Auteursrecht  

IEF 4768

Modelcontracten

mlv.gifKamervragen  nr. 2524,  2e  Kamer. Vragen van het lid Vos (PvdA) aan de ministers van Economische Zaken en van Justitie over prijsafspraken in modelcontracten voor schrijvers en vertalers. (Ingezonden 10 juli 2007); Antwoord

`De wenselijkheid van een wettelijke regeling die collectieve onderhandelingen tussen auteurs en exploitanten van auteursrechtelijk beschermd werk over (minimum)tarieven en royalty’s mogelijk maakt, zal worden bezien in het kader van het wetsvoorstel Auteurscontractenrecht. Het streven is erop gericht het wetsvoorstel nog dit jaar formeel in procedure te brengen.`

Lees de vragen en antwoorden hier.

IEF 4763

Heffingsberichten

FTVN.gifKamervragen nr. 2070800660. Vragen van het lid Teeven (VVD) aan de minister van Justitie over de kopieerheffing die door de Stichting Reprorecht wordt opgelegd aan winkeliers. (Ingezonden 26 september 2007)

1. Klopt het dat kopieerheffingen worden berekend naar rato van het aantal werknemers dat bij een winkelbedrijf in dienst is? (Algemeen Dagblad, 24 september 2007, ‘winkeliers vechten kopieerheffing aan’)

2. Was het u bekend dat de Stichting Reprorecht onderzoek laat verrichtten naar het kopieergedrag van werknemers bij bedrijven en instellingen? Bent u bekend met de inhoudelijke uitkomst van die onderzoeken? Zo ja, kunnen die uitkomsten ter kennis van de Kamer worden gebracht?

3. Zijn er voorschriften waaraan de Stichting Reprorecht zich moet houden als het gaat om bezwaar- en beroepsprocedures?

4. Klopt het dat de Stichting Reprorecht heffingen incasseert van bedrijven en instellingen op basis van schattingen en niet op basis van onderzochte cijfers?

5. Is het waar dat er nooit eerder problemen waren tussen de Stichting Reprorecht en de ondernemers die niet konden worden opgelost?

6. Voldoet de Stichting Reprorecht met haar handelswijze aan de maatstaven en criteria die moeten worden gehanteerd volgens de Auteurswet?

IEF 4760

Toch wel gelukkig

bao.gifBoekblad.nl bericht over het vonnis in de zaak Bzztôh-Verba (Het Boek Met Alle Antwoorden, zie: IEF 4712, 20 september 2007), de zaak waarin de gevorderde schade €62.876,80 bedroeg, welk bedrag , na herberekening door de rechter, voor de verschenen inbreukmakende uitgever en de niet verschenen inbreukmakende auteur werd gematigd tot (hoofdelijk) €13.200,00, maar waarin de inbreukmakende auteur bij verstek ook nog werd veroordeeld tot (en nu niet hoofdelijke) betaling van het gevorderde restbedrag van (€62.876,80 - €13.200,00 =) €49.676,80. De feitelijke herberekening door de rechter ging in verstek dus niet op.

In Boekblad blijkt de verliezende uitgever wel gelukkig: “Frits Ruitenberg, directeur/eigenaar van uitgeverij Verba, is het ‘niet eens' met de uitspraak. ‘De boeken lijken een beetje op elkaar, maar Dit lost alles op is totaal anders: qua formaat, illustraties en beeld.' Omdat de schade op de auteur wordt verhaald - hij heeft immers de tekst geleverd - is Ruitenberg toch wel gelukkig met de uitspraak. Hij heeft geen antwoord op de vraag of de auteur in hoger beroep gaat. ‘Gerhardt Mulder zwerft ergens over de wereld rond en we kunnen hem niet bereiken.'”

Lees het bericht hier (alleen abonnees Boekblad).

