Auteursrecht  

IEF 9708

Rechtbank ‘s-Hertogenbosch 25 mei 2011, HA ZA 10-1890 (Melano B.V. tegen T.)

Verwisselbare elementen is een trend

Met dank aan Hans Erik van Gorp, Rassers advocaten

Auteursrecht. Merkenrecht. Handelsnaamrecht. Melano verkoopt sieraden met verwisselbare elementen. Gedaagde T. biedt onder onder de naam Eligo imitaties aan, maar gebruikt mede de handels- en merknaam Melano.

Een aantal sieraden is vrijwel identiek. "Een trend [komt] niet in aanmerking voor auteursrechtelijke bescherming. Dat kan wel gelden voor de uitwerking van deze trend". Het staat niet vast dat de sieraden van Melano werken zijn in de zin van de Auteurswet. Vordering afgewezen. Niet of onvoldoende onderbouwd zijn de vorderingen ten aanzien van de gestelde slaafse nabootsing en merk- en handelsnaaminbreuk op internetsites. Proceskostenveroordeling ex 1019h Rv en Indicatietarieven in IE-zaken.

Auteursrecht 4.10. De rechtbank is van oordeel dat sprake is van overeenstemming tussen bovengenoemde sieraden van Melano met sieraden van T. Het onderscheid waar T. op wijst (het ontbreken van de vermelding Melano, iets bredere randjes en een geringe afwijking in de maat) acht de rechtbank van ondergeschikte aard. Dat zelfde geldt voor de omstandigheid dat de Melano sieraden van roestvrij staal zijn gemaakt, terwijl de sieraden van T. van zilver zijn.

4.18. De rechtbank is van oordeel dat uit de door T. overgelegde producties 2a en 2b, evenals de in depot gegeven folders, volgt dat meerdere bedrijven sieraden verkopen waarbij onderdelen verwisselbaar zijn. De rechtbank volgt partijen, waar zij stellen dat er sprake is van een trend, gebaseerd op het idee van verwisselbaarheid. Zoals hiervoor al overwogen komt een trend niet in aanmerking voor auteursrechtelijke bescherming. Dat kan wel gelden voor de uitwerking van deze trend.

4.20. Aldus heeft Melano haar stellingen met betrekking tot de auteursrechtelijke bescherming van haar sieraden in onvoldoende mate onderbouwd. Het is dan ook niet komen vast te staan dat de sieraden van Melano werken zijn in de zin van de auteurswet. Om die reden kan Melano zich niet beroepen op auteursrechtelijke bescherming. Haar vorderingen voor zover deze zien op inbreuk op auteursrecht zullen dan ook worden afgewezen.

Slaafse nabootsing: 4.24. Met betrekking tot dit alles stelt Melano niets, zodat niet kan worden vastgesteld dat sprake is van slaafse nabootsing die als onrechtmatig handelen moet worden aangemerkt. Voor zover haar vorderingen gebaseerd zijn op slaafse nabootsing, zullen deze dan ook worden afgewezen.

Merk- of handelsnaaminbreuk 4.26. (…) De enkele omstandigheid dat op één of meerdere internetsites zowel de naam Melano als Quiges voorkomt, leidt echter niet tot de gevolgtrekking dat T. dan ook inderdaad de naam Melano voor zijn producten heeft gebruikt.

Datzelfde geldt voor de omstandigheid dat op de site van mevrouw Nobis wellicht kan worden doorgeklikt op de naam Melano en dat dan sieraden te zien zijn die mevrouw Nobis van T. zou hebben gekocht. Daarbij is geen sprake van gebruik door T. van de naam Melano, doch hooguit van gebruik door mevrouw Nobis van de naam Melano.

Lees het vonnis hier (pdf).

IEF 9706

Europese Commissie, A Single Market for Intellectual Property Rights, COM/2011/278 (provisional version)

Uitgewerkt voorstel Europese Commissie

In (korte) navolging van aangekondigde Douaneverordening IEF 9701 en Blauwdruk IE-Rechten IEF 9695.

Een voorlopige uitwerking van IE-herziening. "A Single Market for Intellectual Property Rights Boosting creativity and innovation to provide economic growth, high quality jobs and first class products and services in Europe". Wat onder meer wordt vermeld: Uniforme octrooibescherming, modernisering van het merkenrechtsysteem, EU auteursrechtbeheer, technologie, user generated content, privékopie, bedrijfsgeheimen, maar ook public awareness en bi- en mulitilaterale verdragen.

