dit alles in aanmerking nemend zal het hof terzake van gemaakte kosten van rechtsbijstand € 7.500,- toewijzen, inclusief verschotten.

Lees het arrest hier (LJN / schone pdf).

IEF 10668

Flodder format en scenario´s exploiteren

Hof Amsterdam 14 december 2011, zaak 200.042.617/01 (Maas tegen Armada Productions BV.)

Met dank aan Roland Wigman, Versteeg Wigman Sprey advocaten en Jacqueline Schaap, Klos Morel Vos & Schaap. In navolging van IEF 9900 (tussenarrest).

Auteursrecht. Bescherming van een format. Uitleg van auteursrechtcontracten. In een tussenvonnis, waarin is gesproken over formats, scenario’s, overdrachten, faillissementen en handtekeningen, een summier eindarrest. Overdracht van het auteursrecht op een scenario is nog geen overdracht van de rechten van het format.

Het principaal appel slaagt. Het vonnis, waarvan beroep, zal worden vernietigd en de vorderingen van Maas zullen alsnog (deels) worden toegewezen onder last van dwangsom. Maas is rechthebbende op het format FLODDER. Armada wordt in reconventie toegestaan de rechten met betrekking tot de scenario's van de films en tv-series te exploiteren zonder inbreuk op de scenario's van de drie Flodderfilms en gerealiseerde tv-series.

Het hof gebiedt Armada inbreuk op het format FLODDER te staken onder last van een dwangsom ad €25.000 met een maximum van €250.000 (voor verlening van toestemming aan derden om uit te zenden) of €150.000 voor ieder afzonderlijk filmwerk, de tv-serie incluis.

Proceskostenveroordeling aan de zijde van Armada in eerste aanleg ad €20.000 en in hoger beroep tot €17.000 (gematigd a.d.h.v. de indicatietarieven).

2.12.2. ). Maas heeft bestreden dat Armada auteursrechten op de Flodderfilms en op de Flodder televisieseries heeft. Het hof verwerpt deze stelling, ten eerste omdat Armada, door het overleggen van de overeenkomst die zij met de curator heeft gesloten, voldoende heeft aangetoond dat zij de auteursredhten op de (scenario's van de) drie Flodderfilms en op de (scenario's van de) gerealiseerde tv-uitzendingen heeft verkregen, en ten tweede, ook al zou het voorgaande anders liggen, omdat Maas bij zijn betwisting geen belang heeft nu gesteld noch gebleken is dat hij over deze rechten beschikt.

2.12.3. De door Armada verkregen rechten op de Flodderfilms en Flodder tv-series omvatten, zo volgt uit hetgeen hiervoor werd overwogen, mede de formatrechten die nodig zijn voor de realise-ring van het desbetreffende scenario. In zoverre heeft Armada het recht om op basis en binnen de grenzen van de door haar verkregen auteursrechten op de films en de tv-uitzendingen, nieuwe verveelvoudiging te maken en in zoverre komt de vordering voor toewijzing in aanmerking. Voor het overige heeft Armada met de (algemene) formatrechten van Maas rekening te houden. Het laatste zinsdeel van de gevorderde verklaring voor recht zal om die reden worden afgewezen.

2.13.1 De derde vordering van Armada houdt in dat Maas wordt  geboden bij de exploitatie van hem toekomende formatrechten geen inbreuk te maken op aan Armada toekomende rechten uit hoofde van haar rechten op de Flodderfilms en de Flodder tv-series.

2.13.2. Gezien hetgeen hiervoor is overwogen komt ook deze vordering voor toewijzing in aanmerking, binnen de grenzen van de door Armada verkregen rechten als hiervoor omschreven.

2.14. Het bewijsaanbod wordt aan beide zijden gepasseerd omdat het hetzij te vaag is hetzij niet betrekking heeft op feiten die, indien bewezen, tot een andere beslissing zouden leiden.

IEF 10666

In onverlichte toestand is er tussen de potten geen verschil

Hof 's-Gravenhage  13 december 2011, LJN BU8147(Slewe beheer B.V. en Bloom Holland B.V. tegen The Groove Garden)

Met dank aan Jacqueline Schaap, Klos Morel Vos & Schaap.

In navolging van IEF 8283. Auteursrecht op oversized model bloempot. Modelrecht: Niet meer dan een bloempot met verlichting erin [meer afbeeldingen in vonnis].