IEF 4759

In de maatvoering

fb-lp-S.gifVzr. Rechtbank Haarlem, 21 september 2007, KG ZA 07-435, QDesign C Ltd. Tegen Fatboy teh Original B.V. (met dank aan diverse inzenders).

Auteursrecht. Haarlemse Fatboy-zaak. In (letterlijke) navolging van de Rechtbank Den Bosch neemt ook de voorzieningenrechter Haarlem aan dat de Fatboy the Original een oorspronkelijk werk betreft dat voor auteursrechtelijke bescherming in aanmerking komt.

Het vonnis spitst zich toe op de maatvoering 140 cm x 180 cm. De andere maten van gedaagdes Lounge Pillow worden niet verboden en met betrekking tot alle andere maten moet Fatboy een eerdere brief aan twee afnemers van gedaagde rectificeren. Dat de vordering in conventie niet en die in reconventie wel het IE-recht betreft, zou kunnen wat betreft de proceskosten kunnen leiden tot een ‘niet te rechtvaardigen gevolg’, maar gelukkig komen beide partijen er onderling uit.

Wat Fatboy is en produceert mag inmiddels als algemeen bekend worden verondersteld. In deze zaak neemt zij het op tegen eiseres en groothandelaar Qdesign, die via verschillende distributeurs onder meer zitzakken onder de naam Lounge Pillow op de markt brengt, in diverse maten.

Voorafgaand aan het kort geding heeft Fatboy met betrekking tot deze, naar haar mening inbreukmakende,  zitzakken niet alleen gedaagde Qdesign maar ook enkele afnemers aangeschreven. Qdesign maakt hiertegen in conventie bezwaar. In reconventie vordert Fatboy, kort gezegd, een verbod op de zitzakken en poefproducten van eiseres.  Beide vorderingen worden, zij het met beperkingen, toegewezen.

Met betrekking tot het betwiste auteursrecht op de Fatboy The Original en de gestelde inbreuk door QDesign overweegt de voorzieningenrechter als volgt:

“5.5. (…) Hoewel het Bossche vonnis is gewezen in een procedure waarbij Qdesign geen partij was, en dat vonnis tussen beide partijen in onderhavig kort geding geen gezag van gewijsde heeft, vormt de genoemde uitspraak van de bodemrechter, dat door een meervoudige kamer is gewezen, wel een belangrijk gezichtspunt, dat bij de beoordeling in her onderhavig kort geding meeweeg. Voorts geldt dat de juistheid van de historische analyse van de herkomst, die Qdesign heeft onderbouwd door overlegging van een verklaring van dr. T.R.A.d e Rijk, Associate Professor Geschiedenis van het Industrieel Ontwerpen aan de Technische Universiteit Delft, niet aanstonds overtuigt en nader onderzoek vergt, waarvoor een kort geding zich naar zijn aard niet leent. Gelet op het oordeel van de rechtbank 's-Hertogenbosch gaat ook de voorzieningenrechter voorshands ervan uit dat de Fatboy the Original een oorspronkelijk werk betreft dat voor auteursrechtelijke bescherming in aanmerking komt.”

“5.6. Vervolgens dient de vraag te worden beantwoord of sprake is van inbreuk op het auteursrecht van Fatboy. (…) Uit de conclusie van antwoord volgt voorts dat Fatboy thans uitsluitend stelt dat Qdesign met verhandeling van de Lounge Pillow van 140 cm x 180 cm inbreuk maakt op het auteursrecht op de Fatboy the Original.”

“ 5.8. (…) Gelet op de punten van overeenstemming, door Fatboy aangevoerd, zoals de identieke, naar buiten uitstekende platte rand (de zogenoemde Engelse naad), de uitvoering in vergelijkbaar materiaal en kleuren en de maatvoering, is het totaalbeeld van de beide zitzakken hetzelfde. Met Fatboy is de voorzieningenrechter van oordeel dat de verschillen tussen de beide zittakken, zoals het binnenwerk, de lengte en uitvoering van de sluitingen, het stiksel en de breedte van de rand, en het ontbreken van het label en het zwarte handvat bij de Lounge Pillow, van ondergeschikte betekenis zijn, zodat deze niet kunnen leiden tot het oordeel dat de totaalindruk van de Lounge Pillow anders is dan die van de Fatboy the Original. De voorzieningenrechter is voorshands van oordeel dat de Lounge Pillow in de maatvoering 140 cm x 180 cm auteursrechtelijk inbreuk maakt op de Fatboy the Original van Fatboy.