Lees voorlopige uitwerking hier (link en pdf)

Inhoudsopgave
1. INTRODUCTION

2. OPPORTUNITIES AND CHALLENGES FOR A SINGLE MARKET FOR IPR

3. KEY POLICY INITIATIVES TO MEET THE CHALLENGES AHEAD
3.1. Reform of the patent system in Europe and accompanying measures
3.1.1. A unitary patent protection
3.1.2. A unified patent litigation system
3.1.3. An IPR valorisation instrument
3.2. Modernisation of the trade mark system in Europe
3.3. Creation of a comprehensive framework for copyright in the digital single market
3.3.1. European copyright governance and management
3.3.2. Technology and database management
3.3.3. User-generated content
3.3.4. Private copying levies
3.3.5. Access to Europe's cultural heritage and fostering media plurality
3.3.6. Performers' rights
3.3.7. Audiovisual works
3.3.8. Artists' resale right
3.4. The issue of complementary protection of intangible assets
3.4.1. Trade secrets and parasitic copies
3.4.2. Non-agricultural geographical indications
3.5. Enhanced fight against counterfeiting and piracy
3.5.1. Public awareness
3.5.2. A more sustainable structure for the European Observatory on Counterfeiting and
Piracy and new tasks
3.5.3. A review of the IPR Enforcement Directive
3.6. The international dimension of IPR
3.6.1. Multilateral initiatives, including co-ordination with international organisations
3.6.2. Bilateral negotiation and co-operation on IP protection with third countries
3.6.3. Enhanced IPR protection and enforcement at the EU border 

4. CONCLUSIONS

Lees voorlopige uitwerking hier (link en pdf)

IEF 9700

Rechtbank Utrecht 25 mei 2011, HA ZA 08-1438 (MD Group B.V. tegen Underlines B.V.)

Algemeen inbreukverbod BH's en slipjes

Met dank aan Anne Voerman en Matthijs Kaaks, Boekx Advocaten en Marlous Schrijvers en Charles Gielen, NautaDutilh N.V.

In navolging van IEF 7517 en Marlies Dekkers serie. Auteursrecht. Stijl. Lingerie BH's en slipjes. Vonnis tussen Marlies Dekkers en Sapph. Inbreuk aangenomen t.a.v. een aantal van de in het geding gebrachte BH's/slipjes. Algemeen inbreukverbod toegewezen op aantal specifieke werken (verwijzing Disney/Intres). Sapph moet rekening en verantwoording afleggen. Geen slaafse nabootsing. Art. 1019h Rv matiging proceskosten: €50.000,-.

Stijl vs. auteursrecht 4.12. De rechtbank stelt ten aanzien van de onderhavige producten (bh’s en slips) voorop dat deze in belangrijke mate mede worden bepaald door functionele elementen. (...) Deze functioneel bepaalde elementen van bh's en slips komen als zodanig (als niet-oorspronkelijke elementen) niet voor auteursrechtelijke bescherming in aanmerking. De omstandigheden dat deze producten daarmee in belangrijke mate bepaald worden door functionele elementen, brengt mee dat - indien daaraan elementen worden toegevoegd (zoals extra bandjes) - deze toevoegingen het resultaat kunnen zijn van creatieve keuzes van de maker, en daarmee voor bescherming onder het auteursrecht in aanmerking kunnen komen.

4.14 De rechtbank stelt voorop dat uit het Decaux/Mediamax-arrest van de Hoge Raad (Hoge Raad 29 december 1995, NJ 1996,546) volgt dat aan het enkele ontwikkelen of inzetten van een nieuwe mode of stijl geen bescherming krachtens auteurs- of modelrecht toekomt. Zoals Marlies Dekkers ter gelegenheid van het pleidooi heeft verduidelijkt, roept zij ook geen bescherming in van het idee om bandjes boven de cups aan te brengen, maar alleen van de specifieke wijze waarop zij aan dergelijke bandjes invulling heeft gegeven. (...)

4.18. Het voorgaande leidt tot het oordeel dat Marlies Dekkers met de wijze van vormgeving van de bandjes boven de cups een oorspronkelijke invulling heeft gegeven aan het idee of de stijl van het hanteren van bandjes boven de cups, zodat haar bh’s die bandjes bevatten die min of meer de bovenlijn van de cups volgen, het resultaat zijn van een intellectuele schepping en in zoverre auteursrechtelijk beschermd zijn.