Slewe brengt sedert januari of februari 2003 onder de naam BLOOM!Pot een verlichte bloempot(houder) op de markt van (semi)transparant wit kunststof, in de vorm van een oversized model van de traditionele bloempot - hierna ook: BLOOM. Zij is tevens houdster van gemeenschapsmodel 000122189-0001. Sedert (medio) 2008 brengt The Groove Garden verlichte oversized bloempotten met een hoogte van 61, 47 en 33 cm en de subaanduidingen L, M en S op de markt - hierna ook: de GG-pot.

The Groove Garden bepleit dat dit een trend of stijl is die is ingezet in 2002 met de klassieke bloempot van (semi)transparante kunststof onder de naam VAS-ONE, het Hof gaat daaraan voorbij. Pas vanaf eind 2004 wordt de VAS-ONE met ingebouwde verlichting op de markt gebracht.

Auteursrecht Het hof is van oordeel dat de gekozen combinatie van de elementen vorm, materiaal en geïntegreerde verlichting voldoende is om aan de BLOOM een eigen oorspronkelijk karakter en het persoonlijk stempel van de maker te verlenen. Hieraan kan niet afdoen dat (een aantal van) de elementen op zichzelf reeds bekend (was)/waren en behoorde(n) tot het vormgevingserfgoed.

Inbreuk Er wordt, ondanks ietswat afwijkende maten, maar in dezelfde (semi)transparante kunstof en gelijke vormen, strijd met het auteursrecht aangenomen. Het grootste verschil is gelegen in de wijze van verlichting, maar die is technisch bepaald en komt niet voor auteursrechtelijke bescherming in aanmerking (stekker en verschillende kleuren). In onverlichte toestand is er tussen de potten geen verschil te zien (zie onder meer r.o. 19).

Modelrecht De rechtbank heeft, kort gezegd, overwogen dat de inschrijving niet meer openbaart dan een bloempot van transparant materiaal met een lamp erin en dat het model niet nieuw is omdat een verlichte bloempot (de VAS-ONE) al eerder was getoond in 2002. Het hof (onderverwijzing naar Grupo Promer/Pepsico, IEF 10374) is dan ook van oordeel dat ervan moet worden uitgegaan dat het model slechts een pot van transparant materiaal met daarin één of meer lichtbronnen openbaart en de geïnformeerde gebruiker daarvan (en niet van een pot met geïntegreerde verlichting met een dubbele bodem) moet uitgaan bij de vergelijking met de VAS-ONE en met de GG-pot. Er is geen modelrechtinbreuk.

Dictum: De nevenvorderingen worden deels toegewezen. Tot auteursrechtinbreuk wordt veroordeeld onder last van dwangsom van €2.000 per dag/product met een maximum van €250.000. De afbeeldingen van de bloempotten zullen van websites waarover The Groove Garden zeggenschap heeft, moeten worden verwijderd. Op straffe van €1.000 per website per dag met een maximum van €30.000. Met rectificatie en bijzondere rectificatie voor degene die orders of offertes hebben gevraagd onder last van €1.000 per dag met een maximum van €30.000. The Groove Garden wordt veroordeeld in de proceskosten in reconventie ad €13.800, en in principaal en incidenteel hoger beroep ad €20.260.

Trend/stijl 9. Voor zover The Groove Garden stelt dat diverse leveranciers sedert 2007 verlichte bloempotten op de markt brengen en er dus sprake is van een stijl of trend, gaat het hof daar als niet relevant aan voorbij, nu Slewe onbetwist heeft gesteld dat deze potten - door Slewe aangeduid als Slewe-klonen - pas op de markt zijn gekomen nadat de BLOOM in 2003 op de markt is gekomen en een succes is gebleken. Overigens is ook niet gesteld of gebleken dat deze potten al voor 2007 op de markt waren. The Groove Garden stelt dat zij pas medio 2007 onderzoek daarnaar heeft gedaan en heeft stukken overgelegd waaruit slechts gebruik vanaf 2008 valt af te leiden. Voor zover The Groove garden stelt dat het bestaan van een stijl of trend ook van belang is indien Slewe die stijl of trend gezet heeft, faalt die stelling. Voor het antwoord op de vraag of van een auteursrechtelijk beschermd werk sprake is, is niet relevant of bepaalde aspecten sinds het tot stand komen van het werk gebruikelijk zijn geworden doordat (aspecten van) het werk wordt(en) nagevolgd. Bepalend hiervoor is de situatie ten tijde van het tot stand komen van het voortbrengsel.