Met betrekking tot de vordering in conventie, de gestelde onrechtmatige brieven aan afnemers van de Lounge Pillow, overweegt de voorzieningenrechter:

5.9. De voorzieningenrechter overweegt dat de brief die Fatboy aan Loods 5, genoemd
onder 2.7, die zoals ter zitting is komen vast te staan eveneens is verzonden aan de vennootschap genaamd Paperwhite, onvoldoende duidelijk maakt dat de bewaren van Fatboy uitsluitend zien op de Lounge Pillow in de maatvoering 140 cm x 180 cm. Dat zal bij de geadresseerden de indruk hebben kunnen doen instaan dat de rechtbank 's-Hertogenbosch alle Lounge Pillow en Lounge Pouf producten als inbreuk heeft beschouwd terwijl dat niet het geval is, daar bedoeld vonnis uitsluitend ziet op een zitzak met de maatvoering 140 cm x 180 cm. De stelling van Fatboy dat Qdesign geen belang heeft bij haar vorderingen voor zover deze zien op de Lounge Pillow producten in de andere maatvoeringen, gaar in dat licht dan ook niet op. Ter zitting heeft Fatboy voorts laten weten bereid te zijn om de brieven zoals door Qdesign gevorderd, te verzenden.”

De vorderingen in conventie en reconventie worden beide, zij het met beperkingen, toegewezen, met als gevolg dat beide partijen worden veroordeeld tot het betalen van elkaars proceskosten:

“5.12. Op verzoek van de voorzieningenrechter hebben partijen in de schorsing van de zitting geprobeerd overeenstemming te bereiken over de (volledige) kostenveroordeling die een partij in geval van verlies van de procedure aan de andere partij verschuldigd zou worden. De voorzieningenrechter heeft dit verzoek mede gedaan omdat de vordering in conventie mogelijk niet als een procedure betreffende intellectuele eigendomsrechten beschouwd zou kunnen worden nu de grondslag is gelegen in de sleutel van de onrechtmatige daad, terwijl de vordering in reconventie duidelijk een procedure betreft als bedoeld in artikel 1019h Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Dat zou tot het niet te rechtvaardigen gevolg leiden dat de verliezende partij in conventie een vergoeding voor het procureursalaris van EUR 816,- toegewezen zou krijgen en de verliezende partij in reconventie een kostenveroordeling die maximaal zou neerkomen op de door Fatboy in dat verband gevorderde EUR 15.000,--. Na hervatting van de zitting hebben partijen laten weten te zijn overeengekomen dat zowel in conventie als in reconventie voor beide partijen de proceskosten kunnen worden begroot op EUR 5.000,--. De voorzieningenrechter zal dan ook dienovereenkomstig een proceskostenvergoeding toekennen.

5.13. Fatboy zal als de in het ongelijk gestelde partij in conventie in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Qdesign worden begroot op EUR 5.000,--.

5.14. Qdesign zal als de in het ongelijk gestelde partij in reconventie in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Fatboy worden begroot op EUR5.000,00.”

Lees het vonnis hier. Grotere afbeelding (vlnr. Fatboy the Original en de Lounge Pillow met maatvoering 140x180 cm van Qdesign) hier.

IEF 4755

Opgenomen in het kinetisch schema

kinsch.gifGerechtshof ’s-Gravenhage, 20 september 2007, rolnummers 97/1213 en 97/1214, Mol tegen Technip Benelux B.V. (met dank aan Olaf Trojan en Michel Veltman, Simmons & Simmons).