4.50. De achterzijde van de slip van Marlies Dekkers kenmerkt zich doordat er een driehoekige uitsparing is gemaakt, waardoor een deel van de bovenkant van de billen zichtbaar is. (…) Gelet op het feit dat en openwerking van een slip op meerdere manieren kan plaatsvinden, moet de wijze waarop Marlies Dekkers dat heeft gedaan als oorspronkelijk worden aangemerkt. Dit element van de slip komt dan ook als intellectuele schepping voor auteursrechtelijke bescherming bescherming in aanmerking.

slaafse nabootsing 4.63 Voor zover het (subsidiaire) beroep van Marlies Dekkers op slaafse nabootsing ziet op de hiervoor reeds besproken bh's en slips geldt dat dit alleen kans van slagen heeft in het geval dat bij die producten het beroep op het auteursrecht is afgewezen wegens het niet voldoen aan de oorspronkelijkheidseis. Daarvan is in casu geen sprake. Ten aanzien van de auteursrechten van Marlies Dekkers dan wel dat - wegens het ontbreken van een overeenstemmende totaalindruk - geen sprake is van inbreuk. Indien geen sprake is van een overeenstemmende totaalindruk, kan evenmin worden geoordeeld dat Sapph nagelaten heeft om bij de nabootsing te doen wat redelijkerwijs mogelijk en nodig is om te verkomen dat door de gelijkheid de kans op verwarring ontstaat of vergroot wordt, zodat een beroep op slaafse nabootsing in dat geval geen kans van slagen heeft.

Noodzaak algemeen verbod 4.71 Partijen verschillen van mening of oplegging van een algemeen verbod mogelijk is. In het arrest Disney/Intres van 1 december 1995 (NJ 1996, 510) heeft de Hoge Raad geoordeeld dat een algemeen verbod mogelijk is als aan drie voorwaarden is voldoen:
- er bestaat voldoende grond te vrezen dat een dergelijke inbreuk óók op andere beschermde werken zal plaats hebben,
- met het oog op de voorkoming van executiegeschillen moet in aanmerking worden genomen dat het te geven verbod voldoende houvast moet bieden om te kunnen beoordelen welke gedragingen al dan niet verboden zijn.
- het verbod met de bedoelde ruimere werking moet bij afweging van de belangen van beide partijen passend en geboden zijn.
4.71. Naar het oordeel van de rechtbank is aan deze voorwaarden voldaan.

Lees de uitspraak hier (link, pdf en eerdere pdf)

IEF 9698

Rechtbank 's-Gravenhage 9 maart 2011, LJN BQ5826 (h.o.d.n. KMI - MUSIC BANK tegen De Staat der Nederlanden-Ministerie van Justitie)

Ingewikkelde problematiek van de auteursrechtelijke situatie

Schadevergoedingsvordering na strafvorderlijk optreden. Inbeslagname cd's / videobanden door opsporingsambtenaren Buma/Stemra. Grondslag ontbreken redelijke verdenking / verontachtzaming fundamentele vereisten: bewijsopdracht met betrekking tot verjaring. Grondslag onzorgvuldig onderzoek: bewijsopdracht met betrekking tot verjaring. Grondslag onrechtmatig voortduren beslag: afgewezen.

3.2.Ter onderbouwing van zijn vorderingen stelt [eiser] dat de inbeslagneming en inbeslaghouding onrechtmatig zijn geweest op basis van de volgende omstandigheden. Ten eerste is [eiser] nooit als verdachte gehoord. Ten tweede heeft de rechtbank Breda in haar beschikking van 11 augustus 2002 opgenomen dat in de strafzaak alleen deskundigen knopen zouden kunnen doorhakken, maar initiatieven ter zake zijn door het Openbaar Ministerie (hierna: OM) niet of onvoldoende ontplooid. Ten derde heeft de rechtbank Breda in haar beschikking van 3 januari 2003 opgenomen dat [eiser] de tegen hem gerezen verdenking niet aan zichzelf te wijten had. In het proces-verbaal is niet vermeld op welke gronden Buma/Stemra tot de conclusie is gekomen dat de cd's illegaal zouden zijn. Volgens [eiser] kon Buma/Stemra ook niet oordelen over eventuele illegaliteit van de cd's daar er bij Buma/Stemra niets bekend kon zijn over de cd's. Ten vierde heeft het OM nooit een vordering ex artikel 552f Sv ingesteld.

4.18 (...) Gezien de ingewikkelde problematiek van de auteursrechtelijke situatie rondom de cd's en de videobanden heeft de Officier van Justitie stappen ondernomen om nader geïnformeerd te worden door Buma/Stemra en te komen tot inschakeling van een deskundige (zie onder 2.6). De rechtbank constateert - met de Staat - dat het daarop volgende tijdsverloop niet alleen aan de Staat is te wijten, nu de advocaat van [eiser] pas bij brief van 21 juni 2001 heeft gereageerd op de vraag van de Officier van Justitie bij brief van 16 november 2000 over personen die als deskundigen ingeschakeld zouden kunnen worden, derhalve pas na ruim zeven maanden. Nu het een gecompliceerde materie betreft, in samenhang met het feit dat [eiser] zelf geen pogingen heeft ondernomen de inbeslagname via de geëigende weg op te heffen en [eiser] zelf deels voor het tijdsverloop verantwoordelijk is, komt de rechtbank tot het oordeel dat de Staat niet onrechtmatig heeft gehandeld.