15. Wat betreft het door Slewe gestelde verschil door het ontbreken van de geïntegreerde verlichting in de VAS-ONE, heeft The Groove Garden gesteld dat de VAS-ONE getoond is met losse - niet geïntegreerde - verlichting. The Groove Garden stelt dat de VAS-ONE in 2002 getoond is zowel hangend als een lamp(enkap), als staand met daarin een bouwlamp (vergelijk productie 29 in eerste aanleg van Slewe). Slewe heeft erkend dat de VAS-ONE tijdens de beurs in Milaan in april 2002 op zijn kop hangend met een losse lamp, dus als een grote hanglamp, is getoond. Aldus is naar het oordeel van het hof niet een plantenpot getoond met daarin een (geïntegreerde) verlichting, maar een lampenkap in de vorm van een pot of vaas, waarbij de verlichting geen onderdeel uitmaakt van de vormgeving van de pot en niet bepalend is voor de totaalindruk die de pot maakt. Bij de BLOOM is de (geïntegreerde) verlichting juist essentieel voor de combinatie van elementen die bepalend is voor de totaalindruk. Dat de verlichting geen onderdeel uitmaakt van de vormgeving van de VAS-ONE geldt naar het oordeel van het hof ook indien deze - zoals The Groove Garden stelt en Slewe (in hoger beroep) betwist - al in 2002 staand met daarin een losse bouwlamp zou zijn getoond. De losse bouwlamp moet naar het oordeel van het hof ook in dat geval gezien worden als een los van het ontwerp staand presentatiemiddel (zoals boeken in een kast of een spot op een schilderij). Dit geldt te meer nu niet gemotiveerd betwist is dat de VAS-ONE door de aanwezigheid van de lamp haar functie als houder van planten/bomen (of andere voorwerpen) niet kan vervullen. Evenmin is gesteld of gebleken dat de VAS-ONE met een losse bouwlamp op de markt (te koop) is aangeboden.

16. Gelet op het bovenstaande moet naar het oordeel van het hof bij de beantwoording van de vraag of de BLOOM aan de VAS-ONE is ontleend worden uitgegaan van de VAS-ONE zonder verlichting. Dit verschil is voldoende om, afgezien van het verschil in vorm, te oordelen dat de BLOOM niet is ontleend aan de VAS-ONE. De verlichting is een essentieel onderdeel van de combinatie die bepalend is voor de totaalindruk die de BLOOM maakt en waardoor naar het oordeel van het hof de BLOOM een eigen oorspronkelijk karakter bezit en het persoonlijk stempel van de maker draagt.

Vergelijking BLOOM en GG-pot
19. De BLOOM, die links is afgebeeld, is 60 cm hoog en heeft een diameter (aan de bovenkant) van 66 cm. De GG-pot, die rechts is afgebeeld, is 61 cm hoog en heeft een diameter (aan de bovenkant van 67 cm. Ook de GG-pot is uitgevoerd in (semi) transparante kunststof. De vormen zijn gelijk. De 1cm verschil in hoogte en diameter is niet zichtbaar. Het belangrijkste verschil tussen de potten is gelegen in de wijze van verlichting. De overige door The Groove Garden genoemde verschillen, onder meer genoemd in punt 59 van de memorie van antwoord in incidenteel appel, zijn technisch bepaald (zoals de stekker bij de BLOOM) en/of niet relevant voor de auteursrechtelijke beoordeling (zoals de verschillende merknamen en de omstandigheid dat de BLOOM ook in andere kleuren wordt aangeboden) en/of zodanig ondergeschikt dat daardoor de totaalindruk niet verschilt (zoals de iets hogere (dubbele) bodem van de BLOOM of het gat in de bodem). In onverlichte toestand is er tussen de potten geen verschil te zien.