Twee tussenarresten in een 2e Technip-zaak. De tussenarresten zien uiteindelijk op het leveren van tegenbewijs met betrekking tot de vraag wie auteursrechthebbende is op het programma SPYRO, maar het hof concludeert in de arresten echter ook dat het programma en het daarvan onderdeel uitmakende kinetische schema wel een auteursrechtelijk beschermd werk is.

In de onderhavige zaak stelt Technip dat Mol middels het programma PHENICS inbreuk maakt op haar auteursrecht. Mol stelt als verweer o.a. dat het programma SPYRO van Technip geen werk is en dat het, als dit wel zo zou zijn, het dan niet duidelijk is wie de auteursrechthebbende op SPYRO is.

Over die laatste stelling mag Mol nader bewijs leveren, over de eerste is het hof vrij duidelijk:

“29. Gelet op voormelde rapporten en (getuigen)verklaringen gaat het hof ervan uit dat Spyro een eigen oorspronkelijk karakter bezit en het persoonlijk stempel van de van de maker draagt. Hoewel de chemische reactievergelijkingen, opgenomen in het kinetisch schema dat de kern van het programma vormt, op zichzelf gebaseerd zijn op objectieve wetenschappelijke gegevens, blijkt uit het bovenstaande voldoende dat het schema de vrucht is van een subjectieve selectie van die gegevens met het oog op het al dan niet opnemen daarvan in het schema. Dat geldt zowel voor de selectie van de reactievergelijkingen als voor de wijze van lumping. Om hun doel te bereiken (in de woorden van prof. Moulijn: een goed werkend simulatiepakket) hadden de ontwerpers kennelijk de ruimte om creatief met de objectieve wetenschappelijke gegevens en wetmatigheden om te gaan. Van die creatieve ruimte hebben zij ook gebruik gemaakt. Gelet in het bijzonder ook op de verklaring van getuige Losco vergde ook de omzetting van het schema in computertaal en een optimaal werkend programma creativiteit. Voorts valt uit de verklaringen en het de deskundigenbericht van prof. Moulijn af te leiden dat het programma complex is em de ontwikkelingen daarvan vele jaren in beslag heeft genomen. Op zichzelf is dat niet voldoende om aan te nemen dat sprake is van een auteursrechtelijk beschermd werk, maar gelet op het bovenstaande zijn die omstandigheden daarvoor in casu wel een extra aanwijzing.

30. Hetgeen Mol in zijn akte na het laatste tussenarrest stelt over deze verklaringen doet niet (voldoende) af aan het bovenstaande, nu daaruit niet valt af te leiden dat geen sprake is van voormelde subjectieve selectie/keuzes. Dat volgt ook niet uit de verklaring van Ranzi, waarop Mol in het bijzonder wijst. Anders dan Mol lijkt te stellen, verklaart Ranzi dat de opvolging van chemische reacties van belang is. Ook uit zijn verklaring dat zij moesten werken met duizenden chemische reacties valt af te leiden dat subjectieve keuzes gemaakt moesten worden. Dat Losco verklaart over de creatieve arbeid die gemoeid was met het omzetten van de chemische reacties in computertaal, betekent uiteraard niet dat hij van oordeel is dat met het ontwerpen van het kinetisch schema geen auteursrechtelijk relevante scheppende arbeid gemoeid was. Daarover verklaart hij niets.

31. Het bovenstaande brengt mee dat het hof ervan uitgaat dat naar Nederlands recht en het recht van de overige EU-lidstaten sprake is van een auteursrechtelijk beschermd werk.”

Lees de arresten hier.

IEF 4747

Nooit openbaar gemaakt (3)

Margriet Koedooder (De Vos & Partners): Reactie voor de fans van Eddy en Danny van Passel. Reactie naar aanleiding van reacties op dit eerdere bericht. Zie ook deze eerdere reactie  van Joris Deene.