Lees het (tussen)vonnis hier (link en pdf)

IEF 9688

CvdM 22 februari 2011, besluit 24546/2011002047 (toegestane nevenactiviteit licentie aflevering Klokhuis met als thema Diabetes)

Vergroten van betrokkenheid van gebruiker

Gepubliceerd 10 mei 2011. Mediarecht. Licenties. Het in licentie geven van een aflevering Klokhuis met als thema Diabetes aan Bas van Goor Foundation ten behoeve van educatief gebruik. Relatietoets: aannemelijk dat gebruikers zich meer betrokken voelt bij publieke media-instelling. Beeldmerk NTR en Klokhuis in licentiecontract. Marktconform voor niet-commerciële doeleinden en kostendekkend (risico's liggen bij licentienemer). Toegestane nevenactiviteit.

10. Op grond van artikel 3, eerste lid, sub c, van de Beleidsregels nevenactiviteiten 2009, houdt een nevenactiviteit verband met of staat deze ten dienste van de verwezenlijking van de publieke media-opdracht indien de betrokkenheid van gebruikers bij het mediaaanbod of de publieke media-instelling met de nevenactiviteit wordt vergroot. In deze gevallen dient de activiteit op grond van artikel 3, tweede lid, van de Beleidsregels nevenactiviteiten 2009, tevens aantoonbaar inhoudelijk aan te sluiten bij het mediaaanbod of de publieke media-instelling.

11. De onderhavige nevenactiviteit betreft het verkopen of in licentie geven van programma’s, programmaformats of programmafragmenten aan (media)bedrijven.

Daarmee wordt de betrokkenheid van gebruikers bij het media-aanbod of de publieke media-instelling vergroot nu het aannemelijk is dat de nevenactiviteit ertoe kan leiden dat degene die gebruik gaat of blijft maken van het media-aanbod, zich meer dan daarvoor betrokken voelt of gaat voelen bij de publieke media-instelling. De programma’s worden door de licentienemer alleen gebruikt ten behoeve van educatieve doeleinden.

12. Verder sluit de nevenactiviteit inhoudelijk aan bij het media-aanbod of publieke mediainstelling nu het gaat om een uit te zenden programma van de NTR. De licentienemer krijgt pas de beschikking over het materiaal nadat de aflevering door de NTR is uitgezonden. De uitzenddatum is nog niet bekend. In het licentiecontract is voor de licentienemer (Bas van Goor Foundation) de verplichting opgenomen om het (beeld)merk van de NTR en van het Klokhuis bij het programmamateriaal te vermelden, zodat kenbaar is dat het materiaal afkomstig is van de publieke media-instelling.

Lees het besluit hier (link)

IEF 9686

Hof Arnhem 3 mei 2011, LJN BQ5240 ([Appelante] B.V. tegen [geïntimeerde])

Email back-up auteursrecht inzetten

https://www.mastertours.nl/images/email.jpg Sevens HeavenAuteursrecht. Emailverzameling. Arbeidsrechtelijke verhouding. Geheimhoudingsverplichting. Ex-werknemer / directeur. heeft een back-up van e-mailbestand. Afgifte/revindicatie beroep op art. 7 Auteurswet. Kopie wordt niet door art. 1 jo. 10 Aw bestreken, omdat geschrift niet bestemd is voor openbaarmaking.

5.13  Het beroep op de IE-rechten heeft [appellante] slechts onderbouwd door te verwijzen naar artikel 7 Auteurswet (Aw). In dit kort geding kan evenwel niet worden vastgesteld dat [appellante] aan de Auteurswet een rechtsgrond tot afgifte van de dvd als hiervoor bedoeld kan ontlenen. Dat [geïntimeerde] in strijd met (artikel 1 in verbinding met artikel 7 van) de Aw heeft gehandeld is niet voldoende komen vast te staan. Van openbaarmaking van de e-mails/documenten is geen sprake, [appellante] heeft dit ook niet gesteld, terwijl [geïntimeerde] heeft aangevoerd deze e-mails te bewaren voor het geval hij mogelijk in een arbeidsrechtelijk geschil over zijn functioneren als directeur verzeild zal raken.

Hij heeft voorts gesteld dat hij zich houdt aan zijn geheimhoudingsverplichting, hetwelk door [appellante] niet is weersproken en waarvan het hof dus uitgaat. Dat de enkele verveelvoudiging door middel van de back-up bestreken zou worden door het verbod van artikel 1 Aw is onvoldoende komen vast te staan. Immers, de auteursrechtelijke bescherming van digitale documenten als een ander geschrift in de zin van artikel 10 Aw is beperkt tot de situatie dat het geschrift is (bestemd om) openbaar gemaakt (te worden). Daarvan is gelet op hetgeen hiervoor is overwogen geen sprake. Of het aan [geïntimeerde] verboden is in de toekomst eventueel gebruik te maken van de e-mails en documenten ingeval sprake zou zijn van een arbeidsrechtelijk conflict, ligt hier niet voor en behoeft dus ook geen bespreking. Het hof roept voorts in herinnering dat de vraag of [geïntimeerde] [appellante] door en met zijn kennis beconcurreert, dan wel [X B.V.] zich als zijn nieuwe werkgever daarvan gebruik maakt, in dit geding niet voorligt.