Beide potten hebben geïntegreerde verlichting. Bij de BLOOM is gekozen voor de inbouw van twee 230 volt spaarlampen die wit licht uitstralen, terwijl de GG-pot voorzien is van LED-verlichting in verschillende kleuren. Niet betwist is dat de LED-verlichting in de GGpot aldus kan worden ingesteld dat deze slechts wit licht, althans witgelijkend licht uitstraalt. De rechtbank heeft overwogen dat door de GG-pot geen inbreuk wordt gemaakt omdat deze door het verschil in verlichting (in verlichte toestand) een andere algemene indruk maakt dan de BLOOM. Het hof acht niet relevant dat de verlichting van de GG-pot een andere kleur of kleuren heeft. Dat is slechts het gevolg van een technische ingreep, die naar het oordeel van het hof niet afdoet aan de auteursrechtelijk relevante (door de auteursrechtelijke trekken bepaalde) totaalindrukken, ook niet in verlichte toestand. Dat laatste geldt ook voor het iets afwijkende lichteffect. Het hof is na het bekijken van de potten van oordeel dat het verschil in lichteffect (afgezien van de kleur ) slechts gering is. Bij beide potten neemt het effect naar boven toe af. De lichtbron is bij de GG-pot iets lager geplaatst en lijkt iets minder fel, terwijl het lichteffect het meest intens is op een iets lager punt en over een iets smallere strook dan bij de BLOOM. Deze verschillen zijn echter zo gering, zeker gelet op de overige, de totaalindruk bepalende, auteursrechtelijk beschermde combinatie van elementen van de BLOOM die ook in de GG-pot aanwezig is, dat zij niet leiden tot een andere totaalindruk.

Lees het arrest hier (LJNschone pdf).

IEF 10657

Geschat op een bedrag

Kantonrechter Rechtbank Arnhem 11 november 2011, LJN BU7615 (fotograaf (eiser) tegen Wychens Weekblad Wegwijs B.V.)

Schadevordering op grond van publicatie foto zonder toestemming beroepsfotograaf. Artt. 1 juncto 5 juncto 10 sub 9 en artikel 25 lid 1 sub a en sub c van de Auteurswet. Gedaagde heeft zonder toestemming, zonder vermelding van de naam van eiser en zonder het betalen van een vergoeding, een foto van eiser gepubliceerd, welke foto auteursrechtelijk beschermd. Deze foto is overgenomen uit de digitale nieuwsbrief van de geportretteerde heer [X].

Eiser vordert daarom, conform de Algemene Voorwaarden van de Fotografenfederatie, een bedrag van € 600,00 aan schade en conform artikel 1019h Rv, werkelijke proceskosten ad € 3.678,50.

De kantonrechter heeft overwogen dat deze voorwaarden niet van toepassing zijn, omdat er geen overeenkomst tussen partijen tot stand is gekomen. Daarom heeft de kantonrechter wat betreft de hoogte van de schade aansluiting gezocht bij artikel 6:96 BW. Nu de omvang van de schade niet nauwkeurig kon worden vastgesteld heeft de kantonrechter de schade, gelet op artikel 6:97 BW, geschat op een bedrag van € 300,00, met compensatie van kosten.

4.2.  (...) Wijchens Weekblad heeft verweer gevoerd tegen de gevorderde schadevergoeding. Voorts heeft Wijchens Weekblad betwist dat, voor wat betreft de schadevergoeding, aansluiting kan worden gezocht bij de Algemene Voorwaarden van de Fotografenfederatie. De kantonrechter volgt Wijchens Weekblad in deze stelling nu er geen overeenkomst tussen partijen tot stand is gekomen en de genoemde voorwaarden dus niet van toepassing zijn op de verhouding tussen partijen.
Gelet op het bovenstaande zal de kantonrechter wat betreft de hoogte van de schadevergoeding geen aansluiting zoeken bij de Algemene Voorwaarden van de Fotografenfederatie, maar bij de wet. Artikel 6:96 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) bepaalt dat vermogensschade zowel geleden verlies als gederfde winst omvat. Niet is gesteld of gebleken dat het gevorderde bedrag ten titel van schadevergoeding bestaat uit geleden verlies of gederfde winst. Ook heeft Wijchens Weekblad gemotiveerd verweer gevoerd tegen de hoogte van het gevorderde bedrag aan schadevergoeding. Nu de gevorderde schadevergoeding alleen is onderbouwd met het beroep op de Algemene Voorwaarden, kan de omvang van de schade niet nauwkeurig worden vastgesteld.
De kantonrechter zal, ingevolge artikel 6:97 BW, de schade schatten en wel op een bedrag van € 300,00, uitgaande van een bedrag van € 100,00 dat [eisende partij] voor de publicatie van de foto zou hebben ontvangen en rekeninghoudende met het feit dat Wijchens Weekblad de foto zonder vermelding van de naam van [eisende partij] heeft gepubliceerd en zij die foto heeft gewijzigd.
De conclusie is dan ook dat de kantonrechter een bedrag van € 300,00 aan schadevergoeding toewijst. Hierbij tekent de kantonrechter aan dat BTW als verrekenpost voor [eisende partij] reeds daarom niet als schade kan worden gevorderd.