"Ik ontving een aantal reacties van voornamelijk Belgische fans van de broers Eddy en Danny van Passel. Zij schreven mij dat de beide broers wel degelijk beroemd zijn, bijv. doordat zij in 1988 ‘een belangrijk festival wonnen voor Nederland met het prachtige lied ‘Lovers until the end’. Dit festival blijkt nota bene het Cesme Music Festival in Turkije geweest te zijn (maar ja, dat is wel al weer twintig jaar geleden). Mij is verder onder de neus gewreven dat de broers in 1993 nota bene op nummer 1 stonden in diverse landen in Zuid Oost Azië met het liedje ‘Dying Inside To Hold You’, welk liedje daarna vaak is gecovered. De broers hadden al in 1990 een ‘werelddeal’ gesloten met EMI Music Publishing. Hoezo onbekend? Ik ben vast ‘een riooljournaliste’ want zoveel onnozelheid …. etc.? Nu sluiten alle ‘major’ muziekuitgeverijen vrijwel altijd een ‘werelddeal’ met hun auteurs, dus van dit laatste argument was ik toch niet zo ondersteboven. Maar het is natuurlijk wél onvergeeflijk dat ik de hiervoor genoemde resultaten van de broers  - in vergelijking tot de muzikale staat van dienst van R. Kelly (zijn strafrechtelijke staat van dienst mag er óók zijn) of  Michael Jackson – slechts heb afgedaan met het woord ‘onbekend’. Ik verwijs een ieder naar de weblog van de broers: www.bloggen.be/vanpasselbrothersmusic. Daar aangekomen zal dan blijken dat de broers nog steeds actief zijn in songfestivalland en ook nog regelmatig muziek van hen te horen is op geluidsdragers van anderen. Bij deze!

Maar tot heden heeft niemand - ook de boze briefschrijvers niet – aangegeven op welke wijze R. Kelly feitelijk kennis heeft kúnnen krijgen van het oudere werk van de Van Passels. De broers – én de briefschrijvers - verwijzen op hun website louter naar de diverse, in het arrest genoemde geboortedata van de twee werken, waaruit wel móet blijken dat ‘R. Kelly ónze demo aan Michael Jackson voorstelde’. Maar het punt is: daar blijkt dat juist niét uit.

Uit het arrest blijkt dat de vijf noten uit het werk van de Van Passels, slechts een klein onderdeel zijn van het refrein en dus een nóg kleiner onderdeel van de compositie zijn terwijl het Hof tevens constateert dat door de eeuwen heen, deze vijf opeenvolgende tonen inspirerend hebben gewerkt op vele andere componisten. Het gaat – om het eens anders te zeggen – hier kennelijk om een banaal deuntje. Maar dat deuntje van 5 noten wordt in het werk van R. Kelly wel tien keer herhaald, en dát acht het Hof  uiteindelijk doorslaggevend voor de ‘overeenstemmingsvraag’. Maar overeenstemming alleen is niet genoeg. Joris Deene stelt in zijn reactie op mijn artikel terecht vast dat het auteursrecht enkel beschermd tegen ontlening. Het was dus in beginsel aan de broers Van Passel de ontlening door R. Kelly te bewijzen, ware het niet dat in België de bewijslast in deze is omgekeerd.