Lees het vonnis hier (link en pdf)

IEF 9677

Vzr. Rechtbank Amsterdam 17 mei 2011, KG ZA 11-525 (Malkit Shoshan tegen Uitgeverij 010 c.s.)

Overzicht van´t oeuvre, naamsvermelding

Vzr. Rechtbank Amsterdam 17 mei 2011, KG ZA 11-525 (Malkit Shoshan tegen Uitgeverij 010 c.s.)

Met dank aan Sophie Besselink, Bousie advocaten.

Auteursrecht. Persoonlijkheidsrechten. Naamsvermelding en verminking van werk. Geschil tussen auteur en vormgever over de naamsvermelding, de credits en het gebruik van het werk in een overzicht van eigen werk. Sinds 2002 publiceert eiser visuele weergaves van Israël-Palestina conflict in eigen beheer. Nu boek onder titel "Atlas of the Conflict: Israel-Palestine", door Uitgeverij 010 uitgegeven en vormgegeven. In 2010 boekpublicatie "I swear I use no art at all" met overzicht van grafische oeuvre van vormgever; waarin opgenomen dit boek in nagenoeg zwart-wit en met onleesbaar gemaakte tekst. Gedaagde is internationaal bekroond met de Gouden Letter inzake boekverzorging, slechts de naam van de vormgever is vermeld in de publicaties daaromtrent, niet die van de auteur.

De vormgever heeft een belang omdat het gaat over het werk van hem, als vormgever, niet over hetgeen inhoudelijk met de Atlas naar voren wil brengen. Ondanks dat de eiseres auteursrechthebbende, ook op de vormgeving. Dat de internationale bekroning vergezeld diende te gaan met naamsvermelding is geen vereiste, ondanks “Dat S.. als auteur van de Atlas ook intensieve bemoeienis heeft gehad met de vormgeving moge zo zijn, maar verplicht G. niet om haar naam  - naast die als auteur - nogmaals expliciet te noemen in verband met de vormgeving daarvan.” Vorderingen worden afgewezen.

4.1. Omdat in dit geval sprake is van een procedure waarin een voorlopige voorziening wordt gevorderd, zal de voorzieningenrechter artike l127a lid 1 en lid 2 Rv - waarin is bepaald dat aan het niet tijdig betalen van het griffierecht consequenties worden verbonden - buiten beschouwing laten. Toepassing van deze bepaling zou immers, gelet op het belang van één of beiden partijen bij de toegang tot de rechter, leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard.

4.2. De vorderingen van S. vallen in twee onderdelen uiteen. In de eerste plaats betreffen deze de uitgave van het boek en in de tweede plaats de wijze waarop G. c.s. zich tegenover derden hebben uitgelaten over de Atlas en het auteurschap van S. Ten aanzien van het boek wordt het volgende overwogen. (…) Nog daargelaten dat G. c.s. niet heeft aangetoond dat de gegevens zoals in de Atlas weergegeven niet het oorspronkelijk en persoonlijk stempel van S. dragen, rust voorshands ook, indien wordt uitgegaan van de stelling van G. c.s. dat S. slechts bestaande gegevens heeft verzameld, op haar als verzamelaar van die gegevens op grond van artikel 5, eerste lid, van de Auteurswet het auteursrecht op de Atlas. Van belang daarvoor is dat op grond van de gedingstukken, waaronder de eerdere publicaties van S., en het verhandelde ter terechtzitting, op dit moment voldoende aannemelijk is dat de Atlas onder leiding en toezicht van S. tot stand is gekomen.

4.3. Subsidiair heeft G. c.s. betoogd dat G. vanwege zijn inbreng in de totstandkoming van de Atlas als medeauteur daarvan moet worden aangemerkt. Ook daarin wordt G. c.s. voorshands niet gevolgd. Zoals hiervoor reeds overwogen is op dit moment voldoende aannemelijk, gelet op de eerdere versie van de Atlas, dat de Atlas tot stand is gekomen naar het ontwerp van en onder toezicht en leiding van S. Dat heeft tot gevolg dat ondanks de vormgeving door G. en de uitgebreide inspanningen die G. voor S. aan de Atlas heeft verricht, het auteursrecht daarvan op grond van artikel 6 van de Auteurswet uitsluitend op S. rust.