4.3.  Partijen worden over en weer in het ongelijk gesteld. De kantonrechter zal daarom de proceskosten compenseren als hierna te melden.

Lees het vonnis hier: LJN / schone pdf

IEF 10650

De rol van de digitale bibliotheek

Kamerbrief actualisering bibliotheekwetgeving, 7 december 2011, referentie 309082

Digitaal leenrecht. E-books. Rol van de bibliotheek.

De bibliotheekbepalingen in de Wet op het specifiek cultuurbeleid (Wsc) zijn sterk verouderd. Zij bieden geen adequate basis meer voor de huidige praktijk van het bibliotheekwerk en voor de digitale ontwikkelingen in de bibliotheeksector. De rol van de digitale bibliotheek wordt steeds groter, maar deze kent een essentieel andere structuur dan de fysieke bibliotheek. Ontwikkelingen die daar plaatsvinden, zoals de komst van het e-boek, kunnen van invloed zijn op de positie van de openbare bibliotheek. Relevante gebieden in dat verband zijn onder meer het auteursrecht en het leenrecht. Deze rechtsgebieden vallen buiten het bestek van dit wetsvoorstel.

Aan de hand van een aantal uitgangspunten (decentraal bestel handhaven, toekomstbestendig maken voor ontwikkelingen) heeft de Staatssecretaris een aantal hoofdlijnen geschetst. Zo is de openbare bibliotheek als publieke taak aan te merken (UNESCO 1994), zowel in fysieke als in het digitale domein, en heeft zij een maatschappelijke functie. De digitale bibliotheek is verreweg de belangrijkste innovatie. Drie overheden dragen gezamenlijk de verantwoordelijkheid voor het bibliotheekstelsel, haar individuele taken worden besproken in de kamerbrief.

Voor het overige worden het overleg met de Vereniging Nederlandse Gemeenten over de lokale bezuinigingen besproken en wordt het (digitale) leenrecht besproken. Hiervoor wordt ook een subsidieregeling aansluiting digitale bibliotheek 2011 als instrument aangewezen. De beoogde inwerkingtreding is 2012.

Leenrecht 
Een belangrijk element in het functioneren van de fysieke openbare bibliotheek is het leenrecht. Op basis van het leenrecht is het mogelijk dat openbare bibliotheken auteursrechtelijk beschermde werken – tegen een billijke vergoeding – uitlenen. Bij verschillende gelegenheden is de vraag naar de toepasselijkheid van het leenrecht op de digitale bibliotheek aan de orde geweest. Onder meer in antwoord op Kamervragen van mw. Peters.14 Algemene lijn daarbij is dat het leenrecht betrekking heeft op fysieke en niet op digitale media. Het leenrecht valt buiten het bestek van de bibliotheekwetgeving. Vanwege de ontwikkelingen in de digitale bibliotheek lijkt het mij niettemin de moeite waard het vraagstuk van het leenrecht in het digitale domein nader te laten verkennen. Ik zal u daar afzonderlijk over berichten.

IEF 10649

In de loop van de tijd gangbaar geworden

Vzr. Rechtbank Amsterdam 8 december 2011, LJN BU7623 (Aussenhandelsgesellschaft Wachsmuth & Krogmann tegen Modular Lighting Instruments N.V.)

Met dank aan Willem Hoyng en Claudia Zeri, Hoyng Monegier.

Auteursrecht op lampontwerpen. W&K is een internationaal opererend groothandelsbedrijf. ML legt zich toe op het ontwerpen en produceren van designlampen, waaronder de Nomad (eind jaren '90). Aldi koopt van W&K in grote aantallen type Lamp I in. Deze worden teruggehaald na sommatie van ML aan de zijde van Aldi en na wijziging wordt Lamp II uitgebracht.

Lamp II lijkt in grote lijnen op de Nomad, echter, zo oordeelt de voorzieningenrechter, het is niet evident dat sprake is van inbreuk. De beschermingsomvang kan wel worden beperkt, omdat sommige aspecten van het ontwerp in de loop van de tijd gangbaar zijn geworden. Dit kan tot verwatering leiden. De voorzieningenrechter wijst de vorderingen af en verwijst W&K in de proceskosten gemaakt aan de zijde van ML ad €560 aan vastrecht en €19.000 aan advocaatkosten.