In Nederland is in 1992 door de Hoge Raad in het Barbie-arrest de stelplicht los gelaten en de bewijslast met betrekking tot de ontlening omgekeerd. Het vermoeden van ontlening blijkt uit een bepaalde mate van overeenstemming tussen twee werken. Welke mate precies is niet helemaal duidelijk. Wél is duidelijk dat een vermoeden van ontlening moet worden ontzenuwd door de gedaagde partij. In de Belgische zaak is R. Kelly daar onvoldoende in geslaagd. Een toevallige overeenstemming werd in Nederland al niet snel aangenomen, blijkens de rechtspraak. In België gaat men nog een stapje verder, zo lijkt de conclusie na het arrest, door ontlening aan te nemen daar waar er (blijkens de tekst van het arrest) geen gedegen vermoeden van ontlening door R. Kelly kán zijn, doordat het werk van de beide broers nooit is uitgebracht en iedere ‘publieke verspreiding’ van het werk is uitgebleven. R. Kelly gaf desgevraagd aan dat hij de beide broers nooit heeft ontmoet en ook nooit werk van hen had gehoord toen hij zijn compositie schreef. Alleen al gelet op de geografische afstand en het zeer verschillende genre waarin beide partijen opereren lijkt mij dat op zichzelf niet onaannemelijk. Hebben de beide broers ooit een demo met het werk aan R. Kelly gezonden? Hadden zij destijds contact met R. Kelly? Zijn er andere overeenstemmende factoren aan te wijzen die het ook maar enigszins denkbaar kunnen maken dat R. Kelly wel degelijk bekend had kunnen zijn met beide broers en/of hun werk? Niets van dat alles blijkt uit het arrest. Wél blijkt uit het arrest dat vijf op zichzelf banale, veel gebruikte noten door R. Kelly keer op keer zijn herhaald in zijn werk ‘You Are Not Alone’. Hoe bewijst iemand dat hij die vijf veel gebruikte noten niet heeft opgepikt van de eisende partij?

Het Hof besluit dat partij Kelly niét bewijst en zelfs niet aannemelijk maakt dat hij met de melodie ‘You are not alone’ een zelfstandig werk heeft geschreven. Dat hij in de procedure bijna niets heeft losgelaten over de ontstaansgeschiedenis van zijn werk (en gelet op de releasedatum van het album wellicht heeft gejokt over de datum waarop het werk door hem is geschreven) is bepaald niet handig gebleken. Maar – zoals de boze briefschrijvers en beide broers in hun weblog mij willen doen geloven – dat het later aanmelden van een muziekwerk bij een collectieve rechtenorganisatie ongebruikelijk (en kennelijk daarom verdacht) is, is onjuist. Ik ken zelf vele voorbeelden van auteurs die pas achteraf werken opgeven aan hun collectieve rechtenorganisatie. Dat doen ze, omdat ze weten dat het nog zeker 1 a 1,5 jaar duurt voordat op zijn vroegst het eerste geld voor het gebruik van hun muziekwerk tot uitkering kán komen. Men meent dus alle tijd te hebben voor een aanmelding."

Margriet Koedooder
De Vos & Partners Advocaten  
Amsterdam, 24 september 2007

IEF 4746

In gallop

hrs.gifRechtbank Arnhem, 26 juni 2007, KG ZA 07-287, Jes Games B.V. & Woedend! Games B.V.  tegen YVE Holding B.V. & B (met dank aan Arnout Groen, De Brauw Blackstone Westbroek). 

Kort geding over makerschap en werk met betrekking game-format paardrijsimulator (een soort flight-simulator).

Gedaagde B. heeft bij notariële akte een document van twee pagina’s in bewaring gegeven, met daarin  onder meer het idee dat meisjes (geen jongens, waarom blijft onduidelijk) kunnen leren paardrijden d.m.v. een computerspel (Horse!), waarin zij a.h.w. zelf op het paard zitten.

Tezamen met de houdstermaatschappij van B, YVE Holding, is samen met twee andere vennootschappen JES Games opgericht. YVE Holding werd bestuurder van JES. Vervolgens werd een managementovereenkomst gesloten waarbij YVE als opdrachtnemer het creatieve management voerde bij opdrachtgever JES. YVE Holding heeft met instemming van JES Games B. aangesteld als creatief manager van JES Games. JES Games heeft op enig moment Woedend! Games ingeschakeld voor de ontwikkeling van een computerspel over paardrijden.