4.4. Meer subsidiair heeft G. c.s. een beroep gedaan op het in artikel 15a, eerste lid, van de Auteurswet vermelde citaatrecht. In dat kader heeft G. c.s. gesteld dat het boek is aan te merken als een studieboek of wetenschappelijke verhandeling over grafische vormgeving en dat de weergave van de twee pagina’s uit de Atlas daarin daarom is aan te merken als een rechtmatig citaat. Ten aanzien daarvan wordt overwogen dat S. niet heeft betwist dat het boek is aan te merken als een studieboek of wetenschappelijke verhandeling als bedoeld in artikel 15a Auteurswet. S. heeft in dat kader alleen gesteld dat haar persoonlijkheidsrechten als bedoeld in artikel 25 van de Auteurswet onvoldoende in acht zijn genomen en dat het citaat daarom niet voldoet aan het bepaalde in artikel 25 eerste lid, sub 3, van de Auteurswet. Daarin wordt S. voorshands niet gevolgd. Van belang daarvoor is het boek gaat over het werk van G. als vormgever en niet over hetgeen S. inhoudelijk met de Atlas naar voren wil brengen. G. c.s. heeft in dat kader betoogd dat de desbetreffende pagina’s uit de Atlas alleen zijn aangehaald om aan te tonen welke grafische vormgevingskeuzes G. in de Atlas heeft gemaakt. Gezien deze context komt het niet onbegrijpelijk voor dat, zoals door G. ook op bladzijde 81 van het boek is vermeld (zie hiervoor 2.4), hij de focus van de lezer heeft willen richten op de vormgeving van het weergegeven werk en niet op de tekstuele inhoud daarvan. De desbetreffende pagina’s van het boek bekijkende wordt met de wijzigingen die G. aldus op het origineel heeft aangebracht, dat effect ook bereikt. Voornamelijk de vormgeving van de desbetreffende pagina’s komt naar voren. Nu deze wijzigingen daarnaast voorshands als gering zijn aan te merken, is op dit moment onvoldoende aannemelijk dat in een bodemprocedure zal worden geoordeeld dat S. zich daartegen in redelijkheid met een beroep op artikel 25 van de Auteurswet kan verzetten. Van een aantasting van het werk, die nadeel aan de eer of goede naam van S. zou kunnen aanbrengen, is geen sprake.

4.5. Voor zover S. heeft betoogd dat zij in het boek niet als maker staat vermeld, wordt overwogen dat, zoals door G. c.s. is betoogd, S. op een drietal plaatsen in het boek wordt genoemd. Op een tweetal daarvan (zie hiervoor onder 2.5) staat S. daarbij expliciet als auteur van de Atlas vermeldt. Tevens is daarbij een verwijzing naar de uit de Atlas overgenomen tekeningen gemaakt. Voorshands zijn op die wijze de persoonlijkheidsrechten van S. in voldoende mate geëerbiedigd.

4.6. Over de vorderingen van S. die betrekking hebben op de uitlatingen van G. c.s. tegenover derden over de Atlas wordt het volgende overwogen. G. c.s. kan alleen verantwoordelijk worden gehouden voor uitlatingen die hij zelf heeft gedaan. Voor zover S. erover klaagt dat in de media haar auteurschap van de Atlas is miskend, wordt daaraan dan ook voorbijgegaan voor zover het om uitlatingen gaat die niet zijn gedaan door G. c.s. S. heeft allereerst gewezen op een interview met G. in NRC Handelsblad van 16 januari 2010, waarin wordt besproken dat G. grafisch ontwerper is en op dat moment de laatste hand legde aan de uitgave van de Atlas. Anders dan S. betoogt, presenteert G. zich in het interview niet als de auteur van de Atlas. Duidelijk is dat hij er als grafisch vormgever aan werkte. Daarom is in dit interview van schending van het auteursrecht van S. door G. geen sprake. Voorts stelt S. dat 010 bij de inschrijving van de Atlas voor de Best Verzorgde Boeken competitie 2010 ten onrechte geen melding heeft gemaakt van de inbreng en betekenis van S. voor de visuele kant van de Atlas. Zij miskent daarbij echter dat zij op het formulier als auteur is vermeld en dat het bij deze competitie gaat om de vormgeving van de ingeschreven boeken. Terecht heeft  010 dan ook (de studio van) G. als grafisch ontwerper vermeld. Dat S. als auteur van de Atlas ook intensieve bemoeienis heeft gehad met de vormgeving moge zo zijn, maar verplicht G. niet om haar naam  - naast die als auteur - nogmaals expliciet te noemen in verband met de vormgeving daarvan.

4.7. Uit het voorgaande volgt dat voorshands met de in geding zijnde opname in het boek van pagina's uit de Atlas geen inbreuk wordt gemaakt op de auteursrechten daarop van S. noch dat door G. c.s. anderszins onrechtmatig jegens S. wordt gehandeld. De vorderingen van S. zullen daarom worden afgewezen.