4.8. Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter is op voorhand niet evident dat geen sprake is van inbreuk. Daarbij wordt aangetekend dat, zoals namens ML te zitting is betoogd, de vraag of sprake is van een auteursrechtelijk beschermd werk moet worden beoordeeld naar de situatie ten tijde van het tot stand komen, althans de eerste publicatie, van het werk en doet de vraag of bepaalde aspecten sindsdien gebruikelijk zijn geworden daaraan niet af. De beschermingsomvang van het werk kan door het feit dat sommige aspecten van de Nomad in de loop van de tijd gangbaar zijn geworden echter wel worden beperkt. Dit zou ertoe kunnen leiden dat in een bodemprocedure wordt geoordeeld dat de oorspronkelijkheid van de Nomad is verwaterd doordat het toepassen van kenmerken van industriële vormgeving op binnenhuisarchitectuur gemeengoed is geworden.

4.9 ... niet als evident kan worden aangenomen dat Lamp II geen inbreuk maakt op het op de Nomad rustende auteursrecht zodat thans niet kan worden gezegd dat ML onrechtmatig handelt door te weigeren om op voorhand af te zien van rechtsmaatregelen tegen het op de markt brengen van Lamp II.

Lees het vonnis hier (LJN / grosse / schone pdf).

IEF 10648

Standpunt onderschreven door het Hof

Reactie op het mediabericht “Providers hoeven internet niet te filteren, kamerstukken II 29838, nr. 31.

In reactie op IEF 10551 (Scarlet Extended / SABAM), bericht staatssecretaris Fred Teeven als volgt: Graag ga ik in op uw verzoek om een reactie op het mediabericht “Providers hoeven internet niet te filteren”. Deze en soortgelijke berichten verwijzen naar een uitspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie in de zaak Scarlet Extended NV tegen Belgische Vereniging van Auteurs, Componisten en Uitgevers CVBA (SABAM) (C-70/10).

(...) Zoals ik u heb bericht in antwoord op de door uw commissie gestelde vragen naar aanleiding van de speerpuntenbrief, is het standpunt van de Nederlandse regering in deze zaak geweest dat een algemene en preventieve filter- en blokkadeverplichting, zoals door de Belgische rechter omschreven, in het licht van het Europees recht ontoelaatbaar is.4 Dit standpunt wordt nu onderschreven door de uitspraak van het Hof van Justitie.

De uitspraak staat niet in de weg aan mijn beleidsvoornemens. De blokkering die ik heb aangekondigd in de speerpuntenbrief voorziet niet in een algemene toezichtsverplichting voor internetproviders. Wel vind ik dat het voor rechthebbenden in gevallen waar nu niet tegen een website of dienst kan worden opgetreden, het mogelijk moet worden om deze door tussenkomst van de rechter te laten blokkeren. Het gaat hier om een gerichte blokkering van websites of diensten waarvan is aangetoond dat er sprake is geweest van structurele facilitering van auteursrechtinbreuken. Bij de uitwerking van de blokkeringsregeling, en met name de reikwijdte en de duur van de maatregelen, zal in het wetsvoorstel uiteraard rekening worden gehouden met de uitspraak en de overwegingen die het Hof aan zijn uitspraak ten grondslag heeft gelegd.

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, F. Teeven

IEF 10647

Jaarverslag CvTA 2010

Jaarverslag 2010 College van Toezicht collectieve beheersorganisaties Auteurs- en naburige rechten bijlage bij Vaststelling begrotingsstaten

Bijzondere projecten van het College in 2010
3.1 Financieel rapport en template
Het College heeft in 2010 in nauw overleg met de organisaties onder toezicht en VOICE een template ontwikkeld waarin de informatievoorziening aan het College wordt geharmoniseerd en versneld. Met ingang van 2011 zullen alle bij VOICE aangesloten collectieve beheersorganisaties met terugwerkende kracht tot 2009 op gelijke wijze aan het College rapporteren over hun financiën en organisatie.

Deze vorm van rapportage zal het College in staat stellen sneller te rapporteren over de financiële situatie bij de organisaties. Daarnaast zal dit voor het College een rijke bron aan vergelijkingsinformatie opleveren aan de hand waarvan het College toezicht kan houden op de financiële en organisatorische ontwikkelingen bij de collectieve beheersorganisaties.