YVE Holding wordt vervolgens ontslagen als bestuurder en JES Games zegt de managementovereenkomst op. Atari krijgt vervolgens van JES de opdracht de game verder te ontwikkelen en de rechten worden overgedragen. De raadsman van B en YVE schrijft vervolgens Atari aan dat de verkoop alleen kan doorgaan, wanneer B ook haar auteursrechten overdraagt.

Volgens de Voorzieninenrechter zijn die mededelingen t.a.v. het auteursrecht niet juist.

Van de zijde van eisers zijn kleurenprints overgelegd van afbeeldingen die in het spel Horse! te zien zijn, als ook een kleurenprint van de dvd Horse! en van de dvdbo, waarop de naam Woeden! Games staat. De naam B. of YVE Holding staat niet op de prints. Woedend! Games is dus op grond van art. 4 Aw de maker van Horse! moet worden gehouden.

“4.6.  Gedaagden baseren het makerschap van B. op art. 6 Aw en stellen dat sprake is van een ontwerp van B. en dat Horse! op basis van dit ontwerp en onder haar leiding en toezicht is gemaakt.  (…) Voor zover gedaagden met hun beroep op de inbewaringgeving van ideeën bij notaris hebben betoogd dat de reeds gedeponeerde ideeën auteursrechtelijk zijn beschermd, faalt dat verweer. De overgelegde kopie van het document dat B. op 9 januari 2004 bij de notaris heeft gedeponeerd, bevat wel het idee voor een spel waarin de speler als het ware zelf paardrijdt in een realistische omgeving - er wordt de vergelijking met een flight simulator gemaakt - maar dat idee wordt in het document niet, althans onvoldoende, geconcretiseerd. Er wordt niet gedetailleerd beschreven hoe het spel eruit moet komen te zien. Daardoor is het document geen werk met een eigen oorspronkelijk karakter dat het persoonlijk stempel van de maker draagt. Dit geldt te meer omdat gedaagden niet de stelling van eisers hebben weersproken dat er al realistische -first person- computer paardrijdspellen op de markt waren voordat B. haar ideeën heeft gedeponeerd.

4.8.  Het beroep dat gedaagden doen op art. 6 Aw slaagt niet. Voor een geslaagd beroep op art. 6 Aw moet aannemelijk zijn dat Horse! is gemaakt naar een geheel of gedeeltelijk ontwerp van B.. Gedaagden stellen dat wel maar onderbouwen die stelling niet.
Zij hebben niets overgelegd waaruit dat blijkt. Dat B. medewerkers van Woedend! Games heeft meegenomen naar maneges is onvoldoende om aan te nemen dat Horse! door B. is ontworpen. De bezoeken kunnen ook bedoeld zijn geweest om de ontwerpers van Woedend! Games een beeld te geven van B.s idee zodat de ontwerpers van Woedend! Games beter in staat zouden zijn om op basis van dat - zoals hiervoor is overwogen - op zichzelf niet auteursrechtelijk beschermde idee, zelf een ontwerp voor Horse! te maken. Ook het enkele feit dat B. was aangesteld als creatief manager en haar kennelijk regelmatige aanwezigheid bij Woedend! Games (…) is onvoldoende om aan te nemen dat Horse! de creatie van B. is.”

De overige overwegingen t.a.v. rechtsgeldigheid van het aandeelhoudersbesluit tot verkoop en de vertegenwoordigingsbevoegdheid van de bestuurder die de verkoopovereenkomst sloot gaan het bestek van IEForum te buiten. Hiervoor wordt u verwezen naar het vonnis.

Lees het vonnis hier.

IEF 4736

Eerst even voor jezelf lezen

Vzr. Rechtbank ’s-Hertogenbosch, 17 september 2007, LJN: BB3761. Forum Hypotheken & Beleggingen B.V. tegen Lorest B.V. c.s.