4.8. Shoshan zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van G. c.s. worden veroordeeld. G. c.s. heeft in dat kader op grond van artikel 1019h Rv een bedrag van in totaal EUR 17.781,00 gevorderd. Shoshan heeft de hoogte van dat bedrag echter uitdrukkelijk betwist. Gelet op het over en weer gestelde en mede gelet op hetgeen in het algemeen als gangbaar wordt beschouwd komt een bedrag van EUR 15.000,00 als door S. aan G.c.s. te vergoeden advocaatkosten redelijk en evenredig voor.

Lees het vonnis hier (pdf).

IEF 9665

Verslag van een mondeling overleg over auteursrechtbeleid, Kamerstukken I 2010/11, nr. 29 838 nr. C (vastgesteld 16 mei 2011)

Ook Eerste Kamercommissies vragen over Speerpuntenbrief

Uit het verslag dat gisteren is vastgesteld blijkt dat de eerdere Speerpuntenbriefdiscussie (o.a. hier op IE-Forum.nl) ook bij leden van de Commissie Justitie en de Commissie Economische Zaken met vragen zitten rondom de Speerpuntenbrief, hieronder enkele vragen geciteerd, lees het volledige verslag hier (link en dossier):

De heer De Vries (PvdA): Hoe gaat het met vergoedingen voor het kopiëren van cd's, dat op het ogenblik omvangrijker schijnt te zijn dan het downloaden van internet?

Mevrouw Duthler (VVD): Ik denk dan aan open standaarden en opensourcesoftware. Wil de staatssecretaris ook rekening houden met die ontwikkelingen die een enorme betekenis hebben voor de innovatie, niet alleen voor de ICT-sector maar vooral ook voor het Nederlandse en Europese bedrijfsleven, dat daardoor een stuk efficiënter en doelmatiger kan werken en behoorlijke productiviteitswinst kan realiseren?

De heer Franken (CDA): Ik ga akkoord met het niet toepassen van strafrecht, het niet afsluiten van sites en het niet hanteren van de "three strikes out"-benadering. We moeten wat dat betreft meer aansluiten bij de Europese meerderheid. Nu komt de staatssecretaris echter met het voorstel om alleen grootschalige inbreuken aan te pakken. Ik vraag mij af wat "grootschalig" is. Is dat een kwantitatief criterium? Wat is "evident"? Als de staatssecretaris zegt dat de marktpartijen terughoudend moeten zijn met betrekking tot de kleingebruikers -- hierbij denk ik aan consumenten -- laat hij toch een soort thuiskopie in stand in een bepaalde gedoogstructuur.

Mevrouw Quik-Schuijt (SP): Op zichzelf genomen zijn we het eens met de civielrechtelijke aanpak, maar op het moment dat de thuiskopieregeling wordt afgeschaft, is downloaden sowieso strafbaar op grond van artikel 31 van de Auteurswet. Hoe ziet de staatssecretaris dat? We zijn het ermee eens dat de individuele consument niet wordt aangepakt, maar welke garanties kunnen daarvoor gegeven worden?

De heer Holdijk (SGP): Ik ben benieuwd naar twee zaken die door anderen al genoemd zijn, ten eerste de kwestie van de civielrechtelijke dan wel strafrechtelijke handhaving van het downloaden uit illegale bron en ten tweede de kwestie van de auteursrechtcontracten.

Lees het volledige verslag hier (link en dossier)

IEF 9656

Vzr. Rechtbank Amsterdam 12 mei 2011 13.524 (ex parte Eredivisieclubs tegen Internet Dienstverlening B.V.)

Ex Parte tegen ISP

 

Vzr. ex parte Rechtbank Amsterdam 12 mei 2011 13.524 (ex parte Eredivisieclubs tegen Internet Dienstverlening B.V.)

Met dank aan Arnout Groen, Sven Klos & Laura van Gijn, Klos Morel Vos & Schaap.

In't kort. Auteursrecht. Live streaming en embedding. Eredivisieclubs verzoeken met succes de voorzieningenrechter om beslissing ex parte te nemen zodat websites met live streams van voetbaluitzendingen op zwart moeten worden gesteld door de ISP.  Uit het verzoekschrift volgt:

22. Het handelen van de lllegale websites is zonder enige twijfel een (dreigende) inbreuk  op de  auteursrechten van de verzoekers ten aanzien van de tv-registraties van de Eredivisie wedstrijden. De illegale websites maken immers illegale streams met tv-registraties van de eredivisievoetbalwedstrijden openbaar in de zin van artikel 1 jo. 12 lid 1 sub a Auteurswet zonder toestemming van de rechthebbenden (althans zij dreigen dat te gaan doen).