3.2 Notitie behoorlijk bestuur
Op 1 mei 2010 publiceerde het College de notitie inzake integer bestuur. Aanleiding hiervoor was het gegeven dat de organisaties onder toezicht bestuursmodellen hanteerden die in de ogen van het College niet in alle gevallen meer voldeden aan de eisen van good governance zoals die in de afgelopen tijd in de Nederlandse en internationale samenleving zijn ingebed.

De notitie diende als discussiestuk om de organisaties te prikkelen hun bestuursmodellen onder de loep te nemen en initiatieven te ontwikkelen om deze te verbeteren. Het College benoemt in de notitie een aantal basisbeginselen van integer bestuur:

Transparantie: het bestuur dient verantwoording af te leggen over het door haar gevoerde beleid en de behaalde resultaten.

Scheiden van toezicht en uitvoering: er dient duidelijkheid te bestaan over welke taken behoren tot de uitvoering en welke taken behoren tot (intern) toezicht.

Zowel binnen VOI©E als binnen de organisaties zelf heeft de notitie aanleiding gegeven tot discussies en initiatieven op het terrein van governance. Dit heeft geleid tot een aantal concrete voorstellen welke in 2011 zullen worden geïmplementeerd. Het College zal hier aandacht aan blijven besteden en daarover rapporteren.

3.3 Notitie socu-fondsen
Als gevolg van het feit dat de sociale en culturele fondsen bij de CBO’s gefinancierd worden uit de incasso en ten laste komen van de rechthebbenden dienen rechthebbenden voldoende inspraak te hebben in de mate waarin op hun gelden wordt ingehouden en in de wijze waarop deze worden besteed en zou het sociale en culturele beleid voor de rechthebbenden daarbij voldoende transparant moeten zijn.

Het College heeft in 2010 de “Notitie socu-fondsen” opgesteld waarin een aantal uitgangspunten en aanbevelingen zijn geformuleerd die de transparantie en inspraak met betrekking tot de socu-fondsen ten goede zouden moeten komen. De uitgangspunten zijn de volgende:

Inspraak: rechthebbenden dienen een stem hebben in de inhouding en besteding van sociale en culturele fondsen.
Transparantie: sociaal en cultureel beleid dient voor rechthebbenden zowel vooraf als achteraf transparant te zijn. Gelden bestemd voor sociale en culturele doelen zouden aan de hand van objectieve criteria dienen te worden ingehouden en besteed en deze criteria dienen raadpleegbaar te zijn voor rechthebbenden.

De aanbevelingen die aan de hand van deze uitgangspunten zijn gedaan, kunnen gevonden worden in de notitie die op de website van het College (www.cvta.nl) staat gepubliceerd. Deze aanbevelingen worden in het keurmerk van VOI©E (zie onder 4.2) verwerkt en het College zal in 2011 toezien op de implementatie hiervan.

IEF 10646

Op zoek naar de mooiste foto's

Gerechtshof 's-Hertogenbosch 6 december 2011, LJN BU7206 (XTERIOR c.s. tegen Windscreen B.V.)

Hoger beroep na kort geding. Auteursrecht. Quasi-executiegeschil. Activatransactie na faillissement. Fotowedstrijd.

Windscreen houdt zich bezig met de ontwikkeling en verkoop van professionele terrasschermen en parasols. Xterior B.V. houdt zich bezig met de productie van en handel in terrasgerelateerde buitenproducten. Een leverancier van Xterior, [Z], schrijft een wedstrijd uit:

"ter actualisering van onze publicaties zijn wij op zoek naar de mooiste foto’s van locaties van [Z.]® grote schermen… Door deelname aan onze fotowedstrijd doet u c.q. doet uw fotograaf tevens afstand van de auteursrechten en andere rechten die met de aan ons toegestuurde foto’s zijn verbonden."

De voorzieningenrechter overwoog dat het niet relevant is wie de foto heeft gemaakt nu de veroordeling betrekking heeft op het verwijderen van door of in opdracht van Windscreen en of GS Windscreen gemaakte foto’s. De rechter stelt dat voorkomen moet worden dat met het plaatsen van foto's op de site van Xterior verwarring wordt veroorzaakt of onrechtmatig wordt geprofiteerd van het bedrijfsdebiet.