“Voorop wordt gesteld dat naar vaste jurisprudentie het gebruik van een domeinnaam als het voeren van een handelsnaam in de zin van de Handelsnaamwet kan worden aangemerkt. Aangenomen moet worden dat een onderneming die zich bedient van een domeinnaam deze doorgaans gebruikt om zich aldus tot het publiek te richten.”

Lees het vonnis hier.

Rechtbank Arnhem, 8 augustus 2007, LJN: BB3604, in de zaken Rijnconsult tegen gedaagde en in de zaak Institut [eigennaam] France Europe S.A tegen gedaagde.

“Rijnconsult stelt dat zij met betrekking tot de intellectuele eigendomsrechten (het merkenrecht en het op de vragenlijsten, handboek en ondersteunende teksten rustende auteursrecht) over een exclusieve licentie beschikt voor de Nederlandse markt en dat gedaagde in conventie/eiser in reconventie daarop inbreuk maakt door zich als gecertificeerd in HBDI te presenteren en gebruik te maken van de "officiële HBDI-materialen" en het logo en de diagrammen van HBDI, zulks terwijl gedaagde in conventie/eiser in reconventie niet is gecertificeerd en gelicentieerd in HBDI. “

Lees het vonnis hier.  

IEF 4719

Eerst even voor jezelf lezen

Rechtbank Arnhem, 26 juni 2007, KG ZA 07-287, Jes Games B.V. & Woedend! Games B.V.  tegen YVE Holding B.V. & Brinkman (met dank aan Arnout Groen, De Brauw Blackstone Westbroek)

“Voor zover gedaagden met hun beroep op de inbewaringgeving van ideeën bij notaris Van Hoff hebben betoogd dat de reeds gedeponeerde ideeën auteursrechtelijk zijn beschermd, faalt het verweer (…) De overgelegde kopie van het document dat Brinkman op 9 januari 2004 bij de notaris heeft gedeponeerd, bevat wel het idee voor een spel waarin de speler als het ware zelf paardrijdt in een realistische omgeving – er wordt een vergelijking met een flight simulator gemaakt – maar dat idee wordt in het document niet, althans onvoldoende geconcretiseerd.”

Lees het vonnis hier.

IEF 4717

De oude catalogus

Gerechtshof ’s-Hertogenbosch, 5 september 2007, LJN: BB3959. Curatoren tegen Gedaagden. 

Partijen zijn bij vaststellingsovereenkomst overeengekomen niet verder te procederen. De overeenkomst betreft de SENA-rechten van de Oude Catalogus, een omvangrijk bestand van vóór 1 april 1990 gerealiseerde geluidsopnamen van diverse artiesten, waaronder de Zangeres Zonder Naam, bestemd voor exploitatie (zie ook: IEF 4254, 25 juni 2007). Verzoeker beroept zich i.c. op dwaling.

In het kader van een viertal lopende procedures bij de rechtbank Roermond,  hebben de betrokken partijen een aantal (proces)afspraken gemaakt, vastgelegd in een vaststellingsovereenkomst, waarvan de afspraak onder 6 luidt:  “De Amsterdamse rechtbank zal in kort geding beslissen of de SENA-rechten [hof: dit zijn naburige rechten] van de Oude Catalogus aan de [Y.]groep toevallen of aan [X.] BVBA. Partijen verklaren de uitspraak als bindend en zullen daarvan niet in hoger beroep gaan. (…).”

In de onderhavige zaak stelt het Hof Den Bosch dat verzoeker aan de overeenkomst is  gebonden zolang de bodemrechter die overeenkomst niet heeft vernietigd. Het verzoek tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor levert tot die tijd misbruik van bevoegdheid op, althans een zwaarwegende omstandigheid om het verzoek af te wijzen. Gelet op de bijzondere aard en inhoud en het doel van de afspraak onder 6 - namelijk dat daarin afstand wordt gedaan van het recht om verder te procederen – levert die bepaling een zwaarwichtig bezwaar op om het verzoek te honoreren. Het hof bekrachtigt de beschikking waarvan beroep.

Lees het arrest hier.