23. Het begrip 'openbaarmaken' moet worden uitgelegd conform artikel 3 lid 1 van de Auteursrechtrichtlijn ()Richtlijn 2001/29). Het ruime begrip openbaarmaking omvat - in de woorden van de Auteursrechtrichtlijn: iedere 'mededeling van werken aan het publiek' waaronder begrepen iedere 'beschikbaarstelling van hun werken voor het publiek op zodanige wijze dat deze leden voor van het publiek op een door hen individueel plaats en tijd toegankelijk zijn'. De daarbij gebruikte techniek is niet relevant. In Overweging 23 bij de Richtlijn wordt opgemerkt dat het begrip 'mededeling van werken aan het publiek' ruim moet worden uitgelegd.

24. Ook voor zover de streams niet van de illegale websites zijn, geldt dat deze via een embedded link aan het publiek beschikbaar worden gesteld, hetgeen met zich meebrengt dat er volgens vaste jurisprudentie sprake is van een openbaarmaking in auteursrechtelijke zin.

25. Er bestaat derhalve geen twijfel of de illegale websites tv-registraties van eredivisievoetbalwedstrijden openbaar maken in de zin van artikel. 12 Auteurswet. Nu deze openbaarmaking gebeurt zonder toestemming van verzoeksters, is sprake van 33n auteursrechtelijke inbreuk

26. De illegale websites bevinden zich fysiek op de servers van de gerekwestreerden. Zij zijn ten aanzien van de illegale websites (en de (dreigende) auteursrechtinbreuken die op die websites plaatsvinden) tussenpersonen in de zin van artikel 26 d auteurswet. 

Lees de beschikking hier (pdf)

IEF 9644

Besluit van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 4 mei 2011 tot algemeen verbindendverklaring van bepalingen van de CAO voor Huis-aan-Huisbladjournalisten, Stcrt. 2011, 6639

CAO Huis-aan-Huisbladjournalisten; Auteursrechtbepaling

Besluit van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 4 mei 2011 tot algemeen verbindendverklaring van bepalingen van de CAO voor Huis-aan-Huisbladjournalisten, Stcrt. 2011, 6639

Bepaling rondom het auteursrecht in de vandaag gepubliceerde algemeen verbindendverklaring van de CAO voor Huis-aan-Huisbladjournalisten. Opvallende auteursrechtbepalingen door de redactie gearceerd.

Artikel 12 Auteursrecht

1. Indien van een door een journalist in het kader van zijn dienstbetrekking gemaakt werk een ander gebruik wordt gemaakt dan ten behoeve van het blad of bladen waarvoor de journalist krachtens zijn arbeidsovereenkomst is aangesteld, is daarvoor toestemming vereist van zowel werkgever als journalist.
2. Onder werk waarvan gebruik gemaakt wordt ten behoeve van het blad of bladen waarvoor de journalist krachtens zijn arbeidsovereenkomst is aangesteld, wordt ook verstaan werk, waarvan gebruik gemaakt wordt binnen enigerlei vorm van vast redactioneel samenwerkingsverband en werk ten behoeve van incidentele, gezamenlijke journalistieke producties binnen hetzelfde concern.
3. Het in lid 1 bedoelde en hierna in de leden 4 t/m 7 verder uitgewerkte vereiste blijft ook na beëindiging van de arbeidsovereenkomst van kracht.
4. Indien een journalist een ander gebruik wil maken van zijn in dienstverband tot stand gekomen werk dan voor het blad of de bladen waarvoor hij is aangesteld, mag de werkgever zijn toestemming tot verder gebruik slechts onthouden, in de gevallen genoemd in artikel 11.
5. Indien een werkgever een ander gebruik – mits niet voor advertentiedoeleinden – van het werk van een journalist wil maken dan voor het blad of de bladen waarvoor deze is aangesteld, mag de journalist zijn toestemming tot verder gebruik slechts onthouden:
a. hetzij om redenen van principiële aard, verband houdende met het journalistieke karakter, de aard of richting van het publiciteitsorgaan;
b. hetzij als de inhoud van het werk in overwegende mate wordt gewijzigd of aangetast;
c. hetzij als hem geen redelijke vergoeding wordt aangeboden.
6. Indien de werkgever aan de journalist een redelijke vergoeding aanbiedt, en in redelijkheid niet kan weten of vermoeden dat de journalist het in het vorige lid sub a genoemde bezwaar zal aanvoeren, behoeft hij in spoedeisende gevallen geen toestemming vooraf van de journalist.
7. Voor de bepaling van wat een redelijke vergoeding is wordt gelet op hetgeen bij de betrokken onderneming gebruikelijk is, voor zover dit niet te ver in ongunstige zin afwijkt van hetgeen bij andere huis-aan-huisbladondernemingen gebruikelijk is.