Windscreen betwist niet dat de foto voorkomt in de brochure van [Z.], die deze als leverancier aan onder meer Xterior B.V. ter beschikking heeft gesteld, noch dat zij het auteursrecht van die foto heeft overgedragen aan [Z.]. Evenmin betwist Windscreen dat Xterior c.s. deze foto rechtstreeks van [Z.] heeft verkregen met als doel deze op haar website te plaatsen.

Hof: "het valt dan niet in te zien waarom Xterior c.s. verwarring met de onderneming van Windscreen zouden veroorzaken door een foto uit de brochure van [Z.], waarvan het auteursrecht bij [Z.] rust, pas 32 dagen na het vonnis van 22 juni 2010 van hun website te verwijderen. (...) Evenmin is aannemelijk geworden dat  met de plaatsing van de bewuste foto op hun website op enigerlei wijze, laat staan op een onrechtmatige wijze, van het bedrijfsdebiet van Windscreen heeft geprofiteerd.
Aldus beschouwd moeten de woorden in de veroordeling van 22 juni 2010 ‘verwijderen van door of in opdracht van Windscreen en of GS Windscreen gemaakte foto’s’ worden uitgelegd in bovenvermelde zin. Het hof volgt dus niet de letterlijke uitleg die Windscreen aan de bewoordingen van de veroordeling geeft."

Het Hof vernietigt het vonnis waarvan beroep en dus zijn geen dwangsommen verbeurd.

4.2.4. Naar het voorlopig oordeel van het hof is niet voldoende aannemelijk dat Xterior c.s. in strijd met hun veroordeling in het vonnis van 22 juni 2010 hebben gehandeld door pas na de brief van Windscreen van 28 juli 2010 de bewuste foto onmiddellijk te verwijderen. Bij dit oordeel is van belang dat Windscreen, althans haar voorgangster, ruim vóór het vonnis van 22 juni 2010 vrijwillig het auteursrecht van die foto heeft overgedragen aan [Z.]. Xterior c.s. hebben derhalve geen inbreuk op enig auteursrecht van Windscreen gemaakt. Vooralsnog valt evenmin in te zien waarom Xterior c.s. door pas 32 dagen na hun veroordeling de foto te verwijderen, voor verwarring met de onderneming van Windscreen zouden hebben gezorgd. Niet in discussie is dat [Z.] als leverancier van Xterior B.V. optreedt. Gesteld noch gebleken is dat Xterior B.V. jegens Windscreen onrechtmatig handelt door een rechtsverhouding met [Z.] als leverancier te onderhouden of door de brochure van [Z.] te gebruiken. Verder is gesteld noch gebleken dat [Z.] de brochure, waarin de bewuste foto is opgenomen, uitsluitend heeft opgesteld voor gebruik door Xterior B.V. zodat moet worden aangenomen dat de brochure door meerdere afnemers van [Z.] wordt gebruikt.
Gelet op de wederzijdse stellingen van partijen valt dan niet in te zien waarom Xterior c.s. verwarring met de onderneming van Windscreen zouden veroorzaken door een foto uit de brochure van [Z.], waarvan het auteursrecht bij [Z.] rust, pas 32 dagen na het vonnis van 22 juni 2010 van hun website te verwijderen. Evenmin is aannemelijk geworden dat Xterior c.s. met de plaatsing van de bewuste foto op hun website op enigerlei wijze, laat staan op een onrechtmatige wijze, van het bedrijfsdebiet van Windscreen heeft geprofiteerd.
Aldus beschouwd moeten de woorden in de veroordeling van 22 juni 2010 ‘verwijderen van door of in opdracht van Windscreen en of GS Windscreen gemaakte foto’s’ worden uitgelegd in bovenvermelde zin. Het hof volgt dus niet de letterlijke uitleg die Windscreen aan de bewoordingen van de veroordeling geeft. Al hetgeen Windscreen verder heeft aangevoerd, brengt het hof niet tot een ander oordeel.
Op grond van het voorgaande komt het hof tot het voorlopig oordeel dat Xterior c.s. geen dwangsommen hebben verbeurd.

4.2.5. De eerste grief slaagt derhalve. Ook de vierde grief, waarin Xterior c.s. aanvoeren in eerste aanleg ten onrechte in de proceskosten te zijn veroordeeld, slaagt. Bij behandeling van de tweede en derde grief hebben Xterior c.s. geen belang meer.